-
1 Het verbod, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen is niet van toepassing met betrekking tot een vreemdeling:
-
a. die zijn hoofdverblijf buiten Nederland heeft en die incidentele arbeid verricht uitsluitend
bestaande uit:
-
1°. het monteren of repareren van door zijn, buiten Nederland gevestigde, werkgever geleverde
werktuigen, machines of apparatuur, dan wel het installeren en aanpassen van zijn,
buiten Nederland gevestigde, werkgever geleverde software of uit het instrueren in
het gebruik daarvan;
-
2°. het voeren van zakelijke besprekingen of het sluiten van overeenkomsten met bedrijven
en instellingen;
-
3°. het voorbereiden, inrichten, houden of afbreken van een tentoonstelling of stand voor
een buiten Nederland gevestigde opdrachtgever;
-
4°. het verzorgen van rapportages of het maken van documentaires voor een buiten Nederland
gevestigd publiciteitsmedium;
-
5°. het werkzaam zijn in de huishouding van toeristen;
-
6°. het deelnemen aan sportwedstrijden, dan wel het werkzaam zijn als vaste persoonlijke
begeleider van een deelnemer aan sportwedstrijden;
-
7°. het werkzaam zijn als artiest, vaste persoonlijk begeleider van een artiest, musicus,
vaste persoonlijk begeleider van een musicus, beeldend kunstenaar, conservator of
restaurator;
-
8°. het onbeloond deelnemen aan proeftrainingen, die in het kader van een sollicitatieprocedure
met een werkgever in het betaald voetbal schriftelijk zijn overeengekomen en waarvan
de exacte periodevoorafgaande aan de feitelijke deelname aan de proeftrainingen eveneens
schriftelijk is vastgelegd;
-
9°. het in opdracht van een buitenlandse autoriteit controleren van in Nederland vervaardigde
goederen, geproduceerde levensmiddelen of diervoerders ten behoeve van de invoer daarvan
in het land van die buitenlandse autoriteit, of het in opdracht van een buitenlandse
autoriteit opstellen, of afgeven van certificaten die vereist zijn voor de invoer
van in Nederland vervaardigde goederen, geproduceerde levensmiddelen of diervoeders
in het land van die buitenlandse autoriteit;
-
10°. het ontvangen van trainingen, dan wel instructies met betrekking tot het gebruik van
in Nederland vervaardigde goederen en in Nederland te verrichten diensten.
-
b. die zijn hoofdverblijf buiten Nederland heeft en geen arbeidsovereenkomst heeft met
een in Nederland gevestigde werkgever en uitsluitend arbeid verricht op buiten Nederland
geregistreerde vervoermiddelen in het internationale verkeer;
-
c. die zijn hoofdverblijf buiten Nederland heeft en als lid van de bemanning schepelingendienst
verricht aan boord van een zeeschip in de zin van de Zeebrievenwet, voor zover het zeeschip niet uitsluitend als binnenschip wordt geëxploiteerd op
de Nederlandse binnenwateren, dan wel als werktuig voor weg en waterbouw binnen Nederland;
-
d. die houder is van een door Onze Minister van Buitenlandse Zaken afgegeven legitimatiebewijs;
-
e. die als correspondent werkzaam is in dienst van een publiciteitsmedium dat zijn hoofdzetel
buiten Nederland gevestigd heeft;
-
f. die als militair behoort tot de krijgsmacht van een vreemde mogendheid;
-
g. die als burger werkzaam is in dienst van een Geallieerd Hoofdkwartier of de Noordatlantische
Verdragsorganisatie;
-
h. die als burger werkzaam is in dienst van een vreemde mogendheid ten behoeve van een
Geallieerd Hoofdkwartier, de Noordatlantische Verdragsorganisatie dan wel een vreemde
krijgsmacht;
-
i. die als burger werkzaam is in dienst van een vreemde mogendheid ten behoeve van een
instelling die in verband met de aanwezigheid van een Geallieerd Hoofdkwartier in
Nederland is gevestigd;
-
j.
[Red: dit onderdeel is nog niet in werking getreden;]
-
k. die met een door of vanwege de Europese Unie, een instituut of instelling voor internationaal
onderwijs of onderzoek dat door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen
wordt gesubsidieerd, de Nederlandse overheid, of een Nederlandse onderwijs- of onderzoeksinstelling
verstrekte beurs in Nederland tijdelijk onderzoek verricht voor de duur van de beurs
en degene die in het kader van een bilaterale of multilaterale overeenkomst waarbij
Nederland partij is onderzoek verricht voor de duur zoals is bepaald in de bilaterale
of multilaterale overeenkomst;
-
l. die onderwijs geeft of onderzoek verricht aan een universiteit, hogeschool of instelling
die gelieerd is aan of werkzaam is op het terrein van een universiteit, hogeschool
of instelling voor hoger internationaal onderwijs;
-
m. die tot Nederland wordt toegelaten om arbeid te verrichten in het kader van een actieprogramma
van de Europese Unie dat bekend gemaakt is in het publicatieblad van de Europese Unie
voor de duur zoals is bepaald in het programma;
-
n. die als slachtoffer of getuige-aangever van mensenhandel als bedoeld in artikel 3.48, eerste lid, onder a en b, van het Vreemdelingenbesluit 2000, beschikt over een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 8, onder a, van de Vreemdelingenwet 2000, onder een beperking verband houdend met de vervolging van mensenhandel als bedoeld
in artikel 3.4, eerste lid, onder s, van het Vreemdelingenbesluit 2000;
-
o. die in het kader van een ontwikkelingssamenwerkingsproject voor maximaal vier aaneengesloten
weken per kalenderjaar naar Nederland komt om in samenwerking met Nederlandse ondernemers,
vakspecialisten of experts van het project uitzending managers kennis en ervaring
op te doen inzake de bedrijfsvoering van bedrijven, en zich door hen laat adviseren.
-
3 Het eerste lid, onderdeel a, onder 8°, is niet van toepassing met betrekking tot een
vreemdeling die de leeftijd van 17 jaar nog niet heeft bereikt.
Het verbod, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen, is niet van toepassing met betrekking tot een vreemdeling die:
-
a. rechtmatig in Nederland verblijft, in de zin van artikel 8, onder a, c of l, van de Vreemdelingenwet 2000, dan wel rechtmatig in Nederland verblijft, in de zin van artikel 8, onder f, g of h, van de Vreemdelingenwet 2000, in verband met een aanvraag van een verblijfsvergunning asiel of een aanvraag om
voortgezette toelating, en
-
b. naar het oordeel van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen als vrijwilliger
deelneemt aan arbeid die gebruikelijk onbetaald wordt verricht, geen winstoogmerk
heeft en een algemeen maatschappelijk doel dient.
-
1 Het verbod, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen, is niet van toepassing met betrekking tot een vreemdeling die rechtmatig in Nederland
verblijft op grond van artikel 8, onderdelen a, b, c, d, e, k of l, van de Vreemdelingenwet 2000 of een vreemdeling die in het bezit is van een machtiging tot voorlopig verblijf
die overeenkomt met het verblijfsdoel «kennismigrant» waarvoor een verblijfsvergunning
voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000 is aangevraagd en die:
-
a. als kennismigrant als bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, onder d, van het Vreemdelingenbesluit 2000 in Nederland wordt tewerkgesteld op basis van een arbeidsovereenkomst of een ambtelijke
aanstelling en:
-
1°. van wie het overeengekomen vaste, naar tijdruimte en in geld vastgestelde loon als
vergoeding voor zijn arbeid dat hij van de werkgever ontvangt, indien hij de leeftijd
van dertig jaar niet heeft bereikt, ten minste € 3.108,– per maand bedraagt, waartoe
niet wordt gerekend de door de werkgever te betalen vakantiebijslag, dan wel indien
hij dertig jaar of ouder is, ten minste € 4.240,– per maand bedraagt, waartoe niet
wordt gerekend de door de werkgever te betalen vakantiebijslag, of
-
2°. die voldoet aan de voorwaarden voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde
tijd onder de beperking «het zoeken naar en verrichten van arbeid al dan niet in loondienst»
op grond van artikel 3.42 van het Vreemdelingenbesluit 2000 en van wie het overeengekomen vaste, naar tijdruimte en in geld vastgestelde loon
als vergoeding voor zijn arbeid dat hij van de werkgever ontvangt, ten minste € 2.228,–
per maand bedraagt, waartoe niet wordt gerekend de door de werkgever te betalen vakantiebijslag,
-
b. in Nederland wordt tewerkgesteld in het kader van het doen van wetenschappelijk onderzoek
bij een bekostigde of aangewezen onderwijsinstelling of een van overheidswege direct
of indirect, geheel of gedeeltelijke bekostigde of gesubsidieerde onderzoeksinstelling,
-
c. in Nederland wordt tewerkgesteld als arts in opleiding tot specialist aan een door
de Medisch Specialisten Registratie Commissie, de Sociaal-Geneeskundigen Registratie
Commissie of de Huisarts en Verpleeghuisarts Registratie Commissie aangewezen opleidingsinstituut,
of
-
d. als gastdocent onder de beperking «arbeid als kennismigrant» als bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, onder d, van het Vreemdelingenbesluit 2000 in Nederland wordt tewerkgesteld bij een universiteit, hogeschool of instelling voor
hoger internationaal onderwijs die erkende referent is als bedoeld in artikel 1, onderdeel t, van de Vreemdelingenwet 2000 en die beschikt over een gastovereenkomst met de vreemdeling, of bij een onderzoeksinstelling
die gelieerd is aan of werkzaam is op het terrein van een universiteit, hogeschool
of instelling voor hoger internationaal onderwijs, die erkende referent is en die
beschikt over een gastovereenkomst met de vreemdeling,
en wiens werkgever door Onze Minister van Veiligheid en Justitie krachtens artikel 2c van de Vreemdelingenwet 2000 is erkend als referent ten behoeve van het verblijf van vreemdelingen die in Nederland
verblijven of willen verblijven voor het verrichten van arbeid in loondienst, als
kennismigrant of als onderzoeker in de zin van richtlijn 2005/71/EG van de Raad van
12 oktober 2005 betreffende een specifieke procedure voor de toelating van onderdanen
van derde landen met het oog op wetenschappelijk onderzoek (PbEU L 289).
-
2 In afwijking van het eerste lid, aanhef en onderdeel a, blijft het verbod, bedoeld
in artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen van toepassing met betrekking tot de vreemdeling die:
-
a. werkzaam is als beroepssporter in het betaald voetbal;
-
b. werkzaam is als geestelijke, of
-
c. werkzaamheden als bedoeld in artikel 3 verricht.
-
3 De in het eerste lid, onder a, genoemde bedragen worden jaarlijks met ingang van 1
januari gewijzigd met het percentage waarmee het indexcijfer van de CAO-lonen over
de maand oktober daaraan voorafgaand, gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de
Statistiek, afwijkt van het indexcijfer waarop de laatste vaststelling van de bedragen
is gebaseerd. De gewijzigde bedragen worden door of namens Onze Minister bekendgemaakt
in de Staatscourant.
-
4 Het loon, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder a, is ten minste marktconform
als bedoeld in artikel 3.30a van het Vreemdelingenbesluit 2000 en wordt door de werkgever over een periode van ten hoogste een maand, bijgeschreven
op een bankrekening, bestemd voor girale betaling, op naam van de vreemdeling.
-
1 Het verbod, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen is niet van toepassing met betrekking tot een vreemdeling die in het kader van grensoverschrijdende
dienstverlening tijdelijk in Nederland arbeid verricht in dienst van een werkgever
die buiten Nederland is gevestigd in een andere lidstaat van de Europese Unie, een
andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische
Ruimte of Zwitserland, mits
-
a. de vreemdeling gerechtigd is als werknemer van deze werkgever de arbeid te verrichten
in het land alwaar de werkgever gevestigd is,
-
b. de werkgever de arbeid in Nederland voor de aanvang daarvan schriftelijk aan het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen heeft gemeld, onder overlegging van een verklaring en bewijsstukken
als bedoeld in het tweede lid, en
-
c. er geen sprake is van dienstverlening die bestaat uit het ter beschikking stellen
van arbeidskrachten.
-
2 Bij de melding, bedoeld in het eerste lid, onder b, dienen, indien de desbetreffende
vreemdeling beschikt over een andere nationaliteit dan die van een lidstaat van de
Europese Unie, een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese
Economische Ruimte of Zwitserland, bewijsstukken te worden verstrekt waaruit blijkt
dat de vreemdeling gerechtigd is in het land alwaar de werkgever gevestigd is te verblijven
en er de arbeid te verrichten, en dient te worden overgelegd:
-
a. een volledig ingevulde en voor de desbetreffende arbeid geldige E101-verklaring, waarbij
wordt vermeld waar de werknemer in Nederland de arbeid zal verrichten, of
-
b. een door de werkgever schriftelijk en naar waarheid afgelegde verklaring, opgesteld
op een daartoe door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen verstrekt formulier,
waarin worden vermeld de naam en het adres van de werkgever, een aanduiding van de
aard van zijn onderneming en de registratiegegevens in het land van vestiging, de
naam en het adres van degene ten behoeve van wie de dienst wordt verleend, de aard
van de te verlenen dienst, waar en wanneer de vreemdeling de arbeid zal verrichten,
alsmede de identiteitsgegevens van de vreemdeling.
-
3 Onder E101-verklaring, als bedoeld in het tweede lid, wordt verstaan: het bewijs,
bedoeld in artikel 11 van verordening(EEG)574/72.
-
1 Het verbod, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen is niet van toepassing met betrekking tot een vreemdeling die in Nederland:
-
a. rechtmatig verblijf heeft op grond van artikel 8, onder e, van de Vreemdelingenwet 2000 en die als stagiair wordt tewerkgesteld in het kader van zijn studie;
-
b. beschikt over een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor studie als
bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, onder l, van het Vreemdelingenbesluit 2000 en als stagiair wordt tewerkgesteld in het kader van zijn studie; of
-
c. vóór zijn achttiende verjaardag is gestart:
-
1°. met een beroepsopleiding bij een instelling als bedoeld in artikel 1.1.1, onder b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, of bij een instelling die een beroepsopleiding verzorgt waarvan op grond van artikel 1.4.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs aan de met goed gevolg afgelegde examens of onderdelen van examens een diploma of
certificaat is verbonden, en die in het kader van de beroepsopleidende leerweg, bedoeld
in artikel 7.2.2, tweede lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs onbezoldigd te werk wordt gesteld op grond van een beroepspraktijkvormingsovereenkomst
als bedoeld in artikel 7.2.8, tweede lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;
-
2°. met praktijkonderwijs als bedoeld in artikel 10f, eerste lid van de Wet op het voortgezet onderwijs, en die in het kader van de voorbereiding op het uitoefenen van functies op de arbeidsmarkt,
bedoeld in artikel 10f, derde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, onbezoldigd
te werk wordt gesteld;
-
3°. met een leer-werktraject als bedoeld in artikel 10b1, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, en die in het kader van een beroepsgericht programma als bedoeld in artikel 10b1,
tweede lid, onder b, van de Wet op het voortgezet onderwijs op grond van een leer-werkovereenkomst
als bedoeld in artikel 10b3, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs of een maatschappelijke stage als bedoeld in artikel 10b1, vierde lid, van de Wet
op het voortgezet onderwijs op grond van een stageovereenkomst als bedoeld in artikel 6f, tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs onbezoldigd te werk wordt gesteld;
-
4°. met een entreeopleiding als bedoeld in artikel 10b8 van de Wet op het voortgezet onderwijs, en die in het kader van de kwalificatie voor het eerste niveau van beroepsuitoefening
onbezoldigd te werk wordt gesteld op grond van een samenwerkingsovereenkomst als bedoeld
in artikel 10b9, tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs;
-
5°. met het arbeidsmarktgerichte uitstroomprofiel van het voortgezet speciaal onderwijs
als bedoeld in artikel 14, eerste lid, onder b, van de Wet op de expertisecentra, en die in het kader van het getuigschrift onbezoldigd te werk wordt gesteld op grond
van een stageovereenkomst als bedoeld in artikel 9 van het Onderwijskundig besluit WEC; of
-
6°. met het uitstroomprofiel vervolgonderwijs van het voortgezet speciaal onderwijs als
bedoeld in artikel 14, eerste lid, onder a, van de Wet op de expertisecentra, en die in het kader van een leer-werktraject of een beroepsgericht programma als
bedoeld in artikel 10b1 van de Wet op het voortgezet onderwijs, een entreeopleiding als bedoeld in artikel 10b8 van de Wet op het voortgezet onderwijs, of de kwalificatie voor het eerste niveau van beroepsuitoefening onbezoldigd te
werk wordt gesteld op grond van een leer-werkovereenkomst als bedoeld in artikel 10b3, van Wet op het voortgezet onderwijs.
Het verbod, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen, is niet van toepassing op de vreemdeling die:
in Nederland een beroepsopleiding volgt bij een instelling als bedoeld in artikel 1.1.1, onder b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs of een instelling die een beroepsopleiding verzorgt waarvan op grond van artikel 1.4.1. Wet educatie en beroepsonderwijs aan de met goed gevolg afgelegde examens of onderdelen van examens een diploma of
certificaat is verbonden, en in het kader van die beroepsopleiding te werk wordt gesteld
op grond van een beroepspraktijkvormingsovereenkomst als bedoeld in artikel 7.2.8. van de Wet educatie en beroepsonderwijs, dan wel in Nederland in het kader van een opleiding aan een hogeschool in de zin
van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek te werk wordt gesteld op de grond van een stageovereenkomst, gesloten tussen de hogeschool,
de werkgever en hemzelf.
Het verbod, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen is niet van toepassing met betrekking tot een vreemdeling die houder is van een verblijfsvergunning
voor bepaalde tijd, als bedoeld in artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000, verleend onder een beperking verband houdend met het verblijf als onderzoeker in
de zin van richtlijn 2005/71/EG van de Raad van 12 oktober 2005 (PbEU L 289) of een
vreemdeling die in het bezit is van een machtiging tot voorlopig verblijf die overeenkomt
met voornoemd verblijfsdoel, die in Nederland wordt tewerkgesteld bij een krachtens
artikel 2c van de Vreemdelingenwet 2000 als referent erkende onderzoeksinstelling in de zin van die richtlijn.
-
1 Het verbod, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen is niet van toepassing met betrekking tot een vreemdeling die houder is van een door
Onze Minister van Veiligheid en Justitie ter uitvoering van artikel 7 van Richtlijn
2009/50/EG van de Raad van 25 mei 2009 betreffende de voorwaarden voor toegang en
verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op een hooggekwalificeerde baan
(PbEU L 155) afgegeven Europese blauwe kaart, dan wel van een geldige machtiging tot
voorlopig verblijf onder een beperking verband houdend met verblijf als houder van
een Europese blauwe kaart, voor zover die vreemdeling:
-
a. een opleiding aan een geaccrediteerde opleiding aan een instelling voor hoger onderwijs
in Nederland of een vergelijkbare opleiding aan een buitenlandse hogeronderwijsinstelling
met goed gevolg heeft afgerond, en
-
b. van de werkgever een vast brutoloon voor de arbeid ontvangt van ten minste € 4.968,–
per maand, waartoe niet wordt gerekend de door de werkgever te betalen vakantiebijslag.
-
2 Het in het eerste lid, onder b, genoemde bedrag wordt jaarlijks met ingang van 1 januari
gewijzigd met het percentage waarmee het indexcijfer van de CAO-lonen over de maand
oktober daaraan voorafgaand, gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek,
afwijkt van het indexcijfer waarop de laatste vaststelling van de bedragen is gebaseerd.
De gewijzigde bedragen worden door of namens Onze Minister bekendgemaakt in de Staatscourant.
Het verbod, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen is voor een periode van maximaal één jaar niet van toepassing met betrekking tot
een vreemdeling die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000, onder de beperking «uitwisseling, al dan niet in het kader van een verdrag», bedoeld
in artikel 3.4, eerste lid, onder n, van het Vreemdelingenbesluit 2000, indien:
-
a. het een au pair betreft die:
-
1°. verblijft in een gastgezin, bestaande uit minimaal twee personen, tot wie de vreemdeling
niet in familierechtelijke betrekking staat tot in de derde graad en voor wie deze
niet eerder werkzaamheden heeft verricht,
-
2°. kost en inwoning geniet van het gastgezin,
-
3°. maximaal 8 uur per dag tot een maximum van 30 uur per week in het gastgezin slechts
lichte ondersteunende huishoudelijke werkzaamheden mag verrichten, waarvoor een aantoonbaar
alternatief voorhanden is,
-
4°. minimaal 2 dagen per week vrij heeft,
-
5°. een dagindeling met het gastgezin schriftelijk en in een voor de au pair begrijpelijke
taal heeft vastgesteld op grond waarvan de au pair licht ondersteunende huishoudelijke
werkzaamheden verricht, en
-
6°. kan aantonen dat een verklaring is ondertekend, waaruit blijkt dat het gastgezin zich
er van bewust is, dat de toezichthouders de bevoegdheid, bedoeld in artikel 17 van de wet, hebben;
-
b. er sprake is van werkzaamheden in het kader van een Working Holiday Scheme (WHS) of
een Working Holiday Programme (WHP), dat in een Memorandum of Understanding geformuleerd
is dat is goedgekeurd door Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Onze
Minister van Veiligheid en Justitie;
-
c. er sprake is van werkzaamheden in het kader van een door het Nederlands Jeugdinstituut
goedgekeurd European Voluntary Service-programme; of
-
d. er sprake is van deelname aan een door Onze Minister van Veiligheid en Justitie goedgekeurd
uitwisselingsprogramma van een particuliere uitwisselingsorganisatie en verblijft
in het gastgezin, bestaande uit minimaal 2 personen voor wie de vreemdeling niet eerder
werkzaamheden heeft verricht.
-
1 In geval van internationale dienstverlening is het verbod, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen, niet van toepassing bij levering van goederen door een in Nederland gevestigde onderneming
in het geval dat het noodzakelijk is dat:
-
a. de buitenlandse afnemer van die goederen de desbetreffende goederen voorafgaand aan
de feitelijke levering laat controleren, certificeren, inspecteren dan wel anderszins
laat onderzoeken door vreemdelingen in dienst van de afnemer; of
-
b. specifieke kennis of ervaring aan de vreemdelingen in dienst van de buitenlandse afnemer
wordt doorgegeven, die voor de afnemer nodig is om met de geleverde goederen te kunnen
werken.
-
4 Indien de werkgever gedurende de periode dat hij dit artikel toepast niet meer voldoet
aan de voorwaarden, bedoeld in het tweede lid, onder a, b of c, vervalt de toepasselijkheid
van dit artikel van rechtswege met ingang van de dag waarop hij niet meer aan de voorwaarden
voldoet.
-
5 Indien bij de werkgever gedurende de periode dat hij dit artikel toepast een overtreding
van de in het tweede lid, onder c, genoemde wetten is geconstateerd waarvoor een bestuurlijke
boete of een sanctie op grond van de Wet op de economische delicten is opgelegd die onherroepelijk is geworden, vervalt de toepasselijkheid van dit artikel
van rechtswege met ingang van de dag waarop die boete of sanctie onherroepelijk is
geworden.
-
1 Het verbod, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen, is niet van toepassing met betrekking tot een vreemdeling die beschikt over een
verblijfsvergunning regulier onder de beperking in verband met studie als bedoeld
in artikel 3.4, eerste lid, onder l, van het Vreemdelingenbesluit 2000 of die rechtmatig verblijf heeft op grond van artikel 8, onder e, van de Vreemdelingenwet 2000, en arbeid verricht die noodzakelijk is voor het opdoen van werkervaring in het kader
van een opleiding aan een Academie van Bouwkunst waarbij werk en studie worden gecombineerd,
mits:
-
a. de tewerkstelling plaatsvindt op grond van een arbeidsovereenkomst waarin in ieder
geval het aantal te werken uren per week, de ingangsdatum en duur van het contract
en de beloning worden vermeld;
-
b. een tripartiete overeenkomst wordt gesloten tussen de onderwijsinstelling, de werkgever,
en de student;
-
c. de tripartiete overeenkomst en arbeidsovereenkomst aanwezig is bij de werkgever op
de werkplek;
-
d. de arbeid verricht wordt voor de duur van maximaal 20 uur per week; en
-
e. de student loon ontvangt dat marktconform is.
-
2 Dit artikel is van toepassing op de instroom per studiejaar voor de Academies van
Bouwkunst gezamenlijk van de eerste 50 studenten met de nationaliteit van een staat
die niet tot de Europese Unie behoort, die geen partij is bij de Overeenkomst betreffende
de Europese Economische Ruimte, of niet met de Zwitserse nationaliteit.
Het verbod, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen is niet van toepassing met betrekking tot een vreemdeling, voor zover die arbeid
verricht in het kader van een overplaatsing binnen een onderneming, indien hij:
-
a. houder is van de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, verleend onder de
beperking «overplaatsing binnen een onderneming» in de zin van artikel 3.30d van het
Vreemdelingenbesluit 2000;
-
b. ten hoogste 90 dagen in Nederland verblijft op grond van artikel 3.3, eerste lid, onder c, Vreemdelingenbesluit 2000 en houder is van een door een andere lidstaat van de Europese Unie afgegeven verblijfsvergunning
met de vermelding «ICT», die is afgegeven ter uitvoering van richtlijn 2014/66/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de voorwaarden
voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen in het kader van een overplaatsing
binnen een onderneming (PbEU 2014, L 157), of
-
c. in afwachting is van de beslissing op een aanvraag tot het verlenen van de onder a
bedoelde verblijfsvergunning en tevens houder is van de onder b bedoelde door een
andere lidstaat afgegeven verblijfsvergunning.
Artikel 1o
[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]
Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen
Een aantekening als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen wordt afgegeven aan:
-
a. een vreemdeling die beschikt over een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld
in artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000, onder een beperking verband houdend met verblijf als familie- of gezinslid van:
-
1°. een kennismigrant als bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, onder d, van het Vreemdelingenbesluit 2000;
-
2°. een houder van een door Onze Minister van Veiligheid en Justitie afgegeven Europese
blauwe kaart als bedoeld in artikel 1i, of
-
3°. een houder van de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, verleend onder
de beperking «overplaatsing binnen een onderneming» op grond van artikel 3.30d van
het Vreemdelingenbesluit 2000.
-
b. een vreemdeling die rechtmatig in Nederland verblijft, in de zin van artikel 8, onder a, van de Vreemdelingenwet 2000, en is toegelaten voor verblijf bij:
-
c. een vreemdeling die beschikt over een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld
in artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000, onder een beperking verband houdend met verblijf als familie- of gezinslid van een
vreemdeling die is toegelaten onder een beperking verband houdend met onderzoek, als
bedoeld in 3.4, eerste lid, onder i, van het Vreemdelingenbesluit 2000;
-
d. een vreemdeling, met uitzondering van de vreemdeling, genoemd in de onderdelen a en
f, die in het verleden heeft beschikt over een krachtens de Vreemdelingenwet of Vreemdelingenwet 2000 afgegeven vergunning met daarop een aantekening als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen en die nadien zijn hoofdverblijf niet buiten Nederland heeft gevestigd;
-
e. een vreemdeling die rechtmatig in Nederland verblijft, in de zin van artikel 8, onder a, van de Vreemdelingenwet 2000, indien de vreemdeling gedurende ononderbroken periode van zeven jaar direct voorafgaande
aan de vergunning tot verblijf werkzaam is geweest op zeeschepen die onder Nederlandse
vlag varen en in Nederland zijn geregistreerd of op mijnbouwinstallaties op het continentaal
plat als bedoeld in artikel 1, onderdelen o en c, van de Mijnbouwwet;
-
f. een vreemdeling die beschikt over een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd
onder de beperking «het zoeken naar en verrichten van arbeid al dan niet in loondienst»
die is verleend op grond van artikel 3.42 van het Vreemdelingenbesluit 2000;
-
g. een vreemdeling die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, onder a, van de Vreemdelingenwet 2000, onder een beperking «tijdelijke humanitaire gronden» of «niet-tijdelijke humanitaire
gronden» als bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, onderdelen p en r, van het Vreemdelingenbesluit 2000;
-
h. de afhankelijke gezinsleden van de onder g genoemde vreemdelingen;
-
i. een vreemdeling die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, onder a, van de Vreemdelingenwet 2000, onder de beperking «verblijf als economisch niet-actieve langdurig ingezetene of
vermogende vreemdeling», genoemd in artikel 3.4, eerste lid, onder b, van het Vreemdelingenbesluit 2000;
-
j. een vreemdeling die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, onder a, van de Vreemdelingenwet 2000, onder de beperking «het afwachten van een verzoek op grond van artikel 17 van de Rijkswet op het Nederlanderschap», genoemd in artikel 3.4, eerste lid, onder q, van het Vreemdelingenbesluit 2000.
-
1 In afwijking van artikel 8, eerste lid, onderdelen a, b en d, van de Wet arbeid vreemdelingen mag een vreemdeling als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van die wet arbeid verrichten indien:
-
a. die vreemdeling een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000, heeft aangevraagd en welke aanvraag blijkens een verklaring van Onze Minister van
Justitie tenminste zes maanden in behandeling is, aanspraken op voorzieningen geniet
voorzien bij of krachtens de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers of een ander wettelijk voorschrift dat aanspraken op voorzieningen regelt en de vreemdeling
op basis van artikel 8, onderdelen f of h, van de Vreemdelingenwet 2000 rechtmatig in Nederland verblijft;
-
b. de vreemdeling, bedoeld in onderdeel a, de in de vergunningsaanvraag aangegeven werkzaamheden
onder marktconforme voorwaarden zal verrichten, en
-
c. de vreemdeling, bedoeld in onderdeel a, binnen een tijdsbestek van 52 weken vanaf
de aanvang van de werkzaamheden een arbeidsperiode van in totaal 24 weken, waarin
ten hoogste een arbeidsperiode van 14 weken is gelegen waarin werkzaamheden worden
verricht als artiest, musicus, filmmedewerker of in de vorm van technische ondersteuning
van optredens van een artiest of musicus, niet overschrijdt.
Een tewerkstellingsvergunning of gecombineerde vergunning wordt geweigerd voor werkzaamheden
geheel of ten dele bestaande in het verrichten van seksuele handelingen met derden
of voor derden.
Het verbod, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen is gedurende zes en twintig weken na het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit
niet van toepassing op een vreemdeling die reeds vóór de inwerkingtreding daarvan:
-
a. uitsluitend arbeid verricht op vervoermiddelen in het internationale verkeer;
-
b. als stagiaire hier te lande werkzaam is in het kader van een met een vreemde mogendheid
gesloten overeenkomst;
-
c. optreedt als gastdocent aan een Nederlandse instelling voor wetenschappelijk onderwijs;
-
d. is aangesteld om in openbare dienst werkzaam te zijn;
-
e. arbeid verricht in dienst van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie.
Artikel 4a
[Vervallen per 01-01-2014]
-
1 Na een herhaling van een overtreding of soortgelijke overtreding wordt een waarschuwing
gegeven als bedoeld in artikel 17b, eerste lid, van de wet en indien een herhaling van die of een soortgelijke overtreding is geconstateerd
als bedoeld in dat artikel van de wet, wordt een bevel opgelegd door de daartoe aangewezen
ambtenaar dat de door hem aangewezen werkzaamheden voor een daarbij aangegeven periode
worden stilgelegd dan wel niet mogen aanvangen.
-
2 Indien een ernstige overtreding is geconstateerd, wordt in afwijking van het eerste
lid, een waarschuwing als bedoeld in artikel 17b, eerste lid, van de wet gegeven bij de eerste overtreding en wordt, indien opnieuw dezelfde of een soortgelijke
overtreding is geconstateerd die eveneens ernstig is, een bevel opgelegd door de daartoe
aangewezen ambtenaar dat de door hem aangewezen werkzaamheden voor een daarbij aangegeven
periode worden stilgelegd dan wel niet mogen aanvangen.
-
4 Indien de aard van de overtreding of de met de overtreding samenhangende omstandigheden
dan wel de gevolgen van een stillegging van de werkzaamheden daartoe aanleiding geven,
kan worden afgezien van een waarschuwing als bedoeld in het eerste en tweede lid en
kan worden afgezien van een bevel als bedoeld in het eerste en tweede lid. Een dergelijke
waarschuwing wordt niet gegeven of een dergelijk bevel wordt niet opgelegd, indien
de overtreding een handelen of nalaten betreft in strijd met de artikelen 2a, eerste lid, en 15 van de wet.
Artikel 4f. Plaats en duur openbaarmaking
-
1 De gegevens, bedoeld in artikel 19g van de wet, worden door de toezichthouder of de door Onze Minister aangewezen ambtenaren geplaatst
op een website met informatie van de toezichthouder of de door Onze Minister aangewezen
ambtenaren, bedoeld in artikel 19g, eerste lid, van de wet.
-
2 De gegevens, bedoeld in artikel 19g, eerste lid, van de wet, blijven drie jaar na de datum van bekendmaking van het besluit, bedoeld 19g, eerste
lid, van de wet, dan wel na verzending van een brief met de mededeling dat er geen
overtreding is geconstateerd, beschikbaar op de website.
Artikel 4g. Inhoud openbare inspectiegegevens
-
2 Indien het onderzoek heeft plaatsgevonden bij een normadressaat die is ingeschreven
in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007, worden in aanvulling op het eerste lid met betrekking tot de normadressaat tevens
openbaar gemaakt:
-
a. de naam en vestigingsplaats;
-
b. het nummer waaronder deze staat ingeschreven in het handelsregister; en
-
c. de sector of branche waarin deze normadressaat zijn economische activiteiten verricht.
-
3 Indien na afronding van een onderzoek geen overtreding is geconstateerd die leidt
tot de besluiten, genoemd in artikel 4h, wordt bij de gegevens, genoemd in het eerste lid, de opmerking geplaatst dat geen
overtreding is geconstateerd.
Artikel 4h. Openbare gegevens omtrent opgelegde boetes en stilleggingen
-
1 In aanvulling op artikel 4g, eerste lid, worden indien een onderzoek door de toezichthouder of de door Onze Minister aangewezen
ambtenaren, bedoeld in de artikelen 14, eerste lid, en 19a, eerste lid, van de wet, wordt gevolgd door een besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete als bedoeld
in artikel 19a, dan wel door een besluit tot bevel tot staken van de werkzaamheden
als bedoeld in artikel 17b, tweede lid, van de wet, de volgende inspectiegegevens over dat besluit openbaar gemaakt:
-
a. welk besluit is genomen, de artikelen van de wet die de grondslag daarvoor bieden
en de datum van dat besluit; en
-
b. welke rechtsmiddelen tegen het besluit zijn of kunnen worden aangewend en wat hiervan
de uitkomst was, of dat het besluit onherroepelijk is geworden.
-
2 Indien het besluit geheel of gedeeltelijk bestaat uit een bevel tot staken van de
werkzaamheden, bedoeld in artikel 17b van de wet, bevat de openbaarmaking tevens de periode waarin de werkzaamheden zijn gestaakt.
Artikel 4i. Termijn waarbinnen openbaarmaking geschiedt
-
1 De openbaarmaking van de gegevens, bedoeld in de artikelen 4g en 4h, geschiedt niet eerder dan tien werkdagen, doch uiterlijk dertig werkdagen na de
datum waarop het besluit tot openbaarmaking van deze gegevens aan belanghebbende bekend
is gemaakt.
-
2 Indien wordt verzocht om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 19g, zevende lid, van de wet, wordt de termijn van dertig werkdagen, bedoeld in het eerste lid, overeenkomstig
opgeschort.
Artikel 4j. Reactie van belanghebbende
-
1 Op verzoek van de belanghebbende kan een schriftelijke reactie over de openbaarmaking
van de gegevens, bedoeld in de artikelen 4g en 4h, van ten hoogste 2.000 leestekens worden gegeven, die zal worden gevoegd bij de openbaar
te maken gegevens op de website met informatie van de toezichthouder of de door Onze
Minister aangewezen ambtenaren.
-
2 Onderdelen van de schriftelijke reactie die persoonsgegevens, bedrijfsnamen of bedrijfsgegevens
van derden dan wel strafbare of aanstootgevende uitlatingen bevatten, worden niet
op de website gepubliceerd.
Indien in verband met een beslissing op bezwaar, beroep of hoger beroep wordt vastgesteld
dat de gegevens, die op grond van artikel 19g van de wet, en de artikelen 4g en 4h openbaar zijn gemaakt, niet meer juist of volledig zijn, worden deze gegevens aangepast,
binnen tien werkdagen na ontvangst van de desbetreffende beslissing door Onze Minister.
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen.