Bouwstoffenbesluit bodem- en oppervlaktewaterenbescherming

[Regeling vervallen per 01-07-2008.]
Geraadpleegd op 24-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 08-05-2002 en zichtdatum 23-12-2024.
Geldend van 01-11-2000 t/m 31-12-2002

Besluit van 23 november 1995, houdende regels met betrekking tot het op of in de bodem of in het oppervlaktewater gebruiken van bouwstoffen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 1 november 1993, nr. MJZ01n93028, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving, gedaan mede namens Onze Minister van Verkeer en Waterstaat;

Gelet op richtlijn nr. 89/106/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 december 1988 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lid-staten inzake de voor de bouw bestemde produkten (PbEG 1989, L 40), zoals gewijzigd bij richtlijn nr. 93/68/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 22 juli 1993 (PbEG L 220);

Gelet op de artikelen 6, 8, 15, 16, 17, en 71 van de Wet bodembescherming, gelet op de artikelen 2a, 2b, 2c en 2d van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren voor zover het betreft de artikelen 17 tot en met 27 en gelet op artikel 120 van de Woningwet voor zover het betreft artikel 29;

Gezien het advies van de Centrale raad voor de milieuhygiëne van 9 januari 1992, nr. B-92/26, het advies van de Raad van de Waterstaat van 28 november 1991 en de adviezen van de Technische commissie bodembescherming nrs. TCB A89/13 en TCB A91/02 van april 1989 en juli 1991;

De Raad van State gehoord (advies van 1 juli 1994, nr. W08.93.0727);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 21 november 1995, nr. MJZ 95024090, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving, uitgebracht mede namens Onze Minister van Verkeer en Waterstaat;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

  • 1 In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a. werk: grondwerk, wegenbouwkundig werk, waterbouwkundig werk of bouwwerk;

    • b. bouwstof: materiaal in de hoedanigheid waarin het is bestemd in een werk te worden gebruikt en waarin de totaalgehalten aan silicium, calcium of aluminium tezamen meer dan 10% (m/m) van dat materiaal bedragen;

    • c. gebruik of gebruiken van bouwstoffen: in een werk aanbrengen of houden van bouwstoffen;

    • d. degene die een bouwstof gebruikt:

      • 1°. wanneer een bouwstof in een werk wordt aangebracht: degene die zelf, op eigen kosten, een bouwstof in een werk aanbrengt of degene die opdracht geeft om op zijn kosten een bouwstof in een werk aan te brengen, en

      • 2°. wanneer een bouwstof in een werk is aangebracht en in dat werk wordt gehouden: de eigenaar van die bouwstof;

    • e. vormgegeven bouwstof: bouwstof met een volume per kleinste eenheid van ten minste cm3, die onder normale omstandigheden een duurzame vormvastheid heeft;

    • f. niet-vormgegeven bouwstof: bouwstof, niet zijnde een vormgegeven bouwstof;

    • g. grond: niet-vormgegeven bouwstof met een vaste structuur, die van natuurlijke oorsprong is, niet door de mens is geproduceerd en onderdeel van de Nederlandse bodem kan uitmaken;

    • h. schone grond: grond die geen van de samenstellingswaarden voor anorganische en organische stoffen, zoals aangegeven in bijlage 1, overschrijdt;

    • i. isolatiemaatregelen: maatregelen waardoor bij gebruik van een bouwstof nagenoeg geen contact van die bouwstof met hemelwater of grondwater en in geval van gebruik in oppervlaktewater of op of in de bodem onder oppervlaktewater tevens nagenoeg geen contact met oppervlaktewater plaats vindt;

    • j. categorie 1-bouwstof: bouwstof die:

      • 1°. geen van de samenstellingswaarden voor organische stoffen en, in geval het grond betreft, tevens geen van de samenstellingswaarden voor anorganische stoffen, zoals aangegeven in bijlage 2, overschrijdt, en

      • 2°. op zodanige wijze wordt gebruikt dat, ook indien geen isolatiemaatregelen worden genomen, geen van de immissiewaarden voor anorganische stoffen, zoals aangegeven in bijlage 2, wordt overschreden;

    • k. categorie 2-bouwstof: bouwstof die:

      • 1°. geen van de samenstellingswaarden voor organische stoffen en, in geval het grond betreft, tevens geen van de samenwetllingswaarden voor anorganische stoffen, zoals aangegeven in bijlage 2, overschrijdt, en

      • 2°. op zodanige wijze wordt gebruikt dat, slechts indien isolatiemaatregelen worden genomen, geen van de immissiewaarden voor anorganische stoffen, zoals aangegeven in bijlage 2, wordt overschreden;

    • l. bouwstof met teerhoudend asfaltgranulaat: bouwstof die geheel of gedeeltelijk is samengesteld uit granulaat, verkregen door het breken of frezen van teerhoudend asfalt, en die:

      • 1°. van de samenstellingswaarden voor organische stoffen, zoals aangegeven in bijlage 2, uitsluitend één of meer van de waarden voor polycyclische aromatische koolwaterstoffen overschrijdt, en

      • 2°. op zodanige wijze wordt gebruikt dat geen van de immissiewaarden voor anorganische stoffen, zoals aangegeven in bijlage 2, wordt overschreden;

    • m. avi-bodemas: de bodemas die resteert na verbranding in een inrichting die uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor het verbranden van huishoudelijke afvalstoffen en bedrijfsafvalstoffen als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer in een roosteroven of wervelbedoven;.

    • n. gemiddeld hoogste grondwaterstand: rekenkundig gemiddelde over ten minste acht achtereenvolgende jaren van de drie hoogste grondwaterstanden per hydrologisch jaar;

    • o. hydrologisch jaar: periode van 1 april tot en met 31 maart;

    • p. waterkwaliteitsbeheerder: bestuursorgaan dat op grond van artikel 3 onderscheidenlijk artikel 6, eerste lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren bevoegd is tot vergunningverlening;

    • q. Onze Minister: Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

    • r. Onze Ministers: Onze Minister en Onze Minister van Verkeer en Waterstaat;

    • s. NEN: door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm;

    • t. kwaliteitsverklaring: schriftelijk bewijs, voorzien van een door Onze Ministers aangewezen merkteken, afgegeven door een door Onze Ministers aangewezen, deskundig, onafhankelijk instituut, op grond waarvan een bouwstof, indien die bouwstof wordt gebruikt op de in de verklaring aangegeven wijze, wordt geacht te voldoen aan de bij of krachtens dit besluit gestelde eisen met betrekking tot samenstelling en immissie;

    • u. deskundig bedrijf: bedrijf dat of dienst die voldoet aan de eisen ter zake van het verrichten van een bij of krachtens dit besluit voorgeschreven werkzaamheid zoals die zijn gesteld door een door de Stichting Raad voor de Certificatie erkende certificatie-instelling op grond waarvan het bedrijf of de dienst is gemachtigd het voor die werkzaamheid door Onze Ministers aangewezen merkteken te voeren;

    • v. Europese richtlijn bouwprodukten: richtlijn nr. 89/106/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 december 1988 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lid-staten inzake de voor de bouw bestemde produkten (PbEG 1989, L 40), zoals gewijzigd bij richtlijn nr. 93/68/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 22 juli 1993 (PbEG 1993, L 220);

    • w. CE-markering: CE-markering als bedoeld in artikel 4 van de Europese richtlijn bouwprodukten;

    • x. bijlagen 1, 2, 3, 4a en 4b: de bij dit besluit behorende bijlagen 1, 2, 3, 4a en 4b;

    • y. werkdagen: dagen die niet vallen op zaterdag, zondag, algemeen erkende feestdagen of Goede Vrijdag;

    • z. algemeen erkende feestdagen: de Nieuwjaarsdag, de Christelijke tweede Paas- en Pinksterdag, de beide Kerstdagen, de Hemelvaartsdag, de dag waarop de verjaardag van de Koning wordt gevierd en de vijfde mei, alsmede de dagen die op grond van het derde lid van artikel 3 van de Algemene termijnenwet gelijk worden gesteld aan algemeen erkende feestdagen.

  • 2 Voor de toepassing van dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt het houden van een bouwstof in een werk geacht niet onderbroken te zijn, wanneer die bouwstof tijdelijk wordt verplaatst of uit het werk wordt weggenomen en die bouwstof na de verplaatsing of het wegnemen, zonder te zijn bewerkt, op of nabij dezelfde plaats en onder dezelfde condities opnieuw in dat werk wordt aangebracht.

  • 3 Voor de toepassing van dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt het terugbrengen van grond op of in de bodem, daaronder begrepen de bodem onder oppervlaktewater, op of nabij de plaats waar deze is ontgraven, niet beschouwd als het gebruiken van een bouwstof, tenzij die grond sinds dat ontgraven is bewerkt.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

  • 1 Bij regeling van Onze Ministers worden regels gesteld met betrekking tot het bepalen van de totaalgehalten aan silicium, calcium of aluminium in een materiaal dat is bestemd om in een werk te worden gebruikt, ter bepaling of dat materiaal als bouwstof kan worden aangemerkt.

  • 2 Bij regeling van Onze Ministers worden voorts regels gesteld met betrekking tot:

    • a. het bepalen van het volume van de kleinste eenheid van een bouwstof, en

    • b. het bepalen of een bouwstof een duurzame vormvastheid heeft, ter bepaling of een bouwstof als vormgegeven bouwstof kan worden aangemerkt.

  • 3 Bij regeling van Onze Ministers kunnen bouwstoffen worden aangewezen, die, indien die bouwstoffen worden gebruikt op een bij die regeling aangegeven wijze, geacht worden onder normale omstandigheden niet duurzaam vormvast te zijn.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

  • 1 Behoudens het tweede, derde en vierde lid, zijn voor de toepassing van dit besluit en de daarop berustende bepalingen burgemeester en wethouders van de gemeente waar de bouwstoffen worden gebruikt, het bevoegd gezag.

  • 2 Behoudens het derde en vierde lid, zijn gedeputeerde staten het bevoegd gezag, indien:

  • 3 Behoudens het vierde lid, is Onze Minister het bevoegd gezag, indien:

  • 4 De waterkwaliteitsbeheerder is het bevoegd gezag indien bouwstoffen worden gebruikt in oppervlaktewater of op of in de bodem onder oppervlaktewater.

Hoofdstuk 2. Het gebruiken van bouwstoffen op of in de bodem

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

§ 1. Algemeen

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

  • 1 Voor de toepassing van de bij of krachtens dit hoofdstuk gestelde regels wordt onder "bodem" niet mede de bodem onder oppervlaktewater verstaan.

  • 2 Dit hoofdstuk is niet van toepassing op het gebruiken van:

§ 2. Het gebruiken van schone grond op of in de bodem

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

  • 1 Tot één jaar na het tijdstip waarop schone grond in een werk is aangebracht, verstrekt degene die die grond op of in de bodem gebruikt op verzoek van het bevoegd gezag gegevens met betrekking tot de samenstelling van die grond.

  • 2 Indien het bevoegd gezag daarom verzoekt, dienen de gegevens die ingevolge het eerste lid worden verstrekt, te zijn verkregen door bepaling van de samenstelling van de grond door een door Onze Ministers aangewezen instantie overeenkomstig de bij regeling van Onze Ministers ter zake gestelde regels of overeenkomstig een wijze die gelijkwaardig is aan de wijze zoals in die regels wordt voorgeschreven.

  • 3 Bij regeling van Onze Ministers:

    • a. kunnen gevallen worden aangewezen, waarin de verplichting, bedoeld in het eerste lid, niet geldt, en

    • b. kan een formulier worden vastgesteld, dat bij het verstrekken van de gegevens, bedoeld in het eerste lid, wordt gebruikt.

  • 4 Degene die grond gebruikt, waarvoor een door Onze Ministers erkende kwaliteitsverklaring is afgegeven, waaruit blijkt dat die grond is aan te merken als schone grond, kan ter voldoening aan het bepaalde in het eerste en tweede lid aan het bevoegd gezag die kwaliteitsverklaring verstrekken.

§ 3. Het gebruiken van andere bouwstoffen dan schone grond op of in de bodem

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

  • 1 Deze paragraaf is niet van toepassing op het op of in de bodem gebruiken van schone grond.

  • 2 Bij het gebruiken van niet-schone grond op of in de bodem zijn ten aanzien van de vaststelling van een overschrijding van één of meer van de samenstellingswaarden voor anorganische of organische stoffen, zoals aangegeven in bijlage 1, in die grond de regels met betrekking tot de bepaling van de samenstelling van schone grond, gesteld bij of krachtens artikel 5, tweede lid, van toepassing voor zover dat bij regeling van Onze Ministers is bepaald. Bij die regeling kunnen ten aanzien van de vaststelling, bedoeld in de eerste volzin, nadere regels worden gesteld.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

  • 1 Het op of in de bodem gebruiken van een bouwstof, is verboden, indien:

    • a. die bouwstof één of meer van de samenstellingswaarden voor organische stoffen of, in geval het grond betreft, één of meer van de samenstellingswaarden voor organische of anorganische stoffen, zoals aangegeven in bijlage 2, overschrijdt, of

    • b. die bouwstof op zodanige wijze wordt gebruikt dat één of meer van de immissiewaarden voor anorganische stoffen, zoals aangegeven in bijlage 2, worden overschreden.

  • 2 Ten aanzien van de vaststelling van een overschrijding als bedoeld in het eerste lid, onder a, zijn de regels met betrekking tot de bepaling van de samenstelling van de bouwstof, gesteld bij of krachtens artikel 9, tweede, derde, zesde of zevende lid, van toepassing, voor zover dat bij regeling van Onze Ministers is bepaald. Bij die regeling kunnen ten aanzien van de vaststelling, bedoeld in de eerste volzin, nadere regels worden gesteld.

  • 3 Ten aanzien van de vaststelling van een overschrijding als bedoeld in het eerste lid, onder b, zijn de regels met betrekking tot de bepaling van de immissie in de bodem als gevolg van emissie uit de bouwstof, gesteld bij of krachtens artikel 9, vijfde, zesde of zevende lid, van toepassing, voor zover dat bij regeling van Onze Ministers is bepaald. Bij die regeling kunnen ten aanzien van de vaststelling, bedoeld in de eerste volzin, nadere regels worden gesteld.

  • 4 Voor een bouwstof met teerhoudend asfaltgranulaat kan bij regeling van Onze Minister worden bepaald dat ten aanzien van de in die bouwstof aanwezige polycyclische aromatische koolwaterstoffen het in het eerste lid gestelde verbod niet van toepassing is gedurende een daarbij aan te geven periode.

  • 5 Voor avi-bodemas die behoort tot de bijzondere, bij regeling van Onze Minister aan te wijzen categorie, kan bij regeling van Onze Minister worden bepaald dat gedurende een daarbij aan te geven periode het eerste, tweede en derde lid niet van toepassing zijn.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Het is verboden op of in de bodem een bouwstof te gebruiken, indien daarbij niet wordt voldaan aan de regels die bij of krachtens deze paragraaf met betrekking tot het gebruiken van die bouwstof zijn gesteld.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

  • 1 Een bouwstof wordt op of in de bodem slechts gebruikt, indien voor de in bijlage 2 vermelde organische stoffen en, in geval het grond betreft, tevens voor de in die bijlage vermelde anorganische stoffen de samenstelling van die bouwstof door een door Onze Ministers aangewezen instantie is bepaald.

  • 2 De bepaling van de samenstelling van een bouwstof vindt plaats overeenkomstig de volgende methoden:

    • a. de monsterneming vindt plaats overeenkomstig NEN 7300;

    • b. de monsters worden voorbereid overeenkomstig NEN 7310, en

    • c. de analyse van de organische stoffen in de monsters vindt plaats overeenkomstig NEN 7330.

  • 3 Voor grond vindt, in afwijking van het tweede lid, de bepaling van de samenstelling plaats overeenkomstig de bij regeling van Onze Ministers gestelde regels.

  • 4 Een bouwstof wordt op of in de bodem slechts gebruikt, indien voor de in bijlage 2 vermelde anorganische stoffen de immissie in de bodem als gevolg van emissie uit die bouwstof door een door Onze Ministers aangewezen instantie is bepaald.

  • 5 De bepaling van de immissie in de bodem, bedoeld in het vierde lid, vindt, rekening houdend met de wijze waarop een bouwstof wordt gebruikt, en - indien van toepassing - rekening houdend met de isolatiemaatregelen die worden genomen, plaats overeenkomstig de volgende methoden:

    • a. de monsterneming vindt plaats overeenkomstig NEN 7300;

    • b. de monsters worden voorbereid overeenkomstig NEN 7310;

    • c. de bepaling van de uitloging van de monsters van de bouwstof in het laboratorium vindt plaats overeenkomstig NEN 7340;

    • d. de analyse van de anorganische stoffen in het eluaat uit de monsters vindt plaats overeenkomstig NEN 7320;

    • e. de berekening van de immissie in de bodem als gevolg van emissie uit de bouwstof vindt plaats:

      • 1°. voor de anorganische stoffen in een vormgegeven bouwstof, waarvan de uitloging niet diffusie-bepaald is, en voor de anorganische stoffen in een niet-vormgegeven bouwstof volgens een functie waarin Ib uitgedrukt wordt in E gem(L/S=10), a, h en fext.n, waarbij:

        Ib = berekende immissie van de bouwstof in de bodem als gevolg van het gebruik van een bouwstof [mg/m2]

        Egem(L/S=10) = uitloging van een bouwstof in het laboratorium [mg/kg]

        a = correctie voor de uitloging van een bouwstof in het laboratorium en de uitloging in de praktijk [mg/kg]

        h = de grootste hoogte waarin een bouwstof in een werk wordt aangebracht[m], met een voor de berekening te hanteren minimum van 0,2 m

        fext.n = factor voor de extrapolatie van de uitloging van de bouwstof bij de kort durende laboratoriumproef naar de uitloging over 100 jaar, voor toepassingen met isolatiemaatregelen en toepassingen zonder isolatiemaatregelen;

      • 2°. voor de anorganische stoffen in een vormgegeven bouwstof, waarvan de uitloging diffusie-bepaald is, volgens een functie waarin Ib wordt uitgedrukt in Egem (64d), fext.v, fbev, ftemp en fiso, waarbij:

        Ib = berekende immissie van de bouwstof in de bodem als gevolg van het gebruik van een bouwstof [mg/m2]

        Egem(64d) = uitloging van een bouwstof in het laboratorium [mg/m2]

        fext.v = factor voor de extrapolatie van de uitloging van de bouwstof bij de kort durende laboratoriumproef naar de uitloging over 100 jaar

        fbev = factor voor de bevochtigingsperiode

        ftemp = factor voor het verschil in temperatuur bij bepaling van de uitloging van een bouwstof in het laboratorium en bij het gebruik van die bouwstof

        fiso = factor voor de isolatiemaatregelen,

        of volgens de functie, beschreven onder 1°.

  • 6 Bij regeling van Onze Ministers worden nadere regels gesteld met betrekking tot:

    • a. de bepaling van de samenstelling van een bouwstof, uitgezonderd grond, bedoeld in het eerste lid, en

    • b. de bepaling van de immissie in de bodem als gevolg van emissie uit een bouwstof, bedoeld in het vierde lid.

      Tot die regels behoren in ieder geval:

      • 1°. regels met betrekking tot de wijze waarop wordt bepaald of de uitloging van een anorganische stof in een vormgegeven bouwstof diffusie-bepaald is;

      • 2°. regels met betrekking tot de toepassing van de in het tweede en vijfde lid genoemde NEN, daaronder begrepen de aanwijzing van door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven ontwerp- of voornormen die in plaats van die NEN gelden zolang die NEN nog niet zijn vastgesteld, en

      • 3°. regels ter uitwerking van de in het vijfde lid, onder e, beschreven functies.

  • 7 De bepaling van de samenstelling van een bouwstof of de bepaling van de immissie in de bodem als gevolg van emissie uit een bouwstof door een door Onze Ministers aangewezen instantie, bedoeld in het eerste onderscheidenlijk vierde lid, kan op een andere wijze plaatsvinden dan die welke is voorgeschreven in de bij of krachtens het tweede, derde, vijfde of zesde lid gestelde regels, indien die andere wijze ten minste gelijkwaardig is aan bedoelde, voorgeschreven wijze.

  • 8 Degene die beschikt over een voor de desbetreffende bouwstof afgegeven, door Onze Ministers erkende kwaliteitsverklaring, voldoet aan de bij of krachtens het eerste tot en met het zevende lid gestelde regels.

  • 9 Tot vijf jaar na het tijdstip waarop een categorie 1-bouwstof niet zijnde grond, in een werk is aangebracht, verstrekt degene die de bouwstof gebruikt, op verzoek van het bevoegd gezag:

    • a. gegevens met betrekking tot de samenstelling van die bouwstof en de immissie in de bodem als gevolg van emissie uit die bouwstof, verkregen door bepaling van die samenstelling en immissie overeenkomstig de bij of krachtens het tweede, vijfde, zesde of zevende lid gestelde regels, dan wel

    • b. een voor die bouwstof afgegeven kwaliteitsverklaring als bedoeld in het achtste lid.

    Onze Ministers kunnen een model van een formulier vaststellen, dat bij het verstrekken van de gegevens, bedoeld onder a, wordt gebruikt.

  • 10 Dit artikel is niet van toepassing op het gebruiken van avi-bodemas die behoort tot de bijzondere, krachtens artikel 7, vijfde lid, aangewezen categorie gedurende een krachtens dat artikel aangegeven periode.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

  • 1 Degene die een bouwstof gebruikt op of in de bodem, draagt er zorg voor dat die bouwstof:

    • a. niet met de bodem wordt vermengd;

    • b. kan worden verwijderd en

    • c. wordt verwijderd in geval het deel van het werk waarvan de bouwstof deel uitmaakt, wordt verwijderd.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder c, wordt een categorie 1-bouwstof niet verwijderd, indien het verwijderen van die bouwstof tot een grotere aantasting van de bodem ter plaatse van die bouwstof leidt dan het niet verwijderen van die bouwstof.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

  • 1 Degene die voornemens is een bouwstof op of in de bodem te gebruiken, meldt dit voornemen aan het bevoegd gezag.

  • 3 Indien enig voor een melding benodigd gegeven nog niet bekend is op het tijdstip waarop een aanvraag voor een vergunning wordt ingediend of een melding wordt gedaan als bedoeld in het tweede lid, onder a tot en met e, dan wordt dat gegeven aan het bevoegd gezag verstrekt:

    • a. ten minste twee werkdagen voor het gebruiken bij een voorgenomen gebruik van grond die behoort tot de categorie 1-bouwstoffen, of

    • b. ten minste een maand voor het gebruiken bij een voorgenomen gebruik van een andere bouwstof.

  • 4 Het derde lid is van overeenkomstige toepassing in geval van wijziging van bij een melding verstrekte gegevens.

  • 5 Indien zich niet één van de gevallen, bedoeld in het tweede lid, voordoet, wordt een melding als bedoeld in het eerste lid, gedaan:

    • a. ten minste twee werkdagen voor het gebruiken bij een voorgenomen gebruik van grond die behoort tot de categorie 1-bouwstoffen, of

    • b. ten minste een maand voor het gebruiken bij een voorgenomen gebruik van een andere bouwstof.

  • 6 Indien bij een voorgenomen gebruik van een bouwstof, niet zijnde grond die behoort tot de categorie 1-bouwstoffen, de in bijlage 3, onder punt 4, genoemde gegevens nog niet bekend zijn op het tijdstip waarop de melding, bedoeld in het eerste lid, dient te worden gedaan, worden deze gegevens, zo nodig in afwijking van het tweede, derde of vijfde lid, uiterlijk twee werkdagen voor het gebruik van de desbetreffende bouwstof aan het bevoegd gezag verstrekt.

  • 7 Bij een melding als bedoeld in het eerste lid, worden de in bijlage 3 genoemde gegevens verstrekt. Voor zover deze gegevens reeds in het kader van een aanvraag voor een vergunning of in het kader van een melding als bedoeld in het tweede lid, onder a tot en met e, worden verstrekt, behoeven deze niet meer bij de melding te worden verstrekt. De melding wordt gedaan op een formulier waarvan het model wordt vastgesteld door Onze Minister.

  • 8 Onze Minister kan nadere regels stellen met betrekking tot de bij de melding te verstrekken gegevens.

  • 9 Dit artikel is niet van toepassing op het gebruiken van een categorie 1-bouwstof, niet zijnde grond.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

  • 1 Grond die behoort tot de categorie 1-bouwstoffen, wordt op of in de bodem slechts gebruikt in een zodanige hoeveelheid dat is gewaarborgd dat de gebruiker van die grond kan voldoen aan artikel 10. Die hoeveelheid is ten minste 50 m3 aaneensluitend in een werk.

  • 2 Het bevoegd gezag kan een nadere eis stellen ten aanzien van de minimumhoeveelheid, waarin de in het eerste lid bedoelde grond in een werk moet worden gebruikt; deze hoeveelheid mag echter niet kleiner zijn dan de in het eerste lid, tweede volzin, genoemde hoeveelheid. Degene tot wie een nadere eis als bedoeld in de eerste volzin, wordt gericht, is verplicht daaraan te voldoen.

Artikel 13

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

  • 1 Een bouwstof, niet zijnde een categorie 1-bouwstof, wordt op of in de bodem slechts gebruikt in hoeveelheden van ten minste 10 000 ton aaneensluitend in een werk.

  • 2 In afwijking van het eerste lid is het gebruiken van een categorie 2-bouwstof of een bouwstof met teerhoudend asfaltgranulaat in funderingen van een wegenbouwkundig werk toegestaan in hoeveelheden van ten minste 1 000 ton aaneensluitend.

Artikel 14

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

  • 1 Degene die een bouwstof, niet zijnde een categorie 1-bouwstof, op of in de bodem gebruikt, treft de volgende isolatiemaatregelen en daarbij behorende beheers- en controlemaatregelen:

    • a. voordat de bouwstof op of in de bodem wordt gebracht, wordt door een deskundig bedrijf de gemiddeld hoogste grondwaterstand ter plaatse van het gebruiken van de bouwstof en de te verwachten afstand tussen die grondwaterstand en de aan te brengen bouwstof bepaald;

    • b. de bouwstof wordt zodanig gebruikt dat deze zich, na zetting van de bodem, ten minste 0,5 m boven de gemiddeld hoogste grondwaterstand bevindt;

    • c. gedurende het houden van de bouwstof wordt periodiek de gemiddeld hoogste grondwaterstand ter plaatse van de aangebrachte bouwstof en de afstand van de bouwstof tot die grondwaterstand door een deskundig bedrijf bepaald en worden de daarbij verkregen gegevens op verzoek aan het bevoegd gezag overgelegd;

    • d. aan de bovenzijde van de bouwstof wordt een zodanige isolerende afdichting aangebracht dat nagenoeg geen contact van de bouwstof met hemelwater plaatsvindt, en

    • e. de afdichting wordt zodanig onderhouden en gecontroleerd dat haar isolerende werking is gewaarborgd.

  • 2 Bij regeling van Onze Minister worden nadere regels gesteld omtrent de bepaling van de gemiddeld hoogste grondwaterstand en van de afstand van de bouwstof tot die grondwaterstand, bedoeld in het eerste lid, onder a en c, en het verstrekken van gegevens als bedoeld in onderdeel c van dat lid. Tot die regels behoren in ieder geval regels met betrekking tot het onderzoek dat ten behoeve van die bepalingen moet worden verricht en de frequentie waarmee die bepalingen dienen plaats te vinden.

  • 3 Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld omtrent het aanbrengen, het onderhoud en de controle van de isolerende bovenafdichting, bedoeld in het eerste lid, onder d en e. Tot de in de eerste volzin bedoelde regels kan de eis behoren, dat de afdichting bij het aanbrengen en vervolgens periodiek door een deskundig bedrijf op haar isolerende werking wordt gekeurd. Bij de in de eerste volzin bedoelde regeling kunnen voorts regels worden gesteld omtrent het verstrekken aan het bevoegd gezag van gegevens, verkregen bij controles of keuringen van de afdichting.

  • 4 Bij regeling van Onze Minister kunnen voor bouwstoffen, niet zijnde categorie 1-bouwstoffen, die op een bij die regeling aangewezen wijze worden gebruikt, de naar zijn oordeel geschikte maatregelen inzake een isolerende bovenafdichting als bedoeld in het eerste lid, onder d en e, worden aangewezen.

  • 5 Degene die een bouwstof, niet zijnde een categorie 1-bouwstof, gebruikt op de bij de regeling, bedoeld in het vierde lid, aangewezen wijze, en de voor die bouwstof bij die regeling aangewezen maatregelen inzake een isolerende bovenafdichting treft, voldoet aan de regels, gesteld bij of krachtens het eerste lid, onder d en e, en derde lid.

  • 6 Degene die voornemens is een bouwstof, niet zijnde een categorie 1-bouwstof, te gebruiken, overlegt, in geval op hem het vijfde lid niet van toepassing zal zijn, bij de melding, bedoeld in artikel 11, eerste lid, gegevens over de te verwachten isolerende werking van de isolatiemaatregelen en daarbij behorende beheers- en controlemaatregelen die hij ingevolge de bij of krachtens het eerste lid, onder d en e, en derde lid, gestelde regels dient te treffen. De gegevens, bedoeld in de eerste volzin, worden opgesteld door een deskundig bedrijf.

Artikel 15

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Behoudens in een geval als bedoeld in artikel 14, vijfde lid, kan het bevoegd gezag ten aanzien van het aanbrengen, het onderhoud en de controle van een isolerende bovenafdichting als bedoeld in artikel 14, eerste lid, onder d en e, nadere eisen stellen. Degene tot wie een nadere eis wordt gericht, is verplicht daaraan te voldoen.

Artikel 16

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

  • 1 Degene die ingevolge de bij of krachtens artikel 14 gestelde regels onderzoek dient te verrichten op of in een gedeelte van de bodem ten aanzien waarvan hem de nodige bevoegdheid ontbreekt, kan het bevoegd gezag verzoeken de rechthebbenden een verplichting op te leggen als bedoeld in artikel 71, eerste lid, van de Wet bodembescherming.

  • 2 Degene die een verzoek doet als bedoeld in het eerste lid, verstrekt bij het verzoek de volgende gegevens:

    • a. de naam en het adres van de aanvrager en de rechthebbenden;

    • b. de plaats waar het onderzoek moet plaatsvinden;

    • c. de aard, de omvang en het tijdstip van het voorgenomen onderzoek, en

    • d. de handelingen die de rechthebbenden in het belang van het onderzoek moeten nalaten.

Hoofdstuk 3. Het gebruiken van bouwstoffen in oppervlaktewater

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

§ 1. Algemeen

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Artikel 17

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

  • 1 Voor de toepassing van de bij of krachtens dit hoofdstuk gestelde regels wordt onder "oppervlaktewater" mede de bodem onder oppervlaktewater verstaan en wordt onder "het gebruiken van bouwstoffen in oppervlaktewater" mede verstaan het gebruiken van bouwstoffen op of in de bodem onder oppervlaktewater.

§ 2. Het gebruiken van schone grond in oppervlaktewater

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Artikel 18

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

  • 2 Degene die voornemens is schone grond te gebruiken in oppervlaktewater, meldt dit voornemen aan het bevoegd gezag uiterlijk twee werkdagen voor het gebruiken.

  • 3 Bij een melding als bedoeld in het tweede lid, worden de in bijlage 4a genoemde gegevens verstrekt.

Artikel 19

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Ten aanzien van het in oppervlaktewater gebruiken van schone grond zijn de regels, gesteld bij of krachtens artikel 5 van overeenkomstige toepassing.

§ 3. Het gebruiken van andere bouwstoffen dan schone grond in oppervlaktewater

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Artikel 20

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

  • 1 Deze paragraaf is niet van toepassing op het in oppervlaktewater gebruiken van schone grond.

  • 2 Ten aanzien van het gebruiken van niet-schone grond in oppervlaktewater is artikel 6, tweede lid, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 21

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

  • 2 Degene die voornemens is een categorie 1-bouwstof te gebruiken in oppervlaktewater, meldt dit voornemen aan het bevoegd gezag uiterlijk twee werkdagen voor het gebruiken.

  • 3 Bij een melding als bedoeld in het tweede lid, worden de in bijlage 4b genoemde gegevens verstrekt.

  • 4 Ten aanzien van het in oppervlaktewater gebruiken van een categorie 1-bouwstof zijn de regels, gesteld bij of krachtens artikel 7, tweede en derde lid, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 22

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

  • 1 Een bouwstof wordt in oppervlaktewater slechts gebruikt indien voor de in bijlage 2 vermelde organische stoffen en, in geval het grond betreft, tevens voor de in die bijlage vermelde anorganische stoffen de samenstelling van die bouwstof door een door Onze Ministers aangewezen instantie is bepaald.

  • 3 In afwijking van het tweede lid vindt voor grond de bepaling van de samenstelling plaats overeenkomstig de regels, gesteld bij of krachtens artikel 9, derde of zevende lid.

  • 4 Een bouwstof wordt in oppervlaktewater slechts gebruikt indien voor de in bijlage 2 vermelde anorganische stoffen de immissie in het oppervlaktewater als gevolg van emissie uit die bouwstof door een door Onze Ministers aangewezen instantie is bepaald.

  • 6 Degene die een categorie 1-bouwstof gebruikt en beschikt over een voor de desbetreffende bouwstof afgegeven, door Onze Ministers erkende kwaliteitsverklaring voldoet aan de bij of krachtens het eerste tot en met het vijfde lid gestelde regels.

  • 7 Tot vijf jaar na het tijdstip waarop een categorie 1-bouwstof die geen grond is, in een werk is aangebracht, verstrekt degene die de bouwstof gebruikt, op verzoek van het bevoegd gezag:

    • a. gegevens met betrekking tot de samenstelling van die bouwstof en van de immissie in de bodem als gevolg van emissie uit die bouwstof in het oppervlaktewater, verkregen door bepaling van die samenstelling en immissie overeenkomstig het bepaalde in het tweede onderscheidenlijk vijfde lid, dan wel

    • b. een voor die bouwstof afgegeven kwaliteitsverklaring als bedoeld in het zesde lid.

Artikel 23

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Ten aanzien van degene die een bouwstof gebruikt in oppervlaktewater, is artikel 10 van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in het eerste lid, onder a, en in het tweede lid van dat artikel in plaats van "de bodem" wordt gelezen: de bodem onder oppervlaktewater.

Artikel 24

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Grond die behoort tot de categorie 1-bouwstoffen, wordt in oppervlaktewater slechts gebruikt in een hoeveelheid van ten minste 50 m3 aaneensluitend in een werk.

Artikel 25

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

  • 1 Met betrekking tot het gebruiken van een bouwstof in oppervlaktewater, is artikel 13 van overeenkomstige toepassing.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op een categorie 1-bouwstof.

Artikel 26

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

  • 2 In de in het eerste lid bedoelde voorschriften wordt ten minste bepaald dat degene die de bouwstof gebruikt:

    • a. een zodanige isolerende afdichting aanbrengt dat nagenoeg geen contact van de bouwstof met het oppervlaktewater, met hemelwater of met het grondwater plaatsvindt;

    • b. de afdichting zodanig onderhoudt en controleert dat haar goede werking is gewaarborgd, en

    • c. de gegevens, verkregen bij de controles van de afdichting, op verzoek aan het bevoegd gezag verstrekt.

  • 3 Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op een categorie 1-bouwstof.

Artikel 27

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op een categorie 1-bouwstof.

Hoofdstuk 4. Overgangs- en slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Artikel 28

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

  • 1 Onze Ministers dragen zorg voor opstelling en bekendmaking van een overzicht, alsmede van wijziging van dat overzicht, van bouwstoffen waarvoor een door hen erkende kwaliteitsverklaring is afgegeven.

  • 2 Het in het eerste lid bedoelde overzicht omvat tevens een overzicht van bouwstoffen die overeenkomstig de Europese richtlijn bouwprodukten moeten zijn voorzien van de CE-markering en die bovendien, bij een bepaalde wijze van gebruik, in overeenstemming zijn met de bij of krachtens dit besluit gestelde eisen met betrekking tot samenstelling en immissie.

  • 3 Bij regeling van Onze Ministers kunnen nadere regels worden gesteld omtrent opstelling en bekendmaking van het in het eerste lid bedoelde overzicht en van wijziging van dat overzicht.

Artikel 29

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Artikel 30

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip waarop dit artikel vervalt, wordt in afwijking van artikel 1, eerste lid, onder u, onder "deskundig bedrijf" verstaan: een bedrijf dat of een dienst die aantoonbare ervaring en deskundigheid heeft met het verrichten van een bij of krachtens dit besluit voorgeschreven werkzaamheid.

Artikel 31

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Een artikel van dit besluit of onderdeel daarvan is niet van toepassing op het gebruiken van een bouwstof in een werk, indien die bouwstof in dat werk is aangebracht uiterlijk zes maanden na het tijdstip waarop dat artikel of artikelonderdeel ingevolge artikel 32 in werking treedt.

Artikel 32

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 1998 danwel met ingang van een ander, bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Dit tijdstip kan voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan en voor verschillende, bij het koninklijk besluit aan te wijzen bouwstoffen of categorieën van bouwstoffen, die op een bij het koninklijk besluit aan te geven wijze worden gebruikt, verschillend worden gesteld.

Artikel 33

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Dit besluit wordt aangehaald als: Bouwstoffenbesluit bodem- en oppervlaktewaterenbescherming.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 23 november 1995

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Margaretha de Boer

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

A. Jorritsma-Lebbink

Uitgegeven de dertigste november 1995

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Bijlage 1. Behorende bij de artikelen 1, eerste lid, onder H, en 6, tweede lid, van het bouwstoffenbesluit bodem- en oppervlaktewaterenbescherming

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Samenstellingswaarden voor schone grond

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Stof

CAS-nummer

Samenstellingswaarden uitgaande van 25% lutum en 10% humus* (mg/kg droge stof tenzij anders vermeld)

Anorganische stoffen

   
     

1. Metalen

   

arseen (As)

[7440-38-2]

29

barium (Ba)

[7440-39-3]

200

cadmium (Cd)

[7440-43-9]

0,8

chroom (Cr)

[7440-47-3]

100

     

cobalt (Co)

[7440-48-2]

20

koper (Cu)

[7440-50-8]

36

kwik (Hg)

[7439-97-6]

0,3

lood (Pb)

[7439-92-1]

85

     

molybdeen (Mo)

[7439-98-7]

10

nikkel (Ni)

[7440-02-0]

35

tin (Sn)

[7440-31-5]

20

zink (Zn)

[7440-66-5]

140

     

2. Overige anorganische stoffen

   

bromide

n.v.t.

20 1

chloride

n.v.t.

200 2

cyanide (vrij)

n.v.t.

1

     

cyanide-complex

n.v.t.

5

fluoride

n.v.t.

175 + 13 Lu

sulfiden (totaal)

n.v.t.

2

     

Organische stoffen

   
     

3. Aromatische stoffen

   

benzeen

[71-43-2]

0,05

ethylbenzeen

[100-41-4]

0,05

tolueen

[108-88-3]

0,05

xylenen (som) 3

[95-47-6], [108-38-3], [106-42-3]

0,05

     

isopropylbenzeen

[98-82-8]

a

styreen (Vinylbenzeen)

[100-42-5]

0,1

     

fenol

[108-95-2]

0,05

o-cresol (o-Methylfenol)

[95-48-7]

a

m-cresol (m-Methylfenol)

[108-39-4]

a

     

o-dihydroxybenzeen (Catechol)

[120-80-9]

a

1-hydroxynaftaleen (α-Naftol)

[90-15-3]

a

5-methyl-2-isopropylfenol (Thymol)

[89-83-8]

a

     

4. Polycylische aromatische koolwaterstoffen (PAK's)

   

PAK’s totaal (som 10) 4

[91-20-3], [85-01-8], [120-12-7], [206-44-0], [56-55-3], [218-01-9], [207-08-9], [50-32-8], [191-24-2], [193-39-5]

1

     

5. Gechloreerde koolwaterstoffen

   

a. (vluchtige) chloorkoolwaterstoffen

   

monochloorpropenen (som)

[590-21-6], [557-98-2], [107-05-1]

0,01

dichloormethaan

[75-09-2]

a

1,3-dichloorpropeen

[542-75-6]

a

     

trichloormethaan

[67-66-3]

0,001

trichloorethanen (som)

[79-01-6], [79-00-5]

0,001

trichlooretheen (Tri)

[79-01-6]

0,001

     

tetrachloormethaan (Tetra)

[56-23-5]

0,001

tetrachloorethanen (som)

[630-20-6], [79-34-5]

0,001

tetrachlooretheen (Per)

[127-18-4]

0,01

     

hexachloorethaan

[67-72-1]

0,01

bis(2-chloorisopropyl)-ether

[39638-32-9]

a

epichloorhydrine

[106-89-8]

a

     

b. chloorbenzenen

   

monochloorbenzeen

[108-90-7]

a

dichloorbenzenen (som)

[95-50-1], [541-73-1], 106-46-7]

0,01

trichloorbenzenen (som)

[87-61-6], [120-82-1], [108-70-3]

0,01

tetrachloorbenzenen (som)

[634-66-2], [634-90-2], [95-94-3]

0,01

     

pentachloorbenzeen

[608-93-5]

0,0025

hexachloorbenzeen

[188-74-1]

0,0025

     

c. chloorfenolen

   

monochloorfenolen (som)

[95-57-8], [108-43-0], [106-48-9]

0,0025

dichloorfenolen (som)

[576-24-9], [120-83-2], [583-78-8], [87-65-0], [95-77-2], [591-35-5]

0,003

trichloorfenolen (som)

[15950-66-0], [933-78-8], [933-75-5], [95-95-4], [88-06-2], [609-19-18]

0,001

tetrachloorfenolen (som)

[4901-51-3], [58-90-2], [935-95-5]

0,001

     

pentachloorfenol

[87-86-5]

0,002

     

d. polychloorbifenylen (PCB's)

   

PCB 28

[7012-37-5]

0,001

PCB 52

[35693-99-3]

0,001

PCB 101

[37680-37-2]

0,004

PCB 138

[35065-28-2]

0,004

PCB 153

[35065-27-1]

0,004

PCB 180

[35065-29-3]

0,004

     

PCB’s (som 6) 5

[7012-37-5], [35693-99-3], [37680-37-2], [35065-28-2], [35065-27-1], [35065-29-3]

0,02

     

PCB 118

[31508-00-6]

0,004

     

e. overige gechloreerde koolwaterstoffen

   

chlooranilinen (som)

[95-51-2], [108-42-9], [106-47-8]

a

dichlooranilinen (som)

[608-27-5], [554-00-7], [95-82-9], [608-31-1], [95-76-1], [626-43-7]

a

EOCl (totaal)

n.v.t.

0,1

     

monochloornitrobenzenen (som)

[88-73-3], [121-73-3], [100-10-5]

0,01

dichloornitrobenzenen (som)

[3209-22-1], [611-06-3], [89-61-2], [99-54-7], [618-62-2], [601-88-7]

0,01

monochloortoluenen (som)

[95-49-8], [108-49-8], [106-43-4]

a

     

6. Bestrijdingsmiddelen

   

a. organochloor-bestrijdingsmiddelen

   

aldrin

[390-00-2]

0,0025

chloordaan

[57-74-9]

0,01

DDT/DDE/DDD 6

[72-54-9], [53-19-0],[784-02-6], [72-54-8], [3424-82-6], [50-29-3]

0,0025

     

dieldrin

[60-57-1]

0,0005

endrin

[72-20-8]

0,001

α-endosulfan

[115-29-7]

0,0025

     

α-HCH

[319-84-6]

0,0025

ß-HCH

[319-85-7]

0,001

γ-HCH (lindaan)

[58-89-9]

0,05 µg/kg

     

heptachloor

[76-44-8]

0,0025

heptachloorepoxide (som)

[280044-83-9], [1024-5703]

0,0025

hexachloorbutadiëen

[87-68-3]

0,0025

     

b. organofosfor-bestrijdingsmiddelen

   

azinfos-methyl

[86-50-0]

0,06 µg/kg

azinfos-ethyl

[2642-71-9]

0,01

cholinesterase remming

n.v.t.

a

     

demeton (som)

[17040-19-6], [298-03-3], [126-75-0], [919-86-8]

a

diazinon

[333-41-5]

0,07 µg/kg

dichloorvos

[62-73-7]

a

dimetheoaat

[60-51-5]

a

     

disulfoton

[298-04-4]

0,01

fenitrothion

[122-14-5]

0,01

malathion

[121-75-5]

0,02 µg/kg

     

parathion(-ethyl)

[56-38-2]

0,04 µg/kg

parathion + parathion-methyl

[56-38-2], [298-00-0]

0,01

triazofos

[24017-47-8]

0,01

trichloorfon

[52-68-6]

a

     

c. organotinbestrijdingsmidddelen

   

TBTO

[56-35-9]

0,0001

     

d. chloorphenoxy-carbonzuur herbiciden

   

2,4-D

[94-75-7]

a

dichloorprop

[120-36-5]

a

mcpa

[94-74-6]

a

mecoprop

[93-65-2]

a

     

2,4,5-T

[93-76-5]

a

     

e. aromatische chloor-aminen

   

linuron

[330-55-2]

a

monolinuron

[1746-81-2]

a

3,3-dichloorbenzidine

[91-94-1]

a

     

f. overige bestrijdingsmiddelen

   

atrazine

[1912-24-9]

0,05 µg/kg

4-chloor-3-methylfenol

[59-50-7]

a

chloridazon

[1698-60-8]

a

     

dibroomethanen (som)

[557-91-5], [106-93-4]

a

dichloorethanen (som)

[75-34-3], [107-06-2]

a

dichloorethenen (som)

[75-35-4], [156-59-2], [156-60-5]

a

dichloorpropanen (som)

[78-87-5], [142-28-9], [78-99-9], [594-20-7]

a

     

1,3-dichloor-2-propanol

[96-23-1]

a

methylbromide

[74-83-9]

a

monochloorazijnzuur

[79-07-2]

a

propanil

[709-98-8]

a

     

trifluralin

[1582-09-8]

0,01

     

7. Overige organische stoffen

   

acrylonitril

[107-13-1]

a

benzidine (som)

[92-87-5]

a

bifenyl

[92-52-4]

a

cyclohexanon

[108-94-1]

0,1

     

dimethylamine

[124-40-3]

a

diethylamine

[109-89-7]

a

ftalaten (som)

n.v.t.

0,1

geoxideerde PAK’s (totaal)

n.v.t.

1

     

heptaan

[142-82-5]

1

hydrazine

[302-01-2]

a

minerale olie 7

n.v.t.

50

octaan

[111-65-9]

1

     

pyridine

[110-86-1]

0,1

tetrahydrofuran

[109-99-9]

0,1

tetrahydrothiofeen

[110-01-0]

0,1

Verklaring van de afkortingen en tekens

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

a = aantoonbaarheidsgrens. De samenstellingswaarde voor de desbetreffende stof is gelijkgesteld aan de aantoonbaarheidsgrens.

Lu = gemeten percentage lutum in de te beoordelen grond.

* Voor de omrekening van de samenstellingswaarden van de standaardgrond naar de samenstellingswaarde voor de te beoordelen grond geldt voor zware metalen de volgende formule:

Bijlage 13628.png

waarin:

Swb = samenstellingswaarde van de te beoordelen grond (mg/kg)

Swstd = samenstellingswaarde van de standaardbodem (25% lutum en 10% humus) (mg/kg) (zie tabel met samenstellingswaarden in respectievelijk bijlage 1 en 2)

%lutum = gemeten percentage lutum in de te beoordelen grond

%org.stof = gemeten percentage organische stof in de te beoordelen grond

A, B en C = constanten afhankelijk van het metaal (zie tabel 2)

Indien zich meetproblemen met lage gehalten organische stof of lutum voordoen kan van percentages van 2% organisch stof en lutum uitgegaan worden.

* Voor de omrekening van de samenstellingswaarden van de standaardgrond naar de samenstellingswaarden voor de te beoordelen grond geldt voor organische stoffen de volgende formule:

Bijlage 13629.png

waarin:

Swb = samenstellingswaarde van de te beoordelen grond (mg/kg)

Swstd = samenstellingswaarde voor de standaardbodem (10% humus) (mg/kg) (zie tabel met samenstellingswaarden in respectievelijk bijlage 1 en 2)

%org.stof = gemeten percentage organische stof in de te beoordelen grond. Voor grond met gemeten organisch stofgehalten van meer dan 30% respectievelijk minder dan 2% worden gehalten van respectievelijk 30% en 2% aangehouden.

Tabel 2. Stofafhankelijke constanten metalen

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Stof

A

B

C

arseen (As)

15

0,4

0,4

barium (Ba)

30

5

0

cadmium (Cd)

0,4

0,007

0,021

chroom (Cr)

50

2

0

       

cobalt (Co)

2

0,28

0

koper (Cu)

15

0,6

0,6

kwik (Hg)

0,2

0,0034

0,0017

lood (Pb)

50

1

1

       

molybdeen 8(Mo)

1

0

0

nikkel (Ni)

10

1

0

tin a(Sn)

1

0

0

zink (Zn)

50

3

1,5

Bijlage 2. Behorende bij de artikelen 1, eerste lid, onder j, k en l, 7, 9 en 22 van het bouwstoffenbesluit bodem- en oppervlaktewaterenbescherming

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Samenstellings- en immissiewaarden voor bouwstoffen, niet zijnde schone grond

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Stof

CAS-nummer

immissie-waarden (mg/m2 per 100 jaar)

samenstellingswaarden voor andere bouwstoffen dan grond (mg/kg droge stof)

samenstellingswaarden voor grond uitgaande van 25% lutum en 10% humus* (mg/kg droge stof)

Anorganische stoffen

       
         

1. Metalen

       

antimoon (Sb)

[7440-36-0]

  39

-

-

arseen (As)

[7440-38-2]

 435

-

55

barium (Ba)

[7440-39-3]

6 300

-

625

cadmium (Cd)

[7440-43-9]

  12

-

12

         

chroom (Cr)

[7440-47-3]

1 500

-

380

cobalt (Co)

[7440-48-2]

  300

-

240

koper (Cu)

[7440-50-8]

 540

-

190

kwik (Hg)

[7439-97-6]

  4,5

-

10

         

lood (Pb)

[7439-92-1]

1 275

-

530

molybdeen (Mo)

[7439-98-7]

 150

-

200

nikkel (Ni)

[7440-02-0]

 525

-

210

seleen (Se)

[7782-49-2]

  15

-

-

         

tin (Sn)

[7440-31-5]

 300

-

-

vanadium (V)

[7440-62-2]

2 400

-

-

zink (Zn)

[7440-66-5]

2 100

-

720

         

2. Overige anorganische stoffen

       

bromide

n.v.t.

 300 9

-

-

chloride

n.v.t.

30 000 10

-

-

cyanide (vrij)

n.v.t.

  15

-

20

cyanide (complex) (pH≥5) 11

n.v.t.

  75

-

50

         

cyanide (complex) (pH<5)c

n.v.t.

  75

-

650

fluoride

n.v.t.

14 000 12

-

-

thiocyanaten (som)

n.v.t.

  -

-

20

sulfaat

n.v.t.

45 000 13

-

-

         

Organische stoffen

       
         

3. Aromatische stoffen

       

benzeen

[71-43-2]

  -

1,25

1

ethylbenzeen

[100-41-4]

  -

1,25

1,25

tolueen

[108-88-3]

  -

1,25

1,25

xylenen (som) 14

[95-47-6], [108-38-3], [106-42-3]

  -

1,25

1,25

         

styreen (Vinylbenzeen)

[100-42-5]

  -

-

100

fenol

[108-95-2]

  -

1,25

1,25

cresolen (som) 15

[108-39-4], [95-48-7], [106-44-5]

  -

-

5

         

o-dihydroxybenzeen (Catechol)

[120-80-9]

  -

-

20

m-dihydroxybenzeen (Resorcinol)

[108-46-3]

  -

-

10

p-dihydroxybenzeen (Hydrochinon)

[123-31-9]

  -

-

10

         

4. Polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK's)

       

naftaleen

[91-20-3]

  -

5 16

5

fenantreen

[85-01-8]

  -

20h

20

antraceen

[120-12-7]

  -

10h

10

fluoranteen

[206-44-0]

  -

35h

35

         

chryseen

[56-55-3]

  -

10h

10

benzo(a)antraceen

[218-01-9]

  -

50h

40

benzo(a)pyreen

[207-08-9]

  -

10h

10

benzo(k)fluoranteen

[50-32-8]

  -

50h

40

         

indeno (1,2,3cd) pyreen

[191-42-2]

  -

50h

40

benzo(ghi)peryleen

[193-39-5]

  -

50h

40

PAK’s totaal (som 10) 17

[91-20-3], [85-01-8], [120-12-7], [206-44-0], [56-55-3], [218-01-9], [207-08-9], [50-32-8], [191-42-2], [193-39-5]

  -

75h

40

         

5. Gechloreerde koolwaterstoffen

       

a. (vluchtige) chloorkoolwaterstoffen

       

monochlooretheen (Vinylchloride)

[75-01-4]

  -

-

0,1

dichloormethaan

[75-09-2]

  -

-

4

1,2-dichloorethaan

[107-06-2]

  -

-

4

         

trichloormethaan

[67-66-3]

  -

-

3

trichlooretheen (Tri)

[79-01-6]

  -

-

4

tetrachloormethaan (Tetra)

[56-23-5]

  -

-

1

tetrachlooretheen (Per)

[127-18-4]

  -

-

4

         

chloornaftaleen (som α, ß)

[90-13-1], [91-58-7]

  -

-

10

         

b. chloorbenzenen

       

chloorbenzenen (som) 18

[108-90-7],[95-50-1], [541-73-1], [106-46-7], [87-61-6], [120-82-1], [108-70-3], [634-66-2], [634-90-2],[95-94-3], 608-93-5], [188-74-1]

  -

-

5

         

c. chloorfenolen

       

chloorfenolen (som) 19

[95-57-8], [108-43-0], [106-48-9], [576-24-9], [120-83-2], [583-78-8], [87-65-0], [95-77-2], [591-35-5], [15950-66-0], [933-78-8], [933-75-5], [95-95-4], [88-06-2], [609-19-8], [4901-51-3], [935-95-5], [58-90-2], [87-86-5]

  -

-

6

pentachloorfenol

[87-86-5]

  -

-

5

         

d. polychloor-bifenylen (PCB's)

       

PCB’s (som 7) 20

[7012-37-5], [35693-99-3], [37680-37-2], [35065-28-2], [35065-27-1], [35065-29-3], [31308-00-6]

  -

0,5

0,5

         

e. overige gechloreerde-koolwaterstoffen

       

EOCl (totaal)

n.v.t.

  -

3 mg Cl/kg

3 mg Cl/kg

         

6. Bestrijdingsmiddelen

       

a. organochloor bestrijdingsmiddelen

       

DDT/DDE/DDD 21

[72-54-9], [53-19-0], [784-02-6], [72-54-8], [3424-82-6], [50-29-3]

  -

-

0,5

drins (som) 22

[390-00-2], [60-57-1], [72-20-8]

  -

-

0,5

HCH-verbindingen 23

[319-84-6], [319-85-7], [58-89-9], [319-86-8]

  -

-

0,5

         

organochloorhoudende bestrijdingsmiddelen (som) 24

n.v.t.

  -

0,5

0,5

         

b. overige bestrijdingsmiddelen

       

atrazine

[1912-24-9]

  -

-

0,5

carbaryl

[63-25-2]

  -

-

0,5

carbofuran

[1563-66-2]

  -

-

0,5

maneb

[1247-38-2]

  -

-

0,5

         

niet-chloorhoudende bestrijdingsmiddelen (som) 25

n.v.t.

  -

0,5

0,5

         

7. Overige stoffen

       

cyclohexanon

[108-94-1]

  -

-

270

ftalaten (som)

n.v.t.

  -

-

60

minerale olie 26

n.v.t.

  -

500 27

500

pyridine

[110-86-1]

  -

-

1

         

tetrahydrofuran

[109-99-9]

  -

-

0,4

tetrahydrothiofeen

[110-01-0]

  -

-

90

Verklaring van de afkortingen en tekens: Zie bijlage 1.

Bijlage 3. Behorende bij artikel 11, zevende lid, van het bouwstoffenbesluit bodem- en oppervlaktewaterenbescherming

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Gegevens die dienen te worden verstrekt bij een melding als bedoeld in artikel 11, eerste lid

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

I. Bij een melding als bedoeld in artikel 11, eerste lid, worden de volgende gegevens verstrekt:

  • 1. de naam en het adres van degene die de bouwstof zal gebruiken;

  • 2. het adres, de kadastrale aanduiding en een plattegrond van de plaats waar, alsmede het tijdstip waarop de bouwstof zal worden gebruikt;

  • 3. de vermelding van de bouwstof die zal worden gebruikt, alsmede het soort werk waarvoor de bouwstof zal worden gebruikt;

  • 4. de gegevens met betrekking tot de samenstelling van de bouwstof en de immissie uit de bouwstof in de bodem, verkregen door bepaling van die samenstelling en immissie overeenkomstig de bij of krachtens artikel 9, tweede, derde, vijfde, zesde of zevende lid, gestelde regels, dan wel een voor de desbetreffende bouwstof afgegeven, door Onze Ministers erkende kwaliteitsverklaring;

  • 5. gegevens met betrekking tot de hoeveelheid waarin de bouwstof zal worden gebruikt.

II. Indien isolatiemaatregelen en daarbij behorende controle- en beheersmaatregelen als bedoeld in artikel 14, eerste lid, worden getroffen, worden tevens gegevens verstrekt over die maatregelen.

Bijlage 4A. Behorende bij artikel 18, derde lid, van het bouwstoffenbesluit bodem- en oppervlaktewaterenbescherming

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Gegevens die dienen te worden verstrekt bij een melding als bedoeld in artikel 18, tweede lid

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Bij een melding als bedoeld in artikel 18, tweede lid, worden de volgende gegevens verstrekt:

  • 1. de naam en het adres van degene die de schone grond zal gebruiken, en

  • 2. het adres, de kadastrale aanduiding en een plattegrond van de plaats waar de schone grond zal worden gebruikt.

Bijlage 4B. Behorende bij artikel 21, derde lid van het bouwstoffenbesluit bodem- en oppervlaktewaterenbescherming

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Gegevens die dienen te worden verstrekt bij een melding als bedoeld in artikel 21, tweede lid

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Bij een melding als bedoeld in artikel 21, tweede lid, worden de volgende gegevens verstrekt:

  • 1. de naam en het adres van degene die de categorie 1-bouwstof zal gebruiken;

  • 2. het adres, de kadastrale aanduiding en een plattegrond van de plaats waar de categorie 1-bouwstof zal worden gebruikt, en voor zover grond zal worden gebruikt:

  • 3. de gegevens met betrekking tot de samenstelling van de grond en de immissie uit de grond in het oppervlaktewater, verkregen door bepaling van die samenstelling en immissie overeenkomstig de bij of krachtens artikelartikel 9, derde, vijfde, zesde of zevende lid gestelde regels, dan wel een voor de grond afgegeven, door onze Ministers erkende kwaliteitsverklaring.

  1. Bij het gebruiken van schone grond op plaatsen waar een direct contact is of mogelijk is met brak oppervlaktewater of zeewater met van nature een chloride-gehalte van meer dan 5000 mg/l, geldt voor bromide, in afwijking van de tabel, geen samenstellingswaarde. ^ [1]
  2. Bij het gebruiken van schone grond op plaatsen waar een direct contact is of mogelijk is met brak oppervlaktewater of zeewater met van nature een chloride-gehalte van meer dan 5000 mg/l, geldt voor chloride, in afwijking van de tabel, geen samenstellingswaarde. ^ [2]
  3. Onder xylenen (som) wordt verstaan: som van o-xyleen, m-xyleen en p-xyleen. ^ [3]
  4. Onder PAK (som 10) wordt verstaan: de som van antraceen, benzo(a)antraceen, benzo(k)fluorantheen, benzo(a)pyreen, chryseen, fenantreen, fluoranteen, indeno (1,2,3-cd) pyreen, naftaleen en benzo(ghi)peryleen. ^ [4]
  5. Onder PCB’s (som 6) wordt verstaan: de som van PCB 28, 52, 101, 138, 153 en 180. ^ [5]
  6. Onder DDT/DDD/DDE wordt verstaan: de som van DDT, DDD en DDE. ^ [6]
  7. Minerale olie heeft betrekking op de som van de (al dan niet) vertakte alkanen. Indien er enigerlei vorm van minerale olie verontreiniging wordt aangetoond in grond, dan dient naast het minerale olie-gehalte er ook het gehalte aan aromatische en/of polycyclische aromatische koolwaterstoffen bepaald te worden. ^ [7]
  8. Voor molybdeen en tin wordt geen correctie gehanteerd. ^ [8]
  9. Bij het gebruiken van een bouwstof op plaatsen waar een direct contact is of mogelijk is met brak oppervlaktewater of zeewater met van nature een chloride-gehalte van meer dan 5000 mg/l, geldt voor bromide, in afwijking van de tabel, geen immissiewaarde. ^ [9]
  10. De in de tabel aangegeven immissiewaarde voor chloride is uitgedrukt in mg/m2 per 1 jaar. Voor chloride geldt in afwijking van de in de tabel aangegeven immissiewaarde: a. een immissiewaarde van 87000 mg/m2 per 1 jaar bij het gebruiken op of in de bodem van een niet-vormgegeven bouwstof die als categorie 1-bouwstof wordt toegepast; b. een immissiewaarde van 174000 mg/m2 per 1 jaar bij het gebruiken in oppervlaktewater van een niet-vormgegeven bouwstof die als categorie 1-bouwstof wordt toegepast, enc. geen immissiewaarde bij het gebruiken van een bouwstof op plaatsen waar een direct contact is of mogelijk is met brak oppervlaktewater of zeewater met van nature een chloride-gehalte van meer dan 5000 mg/l. ^ [10]
  11. Zuurgraad: pH (0,01 M CaCl2). Voor de bepaling pH groter dan of gelijk aan 5 en pH kleiner dan 5 geldt het 90-percentiel van de gemeten waarden. ^ [11]
  12. Bij het gebruiken van een bouwstof op plaatsen waar een direkt contact is of mogelijk is met brak oppervlaktewater of zeewater met van nature een chloridegehalte van meer dan 5000 mg/l geldt voor fluoride, in afwijking van de in de tabel aangegeven immissiewaarde, een immissiewaarde van 56000 mg/m2 per 100 jaar. ^ [12]
  13. De in de tabel aangegeven immissiewaarde voor sulfaat is uitgedrukt in mg/m2 per 1 jaar. Voor sulfaat geldt in afwijking van de in de tabel aangegeven immissiewaarde: a. een immissiewaarde van 100 000 mg/m2 per 1 jaar bij het gebruiken op of in de bodem van een niet-vormgegeven bouwstof die als categorie 1-bouwstof wordt toegepast; b. een immissiewaarde van 124 000 mg/m2 per 1 jaar bij het gebruiken in oppervlaktewater van een niet-vormgegeven bouwstof die als categorie 1-bouwstof wordt toegepast, en c. een immissiewaarde van 180 000 mg/m2 per 1 jaar bij het gebruiken van een bouwstof op plaatsen waar een direkt contact is of mogelijk is met brak oppervlaktewater of zeewater met van nature een chloridegehalte van meer dan 5000 mg/l. ^ [13]
  14. Onder Xylenen (som) wordt verstaan: som van m-Xyleen, p-Xyleen en o-Xyleen. ^ [14]
  15. Onder Cresolen (som) wordt verstaan: som van m-Cresol, p-Cresol en o-Cresol. ^ [15]
  16. Voor bouw- en sloopafval en daarvan gemaakte produkten (waaronder betongranulaat, menggranulaat, brekerzand en zeefzand) geldt in afwijking van de tabel: a geen samenstellingswaarde voor individuele PAK's, en b een samenstellingswaarde voor de PAK’s totaal (10 PAK's) van 50 mg/kg. Deze afwijking van de tabel is niet van toepassing op het in voetnoot 19 omschreven asfaltgranulaat. ^ [16]
  17. Onder PAK (som van 10) wordt verstaan: de som van antraceen, benzo(a)antraceen, benzo(k)fluorantheen, benzo(a)pyreen, chryseen, fenantreen, fluoranteen, indeno (1,2,3-cd) pyreen, naftaleen, benzo(ghi)peryleen. ^ [17]
  18. Onder chloorbenzenen (som) wordt verstaan: de som van alle isomeren van alle chloorbenzenen (mono-, di-, tri-, tetra-, penta- en hexachloorbenzeen). ^ [18]
  19. Onder chloorfenolen (som) wordt verstaan: de som van alle isomeren van chloorfenolen (mono-, di-, tri-, tetra-, en pentachloorfenol). ^ [19]
  20. Onder PCB’s (som 7) wordt verstaan: de som van PCB 28, 52, 101, 118, 138, 153, 180. ^ [20]
  21. Onder DDT/DDD/DDE wordt verstaan: de som van DDT, DDD en DDE. ^ [21]
  22. Onder drins wordt verstaan: de som van aldrin, dieldrin en endrin. ^ [22]
  23. Onder HCH-verbindingen wordt verstaan: de som van α-HCH, ß-HCH, γ-HCH en δ-HCH. ^ [23]
  24. Onder organochloorhoudende bestrijdingsmiddelen (som) wordt verstaan: de som van alle chloor bevattende bestrijdingsmiddelen. ^ [24]
  25. Onder niet-chloorhoudende bestrijdingsmiddelen (som) wordt verstaan: de som van alle bestrijdingsmiddelen met uitzondering van de chloorhoudende bestrijdingsmiddelen. ^ [25]
  26. Minerale olie heeft betrekking op de som van de (al dan niet) vertakte alkanen. Indien er enigerlei vorm van minerale olie verontreiniging wordt aangetoond in grond, dan dient naast het minerale olie-gehalte ook het gehalte aan aromatische en/of polycyclische aromatische koolwaterstoffen bepaald te worden. ^ [26]
  27. Voor de hierna genoemde bouwstoffen geldt, in afwijking van de tabel, voor minerale olie geen samenstellingswaarde: - Asfalt of asfaltbeton, inclusief mogelijke oppervlakbehandelingen, tussenlagen en deklagen, zijnde een bouwstof die bestaat uit een bindmiddel op basis van bitumen, steenachtig materiaal, zand en vulstof en die als zodanig regulier in de wegen- en waterbouw danwel voor constructies van al dan niet vloeistofdichte vloeren wordt gebruikt. - Gestabiliseerd asfaltgranulaat, zijnde een bouwstof die bestaat uit zand, cement en/of bitumenemulsie, water en tenminste 70% (m/m) asfaltgranulaat, die als zodanig regulier in de wegen- of waterbouw wordt gebruikt en waarbij het gehalte aan asfaltbeton in het asfaltgranulaat tenminste 40% bedraagt. - Asfaltgranulaat, zijnde een bouwstof die als zodanig regulier in funderingen in de wegenbouw wordt gebruikt en die bestaat uit tenminste 80% gebroken of gefreesd asfalt of asfaltbeton. - Gemineraliseerde bitumen dakbedekkingsmaterialen zoals die regulier in de burger- en utiliteitsbouw worden gebruikt. ^ [27]