Warenwetbesluit explosieveilig materieel

[Regeling vervallen per 20-04-2016.]
Geraadpleegd op 01-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 15-03-2013.
Geldend van 01-01-2012 t/m 19-04-2016

Besluit van 1 augustus 1995, tot vaststelling van een algemene maatregel van bestuur ter uitvoering van de Wet op de gevaarlijke werktuigen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 3 februari 1995, Directie Wetgeving, Bestuurlijke en Juridische Aangelegenheden, Nr. WBJA/95/0003;

Gelet op richtlijn nr. 94/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 maart 1994 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende apparaten en beveiligingssystemen bedoeld voor gebruik op plaatsen waar ontploffingsgevaar kan heersen (PbEG L 100);

Gelet op de artikelen 1, eerste lid, onderdelen a en b, 2, 3, eerste en tweede lid, 6, 12, derde lid, en 25a van de Wet op de gevaarlijke werktuigen;

De Raad van State gehoord (advies van 19 april 1995, kenmerk W12.95.0059);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 13 juli 1995, Directie Wetgeving, Bestuurlijke en Juridische Aangelegenheden, Nr. WBJA/W2/95/0867;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 20-04-2016]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 20-04-2016]

In dit besluit en de daarop gebaseerde bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. wet: Warenwet;

  • b. apparaten: machines, materieel, vaste of mobiele inrichtingen, bedieningsorganen en instrumenten alsmede detectie- en preventiesystemen die, alleen of in combinatie, bestemd zijn voor produktie, transport, opslag, meting, regeling, energieomzetting of grondstoffenverwerking en die door hun inherente potentiële ontstekingsbronnen in een explosieve atmosfeer een explosie kunnen veroorzaken;

  • c. apparaten van groep I: apparaten, bedoeld voor ondergrondse werkzaamheden in mijnen en in bovengrondse mijninstallaties, waar ten gevolge van mijngas of brandbaar stof gevaar heerst of kan heersen;

  • d. apparaten van groep II: apparaten, bedoeld voor gebruik op andere plaatsen dan genoemd onder c, waar ten gevolge van de explosieve atmosfeer gevaar kan heersen;

  • e. beveiligingssystemen: inrichtingen, niet zijnde componenten van de onder b tot en met d omschreven apparaten, die de functie hebben beginnende explosies onmiddellijk te stoppen of de door een explosie getroffen zone te beperken en die afzonderlijk in de handel worden gebracht als systemen met autonome functies;

  • f. componenten: onderdelen van apparaten en beveiligingssystemen die essentieel zijn voor de veilige werking maar geen autonome functie hebben;

  • g. voorzieningen: veiligheids-, controle- en regelvoorzieningen, bedoeld voor gebruik buiten plaatsen waar ontploffingsgevaar kan heersen, maar die nodig zijn voor of bijdragen tot de veilige werking van apparaten en beveiligingssystemen;

  • h. explosieveilig materieel: apparaten, beveiligingssystemen, componenten en voorzieningen;

  • i. explosieve atmosfeer: mengsel van lucht en brandbare stoffen in de vorm van gassen, dampen, nevels of stof, onder atmosferische omstandigheden waarin de verbranding zich na ontsteking uitbreidt tot het gehele niet-verbrande mengsel;

  • j. plaats waar ontploffingsgevaar kan heersen: plaats waar ten gevolge van plaatselijke- en bedrijfsomstandigheden een explosieve atmosfeer kan ontstaan;

  • k. bedoeld gebruik: gebruik van apparaten, beveiligingssystemen en voorzieningen overeenkomstig de apparatengroep en apparatencategorie alsmede overeenkomstig alle door de fabrikant verstrekte aanwijzingen die noodzakelijk zijn om de veilige werking van de apparaten, beveiligingssystemen en voorzieningen te waarborgen;

  • l. Europese Economische Ruimte: het grondgebied waarop de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van toepassing is;

  • m. aangewezen aangemelde instelling: een krachtens artikel 7a van de wet in het kader van de richtlijn aangewezen en bij de Commissie van de Europese Gemeenschappen aangemelde instelling, dan wel een door een andere staat die partij is bij de Overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte in het kader van de richtlijn aangewezen en bij de Commissie van de Europese Gemeenschappen in het kader van de richtlijn aangemelde instelling;

  • n. richtlijn: richtlijn nr. 94/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 maart 1994 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende apparaten en beveiligingssystemen bedoeld voor gebruik op plaatsen waar ontploffingsgevaar kan heersen (PbEG L 100).

Artikel 2

[Regeling vervallen per 20-04-2016]

Dit besluit en de daarop gebaseerde bepalingen zijn eveneens van toepassing op explosieveilig materieel indien dat onroerend is geworden tot aan het tijdstip van eerste ingebruikneming.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 20-04-2016]

Dit besluit is niet van toepassing op:

  • a. medische hulpmiddelen, bedoeld voor gebruik op medisch gebied;

  • b. apparaten en beveiligingssystemen wanneer het explosiegevaar uitsluitend voortvloeit uit de aanwezigheid van explosieve stoffen of chemisch instabiele stoffen;

  • c. apparaten, bedoeld voor gebruik in een huiselijke, niet-commerciële sfeer;

  • d. persoonlijke beschermingsmiddelen die onder het Warenwetbesluit persoonlijke beschermingsmiddelen vallen;

  • e. zeeschepen en mobiele offshore-installaties alsmede de uitrusting aan boord van deze schepen of installaties;

  • f. voertuigen en aanhangwagens daarvan, die uitsluitend zijn bestemd voor het vervoer van personen in de lucht, via het wegen- of spoorwegnet of op het water en vervoermiddelen voor zover deze zijn ontworpen voor het vervoer van goederen in de lucht, via het openbare wegen- of spoorwegnet of op het water, behalve de voertuigen, bedoeld voor gebruik op plaatsen waar ontploffingsgevaar kan heersen;

  • g. explosieveilig materieel, bestemd voor militaire doeleinden.

Hoofdstuk IA. Verbodsbepalingen

[Regeling vervallen per 20-04-2016]

Artikel 3a

[Regeling vervallen per 20-04-2016]

  • 1 Het is verboden apparaten, beveiligingssystemen, componenten en voorzieningen te verhandelen, in bedrijf te stellen of te gebruiken, die niet voldoen aan de vervaardigingsvoorschriften gesteld bij of krachtens van dit besluit.

  • 2 Het is verboden apparaten, beveiligingssystemen, componenten en voorzieningen te verhandelen of te gebruiken anders dan met inachtneming van de voorschriften bij of krachtens dit besluit gesteld met betrekking tot de aanduiding en het bezigen van vermeldingen.

  • 3 Het is verboden apparaten, beveiligingssystemen, componenten en voorzieningen te verhandelen of te gebruiken, indien de bij of krachtens dit besluit voorgeschreven certificeringsprocedures niet in acht zijn genomen.

Hoofdstuk II. Vervaardiging

[Regeling vervallen per 20-04-2016]

Artikel 4

[Regeling vervallen per 20-04-2016]

Explosieveilig materieel is zodanig ontworpen en vervaardigd, heeft zodanige eigenschappen en is van zodanige vermeldingen voorzien, dat het bij gebruik overeenkomstig zijn bestemming geen gevaar oplevert voor de veiligheid of gezondheid van de mens of voor de veiligheid van zaken, wanneer het op passende wijze is geïnstalleerd en onderhouden. Explosieveilig materieel voldoet aan de in bijlage II van de richtlijn opgenomen fundamentele eisen die daarop van toepassing zijn, rekening houdend met het bedoelde gebruik.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 20-04-2016]

Explosieveilig materieel dat voldoet aan de door Onze Minister aangewezen geharmoniseerde normen wordt in zoverre vermoed te voldoen aan artikel 4, tweede volzin.

Hoofdstuk III. Keuring en certificering

[Regeling vervallen per 20-04-2016]

Artikel 6

[Regeling vervallen per 20-04-2016]

  • 1 Apparaten, in voorkomend geval met inbegrip van de voorzieningen, worden al dan niet als model gekeurd en daartoe onderworpen aan een certificeringsprocedure overeenkomstig dit artikel, zijn voorzien van de in bijlage X van de richtlijn bedoelde CE-markering en gaan vergezeld van de in bijlage X van de richtlijn bedoelde EG-verklaring van overeenstemming.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde CE-markering wordt uitsluitend aangebracht:

    • a. op apparaten van de groepen I en II, categorieën M 1 respectievelijk 1, bedoeld in bijlage I van de richtlijn, waarvoor een certificaat van EG-typeonderzoek als bedoeld in bijlage III van de richtlijn is afgegeven en waarvoor tevens een van de volgende procedures is gevolgd:

      • 1°. de procedure van de produktiekwaliteitsborging, bedoeld in bijlage IV van de richtlijn, of

      • 2°. de procedure van de produktkeuring, bedoeld in bijlage V van de richtlijn;

    • b. op apparaten van de groepen I en II, categorieën M 2 respectievelijk 2, bedoeld in bijlage I van de richtlijn, voor motoren met inwendige verbranding en elektrische apparaten van deze groepen en categorieën, waarvoor een certificaat van EG-typeonderzoek als bedoeld in bijlage III van de richtlijn is afgegeven en waarvoor tevens een van de volgende procedures is gevolgd:

      • 1°. de procedure van de overeenstemming met het type, bedoeld in bijlage VI van de richtlijn, of

      • 2°. de procedure van de produktkwaliteitsborging, bedoeld in bijlage VII van de richtlijn;

    • c. op de overige apparaten van de in onderdeel b genoemde groepen en categorieën, bedoeld in bijlage I van de richtlijn, waarvoor de procedure van de interne fabricagecontrole, bedoeld in bijlage VIII van de richtlijn, is gevolgd en waarvoor tevens het in bijlage VIII van de richtlijn onder punt 3 bedoelde dossier is samengesteld en in bewaring is gesteld bij een aangewezen aangemelde instelling die de ontvangst daarvan schriftelijk heeft bevestigd;

    • d. op apparaten van groep II, categorie 3, bedoeld in bijlage I van de richtlijn, waarvoor de procedure van de interne fabricagecontrole, bedoeld in bijlage VIII van de richtlijn, is gevolgd.

  • 3 In plaats van de in het tweede lid genoemde procedures kan ook de procedure van de EG-eenheidskeuring, bedoeld in bijlage IX van de richtlijn, worden gevolgd.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 20-04-2016]

  • 1 Beveiligingssystemen worden al dan niet als model gekeurd en daartoe onderworpen aan een certificeringsprocedure overeenkomstig het tweede lid, zijn voorzien van de in bijlage X van de richtlijn bedoelde CE-markering en gaan vergezeld van de in bijlage X van de richtlijn bedoelde EG-verklaring van overeenstemming.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde CE-markering wordt uitsluitend aangebracht op beveiligingssystemen waarvoor:

    • a. een certificaat van EG-typeonderzoek als bedoeld in bijlage III van de richtlijn is afgegeven en waarvoor tevens een van de procedures, genoemd in artikel 6, tweede lid, onderdeel a, is gevolgd, of

    • b. de procedure van de EG-eenheidskeuring, bedoeld in bijlage IX van de richtlijn, is gevolgd.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 20-04-2016]

Componenten worden al dan niet als model gekeurd en daartoe onderworpen aan een van de certificeringsprocedures, genoemd in artikel 6, tweede of derde lid, met uitzondering van het aanbrengen van de CE-markering. Zij gaan vergezeld van een schriftelijke verklaring van overeenstemming waarin staat, dat deze componenten in overeenstemming zijn met dit besluit en waarin tevens de kenmerken van de componenten en de voorschriften voor het inbouwen in een apparaat of beveiligingssysteem die van belang zijn voor het voldoen aan de voor bedrijfsklare apparaten of beveiligingssystemen geldende fundamentele eisen, worden vermeld.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 20-04-2016]

In plaats van de in de artikelen 6 en 7 genoemde procedures kan voor de in bijlage II onder punt 1.2.7. van de richtlijn bedoelde veiligheidsaspecten van apparaten en beveiligingssystemen, de in bijlage VIII van de richtlijn bedoelde procedure van interne fabricagecontrole worden gevolgd.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 20-04-2016]

  • 1 Wanneer de fabrikant, diens gemachtigde dan wel, indien zij geen van beiden in Nederland zijn gevestigd, degene die het explosieveilig materieel in Nederland in de handel brengt, voornemens is wijzigingen aan te brengen in het model van explosieveilig materieel waarvoor een certificaat van EG-typeonderzoek is afgegeven, stelt hij de aangewezen aangemelde instelling die dit certificaat heeft afgegeven hiervan onverwijld in kennis.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde aangewezen aangemelde instelling beoordeelt de wijzigingen en deelt de in het eerste lid bedoelde persoon mee of het certificaat van EG-typeonderzoek voor het gewijzigde explosieveilig materieel geldig is dan wel aanvulling behoeft.

  • 3 Indien de in het eerste lid bedoelde aangewezen aangemelde instelling van oordeel is dat de wijzigingen van invloed kunnen zijn op de overeenstemming met de in bijlage II van de richtlijn bedoelde fundamentele eisen, wordt het gewijzigde model aan het in bijlage III van de richtlijn bedoelde EG-typeonderzoek onderworpen en wordt bij goedkeuring een aanvulling op het oorspronkelijke certificaat afgegeven.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 20-04-2016]

De kosten van het EG-typeonderzoek, bedoeld in de artikelen 6, 7 en 10, derde lid, en de beoordeling, bedoeld in artikel 10, tweede lid, zijn voor rekening van de fabrikant.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 20-04-2016]

Apparaten, beveiligingssystemen en voorzieningen die zijn voorzien van de CE-markering en vergezeld gaan van de EG-verklaring van overeenstemming alsmede componenten die vergezeld gaan van een schriftelijke verklaring van overeenstemming overeenkomstig artikel 8, worden vermoed te voldoen aan artikel 4, tweede volzin.

Artikel 13

[Regeling vervallen per 20-04-2016]

  • 1 De CE-markering, in voorkomend geval gevolgd door het identificatienummer van de aangewezen aangemelde instelling alsmede het specifiek merkteken van explosiepreventie en de overige gegevens, bedoeld in bijlage II onder punt 1.0.5. van de richtlijn, worden overeenkomstig die bijlage alsmede overeenkomstig bijlage X van de richtlijn duidelijk leesbaar en onuitwisbaar op de apparaten, beveiligingssystemen en voorzieningen aangebracht.

  • 2 Apparaten, beveiligingssystemen en voorzieningen hebben geen markeringen die derden kunnen misleiden omtrent de betekenis of grafische vorm van de CE-markering. Andere markeringen mogen worden aangebracht op voorwaarde dat de zichtbaarheid en leesbaarheid van de CE-markering niet wordt verminderd.

Intrekking certificaat van EG-typeonderzoek

[Regeling vervallen per 20-04-2016]

Artikel 14

[Regeling vervallen per 20-04-2016]

De aangewezen aangemelde instelling trekt een door haar afgegeven certificaat van EG-typeonderzoek in, indien de fundamentele eisen van bijlage II van de richtlijn zodanig zijn gewijzigd dat het model niet voldoet aan de gewijzigde eisen op het tijdstip waarop deze volgens de richtlijn van toepassing zijn.

Hoofdstuk IV. Verkeer en gebruik

[Regeling vervallen per 20-04-2016]

Artikel 16

[Regeling vervallen per 20-04-2016]

Artikel 3a is niet van toepassing op het tentoonstellen en demonstreren op (jaar-)beurzen, exposities en bij demonstraties van explosieveilig materieel dat niet in overeenstemming is met dit besluit, mits op een zichtbaar bord duidelijk is aangegeven dat het niet in overeenstemming is met dit besluit en niet te koop is voordat het door de fabrikant of zijn in de Europese Economische Ruimte gevestigde gemachtigde, in overeenstemming is gebracht met dit besluit. Bij demonstraties worden alle nodige veiligheidsmaatregelen genomen om de bescherming van de mens te waarborgen.

Hoofdstuk V. Aangewezen aangemelde instelling op verzoek

[Regeling vervallen per 20-04-2016]

Artikel 17. Criteria voor aanwijzing

[Regeling vervallen per 20-04-2016]

  • 1 Als aangewezen aangemelde instelling kan worden aangewezen de instelling die:

    • a. rechtspersoonlijkheid heeft;

    • b. onafhankelijk is;

    • c. beschikt over de deskundigheid en outillage die nodig zijn om de uitvoering van de taken waarvoor zij aangewezen wil worden, naar behoren te kunnen vervullen;

    • d. beschikt over een registratiesysteem waarin de gegevens die samenhangen met en betrekking hebben op de uitvoering van de taken waarvoor zij aangewezen wil worden, naar behoren vastgelegd kunnen worden. Aan de hand van deze gegevens zijn het gekeurde explosieveilig materieel en de onderzochte kwaliteitssystemen afdoende te identificeren;

    • e. verzekerd is tegen wettelijke aansprakelijkheid voor de risico's die voortvloeien uit de uitoefening van de taken waarvoor zij aangewezen wil worden;

    • f. een overeenkomst heeft gesloten met de in voorkomend geval aanwezige beheerstichting die de krachtens dit besluit geregelde certificatieschema’s beheert; en

    • g. naar behoren functioneert.

  • 2 In aanvulling op het eerste lid komt voor aanwijzing als aangewezen aangemelde instelling slechts in aanmerking de instelling die ten minste voldoet aan de in bijlage XI bij de richtlijn neergelegde voorwaarden.

  • 3 Bij ministerïele regeling worden nadere regels gesteld met betrekking tot het eerste en tweede lid.

Artikel 17a. De aanvraag tot aanwijzing

[Regeling vervallen per 20-04-2016]

  • 1 De instelling, bedoeld in artikel 17, dient de aanvraag tot aanwijzing in bij Onze Minister.

  • 2 De instelling doet de aanvraag vergezellen van een beoordeling door de Stichting Raad voor Accreditatie te Utrecht, waaruit blijkt dat zij voldoet aan de criteria, genoemd in artikel 17, eerste lid, en van het bewijs dat is voldaan aan de voorwaarden, genoemd artikel 17, tweede lid.

  • 3 Bij ministerïele regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de indiening van de aanvraag, de beoordeling, het bewijs, bedoeld in het tweede lid, en de afhandeling van de aanvraag.

  • 4 De kosten van de beoordeling en het bewijs zijn voor rekening van de aanvragende instelling.

Artikel 17b. De weigering, schorsing, wijziging of intrekking van een aanwijzing

[Regeling vervallen per 20-04-2016]

  • 1 Een aanwijzing als aangewezen aangemelde instelling wordt geweigerd indien:

    • a. de aanvragende instelling niet heeft voldaan aan het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17 of 17a; of

    • b. ten hoogste twaalf maanden voorafgaand aan de datum van indiening van de aanvraag tot aanwijzing, sprake was van een weigering om de aanvragende instelling aan te wijzen en de weigering of intrekking is geschied op grond van aan de aanvragende instelling toe te rekenen feiten of omstandigheden.

  • 2 De aanvraag wordt in het geval, genoemd in het eerste lid, onder b, eerst in behandeling genomen nadat twaalf maanden, te rekenen vanaf de dag na de datum van de weigering respectievelijk van de intrekking, zijn verstreken.

  • 3 Een aanwijzing kan worden geschorst, ten nadele van de aangemelde instelling worden gewijzigd of ingetrokken:

    • a. op grond van feiten of omstandigheden waarvan Onze Minister bij de aanwijzing redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan hij de aanwijzing niet of alleen met voorschriften bedoeld in artikel 7a, vierde lid, van de wet zou hebben gegeven;

    • b. op grond van door de aangewezen aangemelde instelling verstrekte onjuiste inlichtingen over feiten of omstandigheden, mits de onjuistheid daarvan aan deze instelling bekend was of kon zijn;

    • c. indien de aangewezen aangemelde instelling niet meer voldoet aan het bepaalde bij of krachtens artikel 17;

    • d. indien de aangewezen aangemelde instelling gedurende een aaneengesloten periode van twee jaren geen werkzaamheden waarvoor zij is aangewezen, heeft uitgevoerd; of

    • e. indien de aangewezen aangemelde instelling haar wettelijke verplichtingen niet meer naar behoren nakomt of de taken waarvoor zij is aangewezen, niet meer naar behoren uitvoert.

Artikel 17c. Periodieke controle van een aangewezen aangemelde instelling

[Regeling vervallen per 20-04-2016]

  • 1 Tijdens de looptijd van de aanwijzing stelt Onze Minister periodiek vast of deze instelling:

    • a. nog voldoet aan het bepaalde bij of krachtens artikel 17; en

    • b. haar wettelijke verplichtingen naar behoren nakomt en de taken waarvoor zij is aangewezen, naar behoren uitvoert.

  • 2 Ten behoeve van de periodieke vaststelling laat Onze Minister de Stichting Raad voor Accreditatie te Utrecht ter zake een beoordeling doen.

  • 3 Bij ministerïele regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de periodieke vaststelling en de beoordeling.

  • 4 De kosten van de beoordeling zijn voor rekening van de aangewezen aangemelde instelling.

Artikel 17d. Verstrekken van gegevens

[Regeling vervallen per 20-04-2016]

  • 1 De aangewezen aangemelde instelling verstrekt de Stichting Raad voor Accreditatie te Utrecht desgevraagd kosteloos alle informatie die deze nodig heeft bij de uitvoering van het bepaalde bij of krachtens artikel 17c.

  • 2 Bij ministeriele regeling worden nadere regels gesteld betreffende het kosteloos verstrekken van gegevens en inlichtingen door een aangewezen instelling aan Onze Minister of de toezichthouder respectievelijk door Onze Minister of de toezichthouder aan de in het eerste lid genoemde Stichting Raad voor Accreditatie of een aangewezen instelling, die zijn verkregen door de uitvoering of het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de wet, welke noodzakelijk zijn voor de uitvoering van hun wettelijke taken.

Hoofdstuk VI. Overige bepalingen

[Regeling vervallen per 20-04-2016]

Noodmaatregelen

[Regeling vervallen per 20-04-2016]

Artikel 21

[Regeling vervallen per 20-04-2016]

Een wijziging van een van de bijlagen van de richtlijn waarnaar in dit besluit wordt verwezen, treedt voor de toepassing van dit besluit en de daarop gebaseerde bepalingen in werking met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven.

Hoofdstuk VII. Overgangs- en slotbepalingen

[Regeling vervallen per 20-04-2016]

Artikel 22

[Regeling vervallen per 20-04-2016]

  • 1 De artikelen 4, 6, 7, 8, 9, 11 en 16 zijn niet van toepassing op explosieveilig elektrisch materieel, bestemd voor gebruik in explosieve atmosfeer dat is vervaardigd in overeenstemming met de regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 19 april 1995, nr. 95/00856 (Stcrt.100) en voor 1 juli 2003 in de handel is gebracht en in bedrijf gesteld.

  • 2 De EG-certificaten van overeenstemming met de geharmoniseerde normen alsmede de controlecertificaten die zijn afgegeven overeenkomstig de in het eerste lid bedoelde regeling, zijn geldig tot en met 30 juni 2003, met dien verstande dat de EG-certificaten van overeenstemming alleen gelden voor de overeenstemming met de geharmoniseerde normen die in de richtlijnen waarnaar de regeling verwijst, zijn aangegeven.

  • 3 Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op explosieveilig elektrisch materieel waarvan de certificaten voor 1 juli 2003 vervallen of voor zover het explosieveilig elektrisch materieel alsnog in overeenstemming met artikel 4 wordt gebracht.

  • 4 Met betrekking tot het explosieveilig elektrisch materieel bedoeld in het eerste lid waarop dit besluit niet wordt toegepast en waarop ingevolge een of meer andere wettelijke regelingen de CE-markering wordt aangebracht, worden op de bij dat explosieveilig elektrisch materieel gevoegde documenten, handleidingen of gebruiksaanwijzingen de in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen bekend gemaakte referenties van de aan die wettelijke regelingen ten grondslag liggende richtlijnen vermeld.

Artikel 23

[Regeling vervallen per 20-04-2016]

  • 1 Dit besluit is niet van toepassing op explosieveilig materieel dat vóór 1 maart 1996 in de Europese Economische Ruimte in de handel is gebracht en in gebruik is genomen behoudens indien het na dit tijdstip een ingrijpende wijziging heeft ondergaan.

  • 2 Artikel 22, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing op explosieveilig materieel bedoeld in het eerste lid waarop ingevolge een of meer andere wettelijke regelingen de CE-markering wordt aangebracht.

Artikel 25. Aangewezen aangemelde instelling op verzoek

[Regeling vervallen per 20-04-2016]

  • 1 De aanwijzing als aangemelde instelling op verzoek, afgegeven op grond van de wet, en geldend op de dag, voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van het besluit van 7 september 2009, Stb. 395 wordt geacht te zijn afgegeven met inachtneming van de bij of krachtens dit besluit gestelde bepalingen, zoals die luiden met ingang van de datum van inwerkingtreding van evengenoemd besluit.

  • 2 Onverminderd het derde en zesde lid, vervalt de aanwijzing, bedoeld in het eerste lid, van rechtswege vierentwintig maanden na de datum van inwerkingtreding van de voor het werkveld waarop de betrokken instelling werkzaam is, geldende ministeriële regeling, bedoeld in artikel 17, derde lid.

  • 3 De aanwijzing, bedoeld in het eerste lid, met een vervaldatum, gelegen voor de in het tweede lid bedoelde vervaldatum, vervalt van rechtswege op de oorspronkelijke vervaldatum, tenzij de betrokken instelling binnen vijf maanden na de datum van inwerkingtreding van de voor het werkveld waarop de instelling werkzaam is, geldende ministerïele regeling, bedoeld in artikel 17, derde lid, en voorafgaand aan de oorspronkelijke vervaldatum een verzoek tot beoordeling ten behoeve van een hernieuwde aanwijzing heeft ingediend bij de Stichting Raad voor Accreditatie te Utrecht. Alsdan blijft de aanwijzing van kracht tot uiterlijk de in het tweede lid bedoelde vervaldatum van rechtswege.

  • 4 De instelling waarvan de aanwijzing op grond van het bepaalde in het tweede of derde lid vervalt, kan Onze Minister vragen om hernieuwde aanwijzing met inachtneming van de bij of krachtens dit besluit gestelde bepalingen, zoals die luiden met ingang van de datum van inwerkingtreding van het besluit van 7 september 2009, Stb. 395.

  • 5 In afwijking van artikel 6e, vierde lid, van dit besluit, zijn de aan de beoordeling door de in het derde lid genoemde Stichting Raad voor Accreditatie verbonden kosten voor rekening van Onze Minister, indien de instelling, bedoeld in het eerste lid, een verzoek tot beoordeling ten behoeve van een hernieuwde aanwijzing heeft ingediend bij voornoemde Stichting Raad voor Accreditatie binnen vijf maanden na de datum van inwerkingtreding van de voor het werkveld, waarop de instelling werkzaam is, geldende ministerïele regeling, bedoeld in artikel 17, derde lid.

  • 6 Indien Onze Minister op een aanvraag tot hernieuwde aanwijzing beslist op een tijdstip, gelegen voor de in het tweede lid bedoelde vervaldatum van rechtswege, vervalt de oorspronkelijke aanwijzing met ingang van de datum van inwerkingtreding van de hernieuwde aanwijzing.

Artikel 27

[Regeling vervallen per 20-04-2016]

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 maart 1996 met uitzondering van:

Artikel 28

[Regeling vervallen per 20-04-2016]

Dit besluit wordt aangehaald als: Warenwetbesluit explosieveilig materieel.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 1 augustus 1995

Beatrix

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

R. L. O Linschoten

Uitgegeven de zeventiende augustus 1995

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager