Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf

[Regeling vervallen per 01-01-2007.]
Geraadpleegd op 18-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-08-2004 en zichtdatum 17-11-2024.
Geldend van 01-07-2004 t/m 14-09-2004

Wet van 10 juli 1995, houdende bepalingen ten aanzien van het natura-uitvaartverzekeringsbedrijf

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is wettelijke bepalingen vast te stellen ten aanzien van het natura-uitvaartverzekeringsbedrijf;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt - voor zover niet anders blijkt - verstaan onder:

  • a. overeenkomsten van natura-uitvaartverzekering: overeenkomsten van verzekering in verband met de verzorging van de uitvaart van de mens die uitsluitend strekken tot het verrichten van andere dan geldelijke prestaties;

  • b. natura-uitvaartverzekeringsbedrijf: het als bedrijf sluiten van overeenkomsten van natura-uitvaartverzekering voor eigen rekening, met inbegrip van het afwikkelen van de in dat bedrijf gesloten overeenkomsten van natura-uitvaartverzekering, ook al wordt daarmee niet beoogd het maken van winst;

  • c. verzekeraar: ieder die het natura-uitvaartverzekeringsbedrijf uitoefent, met uitzondering van levensverzekeraars als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel g, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993;

  • d. vestiging: zetel of bijkantoor van een verzekeraar op het grondgebied van een staat;

  • e. zetel: plaats waar de verzekeraar overeenkomstig zijn statuten zijn zetel heeft;

  • f. bijkantoor: elke duurzame aanwezigheid, met uitzondering van de zetel, van een verzekeraar op het grondgebied van een staat, ook indien er slechts sprake is van een bureau, beheerd door eigen personeel van de verzekeraar of door een zelfstandig persoon die gemachtigd is duurzaam voor de verzekeraar op te treden;

  • g. verrichten van diensten: het in de uitoefening van het natura-uitvaartverzekeringsbedrijf sluiten van een overeenkomst van natura-uitvaartverzekering vanuit een vestiging, gelegen in een andere staat dan die waar de verzekeringnemer zijn gewone verblijfplaats heeft;

  • h. premie: de in geld uitgedrukte prestatie, door de verzekeringnemer verschuldigd uit hoofde van een overeenkomst van natura-uitvaartverzekering;

  • i. vertegenwoordiger: degene die door een verzekeraar met zetel buiten Nederland is aangesteld om hem in Nederland te vertegenwoordigen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden en bij de naleving van de voorschriften die ingevolge deze wet voor hem gelden;

  • j. acquisitie: alle handelingen, strekkende tot het voorbereiden of tot stand brengen van overeenkomsten van natura-uitvaartverzekering;

  • k. Onze Minister: Onze Minister van Financiën;

  • l. toezichthoudende autoriteit: de instantie die in enige staat bij of krachtens de wet met het toezicht op het natura-uitvaartverzekeringsbedrijf is belast;

  • m. gekwalificeerde deelneming: een rechtstreeks of middellijk belang van ten minste 10 procent van het geplaatste aandelenkapitaal van een onderneming, of het rechtstreeks of middellijk kunnen uitoefenen van ten minste 10 procent van de stemrechten in een onderneming, of het rechtstreeks of middellijk kunnen uitoefenen van een daarmee vergelijkbare zeggenschap in een onderneming;

  • n. Pensioen- & Verzekeringskamer: de Pensioen- & Verzekeringskamer, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993;

  • o. groep: een groep als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, met dien verstande dat indien een natuurlijk persoon, rechtspersoon of vennootschap:

    • 1°. via een formele of feitelijke zeggenschapsstructuur invloed kan uitoefenen op een of meer andere natuurlijke personen, rechtspersonen of vennootschappen; of

    • 2°. in een of meer andere rechtspersonen of vennootschappen een deelneming heeft als bedoeld in artikel 24c van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, dan wel, voor zover het natuurlijke personen betreft, een met een deelneming overeenkomende positie,

    die natuurlijke persoon, rechtspersoon of vennootschap tezamen met die andere natuurlijke persoon, rechtspersoon of vennootschap dan wel natuurlijke personen, rechtspersonen of vennootschappen wordt aangemerkt als groep.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Het toezicht op de verzekeraars, zoals dit uit deze wet voortvloeit, berust bij de Pensioen- & Verzekeringskamer.

  • 2 De Pensioen- & Verzekeringskamer verstrekt Onze Minister desgevraagd de inlichtingen die nodig zijn voor de beoordeling van de uitvoerbaarheid van voorgenomen wettelijke voorschriften en algemene beleidsvoornemens, voor zover deze betrekking hebben op het natura-uitvaartverzekeringsbedrijf.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De Pensioen- & Verzekeringskamer brengt jaarlijks over haar werkzaamheden en bevindingen ingevolge deze wet aan Ons verslag uit. In het verslag worden niet opgenomen de door haar gegeven aanwijzingen, bedoeld in artikel 27, eerste lid, waarvan geen mededeling is gedaan, noch wordt ten aanzien van afzonderlijke verzekeraars melding gemaakt van inlichtingen die niet in de openbaar te maken staten, bedoeld in artikel 33, vierde lid, zijn opgenomen. Een oordeel over enige verzekeraar wordt in dit verslag niet kenbaar gemaakt.

  • 2 Het verslag wordt door de zorg van de Pensioen- & Verzekeringskamer openbaar gemaakt.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De Pensioen- & Verzekeringskamer legt te haren kantore ten behoeve van een ieder een lijst ter inzage van de verzekeraars:

    • a. die in het bezit zijn van een vergunning als bedoeld in artikel 11;

    • b. met zetel buiten Nederland die bevoegd zijn naar Nederland diensten te verrichten.

  • 2 Bij de verzekeraars als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, met zetel buiten Nederland worden tevens de naam en de woonplaats van de vertegenwoordiger vermeld.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt het sluiten van overeenkomsten die strekken tot fondsvorming ter voldoening van de verzorging van de uitvaart van de mens als uitoefening van het natura-uitvaartverzekeringsbedrijf beschouwd indien deze overeenkomsten worden aangegaan door verzekeraars en voor deze verzekeraars geen beleggingsrisico inhouden.

Artikel 5a

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 2 De Pensioen- & Verzekeringskamer voert het toezicht ingevolge deze wet, voor zover het betrekking heeft op de onderwerpen, bedoeld in het eerste lid, uit met inachtneming van daartoe met de overige in het eerste lid bedoelde autoriteiten te sluiten overeenkomsten. Deze overeenkomsten bevatten afspraken over coördinatie en afstemming van regelgeving en beleid, en in voorkomende gevallen over uitvoering van toezicht. De Pensioen- & Verzekeringskamer draagt er zorg voor dat zij of een van de overige in het eerste lid bedoelde autoriteiten een afschrift van de gesloten overeenkomsten zendt aan Onze Minister.

  • 3 Binnen zes maanden na afloop van elk kalenderjaar draagt de Pensioen- & Verzekeringskamer in samenwerking met de overige in het eerste lid bedoelde autoriteiten zorg voor een gezamenlijk verslag dat openbaar wordt gemaakt en waarin melding wordt gemaakt van de wijze waarop uitvoering is gegeven aan het eerste en tweede lid.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De Pensioen- & Verzekeringskamer werkt, voor zover noodzakelijk ten behoeve van de uitoefening van het toezicht op verzekeraars die deel uitmaken van een groep, samen met de autoriteiten die ingevolge de Wet toezicht kredietwezen 1992, de Wet toezicht beleggingsinstellingen onderscheidenlijk de Wet toezicht effectenverkeer 1995 belast zijn met het toezicht op kredietinstellingen, beleggingsinstellingen onderscheidenlijk effectenbemiddelaars en vermogensbeheerders die tot diezelfde groep behoren.

  • 2 De Pensioen- & Verzekeringskamer pleegt, in de gevallen bedoeld in het eerste lid, waar nodig overleg met een autoriteit als bedoeld in het eerste lid.

  • 3 De Pensioen- & Verzekeringskamer werkt, in de gevallen bedoeld in het eerste lid, waar nodig samen op basis van een of meer daartoe met een autoriteit als bedoeld in het eerste lid overeen te komen regelingen. Deze regelingen betreffen in elk geval afspraken over het stellen van gemeenschappelijke eisen, het coördineren van werkzaamheden uit hoofde van ieders uitoefening van het toezicht en het uitwisselen van gegevens en inlichtingen.

  • 4 De Pensioen- & Verzekeringskamer verstrekt aan een autoriteit als bedoeld in het eerste lid dan wel de autoriteit die is belast met de uitvoering van de Wet inzake de geldtransactiekantoren of de Wet toezicht trustkantoren de gegevens of inlichtingen die zij verkregen heeft bij de vervulling van de haar ingevolge deze wet opgedragen taak en die betrekking hebben op de deskundigheid van personen als bedoeld in artikel 18, eerste en derde lid, onderscheidenlijk de voornemens, de handelingen en de antecedenten van personen als bedoeld in artikel 18, tweede en vierde lid, voor zover de Pensioen- & Verzekeringskamer van oordeel is dat deze gegevens of inlichtingen van belang zijn of zouden kunnen zijn voor het toezicht dat door die andere autoriteit wordt uitgeoefend.

  • 5 De verplichting als bedoeld in het vierde lid geldt niet in het geval de gegevens of inlichtingen zijn verkregen van een buitenlandse instantie als bedoeld in artikel 88, eerste lid.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Deze wet is, tenzij daaruit anders voortvloeit, van toepassing op:

  • a. verzekeraars met zetel in Nederland;

  • b. verzekeraars met zetel buiten Nederland voor wat betreft:

    • 1°. een bijkantoor in Nederland;

    • 2°. het verrichten van diensten naar Nederland.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De Pensioen- & Verzekeringskamer beslist voor de toepassing van deze wet of een handeling of een samenstel van handelingen al dan niet uitoefening van het natura-uitvaartverzekeringsbedrijf of een andersoortig bedrijf vormt en of een handeling of een samenstel van handelingen al dan niet uitoefening van het natura-uitvaartverzekeringsbedrijf vanuit een vestiging in Nederland vormt.

  • 2 De Pensioen- & Verzekeringskamer beslist ambtshalve dan wel op aanvraag van:

    • a. hetzij degene die de handeling of het samenstel van handelingen verricht of voornemens is te verrichten onderscheidenlijk de verzekeraar die de overeenkomst van natura-uitvaartverzekering sluit of voornemens is te sluiten;

    • b. hetzij een representatieve organisatie van verzekeraars als bedoeld in artikel 92, tweede lid.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Deze wet is niet van toepassing op verenigingen en onderlinge waarborgmaatschappijen met zetel in Nederland die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet het natura-uitvaartverzekeringsbedrijf uitoefenen en:

    • a. naar Nederlands recht zijn opgericht voor 1 januari 1995;

    • b. waarvan het aantal meerderjarige verzekerden minder dan 3000 bedraagt; en

    • c. die niet binnen de in artikel 94 genoemde termijn een vergunning als bedoeld in artikel 11 hebben aangevraagd.

  • 2 Op verzekeraars die voldoen aan de onderdelen a en b van het eerste lid, maar die voor 1 januari 1995 niet de rechtsvorm vereniging of onderlinge waarborgmaatschappij bezaten, is artikel 95 van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat deze verzekeraars zich slechts kunnen omzetten in een onderlinge waarborgmaatschappij.

Hoofdstuk 2. De toegang tot het natura-uitvaartverzekeringsbedrijf

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

§ 1. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Dit hoofdstuk is niet van toepassing op verzekeraars met zetel buiten Nederland voor wat betreft het verrichten van diensten naar Nederland.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Het is verboden het natura-uitvaartverzekeringsbedrijf uit te oefenen zonder een vergunning van de Pensioen- & Verzekeringskamer.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Bij de aanvraag van een vergunning legt de aanvrager aan de Pensioen- & Verzekeringskamer over:

    • a. een programma van werkzaamheden;

    • b. een authentiek afschrift van de akte van oprichting;

    • c. een exemplaar van zijn statuten;

    • d. een lijst met namen en adressen van zijn bestuurders en commissarissen.

    • e. de voorgenomen maatregelen, gericht op het bevorderen en handhaven van een integere bedrijfsvoering, met uitzondering van de maatregelen ter naleving van de effectentypische gedragsregels, bedoeld in artikel 18a van de Wet toezicht effectenverkeer 1995.

  • 2 Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot het programma van werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a.

    Deze regels kunnen verschillen naar gelang de zetel van de verzekeraar zich bevindt in of buiten Nederland.

Artikel 13

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Indien de stukken die bij de aanvraag van een vergunning zijn overgelegd, de Pensioen- & Verzekeringskamer aanleiding geven tot het maken van opmerkingen, stelt zij de aanvrager in de gelegenheid op deze opmerkingen binnen een door haar te stellen termijn te antwoorden.

Artikel 14

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

De Pensioen- & Verzekeringskamer verleent een vergunning aan ieder die te haren genoegen heeft aangetoond dat hij aan de bij of krachtens deze wet gestelde eisen voor het verkrijgen van de vergunning voldoet.

Artikel 15

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De Pensioen- & Verzekeringskamer beslist binnen acht weken. Indien toepassing is gegeven aan artikel 13, begint de in de eerste volzin genoemde termijn op het tijdstip waarop de inlichtingen door de Pensioen- & Verzekeringskamer zijn ontvangen.

  • 2 De Pensioen- & Verzekeringskamer doet van de verlening van een vergunning mededeling in de Staatscourant.

§ 2. Verzekeraars met zetel in Nederland

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 16

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Bij de aanvraag van een vergunning legt de aanvrager tevens aan de Pensioen- & Verzekeringskamer over:

  • a. een lijst met namen en adressen van de personen die het dagelijks beleid bepalen van de groep waartoe de aanvrager behoort en tevens uit dien hoofde het dagelijks beleid van de aanvrager mede bepalen;

  • b. een lijst met namen en adressen van de personen die het beleid bepalen of mede bepalen van de groep waartoe de aanvrager behoort en tevens uit dien hoofde het beleid van de aanvrager mede bepalen;

  • c. gegevens over de identiteit van degenen die een gekwalificeerde deelneming houden in de onderneming van de aanvrager alsmede over de omvang van die deelneming;

  • d. gegevens over de formele en de feitelijke zeggenschapsstructuur van de groep waartoe de aanvrager behoort.

Artikel 17

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Verzekeraars met zetel in Nederland dienen de rechtsvorm van naamloze vennootschap of onderlinge waarborgmaatschappij te bezitten. Zij kunnen eveneens de rechtsvorm aannemen van een Europese vennootschap zodra deze bestaat.

  • 2 Het dagelijks beleid van een verzekeraar wordt bepaald door ten minste twee personen.

  • 3 Een verzekeraar die de rechtsvorm van naamloze vennootschap of Europese vennootschap bezit, heeft ten minste drie commissarissen als bedoeld in artikel 140 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 4 De Pensioen- & Verzekeringskamer kan aan een verzekeraar van het bepaalde in het tweede of derde lid ontheffing verlenen en aan deze ontheffing beperkingen stellen of voorschriften verbinden, onverminderd het bepaalde in artikel 158 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Een ontheffing kan worden ingetrokken.

  • 5 Een verzekeraar behoort niet tot een groep waarbinnen de formele of feitelijke zeggenschapsstructuur in zodanige mate ondoorzichtig is dat deze, naar het oordeel van de Pensioen- & Verzekeringskamer, een belemmering vormt voor het adequaat uitoefenen van toezicht op de verzekeraar.

  • 6 Indien een verzekeraar in een groep is verbonden met een natuurlijke of rechtspersoon op wie, onderscheidenlijk waarop, het recht van een staat die geen lid is van de Europese Unie van toepassing is, mag het recht van die staat, naar het oordeel van de Pensioen- & Verzekeringskamer, niet een belemmering vormen voor het adequaat uitoefenen van toezicht op de verzekeraar.

Artikel 18

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De deskundigheid van de personen die het dagelijks beleid van een verzekeraar bepalen, dient naar het oordeel van de Pensioen- & Verzekeringskamer voldoende te zijn in verband met de uitoefening van het natura-uitvaartverzekeringsbedrijf.

  • 2 De voornemens, de handelingen of de antecedenten van de personen die het beleid van de verzekeraar bepalen of mede bepalen, mogen de Pensioen- & Verzekeringskamer geen aanleiding geven tot het oordeel dat, met het oog op de belangen van degenen die als verzekeringnemers, verzekerden of gerechtigden op uitkeringen betrokken zijn of zullen worden bij overeenkomsten van verzekering, gesloten of te sluiten met de verzekeraar, de betrouwbaarheid van deze personen niet buiten twijfel staat.

  • 3 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de personen die het dagelijks beleid bepalen van de groep waartoe de verzekeraar behoort, voor zover zij tevens uit dien hoofde het dagelijks beleid van de verzekeraar mede bepalen.

  • 4 Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing op de personen die het beleid bepalen of mede bepalen van de groep waartoe de verzekeraar behoort en tevens uit dien hoofde het beleid van de verzekeraar mede bepalen.

Artikel 18a

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

De personen die het dagelijks beleid van een verzekeraar bepalen, verrichten hun werkzaamheden in verband daarmee vanuit Nederland.

Artikel 19

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

De geschiktheid van de houders van een gekwalificeerde deelneming in de onderneming van de aanvrager dient naar het oordeel van de Pensioen- & Verzekeringskamer voldoende te zijn met het oog op een gezonde, prudente en integere bedrijfsvoering van de verzekeraar. Onder integere bedrijfsvoering wordt in dit artikel verstaan de bedrijfsvoering met uitzondering van het deel dat wordt geregeld door de effectentypische gedragsregels, bedoeld in artikel 18a van de Wet toezicht effectenverkeer 1995.

Artikel 20

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

De aanvrager van een vergunning dient te beschikken over:

  • a. het minimum bedrag van het garantiefonds bedoeld in artikel 40, tweede lid;

  • b. financiële middelen tot dekking van de te verwachten kosten voor de inrichting van de administratie en van het produktienet.

§ 3. Verzekeraars met zetel buiten Nederland

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 21

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Bij de aanvraag van een vergunning legt de verzekeraar met zetel buiten Nederland tevens aan de Pensioen- & Verzekeringskamer over de akte van aanstelling van de vertegenwoordiger alsook, indien de vertegenwoordiger rechtspersoon is, de statuten van deze rechtspersoon, een uittreksel uit diens inschrijving in het handelsregister en de akte van aanstelling van de natuurlijke persoon, bedoeld in artikel 23, vijfde lid.

  • 2 De modellen van de akten van aanstelling worden door de Pensioen- & Verzekeringskamer vastgesteld.

Artikel 22

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Een verzekeraar die een vergunning aanvraagt dient:

    • a. naar het recht van de staat van zijn zetel rechtspersoon te zijn;

    • b. in de staat van zijn zetel bevoegd te zijn tot uitoefening van het natura-uitvaartverzekeringsbedrijf, dit bedrijf vanuit een vestiging in die staat daadwerkelijk uit te oefenen en bevoegd te zijn een bijkantoor in Nederland te openen;

    • c. met betrekking tot zijn gehele in en buiten Nederland uitgeoefende natura-uitvaartverzekeringsbedrijf over een solvabiliteitsmarge te beschikken, die ten minste overeenkomt met de ingevolge artikel 40 vereiste solvabiliteitsmarge;

    • d. met inachtneming van artikel 47, tweede lid, te beschikken over het minimum bedrag van het garantiefonds bedoeld in artikel 40, tweede lid;

    • e. het in onderdeel d bedoelde minimum bedrag van het garantiefonds aan te houden in bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen waarden volgens de daarbij te stellen regels;

    • f. te beschikken over financiële middelen tot dekking van de te verwachten kosten voor de inrichting van de administratie en van het produktienet in Nederland;

    • g. zowel in zijn bijkantoor als in de staat van zijn zetel te beschikken over een goede administratieve organisatie en adequate interne controleprocedures; en

    • h. zowel in zijn bijkantoor als in de staat van zijn zetel te beschikken over adequate maatregelen, gericht op het bevorderen en handhaven van een integere bedrijfsvoering.

    Onder integere bedrijfsvoering wordt in dit lid verstaan de bedrijfsvoering met uitzondering van het deel dat wordt geregeld door de effectentypische gedragsregels, bedoeld in artikel 18a van de Wet toezicht effectenverkeer 1995.

  • 2 In de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels, bedoeld in het eerste lid, onderdeel e, kan worden voorgeschreven dat de verzekeraar voor bepaalde handelingen toestemming van de Pensioen- & Verzekeringskamer behoeft.

Artikel 23

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De verzekeraar stelt als zijn vertegenwoordiger een natuurlijk persoon of een rechtspersoon aan, die zijn woonplaats in Nederland heeft.

  • 2 De vertegenwoordiger heeft ten aanzien van de uitoefening van het natura-uitvaartverzekeringsbedrijf vanuit de bijkantoren in Nederland van rechtswege alle bevoegdheden die de verzekeraar bezit. Hij maakt daarvan gebruik voor zover de Pensioen- & Verzekeringskamer zulks verlangt.

  • 3 De vertegenwoordiger is gehouden namens de verzekeraar te voldoen aan de bij of krachtens deze wet gegeven voorschriften. Het ontbreken van de vertegenwoordiger of zijn in gebreke zijn ontslaat de verzekeraar niet van de verplichting te voldoen aan deze voorschriften.

  • 4 De Pensioen- & Verzekeringskamer kan ambtshalve of op aanvraag van de verzekeraar ontheffing verlenen van het bepaalde in de eerste volzin van het derde lid. Aan een ontheffing kunnen beperkingen worden gesteld of voorschriften worden verbonden en zij kan worden ingetrokken.

  • 5 Is de vertegenwoordiger rechtspersoon, dan wijst hij op zijn beurt een natuurlijk persoon aan die in Nederland zijn woonplaats heeft en die hem bij uitsluiting van ieder ander vertegenwoordigt bij de uitoefening van zijn bevoegdheden en bij de nakoming van zijn uit deze wet voortvloeiende verplichtingen.

  • 6 Als woonplaats van de verzekeraar in Nederland geldt de woonplaats van zijn vertegenwoordiger, met dien verstande dat, indien de vertegenwoordiger een natuurlijk persoon is die een kantoor houdt, dit kantoor als woonplaats van de verzekeraar wordt aangemerkt.

  • 7 Artikel 18, eerste en tweede lid, is van overeenkomstige toepassing op de natuurlijke persoon die als vertegenwoordiger is aangesteld en op de natuurlijke persoon, bedoeld in het vijfde lid.

Hoofdstuk 3. De uitoefening van het natura-uitvaartverzekeringsbedrijf

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

§ 1. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 24

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Dit hoofdstuk is, behoudens de artikelen 25, 26 en 28 tot en met 30, niet van toepassing op verzekeraars met zetel buiten Nederland voor wat betreft het verrichten van diensten naar Nederland.

Artikel 25

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot aan het publiek te verstrekken informatie door verzekeraars.

  • 2 Onze Minister kan, op aanvraag, bepalen dat een verzekeraar niet behoeft te voldoen aan alle in het eerste lid bedoelde regels, indien de verzekeraar aantoont dat daaraan redelijkerwijs niet volledig kan worden voldaan en dat de doeleinden die deze wet beoogt te bereiken anderszins voldoende zijn bereikt. Onze Minister kan een besluit als bedoeld in de vorige volzin wijzigen of intrekken, indien naar zijn oordeel de omstandigheden waaronder het besluit is genomen zodanig zijn gewijzigd, dat de doeleinden die deze wet beoogt te bereiken niet langer worden bereikt.

  • 4 Taken en bevoegdheden die Onze Minister op grond van dit artikel heeft, kunnen bij algemene maatregel van bestuur worden overgedragen aan een of meer rechtspersonen. Alsdan gelden de verplichtingen op grond van dit artikel jegens Onze Minister als verplichtingen jegens de desbetreffende rechtspersoon of rechtspersonen.

  • 5 Een overdracht als bedoeld in het vierde lid vindt slechts plaats indien de betrokken rechtspersoon aan de volgende vereisten voldoet:

    • a. hij dient in staat te zijn de in het vierde lid bedoelde taken en bevoegdheden naar behoren te vervullen;

    • b. de voorwaarden dienen aanwezig te zijn voor een zodanige besluitvorming binnen de rechtspersoon, dat een onafhankelijke vervulling van de in het vierde lid bedoelde taken en bevoegdheden zo veel mogelijk is gewaarborgd.

  • 6 Aan de overdracht, bedoeld in het vierde lid, kunnen beperkingen worden gesteld en voorschriften worden verbonden.

Artikel 26

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Een verzekeraar draagt er zorg voor dat in overeenkomsten van natura-uitvaartverzekering uitdrukkelijk wordt bepaald dat de verzekeringnemer beschikt over een termijn van ten minste twee weken, gerekend vanaf het tijdstip waarop de verzekeringnemer ervan in kennis wordt gesteld dat de overeenkomst is gesloten, om de overeenkomst met onmiddellijke ingang schriftelijk op te zeggen. De kennisgeving van de verzekeraar geschiedt schriftelijk binnen vier weken na het sluiten van de overeenkomst. De opzegging door de verzekeringnemer heeft ten gevolge dat hij en de verzekeraar met ingang van het tijdstip waarop de verzekeraar deze opzegging heeft ontvangen, worden ontheven van alle uit deze overeenkomst voortvloeiende verplichtingen.

  • 2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op overeenkomsten die strekken tot fondsvorming ter voldoening van de verzorging van de uitvaart van de mens.

Artikel 27

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Indien de Pensioen- & Verzekeringskamer zulks noodzakelijk acht in het belang van degenen die als verzekeringnemers of verzekerden betrokken zijn of zullen worden bij overeenkomsten van natura-uitvaartverzekering, gesloten of te sluiten door een verzekeraar, kan zij die verzekeraar een aanwijzing geven.

  • 2 De verzekeraar volgt een aanwijzing binnen de door de Pensioen- & Verzekeringskamer gestelde termijn op.

  • 3 Indien de Pensioen- & Verzekeringskamer niet binnen twee weken na de bekendmaking van de aanwijzing een haar bevredigend antwoord van de verzekeraar heeft ontvangen of naar haar oordeel niet of onvoldoende aan haar aanwijzing is gevolg gegeven, kan zij:

    • a. de verzekeraar aanzeggen, dat vanaf een bepaald tijdstip alle of bepaalde organen van de verzekeraar, daaronder voor de toepassing van dit artikel de vertegenwoordiger begrepen, hun bevoegdheden slechts mogen uitoefenen na toestemming door een of meer door de Pensioen- & Verzekeringskamer aangewezen personen en met inachtneming van de opdrachten van deze personen, welke aanzegging terstond van kracht wordt;

    • b. de verzekeraar aanzeggen, dat de Pensioen- & Verzekeringskamer van de aanwijzing mededeling zal doen in de Staatscourant en in een of meer dagbladen te harer keuze, bij welke mededeling, indien de verzekeraar dit verlangt, tevens de correspondentie wordt gepubliceerd, die naar aanleiding van de aanwijzing tussen de Pensioen- & Verzekeringskamer en de verzekeraar is gevoerd.

  • 4 Indien het in het eerste lid bedoelde belang onverwijld ingrijpen noodzakelijk maakt, kan de Pensioen- & Verzekeringskamer zonder toepassing van het eerste lid onmiddellijk uitvoering geven aan het derde lid, onderdeel a, nadat zij de verzekeraar in de gelegenheid heeft gesteld zijn mening over de onmiddellijke uitvoering te geven.

  • 5 De organen van de verzekeraar verlenen de door de Pensioen- & Verzekeringskamer aangewezen personen alle medewerking. De Pensioen- & Verzekeringskamer kan de betrokken organen van de verzekeraar toestaan bepaalde handelingen zonder machtiging te verrichten.

  • 6 De door de Pensioen- & Verzekeringskamer aangewezen personen oefenen hun bevoegdheden uit gedurende ten hoogste twee jaren na de bekendmaking van de aanzegging, bedoeld in het derde lid, onderdeel a, behoudens de bevoegdheid van de Pensioen- & Verzekeringskamer om deze termijn te verlengen telkens voor ten hoogste een jaar. Een zodanige verlenging maakt de Pensioen- & Verzekeringskamer aan de verzekeraar bekend. De verlenging wordt terstond van kracht. De Pensioen- & Verzekeringskamer kan te allen tijde de door haar aangewezen personen door anderen vervangen.

  • 7 Voor schade ten gevolge van handelingen, welke zijn verricht in strijd met een aanzegging als bedoeld in het derde lid, onderdeel a, zijn degenen, die deze handelingen als orgaan van de verzekeraar verrichten, persoonlijk aansprakelijk tegenover de verzekeraar. De verzekeraar kan de ongeldigheid van deze handelingen inroepen, indien de wederpartij wist, dat de vereiste toestemming ontbrak of daarvan niet onkundig kon zijn.

  • 8 De Pensioen- & Verzekeringskamer trekt in elk geval de maatregel, bedoeld in het derde lid, onderdeel a, in zodra zij van oordeel is, dat het in het eerste lid bedoelde belang deze maatregel niet langer noodzakelijk maakt.

  • 9 De werking van het besluit tot publikatie van een aanwijzing, bedoeld in het derde lid, onderdeel b, wordt opgeschort totdat de beroepstermijn is verstreken of, indien beroep is ingesteld, op het beroep is beslist. Indien de verzekeraar na de publikatie alsnog voldoet aan de aanwijzing doet de Pensioen- & Verzekeringskamer hiervan op dezelfde wijze mededeling als bij de voorafgaande publikatie.

Artikel 27a

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Indien een verzekeraar tot een groep behoort en de deskundigheid of betrouwbaarheid van de in artikel 18, derde en vierde lid, bedoelde personen naar het oordeel van de Pensioen- & Verzekeringskamer niet langer buiten twijfel staat, kan deze aan de personen of instellingen die via een formele of feitelijke zeggenschapsstructuur het beleid bepalen van de groep waartoe de verzekeraar behoort, de aanwijzing geven dat de eerstgenoemde personen het beleid van die verzekeraar niet meer kunnen bepalen of mede bepalen.

  • 2 De personen en instellingen tot wie de aanwijzing is gericht, volgen deze binnen de door de Pensioen- & Verzekeringskamer gestelde termijn op.

  • 3 De personen en instellingen tot wie de aanwijzing is gericht, informeren de Pensioen- & Verzekeringskamer binnen de door haar gestelde termijn over de maatregelen die zijn getroffen om aan de aanwijzing gevolg te geven.

  • 4 De verzekeraar geeft geen gevolg aan algemene of bijzondere instructies van personen op wie een aanwijzing van de Pensioen- & Verzekeringskamer als bedoeld in het eerste lid betrekking heeft.

Artikel 28

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De Pensioen- & Verzekeringskamer kan bij:

    • a verzekeraars;

    • b vertegenwoordigers;

    • c ondernemingen of instellingen die met een verzekeraar met zetel in Nederland in een groep zijn verbonden;

    • d ondernemingen of instellingen die een gekwalificeerde deelneming houden in een verzekeraar met zetel in Nederland;

    • e ondernemingen of instellingen waarop onderdeel c niet van toepassing is en waarin door een verzekeraar met zetel in Nederland of door een lid of meer leden te zamen van een in onderdeel c bedoelde groep voor meer dan vijftig procent rechtstreeks of middellijk wordt deelgenomen;

    • f pools waarin verzekeraars ter egalisering van risico's samenwerken en daarmee vergelijkbare vormen van samenwerking tussen verzekeraars op verzekeringstechnisch gebied;

    • g een ieder die zich naar het oordeel van de Pensioen- & Verzekeringskamer voordoet als verzekeraar,

    alle inlichtingen inwinnen of doen inwinnen, die redelijkerwijs nodig zijn voor de uitoefening van de taken en bevoegdheden die zij op grond van deze wet heeft en teneinde na te gaan of de bij of krachtens deze wet gestelde bepalingen worden nageleefd.

  • 2 Degene van wie de inlichtingen, bedoeld in het eerste lid, worden verlangd, verstrekt deze binnen de door de Pensioen- & Verzekeringskamer te stellen termijn.

  • 3 Ten aanzien van personen die door de Pensioen- & Verzekeringskamer zijn belast met het inwinnen van inlichtingen of met de uitoefening van andere taken en bevoegdheden die de Pensioen- & Verzekeringskamer heeft op grond van het bij of krachtens deze wet bepaalde, zijn de artikelen 5:12, 5:13, 5:15, 5:16, 5:17 en 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat indien een onderzoek als bedoeld in artikel 89, eerste lid, wordt ingesteld, degene bij wie het onderzoek wordt ingesteld en die niet ingevolge deze wet onder toezicht staat, slechts is gehouden tot het verlenen van inzage in zakelijke gegevens en bescheiden.

Artikel 29

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De Pensioen- & Verzekeringskamer kan getuigen en deskundigen alsmede bestuurders en commissarissen van een verzekeraar en van een in artikel 28, eerste lid, bedoelde onderneming, instelling of pool en de betrokken vertegenwoordiger oproepen. Indien deze vertegenwoordiger rechtspersoon is, geldt deze bevoegdheid ten aanzien van de bestuurders en commissarissen van de vertegenwoordiger en ten aanzien van de door hem aangewezen natuurlijke persoon die hem vertegenwoordigt bij de uitoefening van zijn bevoegdheden en bij de nakoming van zijn verplichtingen.

  • 2 Deze personen zijn verplicht op die oproeping te verschijnen.

  • 3 De oproeping geschiedt op de wijze door de Pensioen- & Verzekeringskamer te bepalen.

  • 4 Bij oproeping door middel van dagvaarding wordt de tussenkomst van het Openbaar Ministerie ingeroepen en vinden de bepalingen aangaande het dagvaarden van getuigen en deskundigen in strafzaken overeenkomstige toepassing.

  • 5 Indien de opgeroepene niet op de dagvaarding verschijnt, kan de Pensioen- & Verzekeringskamer daarvan proces-verbaal opmaken. Zij kan hem andermaal doen dagvaarden en daarbij een bevel tot medebrenging voegen of zodanig bevel laten uitvaardigen. Tot het ten uitvoer leggen van zodanig bevel verleent het Openbaar Ministerie zijn tussenkomst; de Pensioen- & Verzekeringskamer richt het verzoek daartoe tot de officier van justitie, hoofd van het parket bij de rechtbank binnen welker rechtsgebied de Pensioen- & Verzekeringskamer is gevestigd.

  • 6 De getuigen zijn verplicht getuigenis af te leggen, behoudens verschoning wegens ambts- of beroepsgeheim. De deskundigen zijn verplicht hun taak onpartijdig en naar beste weten te verrichten. De overige in het eerste lid bedoelde personen zijn verplicht alle gevraagde inlichtingen te verschaffen.

  • 9 Het afnemen van verhoren van getuigen en deskundigen alsook van de overige in het eerste lid bedoelde personen geschiedt op een plaats, door de Pensioen- & Verzekeringskamer te bepalen. Zij kan een of meer van de leden van haar bestuur dan wel een of meer van haar medewerkers machtigen een verhoor als in de eerste volzin bedoeld af te nemen. Het afnemen van de eed geschiedt echter steeds door een lid van haar bestuur.

  • 10 De voorzitter kent aan getuigen en deskundigen op hun verlangen een vergoeding toe overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens de Wet tarieven in burgerlijke zaken.

Artikel 30

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Bij of krachtens de in artikel 31a bedoelde algemene maatregel van bestuur kan worden voorgeschreven dat verzekeraars bepaalde gegevens ter zake van de integere bedrijfsvoering aan de Pensioen- & Verzekeringskamers melden. Onder integere bedrijfsvoering wordt in dit artikel verstaan de bedrijfsvoering met uitzondering van het deel dat wordt geregeld door de effectentypische gedragsregels, bedoeld in artikel 18a van de Wet toezicht effectenverkeer 1995.

Artikel 31

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Een verzekeraar draagt zorg voor een goede administratieve organisatie en adequate interne controleprocedures.

  • 2 De Pensioen- & Verzekeringskamer kan aan verzekeraars regels stellen voor hun bedrijfsvoering met betrekking tot de administratieve organisatie – met inbegrip van de financiële administratie – en de interne controle.

Artikel 31a

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Een verzekeraar draagt zorg voor adequate maatregelen, gericht op het bevorderen en handhaven van een integere bedrijfsvoering.

  • 2 Met het oog op een integere bedrijfsvoering worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aan verzekeraars regels gesteld ter zake van:

    • a. het tegengaan van verstrengeling van tegenstrijdige belangen;

    • b. het voorkomen van betrokkenheid van de verzekeraar en van zijn werknemers bij strafbare feiten die het vertrouwen in de verzekeraar of in de financiële markten in het algemeen schaden;

    • c. het voorkomen van betrokkenheid van de verzekeraar en van zijn werknemers bij handelingen die anderszins in het maatschappelijk verkeer zodanig onaanvaardbaar zijn, dat deze het vertrouwen in de verzekeraar of in de financiële markten in het algemeen schaden;

    • d. het vaststellen van de identiteit, de aard en de achtergrond van de cliënten van de verzekeraar;

    • e. andere bij algemene maatregel van bestuur te noemen onderwerpen.

Artikel 32

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Een verzekeraar doet het boekjaar gelijk lopen met het kalenderjaar.

  • 2 De Pensioen- & Verzekeringskamer kan van het bepaalde in het eerste lid ontheffing verlenen. Aan een ontheffing kunnen beperkingen worden gesteld of voorschriften worden verbonden en zij kan worden ingetrokken.

Artikel 33

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Een verzekeraar dient binnen vier maanden na afloop van elk boekjaar bij de Pensioen- & Verzekeringskamer staten in, die te zamen een duidelijk beeld geven van het door de verzekeraar gevoerde beheer en van zijn financiële toestand. De indiening geschiedt in tweevoud en voor wat betreft de staten die ingevolge het zesde lid openbaar worden gemaakt, in drievoud, tenzij de Pensioen- & Verzekeringskamer andere aantallen vaststelt.

  • 2 De Pensioen- & Verzekeringskamer kan een verzekeraar, categorieën van verzekeraars of alle verzekeraars voorschrijven dat een of meer van deze staten met een hogere frequentie of binnen een kortere termijn worden ingediend of dat staten vergezeld worden van een toelichting.

  • 3 Een van de staten behelst het actuarieel verslag dat wordt voorzien van een verklaring van de actuaris. Met zijn verklaring bevestigt de actuaris dat hij zich ervan heeft overtuigd dat de in het actuarieel verslag genoemde voorzieningen prudent zijn vastgesteld en de in een staat opgenomen sterftevergelijking juist is weergegeven. Ten bewijze van een en ander waarmerkt de actuaris de betrokken staten. Hij is bevoegd zijn verklaring nader toe te lichten of op enig punt een voorbehoud te maken. De verzekeraar machtigt bij de opdracht tot het onderzoek de actuaris schriftelijk om desgevraagd of ingevolge een daartoe strekkende overeenkomst tussen de verzekeraar, de actuaris en de Pensioen- & Verzekeringskamer, aan de Pensioen- & Verzekeringskamer alle inlichtingen te verstrekken, die redelijkerwijze geacht kunnen worden nodig te zijn voor de vervulling van de haar bij of krachtens deze wet opgelegde taak. De Pensioen- & Verzekeringskamer stelt de verzekeraar in de gelegenheid aanwezig te zijn bij het verstrekken van inlichtingen door de actuaris.

  • 4 Indien de actuaris naar het oordeel van de Pensioen- & Verzekeringskamer niet of niet meer de nodige waarborgen biedt dat deze de toevertrouwde taak met betrekking tot de verzekeraar naar behoren zal vervullen, kan de Pensioen- & Verzekeringskamer bepalen dat hij niet bevoegd is een verklaring als bedoeld in het derde lid met betrekking tot die verzekeraar af te leggen.

  • 5 De modellen van de staten worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vastgesteld. In de algemene maatregel van bestuur wordt bepaald welke staten openbaar moeten worden gemaakt.

  • 6 De verzekeraar legt de openbaar te maken staten op al zijn kantoren in Nederland ter inzage van een ieder tot achttien maanden na afloop van het boekjaar. Tot zolang verstrekt hij ieder op verzoek een afschrift tegen ten hoogste de kostprijs.

  • 7 Een verzekeraar met zetel buiten Nederland dient zijn jaarrekening in drievoud bij de Pensioen- & Verzekeringskamer in zodra hij deze openbaar heeft gemaakt of krachtens het recht van de staat van zijn zetel openbaar moet hebben gemaakt. Op deze jaarrekening is het vijfde lid van overeenkomstige toepassing.

  • 8 De Pensioen- & Verzekeringskamer kan bepalen dat de staten, bedoeld in het tweede lid, niet vergezeld gaan van een verklaring als bedoeld in het derde lid of van een verklaring als bedoeld in artikel 33a, eerste lid.

Artikel 33a

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Een verzekeraar doet de staten, bedoeld in artikel 33, eerste lid, vergezeld gaan van een verklaring omtrent de getrouwheid, afgegeven door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Ten bewijze dat de staten door hem zijn onderzocht of, indien het staten betreft als bedoeld in artikel 33, tweede lid, in zijn onderzoek zijn betrokken, waarmerkt de accountant de staten. De verzekeraar machtigt bij de opdracht tot het onderzoek de accountant schriftelijk desgevraagd of ingevolge een daartoe strekkende overeenkomst tussen de verzekeraar, de accountant en de Pensioen- & Verzekeringskamer, aan de Pensioen- & Verzekeringskamer alle inlichtingen te verstrekken, die redelijkerwijze geacht kunnen worden nodig te zijn voor de vervulling van de haar bij of krachtens deze wet opgelegde taak. De Pensioen- & Verzekeringskamer stelt de verzekeraar in de gelegenheid aanwezig te zijn bij het verstrekken van inlichtingen door de accountant.

  • 2 De accountant, bedoeld in het eerste lid, meldt de Pensioen- & Verzekeringskamer zo spoedig mogelijk elke omstandigheid waarvan hij bij de uitvoering van zijn werkzaamheden als bedoeld in het eerste lid kennis heeft gekregen en die:

    • a. in strijd is met de eisen die voor het verkrijgen van de vergunning zijn gesteld;

    • b. in strijd is met de bij of krachtens deze wet opgelegde verplichtingen;

    • c. het voortbestaan van de verzekeraar bedreigt; of

    • d. leidt tot weigering van het afgeven van een verklaring omtrent de getrouwheid of tot het maken van voorbehouden.

  • 3 Op de accountant die naast zijn werkzaamheden voor de verzekeraar ook werkzaamheden uitvoert voor een andere onderneming of instelling, is de meldingsplicht, bedoeld in het tweede lid, van overeenkomstige toepassing indien de verzekeraar dochtermaatschappij is van de andere onderneming of instelling, dan wel indien de andere onderneming of instelling dochtermaatschappij is van de verzekeraar. Voor de toepassing van de eerste volzin wordt onder dochtermaatschappij verstaan een dochtermaatschappij als bedoeld in artikel 24a van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, met dien verstande dat een verzekeraar tevens dochtermaatschappij kan zijn van een natuurlijk persoon of vennootschap.

  • 4 De accountant die op grond van het tweede of derde lid tot een melding aan de Pensioen- & Verzekeringskamer is overgegaan, is niet aansprakelijk voor schade die een derde dientengevolge lijdt, tenzij aannemelijk wordt gemaakt dat, gelet op alle feiten en omstandigheden, in redelijkheid niet tot melding had mogen worden overgegaan.

  • 5 Indien de accountant naar het oordeel van de Pensioen- & Verzekeringskamer niet of niet meer de nodige waarborgen biedt dat deze de toevertrouwde taak met betrekking tot de verzekeraar naar behoren zal vervullen, kan de Pensioen- & Verzekeringskamer bepalen dat hij niet bevoegd is een verklaring als bedoeld in het eerste lid met betrekking tot die verzekeraar af te leggen.

Artikel 33b

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Op een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, die de jaarrekening van een verzekeraar controleert, is artikel 33a, tweede tot en met vierde lid, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 33c

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De Pensioen- & Verzekeringskamer kan een verzekeraar, categorieën van verzekeraars of alle verzekeraars voorschrijven dat bijzondere opgaven met een door de Pensioen- & Verzekeringskamer bepaalde frequentie en binnen een door haar bepaalde termijn worden ingediend.

  • 2 De modellen van de bijzondere opgaven worden bij ministeriële regeling vastgesteld. Deze opgaven worden niet openbaar gemaakt.

Artikel 34

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 2 Een verzekeraar met zetel buiten Nederland dient, tenzij de Pensioen- & Verzekeringskamer een ander aantal vaststelt, zijn jaarverslag in drievoud bij haar in zodra hij het openbaar heeft gemaakt of krachtens het recht van de staat van zijn zetel openbaar moet hebben gemaakt.

Artikel 35

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Een verzekeraar:

    • a. legt een authentiek afschrift van elke wijziging in zijn statuten aan de Pensioen- & Verzekeringskamer over en brengt elke wijziging in de akte van aanstelling van zijn vertegenwoordiger, bedoeld in artikel 23, eerste lid, ter kennis van de Pensioen- & Verzekeringskamer, een en ander binnen twee weken na de totstandkoming van de desbetreffende wijziging. Dezelfde verplichting rust op de vertegenwoordiger die rechtspersoon is met betrekking tot elke wijziging in zijn statuten en in de akte van aanstelling van de door hem overeenkomstig artikel 23, vijfde lid, aangewezen natuurlijke persoon;

    • b. brengt elke wijziging in de samenstelling van zijn bestuur en raad van commissarissen en elke aanstelling van een vertegenwoordiger als bedoeld in artikel 42, eerste lid, en 44, tweede lid, vooraf ter kennis van de Pensioen- & Verzekeringskamer;

    • c. brengt elke wijziging in de samenstelling van de personen die het dagelijks beleid bepalen van de groep waartoe de verzekeraar behoort en uit dien hoofde het dagelijks beleid van de verzekeraar mede bepalen vooraf ter kennis van de Pensioen- & Verzekeringskamer;

    • d. brengt elke wijziging in de samenstelling van de personen die het beleid bepalen of mede bepalen van de groep waartoe de verzekeraar behoort en uit dien hoofde het beleid van de verzekeraar mede bepalen vooraf ter kennis van de Pensioen- & Verzekeringskamer.

  • 2 Een wijziging als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, c of d, wordt niet doorgevoerd indien de Pensioen- & Verzekeringskamer binnen zes weken na ontvangst van de melding of, indien de Pensioen- & Verzekeringskamer om nadere gegevens of inlichtingen heeft verzocht, binnen zes weken na de ontvangst van die gegevens of inlichtingen aan de verzekeraar bekend maakt dat zij niet met de voorgenomen wijziging instemt.

  • 3 Indien zich een wijziging voordoet van de antecedenten, bedoeld in artikel 18, tweede of vierde lid, stelt de verzekeraar de Pensioen- & Verzekeringskamer daarvan onverwijld schriftelijk in kennis.

  • 4 Een verzekeraar doet binnen twee weken na het voor de eerste maal sluiten van een nieuw type overeenkomst van natura-uitvaartverzekering aan de Pensioen- & Verzekeringskamer opgave van de technische grondslagen voor de berekening van het desbetreffende tarief en van de desbetreffende technische voorzieningen.

  • 5 Een verzekeraar doet binnen twee weken aan de Pensioen- & Verzekeringskamer opgave van de wijzigingen in de technische grondslagen voor de berekening van zijn tarieven en van de technische voorzieningen.

Artikel 36

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Het is een verzekeraar verboden overeenkomsten van natura-uitvaartverzekering, gesloten vanuit een vestiging in Nederland, zonder toestemming van degenen die aan die overeenkomsten rechten kunnen ontlenen, over te boeken naar een vestiging van deze verzekeraar buiten Nederland.

  • 2 De Pensioen- & Verzekeringskamer kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gegeven verbod indien de verzekeraar aannemelijk maakt dat de belangen van degenen die aan de betrokken overeenkomsten rechten kunnen ontlenen, zich tegen de overboeking niet verzetten. Aan een ontheffing kunnen beperkingen worden gesteld of voorschriften worden verbonden.

§ 2. Verzekeraars met zetel in Nederland

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 37

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Een verzekeraar met zetel in Nederland mag geen ander bedrijf dan het natura-uitvaartverzekeringsbedrijf uitoefenen.

Artikel 38

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Een verzekeraar houdt toereikende technische voorzieningen aan.

    Rekening houdend met alle financiële aspecten van zijn onderneming stelt hij de premies voor te sluiten overeenkomsten van natura-uitvaartverzekering op adequate wijze vast. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen ter zake van het bepaalde in dit lid nadere regels worden gesteld.

  • 2 De technische voorzieningen worden volledig door waarden gedekt. Ten aanzien van deze waarden kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld. De Pensioen- & Verzekeringskamer kan tegen de aard en de waardering van deze waarden bedenkingen naar voren brengen, aan welke bedenkingen de verzekeraar dient tegemoet te komen.

  • 3 De waarden die dienen tot dekking van de technische voorzieningen moeten in toereikende mate kunnen worden geïnd of te gelde gemaakt in de muntsoort van de staat waarin de verzekerde ten tijde van het sluiten van de overeenkomst zijn woonplaats heeft. Voor zover deze waarden dienen tot dekking van de technische voorzieningen voor de vanuit de vestigingen in Nederland aangegane verplichtingen moeten zij in Nederland aanwezig zijn.

  • 4 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de toepassing van het bepaalde in het derde lid.

    Daarbij kan tevens worden bepaald dat en in hoeverre de Pensioen- & Verzekeringskamer vrijstelling of ontheffing kan verlenen van gegeven voorschriften. Aan een vrijstelling en een ontheffing kunnen beperkingen worden gesteld of voorschriften worden verbonden en zij kunnen worden ingetrokken.

  • 5 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat en in hoeverre vorderingen op herverzekeraars als de waarden, bedoeld in het tweede lid, in aanmerking kunnen worden genomen. Ten aanzien van deze waarden is het derde lid, laatste volzin, niet van toepassing.

Artikel 39

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De waarden die dienen tot dekking van de technische voorzieningen voor de vanuit de vestigingen in Nederland aangegane verplichtingen uit of krachtens overeenkomsten van natura-uitvaartverzekering, worden als zodanig door de verzekeraar geadministreerd.

  • 2 In een der staten, bedoeld in artikel 33, vermeldt de verzekeraar de bedragen die de in het eerste lid bedoelde waarden per categorie, als aangegeven in de desbetreffende staat, in totaal belopen.

Artikel 40

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Een verzekeraar dient te beschikken over een solvabiliteitsmarge die ten minste een bedrag beloopt dat wordt berekend op de wijze, voorgeschreven bij of krachtens algemene maatregel van bestuur.

  • 2 Een derde gedeelte van de overeenkomstig het eerste lid berekende solvabiliteitsmarge vormt het garantiefonds. Het garantiefonds beloopt evenwel ten minste € 45 378,02.

  • 3 In afwijking van het eerste lid beloopt de solvabiliteitsmarge ten minste het minimum bedrag van het garantiefonds.

  • 4 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt bepaald welke vermogensbestanddelen de solvabiliteitsmarge en het garantiefonds kunnen vormen en welke vermogensbestanddelen daarbij een aftrek dienen te vormen.

    Voorts wordt vermeld de mate waarin en de voorwaarden waaronder het in de eerste volzin bepaalde geschiedt. De Pensioen- & Verzekeringskamer kan tegen de waardering van de vermogensbestanddelen bedenkingen naar voren brengen.

  • 5 Indien een verzekeraar weet of redelijkerwijze kan voorzien dat zijn solvabiliteitsmarge niet voldoet of zal voldoen aan de eisen die daaraan krachtens het eerste of derde lid zijn gesteld, doet hij hiervan terstond aan de Pensioen- & Verzekeringskamer mededeling.

Artikel 40a

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Een verzekeraar die voornemens is een bijkantoor te openen buiten Nederland, stelt de Pensioen- & Verzekeringskamer daarvan schriftelijk in kennis.

  • 2 De kennisgeving geschiedt onder opgave van:

    • a. de staat waarin de verzekeraar voornemens is het bijkantoor te openen;

    • b. een programma van werkzaamheden, met betrekking waartoe bij ministeriële regeling nadere regels worden gesteld en waarin met name de aard van de overeenkomsten van natura-uitvaartverzekering die door het bijkantoor zullen worden gesloten en de voorziene organisatiestructuur – met inbegrip van de financiële administratie en de interne controle – ten behoeve van het bijkantoor zijn vermeld;

    • c. het adres van het bijkantoor; en

    • d. de naam en het adres van de vertegenwoordiger en, zo de vertegenwoordiger rechtspersoon is, de naam en het adres van de natuurlijke persoon, bedoeld in artikel 40c, tweede lid.

  • 3 De verzekeraar doet de in het tweede lid bedoelde gegevens vergezeld gaan van een vertaling voor zover de Pensioen- & Verzekeringskamer zulks verlangt.

  • 4 Indien de verzekeraar, gezien de werkzaamheden die hij vanuit het bijkantoor voornemens is te verrichten, niet voldoet of naar het oordeel van de Pensioen- & Verzekeringskamer niet zal kunnen voldoen aan de bij of krachtens deze wet gestelde eisen ten aanzien van:

    • a. de deskundigheid, de voornemens, de handelingen of de antecedenten van de personen die het dagelijks beleid van de verzekeraar bepalen of van de vertegenwoordiger en, zo de vertegenwoordiger rechtspersoon is, de deskundigheid, de voornemens, de handelingen of de antecedenten van de natuurlijke persoon, bedoeld in artikel 40c, tweede lid;

    • b. de technische voorzieningen;

    • c. de solvabiliteitsmarge;

    • d. de administratieve organisatie; en

    • e. de maatregelen, gericht op het bevorderen en handhaven van een integere bedrijfsvoering,

    geeft de Pensioen- & Verzekeringskamer geen toestemming voor opening van het bijkantoor. Onder integere bedrijfsvoering wordt in dit lid verstaan de bedrijfsvoering met uitzondering van het deel dat wordt geregeld door de effectentypische gedragsregels, bedoeld in artikel 18a van de Wet toezicht effectenverkeer 1995.

  • 5 De Pensioen- & Verzekeringskamer maakt binnen zes weken na ontvangst van de kennisgeving, bedoeld in het eerste lid, haar beslissing over het verlenen van toestemming voor het openen van het bijkantoor bekend aan de verzekeraar.

Artikel 40b

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 2 De verzekeraar doet de in het eerste lid bedoelde gegevens vergezeld gaan van een vertaling voor zover de Pensioen- & Verzekeringskamer zulks verlangt.

  • 3 Indien de verzekeraar beschikt over de ingevolge artikel 40 vereiste solvabiliteitsmarge en de Pensioen- & Verzekeringskamer geen bedenkingen heeft tegen de wijziging maakt zij dit aan de verzekeraar bekend.

  • 4 Indien het voornemen bestaat om de bedrijfsuitoefening vanuit het bijkantoor te staken, stelt de verzekeraar de Pensioen- & Verzekeringskamer daarvan ten minste een maand tevoren schriftelijk in kennis. Zodra de verzekeraar zijn voornemen uitvoert, meldt hij dit onverwijld aan de Pensioen- & Verzekeringskamer.

Artikel 40c

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De vertegenwoordiger, bedoeld in artikel 40a, heeft ten aanzien van de uitoefening van het verzekeringsbedrijf vanuit het bijkantoor van rechtswege alle bevoegdheden die de verzekeraar bezit, tenzij het recht van de staat waar het bijkantoor is gevestigd zich daartegen verzet. Hij maakt daarvan gebruik voor zover de Pensioen- & Verzekeringskamer zulks verlangt.

  • 2 Is de vertegenwoordiger een rechtspersoon, dan wijst hij op zijn beurt een natuurlijk persoon aan die hem bij uitsluiting van ieder ander vertegenwoordigt bij de uitoefening van zijn bevoegdheden en bij de nakoming van zijn verplichtingen.

  • 3 Artikel 18, eerste en tweede lid, is van overeenkomstige toepassing op de natuurlijke persoon die als vertegenwoordiger is aangesteld en op de natuurlijke persoon, bedoeld in het tweede lid.

§ 3. Verzekeraars met zetel buiten Nederland

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 41

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Een verzekeraar met zetel buiten Nederland mag vanuit de bijkantoren in Nederland geen ander bedrijf dan het natura-uitvaartverzekeringsbedrijf uitoefenen.

Artikel 42

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Ontslag van de vertegenwoordiger is niet geldig tenzij het gepaard gaat met de aanstelling van een opvolger met gebruikmaking van het model, bedoeld in artikel 21, tweede lid. Het ontslag gaat niet in voordat een akte van ontslag en de akte van aanstelling van de opvolger aan de Pensioen- & Verzekeringskamer zijn overgelegd en zij aan het bestuur van de verzekeraar heeft meegedeeld dat zij tegen het ontslag geen bedenkingen heeft. Is de opvolger rechtspersoon, dan doet de verzekeraar de akte van aanstelling vergezeld gaan van de statuten van deze rechtspersoon, een uittreksel uit diens inschrijving in het handelsregister en de akte van aanstelling van de natuurlijke persoon, bedoeld in artikel 23, vijfde lid, opgemaakt overeenkomstig artikel 21, tweede lid.

  • 2 De vertegenwoordiger die heeft bedankt, behoudt zijn hoedanigheid totdat hij van zijn bedanken kennis heeft gegeven aan de Pensioen- & Verzekeringskamer en zij aan het bestuur van de verzekeraar heeft meegedeeld dat zij daartegen geen bedenkingen heeft.

Artikel 43

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De vertegenwoordiger houdt van rechtswege op vertegenwoordiger te zijn vanaf de dag van het op hem van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, de verlening van surséance van betaling, de faillietverklaring, de ontbinding, bedoeld in artikel 19 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, de onderbewindstelling van één of meer van de goederen, bedoeld in titel 19 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, of de ondercuratelestelling.

  • 2 De aanwijzing, bedoeld in artikel 23, vijfde lid, vervalt van rechtswege vanaf de dag van het op hem van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, de verlening van surséance van betaling, de faillietverklaring, de ontbinding, bedoeld in artikel 19 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, de onderbewindstelling van één of meer van de goederen, bedoeld in titel 19 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, of de ondercuratelestelling van de aangewezen natuurlijke persoon alsmede vanaf de dag van verlening van surséance van betaling of faillietverklaring van de vertegenwoordiger.

Artikel 44

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Van het overlijden, het van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, de surséance van betaling, de faillietverklaring, de ontbinding, bedoeld in artikel 19 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, de onderbewindstelling van één of meer van de goederen, bedoeld in titel 19 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, of de ondercuratelestelling van de vertegenwoordiger of de natuurlijke persoon, bedoeld in artikel 23, vijfde lid, alsmede van het ontslag van deze natuurlijke persoon geeft de verzekeraar onderscheidenlijk de vertegenwoordiger binnen een week aan de Pensioen- & Verzekeringskamer kennis.

  • 2 In de gevallen, genoemd in het eerste lid, alsook in het geval dat de vertegenwoordiger of de natuurlijke persoon, bedoeld in artikel 23, vijfde lid, heeft bedankt, stelt de verzekeraar of wijst de vertegenwoordiger binnen een door de Pensioen- & Verzekeringskamer te bepalen termijn een nieuwe vertegenwoordiger onderscheidenlijk een ander natuurlijk persoon aan. Artikel 21, eerste lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 3 Zolang de vertegenwoordiger ontbreekt, wordt de verzekeraar geacht zijn woonplaats te hebben ten parkette van de officier van justitie bij de rechtbank binnen welker rechtsgebied de verzekeraar volgens artikel 23, zesde lid, het laatst zijn woonplaats had, of anders ten parkette van de officier van justitie bij de rechtbank binnen welker rechtsgebied de Pensioen- & Verzekeringskamer is gevestigd.

Artikel 45

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Een verzekeraar houdt voor zijn vanuit de bijkantoren in Nederland aangegane verplichtingen uit overeenkomsten van natura-uitvaartverzekering toereikende technische voorzieningen aan. Rekening houdend met alle financiële aspecten van zijn onderneming stelt hij de premies voor te sluiten overeenkomsten van natura-uitvaartverzekering op adequate wijze vast. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen ter zake van het bepaalde in dit lid nadere regels worden gesteld.

  • 2 De technische voorzieningen worden volledig door waarden gedekt. Ten aanzien van deze waarden kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld. De Pensioen- & Verzekeringskamer kan tegen de aard en de waardering van deze waarden bedenkingen naar voren brengen, aan welke bedenkingen de verzekeraar dient tegemoet te komen.

  • 3 De waarden die dienen tot dekking van de technische voorzieningen moeten in toereikende mate kunnen worden geïnd of te gelde gemaakt in de muntsoort van de staat waarin de verzekerde ten tijde van het sluiten van de overeenkomst zijn woonplaats heeft. Deze waarden moeten in Nederland aanwezig zijn.

  • 4 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de toepassing van het bepaalde in het derde lid. Daarbij kan tevens worden bepaald dat en in hoeverre de Pensioen- & Verzekeringskamer vrijstelling of ontheffing kan verlenen van gegeven voorschriften. Aan een vrijstelling en een ontheffing kunnen beperkingen worden gesteld of voorschriften worden verbonden en zij kunnen worden ingetrokken.

  • 5 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat en in hoeverre vorderingen op herverzekeraars als de waarden, bedoeld in het tweede lid, in aanmerking kunnen worden genomen. Deze waarden behoeven niet in Nederland aanwezig te zijn.

Artikel 46

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Ten aanzien van de waarden die dienen tot dekking van de technische voorzieningen is artikel 39 van toepassing.

Artikel 47

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Een verzekeraar dient voor het natura-uitvaartverzekeringsbedrijf dat hij vanuit de bijkantoren in Nederland uitoefent, te beschikken over een solvabiliteitsmarge ten aanzien waarvan artikel 40 van overeenkomstige toepassing is.

  • 2 De waarden die de solvabiliteitsmarge vertegenwoordigen, dienen in Nederland aanwezig te zijn.

Artikel 48

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Een verzekeraar voert hier te lande de administratie met betrekking tot de bijkantoren in Nederland en bewaart hier te lande de desbetreffende zakelijke gegevens en bescheiden.

Hoofdstuk 4. Het verrichten van diensten naar Nederland

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 49

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Een verzekeraar met zetel buiten Nederland, die diensten verricht naar Nederland, dient:

    • a. naar het recht van de staat van zijn zetel rechtspersoon te zijn;

    • b. in de staat van zijn zetel bevoegd te zijn tot uitoefening van het natura-uitvaartverzekeringsbedrijf en dit bedrijf vanuit een vestiging in die staat daadwerkelijk uit te oefenen; en

    • c. met betrekking tot het gehele door hem uitgeoefende natura-uitvaartverzekeringsbedrijf te beschikken over een solvabiliteitsmarge, die ten minste overeenkomt met de ingevolge artikel 40 vereiste solvabiliteitsmarge.

  • 2 De verzekeraar die voornemens is voor de eerste maal diensten te verrichten naar Nederland, legt, onder vermelding van de adressen van zijn zetel en van de vestiging van waaruit hij de diensten wenst te verrichten, aan de Pensioen- & Verzekeringskamer over:

    • a. een authentiek afschrift van de akte van oprichting, een exemplaar van zijn statuten alsmede een lijst met namen en adressen van zijn bestuurders en commissarissen; en

    • b. bescheiden waaruit blijkt dat de verzekeraar voldoet aan de in het eerste lid gestelde eisen.

  • 3 De verzekeraar kan het verrichten van diensten aanvangen vanaf de officieel bevestigde datum van ontvangst door de Pensioen- & Verzekeringskamer van de in het tweede lid bedoelde bescheiden.

Artikel 50

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Een verzekeraar die diensten verricht naar Nederland, dient binnen zes maanden na afloop van het boekjaar bij de Pensioen- & Verzekeringskamer een opgave in van de in dat boekjaar uit hoofde van het verrichten van diensten naar Nederland geboekte premies, zonder aftrek van herverzekering. Het model van de opgave wordt door de Pensioen- & Verzekeringskamer vastgesteld.

Artikel 51

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Een verzekeraar die bij het verrichten van diensten naar Nederland in strijd handelt met de belangen van degenen die als verzekeringnemers of verzekerden zullen worden betrokken bij overeenkomsten van natura-uitvaartverzekering of inbreuk maakt op hier te lande geldende voorschriften maakt daaraan op verzoek van de Pensioen- & Verzekeringskamer een einde.

  • 2 De Pensioen- & Verzekeringskamer kan aan een verzekeraar voorschriften of een verbod opleggen ter zake van acquisitie met betrekking tot overeenkomsten van natura-uitvaartverzekering, door de verzekeraar te sluiten bij het verrichten van diensten naar Nederland. De voorschriften en het verbod kunnen slechts worden opgelegd in het belang van degenen die als verzekeringnemers of verzekerden zullen worden betrokken bij deze overeenkomsten of indien de verzekeraar inbreuk maakt op hier te lande geldende voorschriften.

  • 3 Van het besluit van de Pensioen- & Verzekeringskamer, houdende voorschriften of een verbod ter zake van acquisitie, en de intrekking daarvan, wordt in de Staatscourant mededeling gedaan zodra de beroepstermijn is verstreken of, indien beroep is ingesteld, zodra op het beroep is beslist.

  • 4 Het is verboden in Nederland te bemiddelen bij of op andere soortgelijke wijze mee te werken aan de voorbereiding of de totstandkoming van overeenkomsten van natura-uitvaartverzekering met betrekking waartoe aan een verzekeraar een verbod van acquisitie is opgelegd, dan wel te handelen in strijd met de voorschriften of het verbod, opgelegd ingevolge het tweede lid.

Hoofdstuk 5. Overdracht van rechten en verplichtingen uit overeenkomsten van natura-uitvaartverzekering en omzetting van de rechtsvorm van een verzekeraar

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 52

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Een verzekeraar met zetel in Nederland kan slechts met schriftelijke toestemming van de Pensioen- & Verzekeringskamer en bij akte zijn rechten en verplichtingen uit een of meer overeenkomsten van natura-uitvaartverzekering:

    • a. gesloten vanuit een vestiging in Nederland overdragen aan een andere verzekeraar of aan een levensverzekeraar met vestiging in Nederland in het kader van diens bedrijfsuitoefening vanuit een vestiging in Nederland;

    • b. gesloten vanuit een bijkantoor in een andere staat overdragen aan een andere verzekeraar of levensverzekeraar in het kader van diens bedrijfsuitoefening vanuit een vestiging in Nederland indien de wetgeving van de staat van het bijkantoor voorziet in een dergelijke overdracht en de toezichthoudende autoriteit in die staat, voor zover aanwezig, daarmee instemt.

  • 2 Een verzekeraar met zetel buiten Nederland kan slechts met schriftelijke toestemming van de Pensioen- & Verzekeringskamer en bij akte zijn rechten en verplichtingen uit een of meer overeenkomsten van natura-uitvaartverzekering, gesloten vanuit een bijkantoor in Nederland, overdragen aan een andere verzekeraar of levensverzekeraar in het kader van diens bedrijfsuitoefening vanuit een vestiging in Nederland.

  • 3 Indien de wetgeving van een andere staat niet voorziet in een toestemmingsprocedure voor een verzekeraar met zetel aldaar tot overdracht van zijn rechten en verplichtingen uit een of meer overeenkomsten van natura-uitvaartverzekering, gesloten vanuit een bijkantoor in Nederland, aan een andere verzekeraar of aan een levensverzekeraar met zetel buiten Nederland, in het kader van diens bedrijfsuitoefening vanuit een bijkantoor in Nederland kan de overdracht bij akte plaatsvinden met schriftelijke toestemming van de Pensioen- & Verzekeringskamer. De Pensioen- & Verzekeringskamer verleent geen toestemming alvorens de toezichthoudende autoriteit, voor zover aanwezig, van de staat van de zetel van de overdragende verzekeraar heeft verklaard met die overdracht in te stemmen.

  • 4 In afwijking van het eerste tot en met het derde lid kan een verzekeraar zijn rechten en verplichtingen uit een overeenkomst van natura-uitvaartverzekering op schriftelijk verzoek van de verzekeringnemer overdragen.

Artikel 53

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Een aanvraag ter verkrijging van toestemming van de Pensioen- & Verzekeringskamer tot overdracht van rechten en verplichtingen gaat vergezeld van een ontwerp-overeenkomst met alle ter toelichting dienende stukken.

  • 2 Voor een overdracht aan een verzekeraar of levensverzekeraar met zetel in Nederland verleent de Pensioen- & Verzekeringskamer geen toestemming indien deze verzekeraar, mede gelet op de voorgenomen overdracht, niet beschikt over de vereiste solvabiliteitsmarge.

  • 3 Voor een overdracht aan een verzekeraar met zetel buiten Nederland in het kader van diens bedrijfsuitoefening vanuit een bijkantoor in Nederland verleent de Pensioen- & Verzekeringskamer geen toestemming indien het betrokken bijkantoor, mede gelet op de voorgenomen overdracht, niet beschikt over de vereiste solvabiliteitsmarge.

  • 4 Indien de Pensioen- & Verzekeringskamer aanvankelijk al dan niet bedenkingen heeft tegen het ontwerp van de tot de overdracht strekkende overeenkomst, maakt zij dit aan de verzekeraar bekend.

Artikel 54

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Indien de Pensioen- & Verzekeringskamer tegen het ontwerp aanvankelijk geen bedenkingen heeft of nadat aan deze bedenkingen is tegemoetgekomen, doet de verzekeraar van zijn voornemen tot overdracht van rechten en verplichtingen mededeling in de Staatscourant en op andere door de Pensioen- & Verzekeringskamer te bepalen wijze. Daarbij wordt mededeling gedaan van een door de Pensioen- & Verzekeringskamer vast te stellen termijn, binnen welke de betrokken polishouders zich bij de Pensioen- & Verzekeringskamer schriftelijk tegen de overdracht kunnen verzetten.

  • 2 Indien een vierde of meer van de polishouders zich binnen de gestelde termijn tegen de overdracht hebben verzet, kan een overdracht niet volgen, ook niet ten aanzien van hen die zich tegen de overdracht niet hebben verzet. De Pensioen- & Verzekeringskamer maakt dit aan de verzekeraar bekend.

  • 3 Heeft de Pensioen- & Verzekeringskamer alsnog bedenkingen tegen de overdracht, dan maakt zij deze bedenkingen na afloop van de gestelde termijn aan de verzekeraar bekend.

  • 4 Indien zich niet binnen de gestelde termijn een vierde of meer van de polishouders tegen de overdracht hebben verzet en tegen de overdracht ook bij de Pensioen- & Verzekeringskamer geen bedenkingen bestaan of aan deze bedenkingen is tegemoetgekomen, verleent de Pensioen- & Verzekeringskamer de verzekeraar toestemming tot de overdracht. De overdracht kan dan volgen en is van kracht ten aanzien van alle belanghebbenden.

  • 5 De verzekeraar die zijn rechten en verplichtingen met toestemming van de Pensioen- & Verzekeringskamer heeft overgedragen, doet van de overdracht mededeling in de Staatscourant met vermelding van de datum waarop zij is geschied. De inhoud van deze publikatie behoeft de voorafgaande toestemming van de Pensioen- & Verzekeringskamer.

  • 6 Indien een verzekeringnemer die lid is van een onderlinge waarborgmaatschappij met zetel in Nederland of van een onderneming dan wel instelling op onderlinge grondslag met zetel buiten Nederland, ingevolge de overdracht geen overeenkomst van natura-uitvaartverzekering meer bij deze verzekeraar heeft lopen, eindigt zijn lidmaatschap uit dien hoofde van rechtswege met ingang van de tweede dag, volgende op die van de dagtekening van de Staatscourant waarin de publikatie is geplaatst.

  • 7 Voor de toepassing van het eerste, tweede of vierde lid wordt onder polishouder verstaan de verzekeringnemer of zijn rechtsopvolger.

Artikel 55

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Een verzekeraar met zetel in Nederland kan zich zonder schriftelijke toestemming van de Pensioen- & Verzekeringskamer niet omzetten in een andere rechtsvorm.

  • 2 Een aanvraag ter verkrijging van toestemming van de Pensioen- & Verzekeringskamer tot omzetting gaat vergezeld van een ontwerp van een notariële akte van omzetting die de nieuwe statuten bevat met alle ter toelichting dienende stukken.

  • 3 Indien met toestemming van de Pensioen- & Verzekeringskamer omzetting heeft plaatsgevonden, doet de verzekeraar van de omzetting mededeling in de Staatscourant en op andere door de Pensioen- & Verzekeringskamer te bepalen wijze. Voor zover door de verzekeraar in dienstverrichting naar een andere staat overeenkomsten in de uitoefening van het natura-uitvaartverzekeringsbedrijf zijn gesloten, doet de verzekeraar van de omzetting tevens mededeling in die staat. De inhoud van deze publikaties behoeft de voorafgaande toestemming van de Pensioen- & Verzekeringskamer.

Hoofdstuk 6. Bijzondere maatregelen

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 56

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Indien een verzekeraar met zetel in Nederland niet voldoet aan de bij of krachtens artikel 38 gestelde eisen met betrekking tot de technische voorzieningen, kan de Pensioen- & Verzekeringskamer de vrije beschikking door de verzekeraar over zijn waarden, waar zij zich ook bevinden, beperken of hem verbieden om anders dan met schriftelijke machtiging van de Pensioen- & Verzekeringskamer te beschikken over deze waarden.

  • 2 Indien een verzekeraar met zetel buiten Nederland niet voldoet aan de bij of krachtens artikel 45 gestelde eisen met betrekking tot de technische voorzieningen, kan de Pensioen- & Verzekeringskamer de vrije beschikking door de verzekeraar over zijn waarden, die betrekking hebben op zijn vanuit Nederland uitgeoefende verzekeringsbedrijf, beperken of hem verbieden om anders dan met schriftelijke machtiging van de Pensioen- & Verzekeringskamer te beschikken over deze waarden.

  • 3 De beperking of het verbod wordt door de Pensioen- & Verzekeringskamer door middel van een deurwaardersexploot aan de verzekeraar bekendgemaakt.

  • 4 De verzekeraar kan de ongeldigheid van een rechtshandeling, verricht in strijd met de beperking of het verbod, inroepen indien de wederpartij de maatregel kende of daarvan niet onkundig kon zijn.

  • 5 De Pensioen- & Verzekeringskamer heft de beperking of het verbod op zodra de verzekeraar weer voldoet aan de in het eerste lid bedoelde eisen.

Artikel 57

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Indien een verzekeraar niet meer beschikt over de vereiste solvabiliteitsmarge, dient hij - tenzij het tweede lid van toepassing is - binnen acht weken of zoveel eerder als de Pensioen- & Verzekeringskamer bepaalt, bij de Pensioen- & Verzekeringskamer een saneringsplan ter toestemming in, dat aangeeft op welke wijze en binnen welke termijn de solvabiliteitsmarge weer op de vereiste omvang zal worden gebracht.

  • 2 Indien de solvabiliteitsmarge is gedaald of naar het oordeel van de Pensioen- & Verzekeringskamer zal dalen beneden het garantiefonds, dient de verzekeraar bij de Pensioen- & Verzekeringskamer binnen een door haar te bepalen termijn een financieringsplan ter toestemming in, dat aangeeft hoe op korte termijn de solvabiliteitsmarge weer op de vereiste omvang zal worden gebracht.

  • 3 Ingeval het eerste lid reeds toepassing vond, geeft het financieringsplan tevens aan hoe het saneringsplan waarvoor reeds toestemming is verleend, daarin wordt verwerkt.

  • 4 De Pensioen- & Verzekeringskamer kan op aanvraag van de verzekeraar wijzigingen in een plan waarvoor toestemming is verleend toestaan dan wel, bij gewijzigde omstandigheden, wijzigingen in het plan eisen of de toestemming intrekken.

Artikel 58

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Een verzekeraar wiens solvabiliteitsmarge niet voldoet aan de bij of krachtens deze wet gestelde eisen, doet aan de Pensioen- & Verzekeringskamer binnen de door haar te bepalen termijn en op de door haar te bepalen wijze opgave van de in artikel 39 onderscheidenlijk artikel 46 bedoelde waarden en van de wijzigingen die daarin vervolgens optreden.

Artikel 59

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De Pensioen- & Verzekeringskamer kan in het geval, bedoeld in artikel 57, eerste lid, in uitzonderlijke omstandigheden, waarbij zij van oordeel is dat de financiële positie van de verzekeraar nog verder zal verslechteren, alsook in het geval, bedoeld in artikel 57, tweede lid, de vrije beschikking door de verzekeraar over zijn waarden, waar zij zich ook bevinden, beperken of hem verbieden om anders dan met schriftelijke machtiging van de Pensioen- & Verzekeringskamer te beschikken over deze waarden.

  • 2 De beslissing waarbij de beperking of het verbod wordt opgelegd, wordt door de Pensioen- & Verzekeringskamer door middel van een deurwaardersexploot aan de verzekeraar bekendgemaakt.

  • 3 De verzekeraar kan de ongeldigheid van een rechtshandeling, verricht in strijd met de beperking of het verbod, inroepen indien de wederpartij de maatregel kende of daarvan niet onkundig kon zijn.

  • 4 De Pensioen- & Verzekeringskamer heft de beperking of het verbod op, zodra de verzekeraar weer voldoet aan de bij of krachtens deze wet gestelde eisen met betrekking tot de solvabiliteitsmarge.

Hoofdstuk 7. Intrekking van een vergunning

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 60

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

De Pensioen- & Verzekeringskamer kan een vergunning intrekken indien de verzekeraar:

  • a. daarom verzoekt;

  • b. niet meer voldoet aan de eisen die voor het verkrijgen van de vergunning zijn gesteld;

  • c. niet binnen de ingevolge artikel 57 door de Pensioen- & Verzekeringskamer goedgekeurde termijn de solvabiliteitsmarge op de vereiste omvang heeft gebracht;

  • d. ernstig in gebreke blijft aan verplichtingen, hem bij of krachtens de wet in of buiten Nederland opgelegd, te voldoen;

  • e. met zetel in Nederland dan wel, vanuit zijn bijkantoren in Nederland, indien hij zijn zetel buiten Nederland heeft, de bedrijfsuitoefening gedurende meer dan zes maanden heeft gestaakt; of

  • f. binnen twaalf maanden na de verlening van de vergunning daarvan geen gebruik heeft gemaakt.

Artikel 61

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De werking van het besluit tot intrekking van een vergunning wordt opgeschort totdat de beroepstermijn is verstreken of, indien de verzekeraar de voorzitter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft verzocht een voorlopige voorziening te treffen, op dat verzoek is beslist.

  • 2 De Pensioen- & Verzekeringskamer doet van het besluit in de Staatscourant mededeling, zodra de intrekking van kracht is geworden. Zij kan, indien zij dit in het belang van verzekeringnemers of verzekerden acht, het besluit eveneens op andere door haar te bepalen wijze publiceren.

Artikel 62

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Houdt de verzekeraar op te bestaan, dan vervallen de aan hem verleende vergunningen. Artikel 61, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 2 Herleeft de rechtspersoon vervolgens, dan is artikel 63 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 63

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

De intrekking van de vergunning verplicht de verzekeraar zijn bedrijf af te wikkelen, tenzij de intrekking gepaard gaat met de verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 24, eerste lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993. De verzekeraar die verplicht is zijn bedrijf af te wikkelen, blijft onderworpen aan de bepalingen van deze wet.

Artikel 64

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Indien de Pensioen- & Verzekeringskamer de vergunning intrekt op grond van artikel 60, onderdelen b, c of d, beperkt zij de uitoefening van de beschikkingsbevoegdheid door de verzekeraar over zijn waarden of verbiedt zij hem om anders dan met haar schriftelijke machtiging over deze waarden te beschikken, voor zover zulks niet reeds is geschied.

  • 3 De verzekeraar kan niet op grond van de beperking of het verbod, opgelegd ingevolge het eerste lid, een beroep doen op de ongeldigheid van een rechtshandeling die voor de openbaarmaking is verricht, tenzij de wederpartij de beperking onderscheidenlijk het verbod kende of daarvan niet onkundig kon zijn.

  • 4 Indien het besluit tot intrekking wordt vernietigd, heft de Pensioen- & Verzekeringskamer de beperking of het verbod, opgelegd ingevolge het eerste lid, op.

Hoofdstuk 8. Noodregeling en faillissement

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 65

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Een vordering of verzoek tot faillietverklaring van een verzekeraar - eigen aangifte daaronder begrepen - wordt niet in behandeling genomen zolang de verzekeraar in het bezit is van een vergunning als bedoeld in artikel 11.

  • 2 Op een vordering of verzoek tot faillietverklaring van een verzekeraar wordt niet beslist dan nadat de rechter de Pensioen- & Verzekeringskamer in de gelegenheid heeft gesteld haar gevoelen daaromtrent kenbaar te maken en nadat de vergunning is ingetrokken.

  • 3 De wettelijke bepalingen inzake surséance van betaling zijn op verzekeraars niet van toepassing.

Artikel 66

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Wanneer het belang der gezamenlijke schuldeisers bij de afwikkeling van het bedrijf van een verzekeraar een bijzondere voorziening vordert, kan de rechtbank binnen welker rechtsgebied de verzekeraar zijn woonplaats heeft, op verzoek van de Pensioen- & Verzekeringskamer de noodregeling uitspreken, ongeacht of de verzekeraar over een vergunning beschikt of heeft beschikt.

  • 2 Bij het uitspreken van de noodregeling benoemt de rechtbank één of meer bewindvoerders. De Pensioen- & Verzekeringskamer kan voor de benoeming voordrachten doen.

  • 3 De rechtbank verleent aan de bewindvoerders een machtiging. De machtiging strekt zowel tot vereffening van het geheel of van een gedeelte van de portefeuille van de verzekeraar als tot overdracht van alle of van een deel van zijn rechten en verplichtingen uit of krachtens overeenkomsten van natura-uitvaartverzekering. Zolang nog niet blijkt dat de verzekeraar een negatief eigen vermogen heeft, strekt de machtiging mede tot vereffening van het vermogen van de onderneming van de verzekeraar.

  • 4 Ten aanzien van een verzekeraar met zetel buiten Nederland heeft de machtiging betrekking op het vanuit zijn bijkantoren in Nederland uitgeoefende verzekeringsbedrijf. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald welke activa en passiva tot dat bedrijf moeten worden gerekend.

  • 5 De Pensioen- & Verzekeringskamer zendt een afschrift van haar verzoekschrift aan de verzekeraar.

  • 6 De rechtbank behandelt het verzoek van de Pensioen- & Verzekeringskamer tot het uitspreken van de noodregeling met de meeste spoed op een niet openbare terechtzitting op de voet van de rechtspleging in burgerlijke zaken, voor zover daarvan bij deze wet niet is afgeweken.

  • 7 De rechtbank kan inzage nemen of doen nemen van de zakelijke gegevens en bescheiden van de verzekeraar. Artikel 30 is daarbij van overeenkomstige toepassing.

  • 8 De rechtbank geeft geen beschikking dan nadat de verzekeraar en de Pensioen- & Verzekeringskamer zijn gehoord althans behoorlijk zijn opgeroepen.

  • 9 De beschikking van de rechtbank wordt met redenen omkleed en wordt, indien de noodregeling wordt uitgesproken, op een openbare terechtzitting uitgesproken. De griffier doet van de zakelijke inhoud van de beschikking mededeling in de Staatscourant.

  • 10 De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad, terugwerkend tot aan het begin van de dag waarop zij is uitgesproken, niettegenstaande enige daartegen gerichte voorziening.

  • 11 Bij de beschikking bepaalt de rechtbank de duur van de machtiging op ten hoogste anderhalf jaar. Voor het verstrijken van de gestelde termijn kunnen de bewindvoerders eenmaal of meermalen verlenging van de geldigheidsduur voor ten hoogste anderhalf jaar verzoeken. Het verzoek wordt behandeld op dezelfde wijze als een verzoek tot het uitspreken van de noodregeling. Zolang bij de afloop van de geldigheidsduur van de machtiging op een verzoek tot verlenging niet is beschikt, blijft de machtiging gehandhaafd.

  • 12 De Pensioen- & Verzekeringskamer kan een verzoek tot het uitspreken van de noodregeling bij de rechtbank indienen zonder tussenkomst van een procureur.

Artikel 67

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Wanneer een verzoek tot het uitspreken van de noodregeling aanhangig is tegelijk met een verzoek of vordering tot faillietverklaring, wordt de behandeling van het verzoek of de vordering tot faillietverklaring geschorst totdat op het verzoek tot het uitspreken van de noodregeling is beschikt. Indien de rechtbank de noodregeling uitspreekt, vervalt het verzoek of de vordering tot faillietverklaring van rechtswege.

  • 2 Het uitspreken van de noodregeling heeft mede tot gevolg dat de verzekeraar slechts in staat van faillissement kan worden verklaard overeenkomstig artikel 78.

  • 3 De rechtbank kan op verzoek van de bewindvoerders of ambtshalve de noodregeling beëindigen. De griffier doet van de intrekking mededeling in de Staatscourant.

  • 4 De bewindvoerders kunnen een verzoek tot het beëindigen van de noodregeling bij de rechtbank indienen zonder tussenkomst van een procureur.

  • 5 Door de beschikking, bedoeld in het derde lid of de mededeling, bedoeld in artikel 74, vierde lid, vervallen van rechtswege de bevoegdheden, welke de bewindvoerders ingevolge de machtiging, bedoeld in artikel 66 of de bijzondere machtiging, bedoeld in artikel 74, eerste lid, hadden verkregen.

Artikel 68

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Op verzoek van de bewindvoerders benoemt de rechtbank een van haar leden tot rechter-commissaris die toezicht houdt op de vereffening welke plaats heeft ingevolge artikel 72a. Met betrekking tot de beschikkingen van de rechter-commissaris, gegeven ter uitvoering van het in de eerste volzin bepaalde, zijn de artikelen 66 en 67, eerste lid, van de Faillissementswet van overeenkomstige toepassing. Het tweede lid van artikel 67 van die wet is van overeenkomstige toepassing voor zover de daarin opgesomde artikelen in artikel 72a van overeenkomstige toepassing zijn verklaard. Hetgeen in de genoemde artikelen is bepaald met betrekking tot de curator onderscheidenlijk de gefailleerde is van toepassing op de bewindvoerders onderscheidenlijk de verzekeraar dan wel het bijkantoor.

Artikel 69

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Vanaf het begin van de dag van de uitspraak waarbij de rechtbank de machtiging verleent, mogen aan de in de artikelen 39 en 46 bedoelde waarden geen andere waarden worden toegevoegd dan de sindsdien ontvangen premies of de met die premies verkregen waarden, voor zover deze dienen tot dekking van de technische voorzieningen. Indien faillissement wordt uitgesproken zonder voorafgaande machtiging of later dan vier weken na de beëindiging van de machtiging, geldt hetzelfde verbod vanaf de dag van de faillietverklaring.

Artikel 70

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Indien de rechtbank de machtiging verleent, oefenen de bewindvoerders bij uitsluiting alle bevoegdheden van de bestuurders, de commissarissen of de vertegenwoordiger van de verzekeraar uit.

  • 2 De bewindvoerders waken voor de belangen van de gezamenlijke schuldeisers.

  • 3 De bestuurders, de commissarissen of de vertegenwoordiger van de verzekeraar verlenen bij de uitoefening door de bewindvoerders van de in het eerste lid bedoelde bevoegdheden alle door hen gevraagde medewerking.

  • 4 Indien meer dan één bewindvoerder is benoemd, is voor de geldigheid van hun handelingen toestemming van de meerderheid of bij staking van stemmen een beslissing van de voorzieningenrechter van de rechtbank vereist. De bewindvoerder aan wie bij de machtiging, bedoeld in artikel 66, derde lid, een bepaalde werkkring is aangewezen, is binnen de grenzen daarvan zelfstandig tot handelen bevoegd.

  • 5 De rechtbank kan te allen tijde een bewindvoerder, na deze en de Pensioen- & Verzekeringskamer gehoord, althans behoorlijk opgeroepen te hebben, ontslaan en door een ander vervangen, of aan de bewindvoerder één of meer bewindvoerders toevoegen, een en ander op verzoek van de bewindvoerder, de andere bewindvoerders, de Pensioen- & Verzekeringskamer of één of meer schuldeisers dan wel ambtshalve.

  • 6 De bewindvoerders kunnen de bestuurders of de vertegenwoordiger van de verzekeraar machtigen bepaalde handelingen te verrichten.

  • 7 Een besluit van aandeelhouders of leden van een verzekeraar met zetel in Nederland behoeft, om van kracht te zijn, de toestemming van de bewindvoerders.

  • 8 Wordt een besluit van aandeelhouders of leden dat ingevolge de statuten of reglementen van een verzekeraar met zetel in Nederland voor een handeling is vereist, niet genomen of verkrijgt dit besluit niet de volgens de statuten of reglementen vereiste toestemming, dan kunnen de bewindvoerders dit besluit nemen.

  • 9 De bewindvoerders kunnen personen machtigen alle of een deel van de bevoegdheden uit te oefenen die zij ingevolge het eerste lid hebben. De bewindvoerders kunnen de rechtbank verzoeken een beloning voor de gemachtigden vast te stellen. De bewindvoerders doen van de naam en woonplaats van een door hen gemachtigde alsook van de intrekking van een machtiging mededeling in de Staatscourant.

  • 10 Het loon van de personen, aangewezen ingevolge artikel 66, zevende lid, het loon en de verschotten van de bewindvoerders, alsmede de overige kosten van de noodregeling worden bepaald door de rechtbank en vormen een boedelschuld.

Artikel 71

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Ingevolge de hun verleende machtiging kunnen de bewindvoerders, ongeacht hetgeen daaromtrent bij de statuten van de verzekeraar is bepaald:

  • a. alle nog niet gedane stortingen op de aandelen in het geplaatste kapitaal onderscheidenlijk het waarborgkapitaal van een verzekeraar uitschrijven en innen;

  • b. naheffingen opleggen en innen tot het in de statuten van een onderlinge waarborgmaatschappij met zetel in Nederland of van een onderneming dan wel instelling op onderlinge grondslag met zetel buiten Nederland bepaalde maximum.

Artikel 72

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Het uitspreken van de noodregeling heeft tot gevolg dat de verzekeraar niet kan worden genoodzaakt tot betaling van zijn schulden die voor het uitspreken van de noodregeling zijn ontstaan. Alle uit dien hoofde aangevangen executies worden geschorst en gelegde beslagen vervallen. Artikel 36 van de Faillissementswet is van overeenkomstige toepassing op de in de eerste zin bedoelde schulden.

  • 2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op vorderingen als bedoeld in artikel 80, derde lid.

  • 3 Onverminderd het bepaalde in artikel 72a, geldt het in het eerste lid bepaalde niet voor:

    • a. vorderingen die door pand of hypotheek op goederen van de verzekeraar zijn gedekt;

    • b. termijnen van huurkoop.

  • 4 Voor zover vorderingen die door pand of hypotheek zijn gedekt, niet op de daaraan onderworpen goederen kunnen worden verhaald, werkt de uitspraak wel ten aanzien van deze vorderingen.

  • 5 Het uitspreken van de noodregeling werkt niet ten voordele van de borgen en andere medeschuldenaren van de verzekeraar.

Artikel 72a

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De bewindvoerders kunnen uitkeringen doen op vorderingen die niet voortvloeien uit handelingen met de verzekeraar na het uitspreken van de noodregeling verricht, voor zover dit gelet op de liquiditeitspositie van de verzekeraar verantwoord is te achten en indien is voldaan aan de volgende leden.

  • 2 De bewindvoerders maken een staat op waaruit blijken de aard en het bedrag van de baten en schulden van de verzekeraar, de namen en woonplaatsen van de schuldeisers alsmede het bedrag der vorderingen van iedere schuldeiser. Een door de bewindvoerders gewaarmerkt afschrift van deze staat wordt ter kosteloze inzage van een ieder ter griffie van de rechtbank neergelegd.

  • 3 Op verzoek van de bewindvoerders bepaalt de rechter-commissaris de dag waarop uiterlijk de vorderingen moeten worden ingediend, en voorts dag, uur en plaats, waarop de verificatievergadering zal worden gehouden. De bewindvoerders geven van deze beschikkingen onmiddellijk aan alle bekende schuldeisers schriftelijk kennis en doen daarvan aankondiging in een of meer door de rechter-commissaris aan te wijzen dagbladen. De artikelen 110 tot en met 113 van de Faillissementswet zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat hetgeen is bepaald met betrekking tot de curator onderscheidenlijk de gefailleerde van toepassing is op de bewindvoerders onderscheidenlijk de verzekeraar dan wel het bijkantoor. Artikel 78, vierde lid, onderdeel e, is van overeenkomstige toepassing.

  • 4 Een afschrift van de lijst van voorlopig erkende schuldvorderingen en van de lijst van betwiste vorderingen wordt door de bewindvoerders ter griffie van de rechtbank neergelegd om aldaar gedurende veertien dagen voorafgaande aan de verificatievergadering kosteloos voor een ieder ter inzage te liggen. De bewindvoerders geven alle bekende schuldeisers voor het begin van deze periode schriftelijk van de nederlegging bericht waarbij zij een nadere oproeping tot de verificatievergadering voegen. Voorts doen de bewindvoerders van de nederlegging mededeling in een of meer door de rechter-commissaris aan te wijzen dagbladen.

  • 5 Met betrekking tot de verificatie zijn de artikelen 59, 119 tot en met 122, 123 tot en met 127, 129, 132 tot en met 137, 260, eerste lid, 261 en 262, eerste en derde lid, van de Faillissementswet van overeenkomstige toepassing. Daarbij zijn de bepalingen met betrekking tot de curator onderscheidenlijk de gefailleerde van toepassing op de bewindvoerders onderscheidenlijk de verzekeraar. In afwijking van de in artikel 127, eerste lid, van de Faillissementswet genoemde termijn geldt de termijn die ingevolge het derde lid van dit artikel voor de indiening van vorderingen is bepaald. De vorderingen welke opeisbaar worden op of na de datum van de beschikking, bedoeld in artikel 66, eerste lid, worden geverifieerd voor de waarde welke zij hebben op het tijdstip waarop deze vorderingen opeisbaar worden, met dien verstande dat dit ten aanzien van vorderingen welke vallen onder de werking van artikel 74, eerste lid, slechts geldt voor zover deze bepaling niet reeds op deze vorderingen is toegepast.

  • 6 De bestuurders van de verzekeraar dan wel de vertegenwoordigers van het bijkantoor wonen de verificatievergadering bij teneinde aldaar alle inlichtingen over de oorzaken van de in artikel 66, eerste lid, bedoelde toestand en de staat van de boedel te geven die hen door de rechter-commissaris worden gevraagd. De schuldeisers kunnen de rechter-commissaris verzoeken omtrent bepaalde door hen op te geven punten inlichtingen aan de bestuurders dan wel aan de vertegenwoordigers van het bijkantoor te vragen. De vragen aan de bestuurders dan wel aan de vertegenwoordigers van het bijkantoor gesteld en de door hen gegeven antwoorden worden in het proces-verbaal opgetekend. In afwijking van het bepaalde in artikel 121, vierde lid, van de Faillissementswet levert het proces-verbaal van de verificatievergadering ten aanzien van de verbintenissen van de verzekeraar welke ingevolge artikel 74, eerste lid, worden overgedragen slechts kracht van gewijsde op voor zover de desbetreffende bedingen niet worden gewijzigd.

  • 7 Na de verificatie van de schuldvorderingen maken de bewindvoerders een uitdelingslijst op. Zij onderwerpen die aan de goedkeuring van de rechter-commissaris. De lijst houdt in een staat van ontvangsten en uitgaven, daaronder begrepen het loon van de bewindvoerders, de namen van de schuldeisers, en voorts het geverifieerde bedrag van ieders vordering en de daarop te ontvangen uitkering. De artikelen 180, tweede lid, 181 en 182, eerste lid, van de Faillissementswet zijn van overeenkomstige toepassing. Onverminderd het bepaalde in het tiende lid is artikel 233 van die wet eveneens van overeenkomstige toepassing.

  • 8 Bij het opmaken van de uitdelingslijst wordt met betrekking tot de vorderingen die zijn betwist of waarvan de voorrang is betwist of die voorwaardelijk zijn toegelaten een bedrag aan liquide middelen afgezonderd tot tenminste het beloop van het totaal van de bedragen die bij de toepassing van dit artikel op deze vorderingen zullen kunnen worden uitgekeerd, dan wel wordt deze uitkering op andere wijze zeker gesteld.

  • 9 De door de rechter-commissaris goedgekeurde uitdelingslijst wordt door de bewindvoerders ter griffie van de rechtbank neergelegd om aldaar gedurende veertien dagen kosteloos voor de schuldeisers ter inzage te liggen. De bewindvoerders doen van de nederlegging mededeling in een of meer door de rechter-commissaris aan te wijzen dagbladen. Voorts geven de bewindvoerders aan ieder der erkende en voorwaardelijk toegelaten schuldeisers schriftelijk van de nederlegging kennis, onder vermelding van het voor hem uitgetrokken bedrag. De artikelen 184 tot en met 186, 187, eerste, tweede en derde lid, 189 en 191 van de Faillissementswet zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat hetgeen daarin is bepaald met betrekking tot de curator van toepassing is op de bewindvoerders en dat in afwijking van de in artikel 184 van de Faillissementswet bedoelde termijn geldt de in de eerste zin van dit lid genoemde termijn. Indien ten gevolge van het krachtens artikel 184 dan wel artikel 186 van de Faillissementswet gedane verzet een verificatiegeschil ontstaat, wordt ten aanzien van de vorderingen waarop dit verzet betrekking heeft, het achtste lid van dit artikel overeenkomstig toegepast, en kan vervolgens, nadat voor zoveel nodig tevens dienovereenkomstig wijziging van de overige in de ter inzage neergelegde lijst opgenomen uitkeringsbedragen heeft plaats gehad, met inachtneming van het overigens in dit artikel bepaalde, tot uitkering worden overgegaan. Indien het gedane verzet niet tot een verificatiegeschil leidt, kan met inachtneming van het bij de beschikking op het verzet bepaalde tot uitkering worden overgegaan zodra die beschikking in kracht van gewijsde is gegaan.

  • 10 In afwijking van de laatste zin van het zevende lid kan op geverifieerde vorderingen welke opeisbaar worden op of na de datum van de beschikking als bedoeld in artikel 66, eerste lid, voor zover artikel 74, eerste lid, niet reeds op deze vorderingen werd toegepast, een uitkering eerst worden gedaan zodra deze vorderingen opeisbaar zijn geworden. Tot dat tijdstip wordt een bedrag aan liquide middelen afgezonderd tot ten minste het beloop van het totaal van de bedragen die bij de toepassing van dit artikel op deze vorderingen zullen kunnen worden uitgekeerd, dan wel wordt deze uitkering op andere wijze zeker gesteld.

Artikel 73

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Met betrekking tot verrekening en schuldoverneming vinden de artikelen 234 en 235 van de Faillissementswet overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de schuldenaar van de verzekeraar die zijn schuld wil verrekenen met een vordering aan order of toonder, gehouden is te bewijzen dat hij het papier reeds op het ogenblik der uitspraak, waarbij het verzoek werd toegewezen, te goeder trouw had verkregen.

  • 2 Met betrekking tot wederkerige overeenkomsten in het algemeen en tot termijnzaken, overeenkomsten van huurkoop, huurovereenkomsten en arbeidsovereenkomsten in het bijzonder, waarbij de verzekeraar ten aanzien waarvan de noodregeling is uitgesproken, partij is, vinden de artikelen 236, 237, 237a, 238 en 239 van de Faillissementswet overeenkomstige toepassing.

  • 3 De bewindvoerders kunnen bestuurders, commissarissen en de vertegenwoordiger namens de verzekeraar ontslaan. Bij dit ontslag worden de overeengekomen of wettelijke termijnen in acht genomen, met dien verstande echter dat een termijn van zes weken in elk geval voldoende is.

  • 4 Met betrekking tot de voldoening van een schuld aan de verzekeraar nadat de noodregeling is uitgesproken, vindt artikel 240 van de Faillissementswet overeenkomstige toepassing.

Artikel 74

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De rechtbank kan tegelijk met de in artikel 66 bedoelde machtiging of daarna de bewindvoerders op hun verzoek een bijzondere machtiging verlenen die strekt tot een of meer van de volgende handelingen:

    • a. wijziging, bij de overdracht van rechten en verplichtingen uit of krachtens overeenkomsten van natura-uitvaartverzekering, van die overeenkomsten;

    • b. verkorting van de duur van overeenkomsten van natura-uitvaartverzekering.

  • 2 Wijzigingen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, kunnen niet tot gevolg hebben dat aan verzekeringnemers meer verplichtingen worden opgelegd.

  • 4 Zodra overdracht van rechten en verplichtingen krachtens de in artikel 66 bedoelde machtiging heeft plaatsgevonden, doen de bewindvoerders van deze overdracht en, zo handelingen door hen zijn verricht krachtens de in het eerste lid bedoelde bijzondere machtiging, van deze handelingen mededeling in de Staatscourant en in ten minste drie door de rechtbank aan te wijzen dagbladen. De bewindvoerders kunnen, indien zij dit in het belang van verzekeringnemers, verzekerden of gerechtigden op uitkeringen achten, de bedoelde overdracht en handelingen tevens op andere wijze publiceren

  • 6 Wijzigingen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, laten onverlet de uitkeringen die overeenkomstig artikel 72a zijn gedaan voor de dag van de indiening van het verzoek om de machtiging als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 74a

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Een vereniging waarvan ten minste 35% van de verzekeringnemers van de verzekeraar ten aanzien waarvan de noodregeling is uitgesproken lid is, kan zich aanmelden bij de bewindvoerders.

  • 2 De bewindvoerders horen de vereniging alvorens zij de bevoegdheden, bedoeld in artikel 74, eerste lid, uitoefenen, indien deze op een door de bewindvoerders te bepalen moment ten genoegen van de bewindvoerders heeft aangetoond dat zij aan de in het eerste lid gestelde vereisten voldoet.

Artikel 75

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Een overdracht van rechten en verplichtingen ingevolge dit hoofdstuk mag geen nadeel toebrengen aan de rechten van de overblijvende schuldeisers.

Artikel 77

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Voor de toepassing van de artikelen 194, 342 en 343 van het Wetboek van Strafrecht wordt met faillissement gelijkgesteld de rechtstoestand waarin een verzekeraar verkeert zolang te zijnen aanzien de noodregeling als bedoeld in artikel 66 van kracht is.

Artikel 78

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De bewindvoerders dienen, de Pensioen- & Verzekeringskamer gehoord, een verzoek tot faillietverklaring in, indien blijkt dat de verzekeraar een negatief eigen vermogen heeft en het met de verleende machtiging te bereiken doel is verwezenlijkt of niet meer kan worden verwezenlijkt. De Pensioen- & Verzekeringskamer dient een verzoek tot faillietverklaring in indien geen machtiging werd verleend en geen redelijk vooruitzicht meer bestaat dat het met een machtiging te bereiken doel alsnog kan worden verwezenlijkt.

  • 2 Bij de beoordeling van de omvang van het eigen vermogen van een verzekeraar met zetel buiten Nederland worden uitsluitend de activa en passiva in aanmerking genomen die moeten worden gerekend tot het vanuit zijn bijkantoren in Nederland uitgeoefende verzekeringsbedrijf.

  • 3 De bewindvoerders onderscheidenlijk de Pensioen- & Verzekeringskamer kunnen een verzoek als bedoeld in de eerste volzin onderscheidenlijk de tweede volzin van het eerste lid zonder tussenkomst van een procureur indienen. De faillietverklaring wordt uitgesproken ongeacht of de verzekeraar verkeert in een toestand van te hebben opgehouden te betalen. Het bepaalde in de eerste titel en in artikel 284 van de Faillissementswet is overigens van toepassing.

  • 4 De noodregeling en de machtiging houden van rechtswege op van kracht te zijn ingeval de verzekeraar in staat van faillissement wordt verklaard. Alsdan, zomede indien de faillietverklaring wordt uitgesproken binnen vier weken na de beëindiging van de noodregeling, gelden de volgende bepalingen:

    • a. het tijdstip waarop de termijnen, in de artikelen 43 en 45 van de Faillissementswet vermeld, aanvangen, wordt berekend vanaf het tijdstip waarop de beschikking houdende machtiging uitvoerbaar is geworden;

    • b. een beroep op verrekening kan in afwijking van artikel 53 van de Faillissementswet slechts worden gedaan indien de vordering en de schuldplichtigheid beide zijn ontstaan voor het tijdstip waarop de beschikking, houdende machtiging, uitvoerbaar is geworden, of voortvloeien uit een handeling voor dat tijdstip met de gefailleerde verricht;

    • c. handelingen, ingevolge artikel 70 door of namens de bewindvoerders verricht gedurende de tijd dat de machtiging van kracht was, worden beschouwd als handelingen van de curator, terwijl boedelschulden, gedurende die tijd ontstaan, ook in het faillissement als boedelschulden zullen gelden;

    • d. de boedel is niet aansprakelijk voor verbintenissen van de verzekeraar die in strijd met artikel 70, eerste en zesde lid, zijn aangegaan gedurende de tijd dat de machtiging van kracht was, dan voor zover deze daardoor is gebaat;

    • e. vorderingen uit overeenkomsten van natura-uitvaartverzekering kunnen in afwijking van artikel 110, eerste lid, van de Faillissementswet worden ingediend door overlegging van de polis of een afschrift daarvan, zonder dat de waarde van de vordering behoeft te worden vermeld. Voor zover de curator de vordering erkent, stelt hij de omvang daarvan vast;

    • e. overigens is, voor zover niet reeds ingevolge artikel 72a tot volledige uitvoering gekomen, het bepaalde in titel I van de Faillissementswet van toepassing.

Artikel 78a

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Indien een faillietverklaring wordt uitgesproken op verzoek van de bewindvoerders dan wel binnen vier weken na het einde van de noodregeling, geldt dat het tijdstip waarop de termijnen vermeld in de artikelen 43 en 45 van de Faillissementswet en in artikel 138, zesde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek aanvangen, wordt berekend vanaf het tijdstip waarop de noodregeling is uitgesproken.

Artikel 79

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

De bewindvoerders brengen tijdens de noodregeling telkens na verloop van drie maanden, alsmede na beëindiging van de noodregeling zo spoedig mogelijk verslag omtrent hun werkzaamheden uit aan de rechtbank. Een afschrift van dit verslag zenden de bewindvoerders aan Onze Minister en aan de Pensioen- & Verzekeringskamer.

Artikel 80

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 In geval van noodregeling overeenkomstig dit hoofdstuk of van faillissement van een verzekeraar worden de boedelschulden, overeenkomstig de bepalingen van de Faillissementswet, al naar gelang de aard van de betrokken boedelschuld hetzij mede over de in de artikelen 39 en 46 bedoelde waarden omgeslagen, hetzij uitsluitend van een bepaalde bate van de boedel afgetrokken.

  • 2 Onverminderd het bepaalde in het eerste lid dienen in geval van noodregeling of van faillissement van een verzekeraar de waarden, ingevolge de artikelen 39 en 46 geadministreerd voor de vanuit de vestigingen in Nederland aangegane verplichtingen uit of krachtens overeenkomsten van natura-uitvaartverzekering, uitsluitend tot voldoening van de volgende vorderingen en wel in de hierna vermelde volgorde:

    • a. de vorderingen van werknemers en gewezen werknemers alsmede de vorderingen van hun nabestaanden met betrekking tot reeds vervallen termijnen van pensioen, voor zover de vordering niet ouder is dan een jaar;

    • b. de vorderingen van werknemers, niet zijnde bestuurders van de verzekeraar waarbij zij in dienst zijn, en gewezen werknemers alsmede de vorderingen van hun nabestaanden met betrekking tot in de toekomst tot uitkering komende termijnen van toegezegd pensioen;

    • c. de vorderingen van werknemers met betrekking tot het loon over het voorafgaande jaar en hetgeen over het lopende jaar verschuldigd is, benevens het bedrag van de verhoging van dat loon ingevolge artikel 625 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek alsmede het bedrag van de uitgaven, door de werknemer voor de verzekeraar als werkgever gedaan, en de bedragen, door de verzekeraar aan de werknemer krachtens titel 10 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst verschuldigd;

    • d. de vorderingen en rechten betreffende prestaties, die zijn ontstaan of nog zullen ontstaan uit overeenkomsten van natura-uitvaartverzekering, gesloten vanuit een vestiging in Nederland.

  • 3 Onder de in het tweede lid, onderdeel d, bedoelde vorderingen worden mede begrepen de vorderingen ter zake van prestaties krachtens lopende overeenkomsten van natura-uitvaartverzekering, ontstaan op of na de dag waarop de machtiging, bedoeld in artikel 66, is verleend dan wel, indien een faillissement wordt uitgesproken zonder voorafgaande machtiging of later dan vier weken na de beëindiging van de machtiging, op of na de dag waarop het faillissement is uitgesproken.

  • 4 Op de ingevolge de artikelen 39 en 46 geadministreerde waarden voor de vanuit de vestigingen in Nederland aangegane verplichtingen uit of krachtens overeenkomsten van natura-uitvaartverzekering zijn, behoudens vorderingen die door pand of hypotheek op deze waarden zijn gedekt, geen andere vorderingen verhaalbaar, tenzij vaststaat dat alle vorderingen, genoemd in het tweede lid, zullen kunnen worden voldaan en dat in de toekomst zodanige vorderingen niet meer zullen ontstaan.

  • 5 Ingeval de in het tweede lid bedoelde vorderingen niet volledig uit de ingevolge de artikelen 39 en 46 geadministreerde waarden voor de vanuit de vestigingen in Nederland aangegane verplichtingen uit of krachtens overeenkomsten van natura-uitvaartverzekering zijn voldaan, hebben de betrokken schuldeisers voor het overblijvende deel van hun vorderingen te zamen met de overige schuldeisers een gelijk recht om naar evenredigheid van ieders vordering uit de overige goederen te worden voldaan, behoudens de door de wet erkende redenen van voorrang.

Hoofdstuk 9. Bijzondere bepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 81

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 2 In dit artikel wordt onder gekwalificeerde deelneming verstaan een rechtstreeks of middellijk belang van meer dan 5 procent van het geplaatste aandelenkapitaal van een kredietinstelling als bedoeld in het eerste lid, of het rechtstreeks of middellijk kunnen uitoefenen van meer dan 5 procent van de stemrechten in een dergelijke kredietinstelling, of het rechtstreeks of middellijk kunnen uitoefenen van een daarmee vergelijkbare zeggenschap in een dergelijke kredietinstelling.

  • 3 Het verbod van het eerste lid geldt ook voor een onderneming of instelling die aan het hoofd staat van een groep waarin een of meer verzekeraars zijn opgenomen.

  • 4 Een verklaring van geen bezwaar voor een handeling als bedoeld in het eerste lid wordt verleend, tenzij:

    • a. de Pensioen- & Verzekeringskamer van oordeel is dat de handeling in strijd zou zijn of zou kunnen komen met het belang van degenen die als verzekeringnemers of verzekerden betrokken zijn of zullen worden bij overeenkomsten van natura-uitvaartverzekering, gesloten of te sluiten door een rechtstreeks of middellijk bij de handeling betrokken verzekeraar;

    • b. de Pensioen- & Verzekeringskamer van oordeel is dat de handeling zou leiden of zou kunnen leiden tot een ongewenste ontwikkeling van het verzekeringswezen;

    • c. de Pensioen- & Verzekeringskamer van oordeel is dat een integere bedrijfsvoering onvoldoende is gewaarborgd, waarbij onder integere bedrijfsvoering wordt verstaan de bedrijfsvoering met uitzondering van het deel dat wordt geregeld door de effectentypische gedragsregels, bedoeld in artikel 18a van de Wet toezicht effectenverkeer 1995; of

    • d. Onze Minister van oordeel is dat de handeling zou leiden of zou kunnen leiden tot een ongewenste ontwikkeling van het verzekeringswezen.

  • 5 Aan een verklaring van geen bezwaar voor een handeling als bedoeld in het eerste lid kunnen op grond van de overwegingen als bedoeld in het vierde lid, onderdelen a, b en c, onderscheidenlijk het vierde lid, onderdeel d, beperkingen worden gesteld en voorschriften worden verbonden.

  • 6 Ingeval een handeling als bedoeld in het eerste lid is verricht zonder dat voor die handeling een verklaring van geen bezwaar is verkregen of de bij de verklaring van geen bezwaar gestelde beperkingen in acht zijn genomen, is de in overtreding zijnde verzekeraar gehouden binnen een door Onze Minister te bepalen termijn de verrichte handeling ongedaan te maken dan wel de beperkingen alsnog in acht te nemen. Deze verplichting vervalt op het tijdstip waarop en voor zover voor de desbetreffende handeling alsnog een verklaring van geen bezwaar wordt afgegeven dan wel de niet in acht genomen beperkingen worden ingetrokken.

  • 7 Ingeval aan de verklaring van geen bezwaar als bedoeld in het eerste lid verbonden voorschriften niet worden nagekomen, kan Onze Minister een termijn vaststellen waarbinnen de in overtreding zijnde verzekeraar de niet nagekomen voorschriften alsnog moet vervullen.

Artikel 82

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Het is iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon verboden, anders dan na verkregen verklaring van geen bezwaar, een gekwalificeerde deelneming in een verzekeraar met zetel in Nederland te houden, te verwerven of te vergroten dan wel enige zeggenschap verbonden aan een gekwalificeerde deelneming in een verzekeraar met zetel in Nederland uit te oefenen.

  • 2 Een verklaring van geen bezwaar voor een handeling als bedoeld in het eerste lid wordt verleend, tenzij:

    • a. de Pensioen- & Verzekeringskamer van oordeel is dat de handeling zou leiden of zou kunnen leiden tot een invloed op de betrokken verzekeraar die in strijd is met het belang van degenen die als verzekeringnemers of verzekerden betrokken zijn of zullen worden bij overeenkomsten van natura-uitvaartverzekering, gesloten of te sluiten door een rechtstreeks of middellijk bij de handeling betrokken verzekeraar;

    • b. de Pensioen- & Verzekeringskamer van oordeel is dat de handeling ertoe zou leiden of zou kunnen leiden dat de betrokken verzekeraar behoort of zou gaan behoren tot een groep waarbinnen de formele of feitelijke zeggenschapsstructuur in zodanige mate ondoorzichtig is dat deze een belemmering zou vormen voor het adequaat uitoefenen van toezicht op de verzekeraar;

    • c. de Pensioen- & Verzekeringskamer van oordeel is dat de handeling zou leiden of zou kunnen leiden tot een ongewenste ontwikkeling van het verzekeringswezen; of

    • d. de Pensioen- & Verzekeringskamer van oordeel is dat een integere bedrijfsvoering onvoldoende is gewaarborgd, waarbij onder integere bedrijfsvoering wordt verstaan de bedrijfsvoering met uitzondering van het deel dat wordt geregeld door de effectentypische gedragsregels, bedoeld in artikel 18a van de Wet toezicht effectenverkeer 1995; of

  • 3 Aan een verklaring van geen bezwaar voor een handeling als bedoeld in het eerste lid kunnen op grond van de overwegingen als bedoeld in het tweede lid, onderdelen a tot en met c, onderscheidenlijk het tweede lid, onderdeel d, beperkingen worden gesteld en voorschriften worden verbonden.

  • 4 Ingeval het houden, het verwerven of het vergroten van een gekwalificeerde deelneming in een verzekeraar als bedoeld in het eerste lid is verricht, zonder dat voor die handeling een verklaring van geen bezwaar is verkregen of de bij de verklaring van geen bezwaar gestelde beperkingen in acht zijn genomen, is de in overtreding zijnde natuurlijke persoon of rechtspersoon gehouden binnen een door Onze Minister dan wel vanwege Onze Minister door de Pensioen- & Verzekeringskamer te bepalen termijn de verrichte handeling ongedaan te maken dan wel de beperkingen alsnog in acht te nemen. Deze verplichting vervalt op het tijdstip waarop en voor zover voor de desbetreffende handeling alsnog een verklaring van geen bezwaar wordt verleend dan wel de niet in acht genomen beperkingen worden ingetrokken.

  • 5 Ingeval het uitoefenen van enige zeggenschap verbonden aan een gekwalificeerde deelneming in een verzekeraar als bedoeld in het eerste lid geschiedt, zonder dat voor het houden, het verwerven of het vergroten van de gekwalificeerde deelneming dan wel voor het uitoefenen van enige zeggenschap verbonden aan een gekwalificeerde deelneming in een verzekeraar als bedoeld in het eerste lid een verklaring van geen bezwaar is verkregen of de bij de verklaring van geen bezwaar gestelde beperkingen in acht zijn genomen, is een mede door de uitgeoefende zeggenschap tot stand gekomen besluit vernietigbaar. Het besluit kan worden vernietigd op vordering van Onze Minister dan wel vanwege Onze Minister van de Pensioen- & Verzekeringskamer. Het besluit wordt in dat geval door de rechtbank, binnen welker rechtsgebied de verzekeraar gevestigd is, vernietigd indien het besluit zonder dat de desbetreffende zeggenschap zou zijn uitgeoefend, anders zou hebben geluid dan wel niet zou zijn genomen, tenzij voor het tijdstip van de uitspraak alsnog een verklaring van geen bezwaar wordt verleend dan wel de niet in acht genomen beperkingen worden ingetrokken. De rechtbank regelt voor zover nodig de gevolgen van de vernietiging.

  • 6 Ingeval aan de verklaring van geen bezwaar als bedoeld in het eerste lid verbonden voorschriften niet worden nagekomen, kan Onze Minister dan wel vanwege Onze Minister de Pensioen- & Verzekeringskamer een termijn vaststellen waarbinnen de in overtreding zijnde natuurlijke persoon dan wel rechtspersoon de niet nagekomen voorschriften alsnog moet vervullen.

Artikel 83

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 3 Indien de voorschriften worden gewijzigd, kan Onze Minister, de Pensioen- & Verzekeringskamer gehoord, dan wel in door Onze Minister bepaalde gevallen vanwege Onze Minister de Pensioen- & Verzekeringskamer, de gewijzigde voorschriften verbinden aan de verklaring van geen bezwaar die aan een houder als bedoeld in het eerste lid is verleend.

  • 4 De voorschriften worden bekendgemaakt door plaatsing in de Staatscourant.

Artikel 84

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Op een aanvraag tot het verkrijgen van een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in de artikelen 81, eerste lid, of 82, eerste lid, wordt beslist door Onze Minister, de Pensioen- & Verzekeringskamer gehoord, dan wel in door Onze Minister bepaalde gevallen vanwege Onze Minister door de Pensioen- & Verzekeringskamer.

  • 2 De aanvraag wordt ingediend bij de Pensioen- & Verzekeringskamer. De Pensioen- & Verzekeringskamer zendt de aanvraag, vergezeld van haar advies, aan Onze Minister behoudens in de gevallen waarin zij vanwege Onze Minister beslist.

  • 3 Op de aanvraag wordt binnen dertien weken beslist.

  • 4 De verleende verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 82, eerste lid, wordt door Onze Minister dan wel vanwege Onze Minister door de Pensioen- & Verzekeringskamer aan de betrokken verzekeraar bekendgemaakt.

  • 5 Van de afgifte van een verklaring van geen bezwaar wordt door Onze Minister dan wel vanwege Onze Minister door de Pensioen- & Verzekeringskamer mededeling gedaan in de Staatscourant, behoudens voor zover Onze Minister of de Pensioen- & Verzekeringskamer van oordeel is, dat publikatie zou leiden of zou kunnen leiden tot onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de beslissing betrokkenen of derden.

  • 6 Een verklaring van geen bezwaar kan door Onze Minister, de Pensioen- & Verzekeringskamer gehoord, dan wel in door Onze Minister bepaalde gevallen vanwege Onze Minister door de Pensioen- & Verzekeringskamer worden gewijzigd of ingetrokken:

    • a. op aanvraag van de houder;

    • b. indien de gegevens of bescheiden die zijn verstrekt ter verkrijging van de verklaring van geen bezwaar zodanig onjuist of onvolledig blijken dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen als bij de beoordeling van de aanvraag de juiste omstandigheden volledig bekend waren geweest;

    • c. indien niet alsnog binnen de termijn als bedoeld in artikel 81, zevende lid, onderscheidenlijk artikel 82, zesde lid, aan alle bij de verklaring van geen bezwaar gestelde voorschriften wordt voldaan.

  • 7 Indien zich met betrekking tot een verleende verklaring van geen bezwaar omstandigheden voordoen of feiten bekend worden welke:

    • a. naar het oordeel van de Pensioen- & Verzekeringskamer tot strijd met het belang leiden of zouden kunnen leiden van degenen die als verzekeringnemers of verzekerden betrokken zijn of zullen worden bij overeenkomsten van natura-uitvaartverzekering, gesloten of te sluiten door een rechtstreeks of middellijk bij de handeling betrokken verzekeraar onderscheidenlijk tot een invloed op de betrokken verzekeraar die in strijd is met het belang van degenen die als verzekeringnemers of verzekerden betrokken zijn of zullen worden bij overeenkomsten van natura-uitvaartverzekering, gesloten of te sluiten door een rechtstreeks of middellijk bij de handeling betrokken verzekeraar;

    • b. naar het oordeel van de Pensioen- & Verzekeringskamer ertoe leiden of zouden kunnen leiden dat de betrokken verzekeraar zou gaan behoren tot een groep waarbinnen de formele of feitelijke zeggenschapsstructuur in zodanige mate ondoorzichtig is dat deze een belemmering zou vormen voor het adequaat uitoefenen van toezicht op de verzekeraar;

    • c. naar het oordeel van de Pensioen- & Verzekeringskamer ertoe leiden of zouden kunnen leiden dat een integere bedrijfsvoering onvoldoende is gewaarborgd, waarbij onder integere bedrijfsvoering wordt verstaan de bedrijfsvoering met uitzondering van het deel dat wordt geregeld door de effectentypische gedragsregels, bedoeld in artikel 18a van de Wet toezicht effectenverkeer 1995; of

    • d. naar het oordeel van de Pensioen- & Verzekeringskamer of Onze Minister leiden of zouden kunnen leiden tot een ongewenste ontwikkeling van het verzekeringswezen;

    en derhalve zo zij voor het tijdstip waarop de verklaring van geen bezwaar werd verleend zich hadden voorgedaan, of bekend waren geweest, een verklaring van geen bezwaar zou zijn geweigerd dan wel de verklaring van geen bezwaar onder het stellen van beperkingen of het verbinden van voorschriften zou zijn verleend, kan Onze Minister, de Pensioen- & Verzekeringskamer gehoord, dan wel in door Onze Minister bepaalde gevallen vanwege Onze Minister de Pensioen- & Verzekeringskamer, aan de verklaring van geen bezwaar nadere beperkingen stellen of nadere voorschriften verbinden of de verklaring van geen bezwaar intrekken.

  • 8 De wijziging of de intrekking van een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 82, eerste lid, wordt door Onze Minister dan wel vanwege Onze Minister door de Pensioen- & Verzekeringskamer aan de betrokken verzekeraar bekendgemaakt.

  • 9 Van de wijziging of de intrekking van een verklaring van geen bezwaar wordt door Onze Minister dan wel vanwege Onze Minister door de Pensioen- & Verzekeringskamer mededeling gedaan in de Staatscourant, behoudens voor zover Onze Minister of de Pensioen- & Verzekeringskamer van oordeel is, dat publikatie zou leiden of zou kunnen leiden tot onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de beslissing betrokkenen of derden.

Artikel 85

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon wiens gekwalificeerde deelneming in een verzekeraar met zetel in Nederland zodanig wijzigt, dat de omvang van deze deelneming onder de 10, 20, 33 of 50 procent daalt of, dat de verzekeraar ophoudt een dochtermaatschappij te zijn, stelt de Pensioen- & Verzekeringskamer daarvan vooraf in kennis.

  • 2 Een verzekeraar met zetel in Nederland stelt, voor zover hem bekend, de Pensioen- & Verzekeringskamer in de maand juli van elk jaar in kennis van de identiteit van iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon die een gekwalificeerde deelneming in deze verzekeraar houdt. Tevens stelt een verzekeraar met zetel in Nederland, zodra zulks hem bekend wordt, de Pensioen- & Verzekeringskamer in kennis van iedere verwerving, afstoting of wijziging van een gekwalificeerde deelneming in deze verzekeraar waardoor de omvang van deze deelneming boven onderscheidenlijk onder de 10, 20, 33 of 50 procent stijgt onderscheidenlijk daalt of waardoor de verzekeraar een dochtermaatschappij wordt onderscheidenlijk ophoudt een dochtermaatschappij te zijn.

  • 3 De Pensioen- & Verzekeringskamer stelt Onze Minister eens per jaar in kennis van de gegevens waarover zij ingevolge het eerste en het tweede lid beschikt.

Artikel 86

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Het is verboden in Nederland te bemiddelen bij of op andere soortgelijke wijze mee te werken aan de voorbereiding of de totstandkoming van overeenkomsten van natura-uitvaartverzekering met een verzekeraar die het natura-uitvaartverzekeringsbedrijf uitoefent zonder in het bezit te zijn van de ingevolge artikel 11 vereiste vergunning dan wel die diensten verricht naar Nederland zonder te hebben voldaan aan de procedure die ingevolge deze wet is vereist voor verzekeraars met zetel buiten Nederland.

Artikel 87

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Gegevens en inlichtingen die ingevolge het bij of krachtens deze wet bepaalde omtrent afzonderlijke verzekeraars zijn verstrekt of zijn verkregen en gegevens en inlichtingen die van een instantie als bedoeld in de artikelen 88, eerste lid, of 88a, eerste lid, zijn ontvangen, worden niet gepubliceerd en zijn geheim.

  • 2 Het is aan een ieder die uit hoofde van de toepassing van deze wet of van krachtens deze wet genomen besluiten enige taak vervult, verboden van gegevens of inlichtingen, ingevolge deze wet verstrekt of van een instantie als bedoeld in de artikelen 88, eerste lid, of 88a, eerste lid, ontvangen, of van gegevens of inlichtingen, bij het onderzoek van zakelijke gegevens en bescheiden verkregen, verder of anders gebruik te maken of daaraan verder of anders bekendheid te geven dan voor de uitoefening van zijn taak of door deze wet wordt geëist.

  • 3 Het eerste en tweede lid laten, ten aanzien van degene op wie het tweede lid van toepassing is, onverlet de toepasselijkheid van de bepalingen van het Wetboek van Strafvordering.

  • 4 Het eerste en tweede lid laten evenzo, ten aanzien van degene op wie het tweede lid van toepassing is, onverlet de toepasselijkheid van de bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en van artikel 66 van de Faillissementswet welke betrekking hebben op het als getuige of als partij in een comparitie van partijen dan wel als deskundige in burgerlijke zaken afleggen van een verklaring omtrent gegevens of inlichtingen verkregen bij de vervulling van zijn ingevolge deze wet opgedragen taak, voor zover het gaat om gegevens of inlichtingen omtrent een verzekeraar die in staat van faillissement is verklaard of op grond van een rechterlijke uitspraak is ontbonden. Het in de vorige volzin bepaalde geldt niet voor gegevens of inlichtingen die betrekking hebben op verzekeraars die betrokken zijn of zijn geweest bij een poging de desbetreffende verzekeraar in staat te stellen zijn bedrijf voort te zetten.

  • 5 De Pensioen- & Verzekeringskamer is, in afwijking van het eerste en tweede lid, bevoegd met gebruikmaking van gegevens of inlichtingen verkregen bij de vervulling van de haar ingevolge deze wet opgedragen taak, mededelingen te doen mits deze niet kunnen worden herleid tot afzonderlijke verzekeraars.

Artikel 88

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De Pensioen- & Verzekeringskamer kan, in afwijking van artikel 87, eerste en tweede lid, gegevens of inlichtingen verkregen bij de vervulling van de haar ingevolge deze wet opgedragen taak, verstrekken aan Nederlandse of buitenlandse overheidsinstanties dan wel aan Nederlandse of buitenlandse van overheidswege aangewezen instanties die belast zijn met het toezicht op financiële markten of op natuurlijke personen en rechtspersonen die op die markten werkzaam zijn, tenzij:

    • a. het doel waarvoor de gegevens of inlichtingen zullen worden gebruikt onvoldoende bepaald is;

    • b. het beoogde gebruik van de gegevens of inlichtingen niet past in het kader van het toezicht op financiële markten of op natuurlijke personen en rechtspersonen die op die markten werkzaam zijn;

    • c. de verstrekking van de gegevens of inlichtingen zich niet zou verdragen met de Nederlandse wet of de openbare orde;

    • d. de geheimhouding van de gegevens of inlichtingen niet in voldoende mate is gewaarborgd;

    • e. de verstrekking van de gegevens of inlichtingen redelijkerwijs in strijd is of zou kunnen komen met de belangen die deze wet beoogt te beschermen; of

    • f. onvoldoende is gewaarborgd dat de gegevens of inlichtingen niet zullen worden gebruikt voor een ander doel dan waarvoor deze worden verstrekt.

  • 2 Voor zover de gegevens of inlichtingen, bedoeld in het eerste lid, zijn verkregen van een buitenlandse overheidsinstantie dan wel van een buitenlandse van overheidswege aangewezen instantie, die is belast met het toezicht op financiële markten of op natuurlijke personen en rechtspersonen die op die markten werkzaam zijn, verstrekt de Pensioen- & Verzekeringskamer deze niet aan een Nederlandse of buitenlandse instantie als bedoeld in het eerste lid, tenzij de buitenlandse instantie waarvan de gegevens of inlichtingen zijn verkregen uitdrukkelijk heeft ingestemd met de verstrekking van de gegevens of inlichtingen en in voorkomend geval heeft ingestemd met het gebruik voor een ander doel dan waarvoor de gegevens of inlichtingen zijn verstrekt.

  • 3 Indien een buitenlandse instantie als bedoeld in het eerste lid aan degene die de gegevens of inlichtingen op grond van dat lid heeft verstrekt, verzoekt om die gegevens of inlichtingen te mogen gebruiken voor een ander doel dan waarvoor zij zijn verstrekt, mag dat verzoek slechts worden ingewilligd:

    • a. voor zover het beoogde gebruik niet in strijd is met het eerste of tweede lid; dan wel

    • b. voor zover die buitenlandse instantie op een andere wijze dan in deze wet voorzien vanuit Nederland met inachtneming van de daarvoor geldende procedures voor dat andere doel de beschikking over die gegevens of inlichtingen zou kunnen verkrijgen; alsmede

    • c. pas na overleg met Onze Minister van Justitie indien het in de aanhef bedoelde verzoek betrekking heeft op een onderzoek naar strafbare feiten.

Artikel 88a

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De Pensioen- & Verzekeringskamer kan, in afwijking van artikel 87, eerste en tweede lid, gegevens of inlichtingen verkregen bij de vervulling van de haar ingevolge deze wet opgedragen taak, verstrekken aan een rechter-commissaris voor zover die belast is met het toezicht uit hoofde van artikel 64 van de Faillissementswet op de curator die betrokken is bij het beheer en de vereffening van de failliete boedel van een verzekeraar.

  • 2 De Pensioen- & Verzekeringskamer verstrekt geen gegevens of inlichtingen als bedoeld in het eerste lid:

    • a. indien de verstrekking van de gegevens of inlichtingen redelijkerwijs in strijd is of zou kunnen komen met de belangen die deze wet beoogt te beschermen;

    • b. indien de gegevens of inlichtingen zijn verkregen van Nederlandse of buitenlandse overheidsinstanties dan wel van Nederlandse of buitenlandse van overheidswege aangewezen instanties die belast zijn met het toezicht op financiële markten of op natuurlijke personen en rechtspersonen die op die markten werkzaam zijn, en deze instanties niet instemmen met het verstrekken van de gegevens of inlichtingen.

Artikel 89

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Ter uitvoering van verdragen tot uitwisseling van gegevens of inlichtingen dan wel ter uitvoering van bindende besluiten van volkenrechtelijke organisaties met betrekking tot het toezicht op financiële markten of op natuurlijke personen en rechtspersonen die op die markten werkzaam zijn, kan de Pensioen- & Verzekeringskamer ten behoeve van een instantie die werkzaam is in een staat die met Nederland partij is bij een verdrag of die met Nederland valt onder eenzelfde bindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie, en die in die staat belast is met de uitvoering van wettelijke regelingen inzake het toezicht op het natura-uitvaartverzekeringsbedrijf, inlichtingen vragen aan of een onderzoek instellen of doen instellen bij een ieder die ingevolge deze wet onder haar toezicht valt dan wel bij een ieder waarvan redelijkerwijs kan worden vermoed dat hij over gegevens of inlichtingen beschikt die van belang kunnen zijn voor de uitvoering van de wettelijke regelingen als hiervoor bedoeld.

  • 2 Degene aan wie gegevens of inlichtingen als bedoeld in het eerste lid worden gevraagd, verstrekt deze gegevens of inlichtingen binnen een door de Pensioen- & Verzekeringskamer te stellen termijn.

Artikel 90

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De Pensioen- & Verzekeringskamer kan toestaan dat een functionaris van een buitenlandse instantie als bedoeld in artikel 89, eerste lid, deelneemt aan de uitvoering van een verzoek als bedoeld in dat lid.

  • 2 Degene bij wie een onderzoek als bedoeld in artikel 89, eerste lid, wordt ingesteld, verleent aan de in het eerste lid bedoelde functionaris alle medewerking die nodig is voor een goede uitvoering van dat onderzoek, met dien verstande dat degene bij wie het onderzoek wordt ingesteld en die niet ingevolge deze wet onder toezicht staat, slechts is gehouden tot het verlenen van inzage in zakelijke gegevens en bescheiden.

  • 3 De in het eerste lid bedoelde functionaris volgt de aanwijzingen op van de persoon die met de uitvoering van het verzoek is belast.

Artikel 91

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 92

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Voor de uitvoering van deze wet kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels worden gesteld.

  • 2 Onze Minister kan representatieve organisaties van verzekeraars aanwijzen.

Hoofdstuk 10. Beroep

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 93

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 3 Ingeval beroep wordt ingesteld tegen besluiten als bedoeld in de artikelen 27, 53, 54, 55, 56, 57, 59, 61, 84 en 93a, eerste lid, zal de terechtzitting worden gehouden met gesloten deuren. De uitspraak wordt alsdan niet in het openbaar uitgesproken.

Hoofdstuk 10A. Onderzoek door onze minister

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 93a

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Onze Minister is bevoegd aan de Pensioen- & Verzekeringskamer de gegevens of inlichtingen te vragen die naar zijn oordeel nodig zijn voor een onderzoek naar de toereikendheid van deze wet of de wijze waarop de Pensioen- & Verzekeringskamer deze wet uitvoert of heeft uitgevoerd, indien dat ter wille van het bedrijfseconomisch toezicht nodig blijkt.

  • 2 De Pensioen- & Verzekeringskamer is verplicht aan Onze Minister de in het eerste lid bedoelde gegevens of inlichtingen te verstrekken. Indien Onze Minister de Pensioen- & Verzekeringskamer vraagt bepaalde gegevens of inlichtingen te verstrekken die onder artikel 87, eerste en tweede lid, vallen, is de Pensioen- & Verzekeringskamer niet verplicht deze gegevens of inlichtingen te verstrekken, indien:

    • a. deze betrekking hebben op of herleidbaar zijn tot een afzonderlijke rechtspersoon, vennootschap of natuurlijke persoon, met uitzondering van gegevens of inlichtingen die betrekking hebben op of herleidbaar zijn tot een afzonderlijke verzekeraar die in het bezit is van een vergunning als bedoeld in artikel 11 of waarvan die vergunning is ingetrokken of vervallen, en ten aanzien waarvan overeenkomstig artikel 66 de noodregeling is uitgesproken of die in staat van faillissement is verklaard of op grond van een rechterlijke uitspraak is ontbonden;

    • b. deze betrekking hebben op ondernemingen of instellingen die betrokken zijn of zijn geweest bij een poging een verzekeraar in staat te stellen zijn bedrijf voort te zetten; of

    • c. deze zijn ontvangen van een instantie als bedoeld in artikel 88, eerste lid, tenzij de uitdrukkelijke instemming is verkregen van die instantie.

  • 3 Onze Minister is bevoegd een derde op te dragen de gegevens of inlichtingen die hem ingevolge het tweede lid zijn verstrekt te onderzoeken en aan hem verslag uit te brengen. Tevens kan Onze Minister de derde die in zijn opdracht handelt, machtigen namens hem gegevens of inlichtingen in te winnen, in welk geval het eerste en tweede lid van overeenkomstige toepassing zijn.

  • 4 Onze Minister mag de gegevens of inlichtingen die hij ingevolge het tweede of derde lid heeft verkregen uitsluitend gebruiken voor het vormen van zijn oordeel over de toereikendheid van deze wet of de wijze waarop de Pensioen- & Verzekeringskamer deze wet uitvoert of heeft uitgevoerd.

  • 5 Onze Minister en degenen die in zijn opdracht handelen zijn verplicht tot geheimhouding van de op grond van het tweede lid, tweede volzin, ontvangen gegevens of inlichtingen. Artikel 87 is van toepassing.

  • 6 Niettegenstaande het vierde en vijfde lid kan Onze Minister de aan de gegevens of inlichtingen ontleende bevindingen en de daaruit getrokken conclusies aan de Staten-Generaal mededelen en de conclusies in algemene zin uit het onderzoek openbaar maken.

Hoofdstuk 10 B. Dwangsom en bestuurlijke boete

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 93b

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 3 Onze Minister kan regels stellen ter zake van de uitoefening van de bevoegdheid bedoeld in het eerste lid.

Artikel 93c

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 2 De bestuurlijke boete komt toe aan de staat indien deze door de Minister van Financiën is opgelegd, of aan de Pensioen- & Verzekeringskamer indien deze door haar is opgelegd.

  • 3 Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Justitie, kan regels stellen ter zake van de uitoefening van de bevoegdheid bedoeld in het eerste lid.

Artikel 93d

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Het bedrag van de boete wordt bepaald op de wijze als voorzien in de bijlage, met dien verstande dat de boete voor een afzonderlijke overtreding ten hoogste € 900 000 bedraagt.

  • 2 De bijlage bepaalt bij elke daarin omschreven overtreding het bedrag van de deswege op te leggen boete.

  • 3 De bijlage kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd.

  • 4 Onze Minister, dan wel de Pensioen- & Verzekeringskamer voor zover zij bevoegd is een boete op te leggen, kan het bedrag van de boete lager stellen dan in de bijlage is bepaald, indien het bedrag van de boete in een bepaald geval op grond van bijzondere omstandigheden onevenredig hoog is.

Artikel 93e

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Degene jegens wie door Onze Minister, dan wel de Pensioen- & Verzekeringskamer voor zover zij bevoegd is een boete op te leggen, een handeling is verricht waaraan hij in redelijkheid de gevolgtrekking kan verbinden dat hem wegens een overtreding een boete zal worden opgelegd, is niet verplicht ter zake daarvan enige verklaring af te leggen. Hij wordt hiervan in kennis gesteld alvorens hem mondeling om informatie wordt gevraagd.

Artikel 93f

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Indien Onze Minister, dan wel de Pensioen- & Verzekeringskamer voor zover zij bevoegd is een boete op te leggen, voornemens is een boete op te leggen, geeft hij dan wel de Pensioen- & Verzekeringskamer de betrokkene daarvan kennis onder vermelding van de gronden waarop het voornemen berust.

  • 2 In afwijking van afdeling 4.1.2 van de Algemene wet bestuursrecht, stelt Onze Minister, dan wel de Pensioen- & Verzekeringskamer voor zover zij bevoegd is een boete op te leggen, de betrokkene in de gelegenheid om naar keuze schriftelijk of mondeling zijn zienswijze naar voren te brengen voordat de boete wordt opgelegd, tenzij het een overtreding betreft die in de bijlage, of de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 93d, is aangewezen.

Artikel 93g

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Onze Minister, dan wel de Pensioen- & Verzekeringskamer voor zover zij bevoegd is een boete op te leggen, legt de boete op bij beschikking.

  • 2 De beschikking vermeldt in ieder geval:

    • a. het feit ter zake waarvan de boete wordt opgelegd, alsmede het overtreden voorschrift;

    • b. het bedrag van de boete en de gegevens op basis waarvan dit bedrag is bepaald; en

    • c. de termijn, bedoeld in artikel 93i, eerste lid, waarbinnen de boete moet worden betaald.

Artikel 93h

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De werking van de beschikking tot oplegging van een boete wordt opgeschort totdat de beroepstermijn is verstreken of, indien beroep is ingesteld, op het beroep is beslist.

  • 2 In afwijking van het eerste lid wordt de werking van de beschikking tot oplegging van een boete voor een overtreding die op grond van artikel 93f, tweede lid, is aangewezen, opgeschort totdat de bezwaartermijn is verstreken of, indien bezwaar is gemaakt, op het bezwaar is beslist.

Artikel 93i

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De boete wordt betaald binnen zes weken na de inwerkingtreding van de beschikking waarbij zij is opgelegd.

  • 2 De boete wordt vermeerderd met de wettelijke rente, te rekenen vanaf de dag waarop sedert de bekendmaking van de beschikking zes weken zijn verstreken, tenzij het een overtreding betreft die op grond van artikel 93f, tweede lid, is aangewezen.

  • 3 Indien de boete niet tijdig is betaald, stuurt Onze Minister, dan wel de Pensioen- & Verzekeringskamer indien zij de boete heeft opgelegd, schriftelijk een aanmaning om binnen twee weken de boete, verhoogd met de kosten van de aanmaning, alsnog te betalen. De aanmaning bevat de aanzegging, dat de boete, voor zover deze niet binnen de gestelde termijn wordt betaald, overeenkomstig het vierde lid zal worden ingevorderd.

  • 4 Bij gebreke van tijdige betaling kan Onze Minister, dan wel de Pensioen- & Verzekeringskamer indien zij de boete heeft opgelegd, de boete, verhoogd met de kosten van de aanmaning en van de invordering, bij dwangbevel invorderen.

  • 6 Gedurende zes weken na de dag van betekening staat verzet tegen het dwangbevel open door dagvaarding van de staat, dan wel de Pensioen- & Verzekeringskamer indien zij de boete heeft opgelegd.

  • 7 Het verzet schorst de tenuitvoerlegging niet, tenzij de voorzieningenrechter van de rechtbank in kort geding desgevraagd anders beslist.

  • 8 Het verzet kan niet worden gegrond op de stelling dat de boete ten onrechte of op een te hoog bedrag is vastgesteld.

Artikel 93j

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De bevoegdheid een boete op te leggen vervalt indien ter zake van de overtreding een strafvordering is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting een aanvang heeft genomen, dan wel het recht tot strafvordering is vervallen ingevolge artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht.

  • 2 Het recht tot strafvervolging met betrekking tot een overtreding als bedoeld in artikel 93c vervalt, indien Onze Minister, dan wel de Pensioen- & Verzekeringskamer voor zover zij bevoegd is een boete op te leggen, ter zake van die overtreding reeds een boete heeft opgelegd.

Artikel 93k

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De bevoegdheid een boete op te leggen vervalt drie jaren na de dag waarop de overtreding is begaan.

  • 2 De termijn bedoeld in het eerste lid wordt gestuit door de bekendmaking van de beschikking waarbij een boete wordt opgelegd.

Artikel 93l

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

De werkzaamheden in verband met het opleggen van een dwangsom of van een boete worden verricht door personen die niet betrokken zijn geweest bij het vaststellen van de overtreding en het daaraan voorafgaande onderzoek.

Artikel 93m

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Met het oog op de belangen van degenen die als verzekeringnemers, verzekerden of gerechtigden op uitkeringen betrokken zijn of zullen worden bij overeenkomsten van verzekering, gesloten of te sluiten met de verzekeraar, kunnen Onze Minister en de Pensioen- & Verzekeringskamer, onverminderd artikel 87, eerste en tweede lid, het feit ter zake waarvan de last onder dwangsom of de bestuurlijke boete is opgelegd, het overtreden voorschrift, alsmede de naam, het adres en de woonplaats van degene aan wie de last onder dwangsom of de bestuurlijke boete is opgelegd, ter openbare kennis brengen.

  • 2 Onze Minister kan regels stellen ter zake van de uitoefening van de bevoegdheid bedoeld in het eerste lid.

Hoofdstuk 10C. Openbaarmaking van overtredingen

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 93n

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De Pensioen- & Verzekeringskamer kan, in afwijking van artikel 87, teneinde de naleving van deze wet te bevorderen ter openbare kennis brengen:

    • a haar weigering om een aangevraagde vergunning, ontheffing of verklaring van geen bezwaar te verlenen, wanneer deze weigering niet meer in beroep kan worden getroffen en de aanvrager handelt als was hem de vergunning, ontheffing of verklaring van geen bezwaar verleend;

    • b het feit dat een verzekeraar het natura-uitvaartverzekeringsbedrijf uitoefent zonder in het bezit te zijn van de ingevolge artikel 11 vereiste vergunning;

    • c het feit dat een verzekeraar diensten verricht naar Nederland zonder te hebben voldaan aan de procedure die ingevolge artikel 49 is vereist voor verzekeraars met zetel buiten Nederland.

Artikel 93o

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Degene jegens wie door de Pensioen- & Verzekeringskamer een handeling is verricht waaraan hij in redelijkheid de gevolgtrekking kan verbinden dat de Pensioen- & Verzekeringskamer zijn handelen of nalaten op grond van artikel 93n ter openbare kennis zal brengen, is niet verplicht ter zake daarvan enige verklaring af te leggen. Hij wordt hiervan in kennis gesteld alvorens hem mondeling om informatie wordt gevraagd.

Artikel 93p

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De Pensioen- & Verzekeringskamer geeft, indien zij voornemens is op grond van artikel 93n een feit ter openbare kennis te brengen, de betrokkene daarvan kennis onder vermelding van de gronden waarop het voornemen berust.

  • 2 In aanvulling op artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht, is de Pensioen- & Verzekeringskamer niet gehouden de betrokkene in de gelegenheid te stellen om zijn zienswijze naar voren te brengen, indien van de betrokkene geen adres bekend is en het adres ook niet met een redelijke inspanning kan worden verkregen.

Artikel 93q

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

De beschikking om op grond van artikel 93n een feit ter openbare kennis te brengen vermeldt in ieder geval:

  • a het feit dat ter openbare kennis wordt gebracht;

  • b de wijze waarop het feit ter openbare kennis wordt gebracht; en

  • c de termijn waarna het feit ter openbare kennis wordt gebracht.

Artikel 93r

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Tenzij de bevordering van de naleving van deze wet geen uitstel toelaat, wordt de werking van de beschikking om op grond van artikel 93n een feit ter openbare kennis te brengen opgeschort totdat de beroepstermijn is verstreken of, indien beroep is ingesteld, op het beroep is beslist.

Artikel 93s

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

In afwijking van artikel 3:40 van de Algemene wet bestuursrecht treedt de beschikking in werking op de dag waarop het feit ter openbare kennis is gebracht zonder dat de werking voor de duur van de beroepstermijn of, indien beroep is ingesteld, van het beroep wordt opgeschort, indien van de betrokkene geen adres bekend is en het adres ook niet met een redelijke inspanning kan worden verkregen.

Artikel 93t

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De bevoegdheid om op grond van artikel 93n een feit ter openbare kennis te brengen vervalt indien ter zake van het feit een strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting een aanvang heeft genomen, dan wel het recht tot strafvordering is vervallen ingevolge artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht.

  • 2 Het recht tot strafvervolging met betrekking tot een feit als bedoeld in artikel 93n vervalt, indien de Pensioen- & Verzekeringskamer het feit reeds ter openbare kennis heeft gebracht.

Artikel 93u

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De bevoegdheid om op grond van artikel 93n een feit ter openbare kennis te brengen vervalt drie jaren na de dag waarop het feit heeft plaats gehad.

  • 2 De termijn bedoeld in het eerste lid wordt gestuit door de bekendmaking van de beschikking waarbij het feit ter openbare kennis wordt gebracht.

Artikel 93v

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

De werkzaamheden in verband met het op grond van artikel 93n ter openbare kennis brengen van een feit worden verricht door personen die niet betrokken zijn geweest bij het vaststellen van het feit en het daaraan voorafgaande onderzoek.

Hoofdstuk 11. Overgangsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 94

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 3 In afwijking van artikel 15, eerste lid, maakt de Verzekeringskamer haar beslissing op de aanvraag binnen vijftien maanden na het tijdstip van inwerkingtreding van de wet aan de aanvrager bekend. De Verzekeringskamer kan deze termijn verlengen. Een afwijzende beslissing staat wat haar gevolgen betreft gelijk met een besluit van de Verzekeringskamer tot intrekking van een vergunning.

  • 4 Zolang een verzekeraar als bedoeld in het eerste lid de beslissing van de Verzekeringskamer nog niet heeft ontvangen, wordt hij gelijkgesteld met een verzekeraar die de aangevraagde vergunning bezit.

Artikel 95

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 2 De in het eerste lid bedoelde verzekeraar kan zich gedurende twaalf maanden na het in werking treden van deze wet zonder machtiging van de rechter omzetten in een naamloze vennootschap of onderlinge waarborgmaatschappij. Hiertoe is een besluit vereist waarop de bepalingen van de wet en de statuten of reglementen over statutenwijziging van toepassing zijn. De omzetting geschiedt bij notariële akte die de nieuwe statuten bevat. De verzekeraar doet opgave van de omzetting ter inschrijving in de openbare registers waarin hij moet zijn of moet worden ingeschreven.

  • 3 Indien de verzekeraar die de rechtsvorm van stichting bezit, zich omzet in een onderlinge waarborgmaatschappij, dient in de statuten iedere verplichting van de leden of oud-leden om in een tekort bij te dragen te worden uitgesloten.

  • 4 Indien en voor zover statutaire bepalingen de omzetting niet toestaan of een ander orgaan van de verzekeraar dan het bestuur zijn medewerking tot omzetting niet verleent, kan niettemin tot omzetting worden besloten door het bestuur van de verzekeraar met machtiging van de rechtbank binnen welker rechtsgebied hij statutair is gevestigd, gegeven op een daartoe strekkend verzoek van het bestuur van de verzekeraar.

Artikel 96

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Een verzekeraar als bedoeld in artikel 94, eerste lid, wiens solvabiliteitsmarge, zonder dat rekening wordt gehouden met de herverzekering van zijn verplichtingen, lager is dan het overeenkomstig artikel 40, eerste lid, voorgeschreven bedrag, of wiens solvabiliteitsmarge lager is dan het minimum bedrag van het garantiefonds, bedoeld in artikel 40, tweede lid, is ontheven van de verplichting over de vereiste solvabiliteitsmarge onderscheidenlijk over het minimum bedrag van het garantiefonds te beschikken.

    Deze ontheffing geldt tot het einde van het boekjaar waarin aan de vereisten wordt voldaan, doch uiterlijk tot vier jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet.

  • 2 Een verzekeraar kan slechts een beroep doen op de ontheffing indien hij beschikt over een door de Verzekeringskamer goedgekeurd plan dat aangeeft op welke wijze en binnen welke termijn de solvabiliteitsmarge op de vereiste omvang zal worden gebracht. De verzekeraar dient dit plan binnen acht weken na de inwerkingtreding van deze wet bij de Verzekeringskamer ter goedkeuring in.

  • 3 De Verzekeringskamer is bevoegd op verzoek van de verzekeraar wijzigingen in een goedgekeurd plan toe te staan dan wel, bij gewijzigde omstandigheden, wijzigingen in het plan te eisen of de goedkeuring in te trekken.

Artikel 97

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Ten aanzien van overeenkomsten van natura-uitvaartverzekering die met een onderlinge waarborgmaatschappij zijn gesloten voor 26 juli 1976 en waaruit de rechten en verplichtingen na het in werking treden van deze wet worden overgedragen, geldt artikel 62, aanhef en onderdeel a, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek van de overdracht af, zulks in afwijking van artikel 47, tweede lid, van de Overgangswet voor het nieuwe Burgerlijk Wetboek.

Artikel 98

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Ingeval voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet de faillietverklaring van een verzekeraar is uitgesproken, blijven op het faillissement en op de vereffening of de overdracht van verbintenissen de bepalingen van toepassing die voor dat tijdstip golden.

Hoofdstuk 12. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 99

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel 100

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel 101

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel 102

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel 103

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel 104

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel 105

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel 106

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel 107

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel 108

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Onze Minister van Financiën zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

Artikel 109

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel 110

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Deze wet wordt aangehaald als: Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te Tavarnelle , 10 juli 1995

Beatrix

De Minister van Financiën,

G. Zalm

Uitgegeven de eerste augustus 1995

De Minister van Justitie a.i.,

J. J. C. Voorhoeve

Bijlage bedoeld in artikel 93d, eerste lid, van de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 1.

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Voor de overtredingen genoemd in tabel 1 en tabel 2, begaan na het tijdstip van inwerkingtreding van Hoofdstuk 10 B van deze wet, zijn de boetebedragen vastgesteld als volgt:

Tariefnummer:

Bedrag (vast tarief):

1.

€ 453

2.

€ 907

3.

€ 5 445

4.

€ 21 781

5.

€ 87 125

Artikel 2.

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

1. Indien een boete wordt opgelegd voor het overtreden van een bepaling als genoemd in tabel 1 1, is bij de vaststelling van de hoogte van deze boete de volgende categorie-indeling naar balanstotaal van toepassing met de daarbij behorende factor:

Categorie-indeling normgeadresseerden

Categorie I: natura-uitvaartverzekeraars met een balanstotaal van minder dan € 4 538 000; factor: 1;

Categorie II: natura-uitvaartverzekeraars met een balanstotaal van ten minste € 4 538 000 maar minder dan € 22 689 000; factor: 2;

Categorie III: natura-uitvaartverzekeraars met een balanstotaal van ten minste € 22 689 000 maar minder dan € 113 445 000; factor: 3;

Categorie IV: natura-uitvaartverzekeraars met een balanstotaal van ten minste € 113 445 000 maar minder dan € 453 780 000; factor: 4;

Categorie V: natura-uitvaartverzekeraars met een balanstotaal van ten minste € 453 780 000; factor: 6.

2. De boete wordt vastgesteld door het bedrag, bedoeld in artikel 1, te vermenigvuldigen met de factor behorende bij de categorie naar balanstotaal, bedoeld in het eerste lid.

3. Indien de gegevens omtrent het balanstotaal niet aan Onze Minister of de Pensioen- & Verzekeringskamer beschikbaar zijn gesteld, kan Onze Minister of de Pensioen- & Verzekeringskamer aan degene aan wie de boete wordt opgelegd, verzoeken deze gegevens binnen een door hem onderscheidenlijk haar te stellen termijn te verstrekken. Indien de betrokkene niet binnen de gestelde termijn voldoet aan dit verzoek, is bij de vaststelling van de hoogte van de boete categorie V van toepassing.

Artikel 3.

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Indien het een overtreding betreft waarvoor tariefnummer 1 is vastgesteld en waarop de tabellen 1 of 2 van toepassing zijn of waarvoor tariefnummer 2 is vastgesteld indien tabel 2 van toepassing is, behoeft op grond van artikel 93f, tweede lid, de betrokkene niet in de gelegenheid te worden gesteld om naar keuze schriftelijk of mondeling zijn zienswijze naar voren te brengen voordat de boete wordt opgelegd.

Tabel 1

Overtreding van voorschriften, gesteld bij artikel:

Tariefnummer:

17, eerste lid

3

17, tweede lid

3

17, derde lid

3

17, vierde lid, eerste volzin

3

17, vijfde lid

3

18, eerste lid

4

18, tweede lid

4

22, tweede lid

3

23, derde lid, laatste volzin

3

23, vierde lid, tweede volzin

3

26, eerste lid, eerste en tweede volzin

3

26, tweede lid

3

27, tweede lid

4

27, derde lid, onderdeel a

4

27a, vierde lid

3

28, tweede lid

3

28, derde lid, voor zover het betreft het voorschrift van artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht

3

31, eerste lid

3

31a, eerste lid

3

32, eerste lid

2

32, tweede lid, tweede volzin

2

33, eerste lid

3

33, tweede lid

4

33, derde lid, vijfde volzin

1

33, zesde lid

1

33, zevende lid, eerste volzin

1

33a, eerste lid, eerste en derde volzin

1

33c, eerste lid

4

34, eerste lid

1

34, tweede lid

1

35, eerste lid, onderdeel a, eerste volzin

2

35, eerste lid, onderdelen b tot en met d

2

35, tweede lid

3

35, derde lid

3

35, vierde lid

2

35, vijfde lid

2

36, eerste lid

3

36, tweede lid, tweede volzin

3

37

3

38, eerste lid, eerste en tweede volzin

4

38, tweede lid, eerste en laatste volzin

4

38, derde lid

4

39, eerste lid

4

39, tweede lid

4

40, derde lid

4

40, vijfde lid

4

40a, eerste lid

1

40a, tweede lid

1

40a, derde lid

1

40b, eerste lid

1

40b, tweede lid

1

40b, vierde lid

1

41

3

44, eerste lid

3

44, tweede lid

3

45, eerste lid, eerste en tweede volzin

4

45, tweede lid, eerste en laatste volzin

4

45, derde lid

4

46

4

47, eerste lid

4

47, tweede lid

4

48

3

49, eerste lid

1

49, tweede lid

1

49, derde lid

1

50

1

51, eerste lid

4

51, tweede lid, eerste volzin

4

54, eerste lid

2

54, vijfde lid

2

55, derde lid

2

56, eerste lid

4

56, tweede lid

4

57, eerste lid

3

57, tweede lid

3

57, vierde lid

3

58

3

59, eerste lid

4

63

4

64, eerste lid

4

81, eerste lid

3

81, zesde lid

4

81, zevende lid

3

84, zevende lid

3

85, tweede lid

2

Tabel 2

Overtreding van voorschriften, gesteld bij artikel:

Tariefnummer:

11

5

18, derde lid

4

18, vierde lid

4

18a

3

23, tweede lid, laatste volzin

3

23, derde lid, eerste volzin

3

23, vierde lid, tweede volzin

3

23, vijfde lid

3

27, vijfde lid, eerste volzin

3

27a, tweede lid

3

27a, derde lid

3

28, tweede lid

3

28, derde lid, voor zover het betreft het voorschrift van artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht en het voorschrift inzage te verlenen in zakelijke gegevens en bescheiden

3

29, zesde lid, laatste volzin

3

33a, tweede lid

3

33a, derde lid

3

33b

3

35, eerste lid, onderdeel a, laatste volzin

2

40c, eerste lid, laatste volzin

3

40c, tweede lid

3

44, eerste lid

3

44, tweede lid

3

51, vierde lid

4

63

3

82, eerste lid

3

82, vierde lid

3

82, zesde lid

3

84, zevende lid

3

85, eerste lid

2

86

3

89, tweede lid

3

90, tweede lid

3

  1. In tabel 1 zijn die bepalingen opgesomd die zich uitsluitend richten tot de natura-uitvaartverzekeraars.In tabel 2 zijn de bepalingen opgesomd die zich in beginsel tot een ieder (inclusief natura-uitvaartverzekeraars) richten. ^ [1]