Wet van 2 november 1995, tot intrekking van de Vestigingswet detailhandel en wijziging
van de Drank- en Horecawet en van de Vestigingswet Bedrijven 1954
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen, lezen saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Vestigingswet detailhandel
in te trekken en de Drank- en Horecawet en de Vestigingswet Bedrijven 1954 te wijzigen in verband met de vaststelling van een vestigingsbesluit op basis van
de Vestigingswet Bedrijven 1954 dat mede voorziet in een regeling van vestigingseisen voor de detailhandel en voor
het horecabedrijf, en tevens te voorzien in daarmee verband houdende wijzigingen van
de Wet op de economische delicten en de Wet op de erkende onderwijsinstellingen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: