Regelen omtrent onverenigbaarheid van het lidmaatschap van de SER met enige andere werkzaamheden

Geraadpleegd op 13-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2003 en zichtdatum 10-11-2024.
Geldend van 16-10-1995 t/m 31-12-2010

Besluit van 22 september 1955, houdende regelen omtrent de onverenigbaarheid van het lidmaatschap van de Sociaal-Economische Raad met enige andere werkzaamheden

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Op de voordracht van Onze Minister voor Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie van 27 Juli 1955, no. B. 3038 W.J.A., de Sociaal-Economische Raad gehoord;

Overwegende, dat het wenselijk is regelen te stellen omtrent de onverenigbaarheid van het lidmaatschap van de Sociaal-Economische Raad met enige andere werkzaamheden;

Gelet op artikel 6, eerste lid, van de Wet op de Bedrijfsorganisatie (Stb. 1950, K 22);

De Raad van State gehoord (advies van 30 Augustus 1955, no. 34);

Gezien het nader rapport van Onze voornoemde Minister van 12 September 1955, no. B. 3189 W.J.A.;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

Het lidmaatschap en het plaatsvervangend-lidmaatschap van de Sociaal-Economische Raad zijn onverenigbaar met de functie van:

  • a. Minister, Staatssecretaris of vice-president of lid van de Raad van State;

  • b. gewoon lid, bijzonder lid, gerechtsauditeur, griffier of substituut-griffier van het College van Beroep voor het bedrijfsleven;

  • c. [Red: vervallen;]

  • d. secretaris of ander lid van het personeel van de Sociaal-Economische Raad.

Artikel 2

  • 1 Het lid of plaatsvervangend lid van de Sociaal-Economische Raad, dat een aanvang maakt met de vervulling van een functie als in artikel 1, onder a-d, bedoeld, houdt daardoor van rechtswege op lid, onderscheidenlijk plaatsvervangend lid van die Raad te zijn.

  • 2 Degene, die een functie als in artikel 1, onder a-d, bedoeld vervult, kan niet als lid of plaatsvervangend lid zitting nemen in de Sociaal-Economische Raad.

Artikel 3

Artikel 1, onder b en c, en artikel 2, eerste lid, voor zover dit op de in artikel 1, onder b en c, bedoelde functies betrekking heeft, blijven ten aanzien van de bij het in werking treden van dit besluit zitting hebbende leden en plaatsvervangende leden van de Sociaal-Economische Raad buiten toepassing tot 1 April 1956.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad, waarin het is geplaatst.

Onze Minister voor Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

Soestdijk, 22 September 1955.

JULIANA.

De Minister voor Publiekrechtelijke

Bedrijfsorganisatie,

A. C. DE BRUIJN.

Uitgegeven de veertiende oktober 1955.

De Minister van Justitie,

L. A. DONKER.