Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen

Geraadpleegd op 11-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-07-2014 en zichtdatum 30-11-2024.
Geldend van 01-04-2014 t/m 31-12-2014

Besluit van 23 augustus 1995, ter uitvoering van de Wet arbeid vreemdelingen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 19 december 1994, Directoraat-Generaal voor Algemene Beleidsaangelegenheden nr. ABA/AM/SCV/94/1957b;

Gelet op de artikelen 3, eerste lid, onder c, 4, tweede lid, onder c en 8, eerste lid, onder e, van de Wet arbeid vreemdelingen;

De Raad van State gehoord (advies van 6 februari 1995, nr. W12.94.0767);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 17 augustus 1995, nr. AM/AAB/95/9326;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

  • 1 Het verbod, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen is niet van toepassing met betrekking tot een vreemdeling:

    • a. die zijn hoofdverblijf buiten Nederland heeft en die incidentele arbeid verricht uitsluitend bestaande uit:

      • 1°. het monteren of repareren van door zijn, buiten Nederland gevestigde, werkgever geleverde werktuigen, machines of apparatuur, dan wel het installeren en aanpassen van zijn, buiten Nederland gevestigde, werkgever geleverde software of uit het instrueren in het gebruik daarvan;

      • 2°. het voeren van zakelijke besprekingen of het sluiten van overeenkomsten met bedrijven en instellingen;

      • 3°. het voorbereiden, inrichten, houden of afbreken van een tentoonstelling of stand voor een buiten Nederland gevestigde opdrachtgever;

      • 4°. het verzorgen van rapportages of het maken van documentaires voor een buiten Nederland gevestigd publiciteitsmedium;

      • 5°. het werkzaam zijn in de huishouding van toeristen;

      • 6°. het deelnemen aan sportwedstrijden, dan wel het werkzaam zijn als vaste persoonlijke begeleider van een deelnemer aan sportwedstrijden;

      • 7°. het werkzaam zijn als artiest, vaste persoonlijk begeleider van een artiest, musicus, vaste persoonlijk begeleider van een musicus, beeldend kunstenaar, conservator of restaurator;

      • 8°. het onbeloond deelnemen aan proeftrainingen, die in het kader van een sollicitatieprocedure met een werkgever in het betaald voetbal schriftelijk zijn overeengekomen en waarvan de exacte periodevoorafgaande aan de feitelijke deelname aan de proeftrainingen eveneens schriftelijk is vastgelegd;

      • 9°. het in opdracht van een buitenlandse autoriteit controleren van in Nederland vervaardigde goederen, geproduceerde levensmiddelen of diervoerders ten behoeve van de invoer daarvan in het land van die buitenlandse autoriteit, of het in opdracht van een buitenlandse autoriteit opstellen, of afgeven van certificaten die vereist zijn voor de invoer van in Nederland vervaardigde goederen, geproduceerde levensmiddelen of diervoeders in het land van die buitenlandse autoriteit;

      • 10°. het ontvangen van trainingen, dan wel instructies met betrekking tot het gebruik van in Nederland vervaardigde goederen en in Nederland te verrichten diensten.

    • b. die zijn hoofdverblijf buiten Nederland heeft en geen arbeidsovereenkomst heeft met een in Nederland gevestigde werkgever en uitsluitend arbeid verricht op buiten Nederland geregistreerde vervoermiddelen in het internationale verkeer;

    • c. die zijn hoofdverblijf buiten Nederland heeft en als lid van de bemanning schepelingendienst verricht aan boord van een zeeschip in de zin van de Zeebrievenwet, voor zover het zeeschip niet uitsluitend als binnenschip wordt geëxploiteerd op de Nederlandse binnenwateren, dan wel als werktuig voor weg en waterbouw binnen Nederland;

    • d. die houder is van een door Onze Minister van Buitenlandse Zaken afgegeven legitimatiebewijs;

    • e. die als correspondent werkzaam is in dienst van een publiciteitsmedium dat zijn hoofdzetel buiten Nederland gevestigd heeft;

    • f. die als militair behoort tot de krijgsmacht van een vreemde mogendheid;

    • g. die als burger werkzaam is in dienst van een Geallieerd Hoofdkwartier of de Noordatlantische Verdragsorganisatie;

    • h. die als burger werkzaam is in dienst van een vreemde mogendheid ten behoeve van een Geallieerd Hoofdkwartier, de Noordatlantische Verdragsorganisatie dan wel een vreemde krijgsmacht;

    • i. die als burger werkzaam is in dienst van een vreemde mogendheid ten behoeve van een instelling die in verband met de aanwezigheid van een Geallieerd Hoofdkwartier in Nederland is gevestigd;

    • j. [Red: dit onderdeel is nog niet in werking getreden;]

    • k. die met een door of vanwege de Europese Unie, een instituut of instelling voor internationaal onderwijs of onderzoek dat door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen wordt gesubsidieerd, de Nederlandse overheid, of een Nederlandse onderwijs- of onderzoeksinstelling verstrekte beurs in Nederland tijdelijk onderzoek verricht voor de duur van de beurs en degene die in het kader van een bilaterale of multilaterale overeenkomst waarbij Nederland partij is onderzoek verricht voor de duur zoals is bepaald in de bilaterale of multilaterale overeenkomst;

    • l. die onderwijs geeft of onderzoek verricht aan een universiteit, hogeschool of instelling die gelieerd is aan of werkzaam is op het terrein van een universiteit, hogeschool of instelling voor hoger internationaal onderwijs, voor de duur van maximaal drie jaar;

    • m. die tot Nederland wordt toegelaten om arbeid te verrichten in het kader van een actieprogramma van de Europese Unie dat bekend gemaakt is in het publicatieblad van de Europese Unie voor de duur zoals is bepaald in het programma;

    • n. die als slachtoffer of getuige-aangever van mensenhandel als bedoeld in artikel 3.48, eerste lid, onder a en b, van het Vreemdelingenbesluit 2000, beschikt over een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 8, onder a, van de Vreemdelingenwet 2000, onder een beperking verband houdend met de vervolging van mensenhandel als bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, onder s, van het Vreemdelingenbesluit 2000;

    • o. die in het kader van een ontwikkelingssamenwerkingsproject voor maximaal vier aaneengesloten weken per kalenderjaar naar Nederland komt om in samenwerking met Nederlandse ondernemers, vakspecialisten of experts van het project uitzending managers kennis en ervaring op te doen inzake de bedrijfsvoering van bedrijven, en zich door hen laat adviseren.

  • 2 Onder incidentele arbeid als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, wordt verstaan:

    • a. onder 1°, 3°, 9° en 10°, arbeid met een maximale duur van 12 aaneengesloten weken binnen een tijdbestek van 36 weken;

    • b. onder 2°, arbeid met een maximale duur van 13 aaneengesloten weken binnen een tijdsbestek van 52 weken;

    • c. onder 4°, 5°, 6° en 7°, arbeid met een maximale duur van 6 aaneengesloten weken binnen een tijdbestek van 13 weken;

    • d. onder 8°, arbeid met een maximale duur van 4 aaneengesloten weken binnen een tijdsbestek van 52 weken.

  • 3 Het eerste lid, onderdeel a, onder 8°, is niet van toepassing met betrekking tot een vreemdeling die de leeftijd van 17 jaar nog niet heeft bereikt.

Artikel 1a

Het verbod, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen, is niet van toepassing met betrekking tot een vreemdeling die:

Artikel 1b

Het verbod, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen, is niet van toepassing met betrekking tot een vreemdeling van wie de krachtens de Vreemdelingenwet 2000 afgegeven vergunning met daarop de aantekening, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen, is ingetrokken en die met instemming van Onze Minister van Justitie in Nederland verblijft en beschikt over een geldige sticker in het paspoort met de aantekening «arbeid is vrij toegestaan».

Artikel 1c

Het verbod, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen, is niet van toepassing met betrekking tot een vreemdeling, die beschikt over een vergunning tot verblijf op grond van artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000.

Artikel 1d

  • 1 Het verbod, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen, is niet van toepassing met betrekking tot een vreemdeling die rechtmatig in Nederland verblijft op grond van artikel 8, onderdelen a, b, c, d, e, k of l, van de Vreemdelingenwet 2000 of een vreemdeling die in het bezit is van een machtiging tot voorlopig verblijf die overeenkomt met het verblijfsdoel «kennismigrant» waarvoor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000 is aangevraagd en die:

    • a. als kennismigrant als bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, onder d, van het Vreemdelingenbesluit 2000 in Nederland wordt tewerkgesteld op basis van een arbeidsovereenkomst of een ambtelijke aanstelling en:

      • 1°. van wie het overeengekomen vaste, naar tijdruimte en in geld vastgestelde loon als vergoeding voor zijn arbeid dat hij van de werkgever ontvangt, indien hij de leeftijd van dertig jaar niet heeft bereikt, ten minste € 2968,- per maand bedraagt bedraagt, dan wel indien hij dertig jaar of ouder is, ten minste € 4048,- per maand bedraagt,

      • 2°. die binnen een jaar voorafgaand aan de tewerkstelling een geaccrediteerde opleiding aan een hoger onderwijsinstelling in Nederland heeft afgerond en van wie het overeengekomen vaste, naar tijdruimte en in geld vastgestelde loon als vergoeding voor zijn arbeid dat hij van de werkgever ontvangt, ten minste € 2127,- per maand bedraagt,

    • b. in Nederland wordt tewerkgesteld in het kader van het doen van wetenschappelijk onderzoek bij een bekostigde of aangewezen onderwijsinstelling of een van overheidswege direct of indirect, geheel of gedeeltelijke bekostigde of gesubsidieerde onderzoeksinstelling,

    • c. in Nederland wordt tewerkgesteld als arts in opleiding tot specialist aan een door de Medisch Specialisten Registratie Commissie, de Sociaal-Geneeskundigen Registratie Commissie of de Huisarts en Verpleeghuisarts Registratie Commissie aangewezen opleidingsinstituut, of

    • d. als gastdocent onder de beperking «arbeid als kennismigrant» als bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, onder d, van het Vreemdelingenbesluit 2000 in Nederland wordt tewerkgesteld bij een universiteit, hogeschool of instelling voor hoger internationaal onderwijs die erkende referent is als bedoeld in artikel 1, onderdeel t, van de Vreemdelingenwet 2000 en die beschikt over een gastovereenkomst met de vreemdeling, of bij een onderzoeksinstelling die gelieerd is aan of werkzaam is op het terrein van een universiteit, hogeschool of instelling voor hoger internationaal onderwijs, die erkende referent is en die beschikt over een gastovereenkomst met de vreemdeling,

    en wiens werkgever door Onze Minister van Veiligheid en Justitie krachtens artikel 2c van de Vreemdelingenwet 2000 is erkend als referent ten behoeve van het verblijf van vreemdelingen die in Nederland verblijven of willen verblijven voor het verrichten van arbeid in loondienst, als kennismigrant of als onderzoeker in de zin van richtlijn 2005/71/EG van de Raad van 12 oktober 2005 betreffende een specifieke procedure voor de toelating van onderdanen van derde landen met het oog op wetenschappelijk onderzoek (PbEU L 289).

  • 2 In afwijking van het eerste lid, aanhef en onderdeel a, blijft het verbod, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen van toepassing met betrekking tot de vreemdeling die:

    • a. werkzaam is als beroepssporter in het betaald voetbal;

    • b. werkzaam is als geestelijke, of

    • c. werkzaamheden als bedoeld in artikel 3 verricht.

  • 3 De in het eerste lid, onder a, genoemde bedragen worden bij ministeriële regeling jaarlijks met ingang van 1 januari gewijzigd met het percentage waarmee het indexcijfer van de CAO-lonen over de maand oktober daaraan voorafgaand, gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek, afwijkt van het indexcijfer waarop de laatste vaststelling van de bedragen is gebaseerd.

  • 4 Het loon, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder a, is ten minste marktconform als bedoeld in artikel 3.30a van het Vreemdelingenbesluit 2000 en wordt door de werkgever over een periode van ten hoogste een maand, bijgeschreven op een bankrekening, bestemd voor girale betaling, op naam van de vreemdeling.

Artikel 1e

  • 1 Het verbod, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen is niet van toepassing met betrekking tot een vreemdeling die in het kader van grensoverschrijdende dienstverlening tijdelijk in Nederland arbeid verricht in dienst van een werkgever die buiten Nederland is gevestigd in een andere lidstaat van de Europese Unie, een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, mits

    • a. de vreemdeling gerechtigd is als werknemer van deze werkgever de arbeid te verrichten in het land alwaar de werkgever gevestigd is,

    • b. de werkgever de arbeid in Nederland voor de aanvang daarvan schriftelijk aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen heeft gemeld, onder overlegging van een verklaring en bewijsstukken als bedoeld in het tweede lid, en

    • c. er geen sprake is van dienstverlening die bestaat uit het ter beschikking stellen van arbeidskrachten.

  • 2 Bij de melding, bedoeld in het eerste lid, onder b, dienen, indien de desbetreffende vreemdeling beschikt over een andere nationaliteit dan die van een lidstaat van de Europese Unie, een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, bewijsstukken te worden verstrekt waaruit blijkt dat de vreemdeling gerechtigd is in het land alwaar de werkgever gevestigd is te verblijven en er de arbeid te verrichten, en dient te worden overgelegd:

    • a. een volledig ingevulde en voor de desbetreffende arbeid geldige E101-verklaring, waarbij wordt vermeld waar de werknemer in Nederland de arbeid zal verrichten, of

    • b. een door de werkgever schriftelijk en naar waarheid afgelegde verklaring, opgesteld op een daartoe door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen verstrekt formulier, waarin worden vermeld de naam en het adres van de werkgever, een aanduiding van de aard van zijn onderneming en de registratiegegevens in het land van vestiging, de naam en het adres van degene ten behoeve van wie de dienst wordt verleend, de aard van de te verlenen dienst, waar en wanneer de vreemdeling de arbeid zal verrichten, alsmede de identiteitsgegevens van de vreemdeling.

  • 3 Onder E101-verklaring, als bedoeld in het tweede lid, wordt verstaan: het bewijs, bedoeld in artikel 11 van verordening(EEG)574/72.

Artikel 1f

Het verbod, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen is niet van toepassing met betrekking tot een vreemdeling die in Nederland:

Artikel 1g

Het verbod, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen, is niet van toepassing op de vreemdeling die:

in Nederland een beroepsopleiding volgt bij een instelling als bedoeld in artikel 1.1.1, onder b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs of een instelling die een beroepsopleiding verzorgt waarvan op grond van artikel 1.4.1. Wet educatie en beroepsonderwijs aan de met goed gevolg afgelegde examens of onderdelen van examens een diploma of certificaat is verbonden, en in het kader van die beroepsopleiding te werk wordt gesteld op grond van een beroepspraktijkvormingsovereenkomst als bedoeld in artikel 7.2.8. van de Wet educatie en beroepsonderwijs, dan wel in Nederland in het kader van een opleiding aan een hogeschool in de zin van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek te werk wordt gesteld op de grond van een stageovereenkomst, gesloten tussen de hogeschool, de werkgever en hemzelf.

Artikel 1h

Het verbod, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen is niet van toepassing met betrekking tot een vreemdeling die houder is van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, als bedoeld in artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000, verleend onder een beperking verband houdend met het verblijf als onderzoeker in de zin van richtlijn 2005/71/EG van de Raad van 12 oktober 2005 (PbEU L 289) of een vreemdeling die in het bezit is van een machtiging tot voorlopig verblijf die overeenkomt met voornoemd verblijfsdoel, die in Nederland wordt tewerkgesteld bij een krachtens artikel 2c van de Vreemdelingenwet 2000 als referent erkende onderzoeksinstelling in de zin van die richtlijn.

Artikel 1i

  • 1 Het verbod, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen is niet van toepassing met betrekking tot een vreemdeling die houder is van een door Onze Minister van Veiligheid en Justitie ter uitvoering van artikel 7 van Richtlijn 2009/50/EG van de Raad van 25 mei 2009 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op een hooggekwalificeerde baan (PbEU L 155) afgegeven Europese blauwe kaart, dan wel van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf onder een beperking verband houdend met verblijf als houder van een Europese blauwe kaart, voor zover die vreemdeling:

    • a. een opleiding aan een geaccrediteerde opleiding aan een instelling voor hoger onderwijs in Nederland of een vergelijkbare opleiding aan een buitenlandse hogeronderwijsinstelling met goed gevolg heeft afgerond, en

    • b. van de werkgever een vast bruto-loon voor de arbeid ontvangt van ten minste € 4743 per maand.

  • 2 Het in het eerste lid, onder b, genoemde bedrag wordt bij ministeriële regeling jaarlijks met ingang van 1 januari gewijzigd met het percentage waarmee het indexcijfer van de CAO-lonen over de maand oktober daaraan voorafgaand, gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek, afwijkt van het indexcijfer waarop de laatste vaststelling van de bedragen is gebaseerd.

Artikel 1j

Het verbod, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen is voor een periode van maximaal één jaar niet van toepassing met betrekking tot een vreemdeling die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000, onder de beperking «uitwisseling, al dan niet in het kader van een verdrag», bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, onder n, van het Vreemdelingenbesluit 2000, indien:

  • a. het een au pair betreft die:

    • 1°. verblijft in het gastgezin, bestaande uit minimaal 2 personen, voor wie de vreemdeling niet eerder werkzaamheden heeft verricht,

    • 2°. kost en inwoning geniet van het gastgezin,

    • 3°. maximaal 8 uur per dag tot een maximum van 30 uur per week in het gastgezin slechts lichte ondersteunende huishoudelijke werkzaamheden mag verrichten, waarvoor een aantoonbaar alternatief voorhanden is,

    • 4°. minimaal 2 dagen per week vrij heeft, en

    • 5°. een dagindeling met het gastgezin schriftelijk en in een voor de au pair begrijpelijke taal heeft vastgesteld op grond waarvan de au pair licht ondersteunende huishoudelijke werkzaamheden verricht;

  • b. er sprake is van werkzaamheden in het kader van een Working Holiday Scheme (WHS) of een Working Holiday Programme (WHP), dat in een Memorandum of Understanding geformuleerd is dat is goedgekeurd door Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Onze Minister van Veiligheid en Justitie;

  • c. er sprake is van werkzaamheden in het kader van een door het Nederlands Jeugdinstituut goedgekeurd European Voluntary Service-programme; of

  • d. er sprake is van deelname aan een door Onze Minister van Veiligheid en Justitie goedgekeurd uitwisselingsprogramma van een particuliere uitwisselingsorganisatie en verblijft in het gastgezin, bestaande uit minimaal 2 personen voor wie de vreemdeling niet eerder werkzaamheden heeft verricht.

Artikel 1k

  • 1 In geval van internationale dienstverlening is het verbod, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen, niet van toepassing bij levering van goederen door een in Nederland gevestigde onderneming in het geval dat het noodzakelijk is dat:

    • a. de buitenlandse afnemer van die goederen de desbetreffende goederen voorafgaand aan de feitelijke levering laat controleren, certificeren, inspecteren dan wel anderszins laat onderzoeken door vreemdelingen in dienst van de afnemer; of

    • b. specifieke kennis of ervaring aan de vreemdelingen in dienst van de buitenlandse afnemer wordt doorgegeven, die voor de afnemer nodig is om met de geleverde goederen te kunnen werken.

  • 2 Het eerste lid is van toepassing onder voorwaarde dat:

  • 3 De werkgever die gebruik wil maken van dit artikel verzoekt dit schriftelijk bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Bij het verzoek wordt door de werkgever aangetoond dat hij aan de voorwaarden van dit artikel voldoet en geeft hij aan gedurende welke periode hij gebruik wil maken van de toepasselijkheid van dit artikel. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen beslist binnen 5 weken op het verzoek.

  • 4 Indien de werkgever gedurende de periode dat hij dit artikel toepast niet meer voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in het tweede lid, onder a, b of c, vervalt de toepasselijkheid van dit artikel van rechtswege met ingang van de dag waarop hij niet meer aan de voorwaarden voldoet.

  • 5 Indien bij de werkgever gedurende de periode dat hij dit artikel toepast een overtreding van de in het tweede lid, onder c, genoemde wetten is geconstateerd waarvoor een bestuurlijke boete of een sanctie op grond van de Wet op de economische delicten is opgelegd die onherroepelijk is geworden, vervalt de toepasselijkheid van dit artikel van rechtswege met ingang van de dag waarop die boete of sanctie onherroepelijk is geworden.

Artikel 1l

Het verbod, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen is niet van toepassing met betrekking tot een vreemdeling die rechtmatig verblijf heeft op grond van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000, en die:

Artikel 2

Een aantekening als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen wordt afgegeven aan:

Artikel 2a

  • 1 In afwijking van artikel 8, eerste lid, onderdelen a, b en d, van de Wet arbeid vreemdelingen mag een vreemdeling als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van die wet arbeid verrichten indien:

    • a. die vreemdeling een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000, heeft aangevraagd en welke aanvraag blijkens een verklaring van Onze Minister van Justitie tenminste zes maanden in behandeling is, aanspraken op voorzieningen geniet voorzien bij of krachtens de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers of een ander wettelijk voorschrift dat aanspraken op voorzieningen regelt en de vreemdeling op basis van artikel 8, onderdelen f of h, van de Vreemdelingenwet 2000 rechtmatig in Nederland verblijft;

    • b. de vreemdeling, bedoeld in onderdeel a, de in de vergunningsaanvraag aangegeven werkzaamheden onder marktconforme voorwaarden zal verrichten, en

    • c. de vreemdeling, bedoeld in onderdeel a, binnen een tijdsbestek van 52 weken vanaf de aanvang van de werkzaamheden een arbeidsperiode van in totaal 24 weken, waarin ten hoogste een arbeidsperiode van 14 weken is gelegen waarin werkzaamheden worden verricht als artiest, musicus, filmmedewerker of in de vorm van technische ondersteuning van optredens van een artiest of musicus, niet overschrijdt.

  • 2 Bij ministeriële regeling worden nadere regels worden gesteld met betrekking tot het eerste lid, onderdeel a.

Artikel 3

Een tewerkstellingsvergunning of gecombineerde vergunning wordt geweigerd voor werkzaamheden geheel of ten dele bestaande in het verrichten van seksuele handelingen met derden of voor derden.

Artikel 4

Het verbod, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen is gedurende zes en twintig weken na het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit niet van toepassing op een vreemdeling die reeds vóór de inwerkingtreding daarvan:

  • a. uitsluitend arbeid verricht op vervoermiddelen in het internationale verkeer;

  • b. als stagiaire hier te lande werkzaam is in het kader van een met een vreemde mogendheid gesloten overeenkomst;

  • c. optreedt als gastdocent aan een Nederlandse instelling voor wetenschappelijk onderwijs;

  • d. is aangesteld om in openbare dienst werkzaam te zijn;

  • e. arbeid verricht in dienst van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie.

Artikel 4b

  • 1 Na een herhaling van een overtreding of soortgelijke overtreding wordt een waarschuwing gegeven als bedoeld in artikel 17b, eerste lid, van de wet en indien een herhaling van die of een soortgelijke overtreding is geconstateerd als bedoeld in dat artikel van de wet, wordt een bevel opgelegd door de daartoe aangewezen ambtenaar dat de door hem aangewezen werkzaamheden voor een daarbij aangegeven periode worden stilgelegd dan wel niet mogen aanvangen.

  • 2 Indien een ernstige overtreding is geconstateerd, wordt in afwijking van het eerste lid, een waarschuwing als bedoeld in artikel 17b, eerste lid, van de wet gegeven bij de eerste overtreding en wordt, indien opnieuw dezelfde of een soortgelijke overtreding is geconstateerd die eveneens ernstig is, een bevel opgelegd door de daartoe aangewezen ambtenaar dat de door hem aangewezen werkzaamheden voor een daarbij aangegeven periode worden stilgelegd dan wel niet mogen aanvangen.

  • 3 Als een ernstige overtreding als bedoeld in het eerste of tweede lid wordt aangemerkt de overtreding waarbij ten minste 20 werkenden zijn betrokken.

  • 4 Indien de aard van de overtreding of de met de overtreding samenhangende omstandigheden dan wel de gevolgen van een stillegging van de werkzaamheden daartoe aanleiding geven, kan worden afgezien van een waarschuwing als bedoeld in het eerste en tweede lid en kan worden afgezien van een bevel als bedoeld in het eerste en tweede lid. Een dergelijke waarschuwing wordt niet gegeven of een dergelijk bevel wordt niet opgelegd, indien de overtreding een handelen of nalaten betreft in strijd met de artikelen 2a, eerste lid, en 15 van de wet.

Artikel 4e

Artikel 4f

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

Surabaya, 23 augustus 1995

Beatrix

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. P. W. Melkert

Uitgegeven de eenendertigste augustus 1995

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager