Stcrt. 2002, 125, datum inwerkingtreding 06-07-2002, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-07-2002.
-
a. de middelen die deze ontvangt ten behoeve van het levensonderhoud van een niet in
de bijstand begrepen persoon;
-
b. kinderbijslag ontvangen ten behoeve van zijn in of buiten Nederland woonachtige kinderen;
-
c. de kinderkorting en de aanvullende kinderkorting, bedoeld in hoofdstuk 8 van de Wet
inkomstenbelasting 2001;
-
d. huursubsidie ontvangen op grond van de Huursubsidiewet, of een bijzondere bijdrage
in de huurlasten ontvangen op grond van artikel 26b van die wet;
-
e. vergoedingen en tegemoetkomingen voor, alsmede de vermindering of teruggave van, loonbelasting
of inkomstenbelasting en van premies volksverzekeringen op grond van kosten die niet
tot de algemeen noodzakelijke bestaanskosten behoren, tenzij voor deze kosten bijstand
wordt verleend;
-
f. vrije vergoedingen en vrije verstrekkingen als bedoeld in Hoofdstuk IIA van de Wet
op de loonbelasting 1964, tenzij voor deze vergoedingen en verstrekkingen bijstand
wordt verleend;
-
g. inkomsten uit arbeid van de tot zijn last komende kinderen, alsmede door hen ontvangen
werkloosheids- en arbeidsongeschiktheidsuitkeringen, tenzij het de verlening van bijzondere
bijstand betreft voor bijzondere noodzakelijke kosten van het bestaan van die kinderen;
-
h. rente ontvangen over op grond van artikel 52, eerste lid, onderdelen b, c en d, niet
in aanmerking genomen vermogen en spaargelden;
-
i. een eenmalige premie voor het voltooien van een scholing of opleiding als bedoeld
in artikel 114, voor zover een bedrag van f 2670,-
[Red: per 6 juli 2002: € 1.285,00]
niet wordt overschreden;
-
j. premies die al dan niet eenmalig boven het rechtens geldende loon worden verstrekt
voor het aanvaarden of behouden van arbeid, voor zover deze premies binnen een tijdvak
van een jaar te zamen minder bedragen dan f 3970,-
[Red: per 6 juli 2002: € 1.906,00]
;
-
k. een uitkering in verband met geleden immateriële schade voor zover dit, gelet op de
aard en de hoogte van de uitkering, uit een oogpunt van bijstandsverlening verantwoord
is;
-
l. de eenmalige uitkering toegekend aan oud-mijnwerkers in verband met silicose;
-
m. inkomsten uit arbeid tot f 181,-
[Red: per 6 juli 2002: € 87,00]
per maand, alsmede de helft van het meerdere tot een maximum van in totaal f 332,-
[Red: per 6 juli 2002: € 160,00]
per maand, beide voor zover hij algemene bijstand ontvangt en behoort tot een categorie
van personen voor wie een of meer van de verplichtingen bedoeld in artikel 113, eerste
lid, niet gelden op grond van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 107, tweede
lid, of 113, vierde lid;
-
n. inkomsten uit arbeid tot f 181,-
[Red: per 6 juli 2002: € 87,00]
per maand, alsmede de helft van het meerdere tot een maximum van in totaal f 332,-
[Red: per 6 juli 2002: € 160,00]
per maand, beide voor zover hij algemene bijstand ontvangt en hij behoort tot een
categorie van personen die overeenkomstig een verordening van het gemeentebestuur
om redenen van medische of sociale aard is aangewezen op het verrichten van arbeid
in deeltijd;
-
o. de eenmalige uitkering ingevolge de Uitkeringswet tegemoetkoming twee tot vijfjarige
diensttijd veteranen;
-
p. subsidies die op grond van artikel 3 van de Wet inschakeling werkzoekenden worden
verstrekt voor het onverplicht, in georganiseerd verband, verrichten van onbetaalde
maatschappelijk nuttige activiteiten, voorzover deze subsidies:
-
1°. binnen een tijdvak van een kalendermaand minder bedragen dan f 165,-
[Red: per 6 juli 2002: € 80,00]
; en,
-
2°. worden verstrekt aan een langdurig werkloze als bedoeld in artikel 1, eerste lid,
onder e, van de Wet inschakeling werkzoekenden, dan wel aan een belanghebbende, die
behoort tot een categorie van personen voor wie een of meer van de verplichtingen,
bedoeld in artikel 113, eerste lid, niet gelden op grond van de artikelen 107, eerste
en tweede lid, 113, vierde lid, of 114a;
-
q. eigenwoningbijdrage of een bijzondere bijdrage ontvangen op grond van de Wet bevordering
eigenwoningbezit;
-
r. individuele uitkeringen in het kader van tegoeden Tweede Wereldoorlog aan leden van
de Joodse, Sinti, Roma en Indische gemeenschappen.