Over de afdoening van verzoeken om toepassing van artikel 14 van de Wet op de vennootschapsbelasting
1969 (hierna: de Wet) deel ik u het volgende mede.
1. Algemeen
[Regeling vervallen per 27-10-2010]
1.1. Inleiding
[Regeling vervallen per 27-10-2010]
Ingevolge artikel 14, derde lid, van de Wet blijft in de daar bedoelde gevallen de
winst, behaald met of bij de overdracht van (een zelfstandig onderdeel van) een onderneming
tegen uitreiking van aandelen e.d., buiten aanmerking, mits de door de Minister van
Financiën nader te stellen voorwaarden zijn vervuld.
Bij de Wet van 10 september 1992, Stb. 491, is onder meer de gang van zaken met betrekking
tot de indiening en afwerking van verzoeken om toepassing van deze bepaling gewijzigd.
Eén van die wijzigingen houdt in dat de afdoening van een verzoek sedert 1 januari
1992 plaatsvindt door middel van een uitspraak van de inspecteur belast met de aanslagregeling
van de overdragende belastingplichtige, nadat ik hem tevoren daartoe heb gemachtigd.
Door de aanpassing van artikel 14 van de Wet aan de Algemene wet bestuursrecht (hierna:
Awb) vindt de afdoening van een verzoek met ingang van 1 januari 1994 niet meer plaats
door middel van een uitspraak, doch via een voor bezwaar vatbare beschikking van de
inspecteur.
In het kader van de taakopvatting van de departementale directies om (uitvoerings-)taken
van het ministerie naar de eenheden van de belastingdienst te verschuiven, heb ik
besloten voor een aantal gevallen waarin artikel 14, derde lid, van toepassing is,
aan de inspecteurs een algemene machtiging te verstekken tot het namens mij afdoen
van verzoeken.
Dit besluit bevat tevens een instructie met betrekking tot deze algemene machtiging
alsmede met betrekking tot de afdoening van verzoeken die niet onder deze algemene
machtiging vallen.
1.2. Begripsbepalingen
[Regeling vervallen per 27-10-2010]
In dit besluit wordt verstaan onder:
de Wet: de Wet op de vennootschapsbelasting 1969;
het toelichtende besluit: het besluit van heden, nr. DB93/2165M, Boekwerk Vpb’69,
nr. 1.01.70;
de onderneming: de overgedragen onderneming of het overgedragen zelfstandig onderdeel
van een onderneming;
het vervreemdingsverbod: het in artikel 14, eerste lid, respectievelijk in de 6de
standaardvoorwaarde voor de toepassing van artikel 14, derde lid, van de Wet opgenomen
verbod tot vervreemding van de bij de overdracht verkregen aandelen, overeenkomstig
de voorwaarden gepubliceerd in het toelichtende besluit;
de overdrager: de overdragende belastingplichtige;
de overnemer: de overnemende belastingplichtige.
1.3. Omvang algemene machtiging
[Regeling vervallen per 27-10-2010]
Ik verleen de inspecteurs een algemene machtiging om namens mij te beslissen op alle
verzoeken om toepassing van artikel 14, derde lid, met uitzondering van die betreffende
de overdracht van een onderneming waarbij:
-
a. voor de overdrager en/of de overnemer een bijzonder fiscaal regime van toepassing
is, bijvoorbeeld dat van het Besluit reserves verzekeraars;
-
b. de overdracht van de onderneming plaatsvindt aan een niet in Nederland gevestigd lichaam;
-
c. de overdrager en/of de overnemer de rechtsvorm van een coöperatie hebben;
-
d. de inspecteur van mening is dat het verzoek
-
1. slechts kan worden ingewilligd onder het stellen van één of meer andere voorwaarden
dan opgenomen in dit besluit;
-
2. slechts kan worden ingewilligd met toepassing van artikel 63 van de Algemene Wet inzake
rijksbelastingen (hardheidsclausule);
-
3. moet worden afgewezen om een andere reden dan in dit besluit is aangegeven.
1.4. Indiening/doorzending verzoeken
[Regeling vervallen per 27-10-2010]
Alle verzoeken om geruisloze overdracht worden voortaan rechtstreeks ingediend bij
de inspecteur onder wie de overdrager ressorteert.
De inspecteur beoordeelt of hij het verzoek op grond van de in punt 1.3 gegeven machtiging
kan afdoen. Is dat niet het geval dan zendt hij het verzoek, overeenkomstig het bepaalde
in punt 5 door naar het ministerie.
1.5. Verzoeken om ontheffing van het vervreemdingsverbod
[Regeling vervallen per 27-10-2010]
Alle verzoeken om ontheffing van het vervreemdingsverbod worden ingediend bij de inspecteur
onder wie de overdrager ressorteert. In punt 2.5 van het toelichtende besluit heb
ik een drietal gevallen van ontheffing van het vervreemdingsverbod omschreven.
Indien het bij de inspecteur ingediende verzoek
-
– onder één van deze gevallen is te rangschikken, en
-
– een vervreemdingsverbod betreft dat uit hetzij een uitspraak/beschikking van de inspecteur,
hetzij de toepassing van artikel 14, eerste lid, van de Wet voortvloeit,
machtig ik hem hierbij het verzoek namens mij af te doen. Voor de wijze van afdoening
verwijs ik naar de bijlagen 5, 6 en 7.
De overige verzoeken zendt hij met zijn ambtsbericht door naar het ministerie.
2. Administratieve behandeling van de verzoeken
[Regeling vervallen per 27-10-2010]
2.1. Administratie verzoeken
[Regeling vervallen per 27-10-2010]
De inspecteur houdt aantekening van alle ingekomen verzoeken en het verloop daarvan.
2.2. Ontvangstbevestiging
[Regeling vervallen per 27-10-2010]
Aan de indiener(s) van het verzoek wordt een ontvangstbevestiging gezonden. Deze vermeldt
het nummer waaronder het verzoek op de eenheid is geregistreerd.
3. Beoordeling verzoek
[Regeling vervallen per 27-10-2010]
De inspecteur die het verzoek in behandeling heeft genomen, beoordeelt het verzoek
in ieder geval op de volgende aspecten:
3.1. Formele aspecten
[Regeling vervallen per 27-10-2010]
Is het verzoek ingediend vóór de overdracht van de onderneming?
In punt 6.1 van het toelichtende besluit heb ik, als overgangsmaatregel, goedgekeurd
dat voor overdrachten die bij het verschijnen van dat besluit reeds hadden plaatsgevonden,
verzoeken om een fiscaal geruisloze overdracht alsnog in behandeling worden genomen,
mits deze verzoeken worden ingediend binnen 6 maanden na het verschijnen van dat besluit.
Is het verzoek ingediend door of namens de overdrager en overnemer of, indien deze
laatste nog niet is opgericht, door of namens de oprichters van dat lichaam?
Zo niet dan stelt de inspecteur belanghebbenden in de gelegenheid het verzoek op dit
punt alsnog aan te vullen.
3.2. Onderneming
[Regeling vervallen per 27-10-2010]
Is sprake van een onderneming in materiële zin?
Zo ja, kunnen de vermogensbestanddelen die worden overgedragen een zelfstandige onderneming
vormen?
Zie punt 2.1 van het toelichtende besluit.
3.3. Opvolgende overdracht
[Regeling vervallen per 27-10-2010]
Wordt de onderneming voortgezet door de overnemer?
Zie punt 2.2 van het toelichtende besluit.
3.4. Uitreiking van aandelen
[Regeling vervallen per 27-10-2010]
Vindt de overdracht van de onderneming plaats tegen uitreiking van aandelen, e.d.?
Indien de overdracht plaatsvindt tegen preferente aandelen met toekenning van gewone
aandelen aan anderen dan de overdrager, wordt dan met betrekking tot die preferente
aandelen voldaan aan de daarvoor gestelde eisen?
Zie punt 2.3 van het toelichtende besluit.
3.5. Vrij te stellen winst
[Regeling vervallen per 27-10-2010]
Is sprake van vrij te stellen winst?
Zie hiervoor punt 2.4 van het toelichtende besluit.
3.6. Terugwerkende kracht
[Regeling vervallen per 27-10-2010]
Is sprake van een overdracht aan een nieuw opgericht lichaam?
Zo ja, is voldaan aan de vereisten van punt 3.1 van het toelichtende besluit?
3.7. Toetreden van derden
[Regeling vervallen per 27-10-2010]
Treedt één of meer anderen dan de overdrager tot de overnemer toe buiten het kader
van een fusie?
Wordt hierbij voldaan aan het bepaalde in punt 3.5 van het toelichtende besluit?
3.8. Gelijktijdige toepassing artikel 18 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964
[Regeling vervallen per 27-10-2010]
Is er sprake van een direct aan de overdracht voorafgaande toepassing van artikel
18 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964?
Zie punt 3.6 van het toelichtende besluit.
Indien dit het geval is, werkt de inspecteur het verzoek pas af nadat de voorwaarden
voor de toepassing van artikel 18 zijn aanvaard. Indien het verzoek om toepassing
van artikel 14, derde lid, van de Wet gelijktijdig met het verzoek om toepassing van
artikel 18 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 wordt ingediend, deelt de inspecteur
met inachtneming van het bepaalde in artikel 4:15 van de Awb aan de indiener van het
verzoek mee dat op eerstgenoemd verzoek pas kan worden beslist nadat de voorwaarden
van artikel 18 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 zijn aanvaard en noemt daarbij
een redelijke termijn waarbinnen, na aanvaarding van de voorwaarden van voornoemd
artikel 18, een beschikking zal worden genomen.
3.9. Inbreng van een binnenlandse vaste inrichting in een NV of BV
[Regeling vervallen per 27-10-2010]
Is het eigen vermogen van de overnemer ten minste gelijk aan het saldo van de tot
de vaste inrichting behorende bezittingen en schulden?
Zie punt 4.2 van het toelichtende besluit.
4. Afdoening verzoeken die onder de algemene machtiging vallen; te stellen voorwaarden
[Regeling vervallen per 27-10-2010]
In gevallen waarin de inspecteur op grond van de algemene machtiging het verzoek zelf
kan afdoen, beslist hij op het verzoek door middel van een voor bezwaar vatbare beschikking,
met inachtneming van het volgende.
a. Het verzoek wordt ingewilligd
Indien het verzoek, met inachtneming van hetgeen is vermeld in punt 3 wordt ingewilligd,
richt de inspecteur de beschikking in conform bijlage
2, indien uitsluitend voorwaarden worden gesteld die overeenkomen met de standaardvoorwaarden;
3, indien een binnenlandse vaste inrichting wordt overgedragen aan een daartoe op
te richten lichaam.
b. Het verzoek wordt afgewezen
Indien het verzoek, met inachtneming van hetgeen is vermeld in punt 3 wordt afgewezen,
richt de inspecteur de beschikking in conform bijlage 4.
De beschikking wordt in beide gevallen verzonden met een aanbiedingsbrief. Zie bijlage
1.
Indien een beschikking niet binnen acht weken kan worden afgegeven, dient de inspecteur
op grond van artikel 4:14 van de Awb de aanvrager daarvan in kennis te stellen en
daarbij een redelijke termijn te noemen waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan
worden gezien. Op grond van artikel 4:15 van de Awb wordt de termijn voor het geven
van een beschikking opgeschort met ingang van de dag waarop de inspecteur krachtens
artikel 4:5 de aanvrager uitnodigt het verzoek aan te vullen, tot de dag waarop het
verzoek is aangevuld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.
5. Verzoeken die niet onder de algemene machtiging vallen
[Regeling vervallen per 27-10-2010]
In punt 1.3 van dit besluit is een aantal situaties opgesomd die niet onder de aan
de inspecteur verleende machtiging tot het afdoen van verzoeken vallen. De inspecteur
zendt deze verzoeken met zijn ambtsbericht, ingericht overeenkomstig bijlage 8, naar
het Ministerie, Directie Directe Belastingen. In verband met de aan het slot van onderdeel
4 van dit besluit bedoelde termijn, dient het doorzenden van verzoeken, met ambtsbericht,
binnen drie weken na ontvangst van het verzoek plaats te vinden. Ingeval zich omstandigheden
hebben voorgedaan op grond waarvan de termijn voor het geven van een beschikking ingevolge
artikel 4:15 van de Awb wordt opgeschort, vermeldt de inspecteur de reden en de duur
van de opschorting in het ambtsbericht. Voorts vermeldt de inspecteur in het ambtsbericht
of hij de indiener van het verzoek een mededeling als bedoeld in artikel 4:14 van
de Awb heeft gedaan en zo ja, welke nadere termijn voor afdoening van het verzoek
daarbij is aangegeven.
Door het ministerie wordt het verzoek beoordeeld en een beslissing voorbereid. Deze
beslissing wordt vervolgens naar de inspecteur gezonden. De inspecteur handelt vervolgens
overeenkomstig hetgeen hierna is vermeld.
a. Het verzoek wordt ingewilligd
Indien de beslissing van het ministerie aangeeft dat het verzoek wordt ingewilligd,
geeft de inspecteur een voor bezwaar vatbare beschikking af conform die beslissing.
De door het ministerie opgestelde voorwaarden worden met de beschikking meegezonden.
b. Het verzoek wordt afgewezen
Geeft de beslissing van het ministerie aan dat het verzoek niet voor inwilliging vatbaar
is, dan wijst de inspecteur het verzoek door middel van een voor bezwaar vatbare beschikking
af, onder vermelding van de door het ministerie aangegeven redenen.
6. Afwerking beslissingen
[Regeling vervallen per 27-10-2010]
De inspecteur doet, overeenkomstig het bepaalde in artikel 25, zesde lid, van de Algemene
wet inzake rijksbelastingen, voor iedere in het verzoek vermelde overdrager en overnemer,
een afschrift van de beschikking aan de indiener(s) van het verzoek toekomen. Tevens
deponeert hij (een afschrift van) de beschikking in de legger van de overdrager(s)
en de overnemer(s).
Voorts zendt hij een afschrift van de beschikking aan de Belastingdienst/ Registratie
en successie in wiens ambtsgebied de overnemer is of wordt gevestigd. Dit in verband
met het bepaalde in par. 5, eerste lid, van de Instructie vennootschapsbelasting 1971.
7. Bezwaar tegen een beschikking
[Regeling vervallen per 27-10-2010]
Gezien de grote betrokkenheid van het ministerie bij de door de inspecteur afgegeven
beschikkingen, t.w. via de ontwikkeling van beleid en de formulering van de (standaard)voorwaarden,
verzoek ik de inspecteurs bij het in bezwaar komen van een belanghebbende tegen een
beschikking van de inspecteur c.q. het in beroep gaan tegen een uitspraak op een bezwaarschrift
tegen een beschikking, vóór het doen van uitspraak op het bezwaar c.q. opstellen en
indienen van hun vertoogschrift in overleg te treden met het Ministerie, Directie
Directe Belastingen, Afdeling Fusies en Bedrijfsconcentraties.
8. Overgangsregeling; Verzoeken ingediend voor de dagtekening van dit besluit
[Regeling vervallen per 27-10-2010]
Verzoeken ingediend vóór de dagtekening van dit besluit die de inspecteur onder zich
heeft, doet hij zelf af voor zover zij vallen onder de in dit besluit opgenomen machtiging
en een tijdstip van overdracht kennen dat nà 31 december 1991 ligt. Indien het een
verzoek betreft dat aan hem om bericht en raad is gezonden geeft hij, onder terugzending
van het omslagvel, van de afdoening kennis aan het ministerie.
De overige vóór de dagtekening van dit besluit ingediende verzoeken zullen door het
ministerie worden afgedaan.
9. Diversen
[Regeling vervallen per 27-10-2010]
9.1. Samenloop verzoeken artikel 14 en artikel 15 van de wet
[Regeling vervallen per 27-10-2010]
De overdracht van een onderneming zonder belastingheffing kan zowel plaatsvinden met
toepassing van artikel 14 als binnen een fiscale eenheid in de zin van artikel 15.
Het is echter niet mogelijk om beide bepalingen toe te passen op dezelfde overdracht.
Dit houdt in dat een verzoek artikel 14 moet worden afgewezen, indien er een fiscale
eenheid tussen de overdrager en de overnemer tot stand is gekomen en de overdracht
binnen fiscale eenheid plaatsvindt. Indien er reeds een beschikking artikel 14 is
afgegeven en er komt nà die beschikking alsnog een fiscale eenheid tot stand, zodanig
dat de overdracht binnen de fiscale eenheid plaatsvindt, dan heeft de beschikking
haar belang verloren.
Hierbij merk ik op dat de overdracht van een onderneming aan een, met ingang van haar
oprichtingsdatum gevoegde, dochtermaatschappij op grond van standaardvoorwaarde 1
fiscale eenheid, steeds tijdens het bestaan van de fiscale eenheid plaatsvindt (zie
punt 7.4 van het besluit van 30 september 1991, nr. DB91/2309 (Vpb’69, nr. 1.01.34)).
9.2. Bijlagen
[Regeling vervallen per 27-10-2010]
Bij dit besluit zijn de volgende bijlagen gevoegd:
-
1. aanbiedingsbrief bij de voor bezwaar vatbare beschikking;
-
2. inwilliging, waarbij uitsluitend voorwaarden worden gesteld die overeenkomen met de
standaardvoorwaarden;
-
3. inwilliging voor een geval van overdracht van de onderneming van een binnenlandse
vaste inrichting;
-
4. afwijzing verzoek om geruisloze overdracht;
-
5. inwilliging verzoek om ontheffing van het vervreemdingsverbod ingeval van certificering;
-
6. inwilliging verzoek om ontheffing van het vervreemdingsverbod ingeval van vervreemding
binnen een concern;
-
7. inwilliging verzoek om ontheffing van het vervreemdingsverbod in het kader van een
fusie buiten concern;
-
8. ambtsbericht.
De in de bijlagen opgenomen modellen alsmede de standaardvoorwaarden zijn tevens opgenomen
in het Modellenboek Ondernemingen en met behulp van de daarbij behorende diskette
te printen.
9.3. Inlichtingen
[Regeling vervallen per 27-10-2010]
Voor inlichtingen kunnen belanghebbenden contact opnemen met de competente inspecteur
van de Belastingdienst, die zich zonodig verstaat met de portefeuillehouder vennootschapsbelasting
(Belastingdienst/Directie Grote ondernemingen, Postbus 58944, 1040 EE Amsterdam) telefoonnummer
020 - 687 72 26 (Drs. H.G. Roodbeen).
Bijlage 1. Aanbiedingsbrief bij de beschikking
[Regeling vervallen per 27-10-2010]
Belastingdienst/<eenheid>
Uw brief van:
Datum:
Uw kenmerk:
Ons kenmerk:
<naam geadresseerde>
<adres>
<postcode + plaats>
Onderwerp: Toepassing van artikel 14, derde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting
1969.
Geachte <naam>,
Naar aanleiding van uw bovenvermelde brief inzake de toepassing van de genoemde wetsbepaling
op <naam + vestigingsplaats van zowel overdrager als van overnemer>, zend ik u hierbij
afschriften van de beschikking op het verzoek.
Indien een overdrager en/of overnemer zich niet met de beschikking kan verenigen,
heeft hij de mogelijkheid bij mij een bezwaarschrift in te dienen. Het bezwaarschrift
moet binnen zes weken bij mij zijn ingediend. De termijn van zes weken vangt aan met
ingang van de dag na die van dagtekening van het afschrift van de beschikking.
Hoogachtend,
Belastingdienst/ <aanduiding eenheid + plaats>
De inspecteur,
............
Bijlagen:
1. beschikking
(ingeval van inwilliging: 2. standaardvoorwaarden)
Bijlage 2. Inwilliging
[Regeling vervallen per 27-10-2010]
Beschikking met standaardvoorwaarden
Belastingdienst/<eenheid>
Beschikking
Datum:
De inspecteur van de Belastingdienst/ <aanduiding eenheid + plaats>, krachtens het
besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 1 juli 1993, nr. DB 93/2167 M, gemachtigd
te beschikken op het verzoek van <naam indiener verzoek>, van <datum>, kenmerk <nummer>,
om vrijstelling van de heffing van vennootschapsbelasting ter zake van de in het verzoek
omschreven overdracht van (het zelfstandige onderdeel van) de onderneming van <naam
+ vestigingsplaats overdrager> (de overdragende belastingplichtige) aan <naam + vestigingsplaats
+ vestigingsplaats overnemer> (de overnemende belastingplichtige) tegen uitreiking
van aandelen;
gelet op artikel 14, derde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969;
BESLUIT:
-
– het verzoek in te willigen onder het stellen van de standaardvoorwaarden als opgenomen
in de Stcrt. van 1 juli 1993, nr. 122 en aangevuld bij besluit van 11 augustus 1995,
nr. DB 95/279M (als bijlage bij deze beschikking gevoegd);
-
– het overgangstijdstip te stellen op <datum>, mits -ingeval van overdracht aan een
daartoe op te richten lichaam de oprichting en overdracht binnen 15 maanden na het
overgangstijdstip plaatsvinden.
Belastingdienst/ <aanduiding eenheid + plaats>
De Inspecteur,
...........
Bijlage 3. Inwilliging
[Regeling vervallen per 27-10-2010]
Beschikking met aangepaste voorwaarden i.v.m. overdracht binnenlandse vaste inrichting
Belastingdienst/<eenheid>
Beschikking
Datum:
De Inspecteur van de Belastingdienst/ <aanduiding eenheid + plaats>, krachtens het
besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 1 juli 1993, nr. DB 93/2167 M, gemachtigd
te beschikken op het verzoek van <naam indiener verzoek>, van <datum>, kenmerk <nummer>,
om vrijstelling van de heffing van vennootschapsbelasting ter zake van de in het verzoek
omschreven overdracht van (het zelfstandige onderdeel van) de onderneming van <naam
+ vestigingsplaats overdrager> (de overdragende belastingplichtige) aan <naam + vestigingsplaats
overnemer> (de overnemende belastingplichtige) tegen uitreiking van aandelen;
gelet op artikel 14, derde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969;
BESLUIT:
-
– het verzoek in te willigen onder het stellen van de standaardvoorwaarden als opgenomen
in de Stcrt. van 1 juli 1993, nr. 122 en aangevuld bij besluit van 11 augustus 1995,
nr. DB 95/279M (als bijlage bij deze beschikking gevoegd), met dien verstande dat
de begripsbepalingen, voorafgaande aan deze voorwaarden, als volgt worden gewijzigd
en aangevuld:
-
* de overdrager: de overdragende belastingplichtige, voor zover deze zijn onderneming
in Nederland uitoefent;
-
* overgedragen onderneming c.q. onderneming van de overdrager: de in Nederland met behulp
van een vaste inrichting door de overdrager uitgeoefende onderneming.
-
– het overgangstijdstip te stellen op <datum>, mits – ingeval overdracht aan een daartoe
op te richten lichaam – de oprichting en overdracht binnen 15 maanden na het overgangstijdstip
plaatsvinden.
Belastingdienst/<aanduiding eenheid + plaats>
De Inspecteur,
.........
Bijlage 4. Afwijzing verzoek
[Regeling vervallen per 27-10-2010]
Belastingdienst/<eenheid>
Beschikking
Datum:
De Inspecteur van de Belastingdienst/ <aanduiding eenheid + plaats>, krachtens het
besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 1 juli 1993, nr. DB 93/2167 M, gemachtigd
te beschikken op het verzoek van <naam indiener verzoek>, van <datum>, kenmerk <nummer>,
om vrijstelling van de heffing van vennootschapsbelasting ter zake van de in het verzoek
omschreven overdracht van (het zelfstandige onderdeel van) de onderneming van <naam
+ vestigingsplaats overdrager> (de overdragende belastingplichtige) aan <naam + vestigingsplaats
overnemer> (de overnemende belastingplichtige) tegen uitreiking van aandelen;
gelet op artikel 14, derde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969;
overwegende dat
-
– het verzoek niet is ingediend vóór de overdracht van de onderneming;
-
– geen sprake is van een door de overdrager uitgeoefende onderneming in materiële zin;
-
– de overgedragen vermogensbestanddelen voor de overnemer geen zelfstandige onderneming
kunnen vormen;
-
–
-
• de overdracht van de onderneming wordt gevolgd door vervreemding aan een derde van
een wezenlijk deel van de overgedragen onderneming, en
-
• aannemelijk is dat het voornemen daartoe al vóór de overdracht bestond, en
-
• dit niet geschiedt in het kader van een bij de aard en omvang van de onderneming van
de overnemer passende bedrijfsuitoefening;
-
– geen sprake is van overdracht geheel tegen uitreiking van aandelen;
-
– de overdracht tegen preferente aandelen plaatsvindt, die
-
• niet cumulatief preferent zijn;
-
• niet à pari zijn geplaatst;
-
• een te laag dividendpercentage hebben.
-
– er geen vrij te stellen winst aanwezig is;
-
– de voorovereenkomst of intentieverklaring niet binnen 9 maanden na de aanvang van
het gewenste overgangstijdstip is gesloten en geregistreerd;
-
– de oprichting van en de overdracht aan de overnemer niet hebben plaatsgevonden binnen
15 maanden na het gewenste overgangstijdstip;
-
– het eerste boekjaar van de overnemer feitelijk de resultaten van meer dan 24 maanden
omvat;
-
– met het verlenen van terugwerkende kracht een incidenteel fiscaal voordeel wordt behaald;
-
– het verlenen van vrijstelling in strijd zou zijn met doel en strekking van artikel
14 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969. In casu doet zich de situatie voor
als vermeld in punt 3.5 van het besluit van 1 juli 1993, nr. DB 93/2165 M, te weten:
-
• met de overdracht is slechts een aandeelhoudersbelang gediend,
-
• met of bij de overdracht spelen slechts fiscale motieven een rol,
-
• bij de overdracht is niet zakelijk gehandeld,
besluit het verzoek af te wijzen.
Belastingdienst/<aanduiding eenheid + plaats>
De Inspecteur,
.........
Bijlage 5. Inwilliging
[Regeling vervallen per 27-10-2010]
Beslissing op verzoek om ontheffing van het vervreemdingsverbod ingeval van certificering
Belastingdienst/<eenheid>
Uw brief van:
Datum:
Uw kenmerk:
Ons kenmerk:
<naam geadresseerde>
<adres>
<postcode + plaats>
Onderwerp: Vennootschapsbelasting. Ontheffing vervreemdingsverbod.
Geachte <naam>,
De Staatssecretaris van Financiën heeft mij bij het besluit van 1 juli 1993, nr. DB
93/2167 M, gemachtigd te beslissen op uw verzoek om ontheffing van het vervreemdingsverbod
als bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969/
de zesde standaardvoorwaarde bij artikel 14, derde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting
1969, zoals deze is gepubliceerd in het besluit van 1 juli 1993 nr. DB 93/2165 M,
namens <naam + vestigingsplaats van belanghebbende>.
Ik heb aanleiding gevonden ontheffing te verlenen van het in uw brief bedoelde vervreemdingsverbod.
Ik verbind hieraan de volgende voorwaarden.
-
1. De certificaten kunnen worden vereenzelvigd met de desbetreffende aandelen.
-
2. De overdragende belastingplichtige zal de certificaten gedurende de nog resterende
periode als bedoeld is in de hiervóór bedoelde zesde voorwaarde niet dan na voorafgaande
goedkeuring dezerzijds vervreemden, waarbij vervreemding dient te worden opgevat als
het overeenkomstige begrip in die standaarvoorwaarde.
-
3. De overdragende belastingplichtige neemt ten minste gedurende de in voorwaarde 1 hiervóór
bedoelde periode zitting in het bestuur van <naam Administratiekantoor>, met dien
verstande dat indien hij in de overnemende belastingplichtige beslissende zeggenschap
had, hij nu ook beslissende zeggenschap in het bestuur van genoemd administratiekantoor
heeft.
-
4. De overdragende belastingplichtige en het in voorwaarde 3 bedoelde administratiekantoor
verklaren zowel voor zich als voor elkander, binnen twee maanden na de dagtekening
van deze brief, schriftelijk aan mij dat zij bovenstaande voorwaarden en beperkingen
aanvaarden. In bijzondere gevallen kan ik deze termijn desgevraagd verlengen.
Hoogachtend,
Belastingdienst/<aanduiding eenheid + plaats>
De Inspecteur,
..........
Bijlage 6. Inwilliging
[Regeling vervallen per 27-10-2010]
Beslissing op verzoek om ontheffing van het vervreemdingsverbod ingeval van vervreemding
binnen een concern
Belastingdienst/<eenheid>
Uw brief van:
Datum:
Uw kenmerk:
Ons kenmerk:
<naam geadresseerde>
<adres>
<postcode + plaats>
Onderwerp: Vennootschapsbelasting. Ontheffing vervreemdingsverbod.
Geachte <naam>,
De Staatssecretaris van Financiën heeft mij bij besluit van 1 juli 1993, nr. DB93/2167
M, gemachtigd te beslissen op uw verzoek om ontheffing van het vervreemdingsverbod
als bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969/de
zesde standaardvoorwaarde bij artikel 14, derde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting
1969, zoals deze is gepubliceerd in het besluit van 1 juli 1993 nr. DB 93/2165 M,
namens <naam + vestigingsplaats van belanghebbende>.
Ik heb aanleiding gevonden ontheffing te verlenen van het in uw brief bedoelde vervreemdingsverbod.
Ik verbind hieraan de volgende voorwaarden.
-
1. Gedurende het nog niet verstreken gedeelte van de termijn van het eerder bedoelde
vervreemdingsverbod dat op de aandelen in <naam van de overnemende belastingplichtige>
rust, blijven zowel de aandelen in <naam van de overdragende belastingplichtige> als
de aandelen in <naam van der overnemende belastingplichtige> tot het concern behoren.
In dit verband wordt onder concern verstaan een groep via aandelenbezit met elkaar
verbonden lichamen, waarvan alle aandelen middellijk of onmiddellijk in het bezit
zijn van één lichaam.
-
2. Het aan het slot van voorwaarde 1 bedoelde lichaam als mede de andere tot het concern
behorende vennootschappen die middellijk of onmiddellijk in het bezit zijn van de
aandelen in de overdragende en/of de overnemende belastingplichtige, verklaren zowel
voor zich als voor elkander, binnen twee maanden na de dagtekening van deze brief,
schriftelijk aan mij dat zij bovenstaande voorwaarde aanvaarden. In bijzondere gevallen
kan ik deze termijn desgevraagd verlengen.
Hoogachtend,
Belastingdienst/<aanduiding eenheid + plaats>
De Inspecteur,
...........
Bijlage 7. Inwilliging
[Regeling vervallen per 27-10-2010]
Beslissing op verzoek om ontheffing van het vervreemindingsverbod in het kader van
een fusie buiten concern.
Belastingdienst/<eenheid>
Uw brief van
Datum:
Uw kenmerk:
Ons kenmerk:
<naam geadresseerde>
<adres>
<postcode + plaats>
Onderwerp: Vennootschapsbelasting. Ontheffing vervreemdingsverbod.
Geachte <naam>,
De Staatssecretaris van Financiën heeft mij bij besluit van 1 juli 1993, nr. DB 93/2167
M, gemachtigd te beslissen op uw verzoek om ontheffing van het vervreemdingsverbod
als bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969/
de zesde standaardvoorwaarde bij artikel 14, derde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting
1969, zoals deze is gepubliceerd in het besluit van 1 juli 1993 nr. DB 93/2165 M,
namens <naam + vestigingsplaats van belanghebbende>.
Ik heb aanleiding gevonden ontheffing te verlenen van het in uw brief bedoelde vervreemdingsverbod.
Ik verbind hieraan de volgende voorwaarden.
-
1. Gedurende het nog niet verstreken gedeelte van de termijn van het eerder bedoelde
vervreemingsverbod dat op de aandelen in <naam van de overnemende belastingplichtige>
rust, wordt dit vervreemdingsverbod verlegd naar <naam van het lichaam dat de aandelen
in de overnemende belastingplichtige verkrijgt>.
-
2. Voor dezelfde termijn als bedoeld in de hiervóór opgenomen voorwaarde 1 geldt een
zelfde vervreemdingsverbod op de aandelen die de overdragende belastingplichtige bij
de fusie of daarna verkrijgt in <naam van het lichaam dat de aandelen in de overnemende
belastingplichtige verkrijgt>.
-
3. De overdragende belastingplichtige en <naam van lichaam dat de aandelen in de overnemende
belastingplichtige heeft verkregen> verklaren zowel voor zich als voor elkander, binnen
twee maanden na de dagtekening van deze brief, schriftelijk aan mij dat zij bovenstaande
voorwaarden aanvaarden. In bijzondere gevallen kan ik deze termijn desgevraagd verlengen.
Hoogachtend,
Belastingdienst/<aanduiding eenheid + plaats>
De Inspecteur,
..........
Bijlage 8. Ambtsbericht
[Regeling vervallen per 27-10-2010]
Vraagstelling uit te brengen ambtsbericht, voor zowel overdrager als overnemer:
-
1. Volledige statutaire naam; feitelijke vestigingsplaats.
-
2. Oprichtingsdatum; LVN en entiteitsnummer.
-
3. Boekjaar.
-
4. A. Te verrekenen verliezen (vermelden of hieronder zijn begrepen aanloopverliezen);
B. Te verrekenen investeringsbijdragen als bedoeld in art. 23b van de Wet Vpb. (vermelden
of hieronder ‘Starterswir’ is begrepen).
-
5. Over te brengen of te verrekenen buitenlands resultaat.
-
6. A. Is sprake van een onderneming in materiële zin?
B. Vormen de overgedragen vermogensbestanddelen voor de overnemer een onderneming?
(Zie punt 2.1 van het toelichtende besluit)
-
7. Is de berekening van de vrij te stellen winst aanvaardbaar?
-
8. A. Geschiedt de overdracht geheel tegen uitreiking van aandelen?
B. Bevinden zich onder de uit te reiken aandelen andere dan ‘gewone’ aandelen? Zo
ja, welke?
-
9. Indien de overdracht plaatsvindt aan een daartoe opgericht lichaam:
Treden naast de overdrager (in)direct andere aandeelhouders toe die (in)direct tevens
aandeelhouder zijn in de overdrager?
Zo ja, onder welke omstandigheden?
(zie punt 3.5 van het toelichtende besluit)
-
10. Heeft de overdracht (civielrechtelijke inbreng) al plaatsgevonden? Zo ja, wanneer?
-
11. Gegevens omtrent reeds eerder afgegeven beschikkingen uitspraken/beslissingen dan
wel nog lopende verzoeken betreffende art. 14/15 Vpb. of art. 18 IB.
-
12. A. Is de termijn voor het geven van een beschikking ingevolge artikel 4:15 van de
Awb opgeschort? Zo ja, om welke reden en gedurende welke periode?
B. Is een mededeling als bedoeld in artikel 4:14 van de Awb gedaan? Zo ja, welke nadere
termijn is daarbij aangegeven?
-
13. Reden waarom het verzoek niet op grond van de algemene machtiging op de eenheid kan
worden afgedaan en andere bij de beoordeling van het verzoek mogelijk van belang zijnde
punten.