Tijdelijk besluit kwaliteitsregels kinderopvang

[Regeling vervallen per 27-04-2005.]
Geraadpleegd op 16-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-10-2010 en zichtdatum 01-01-2011.
Geldend van 01-01-1996 t/m 26-04-2005

Besluit van 23 november 1995, houdende regels ter bevordering van de kwaliteit van de kinderopvang

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 4 juli 1995, nr. DJB/KOV-95.2103;

Gelet op artikel 20 van de Welzijnswet 1994;

De Raad van State gehoord (advies van 12 september 1995, nr. W13.95.0338);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 14 november 1995, nr. DJB/KOV-95.4019;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 27-04-2005]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 27-04-2005]

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. kinderopvang: het in georganiseerd verband tegen vergoeding verzorgen en opvoeden van kinderen van 0 jaar tot en met einde basisschoolleeftijd door anderen dan de eigen ouders, pleeg- of stiefouders op uren dat ouders/verzorgers hiervoor niet beschikbaar zijn;

  • b. kindercentrum: kinderopvang buiten een gezinssituatie, alsmede kinderopvang binnen een gezinssituatie, indien de opvang betrekking heeft op gelijktijdig meer dan vier kinderen;

  • c. gastouderopvang: kinderopvang in een gezinssituatie, die tot stand komt door middel van een gastouderbureau en die betrekking heeft op gelijktijdig ten hoogste vier kinderen:

  • d. gastouderbureau: een organisatie die de bemiddeling van gastouderopvang tussen gastouders en ouders/verzorgers regelt;

  • e. gastouder: een persoon die gastouderopvang biedt;

  • f. functionaris:

    • 1. in een kindercentrum werkzame persoon, niet zijnde een vrijwilliger, belast met de verzorging en opvoeding van kinderen;

    • 2. in een gastouderbureau werkzame persoon, belast met de bemiddeling van gastouderopvang, die voor zijn werkzaamheden de op grond van de voor de kinderopvang geldende CAO benodigde opleiding heeft;

  • g. houder: een natuurlijke of rechtspersoon die een kindercentrum of gastouderbureau in stand houdt;

  • h. NEN: door de Stichting Nederlands Normalisatie-Instituut vastgestelde norm.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 27-04-2005]

  • 1 Bij gemeentelijke verordening worden aan houders van kindercentra in ieder geval eisen gesteld die betrekking hebben op:

    • a. de inrichting, hygiënische toestand en veiligheid van het kindercentrum voorzover deze eisen noodzakelijk zijn voor de kinderopvang en hierin niet wordt voorzien bij of krachtens de Woningwet;

    • b. de waarborging van de invloed van functionarissen en van personen behulpzaam bij de verzorging en opvoeding op het beleid van de houder;

    • c. de aansprakelijkheid- en ongevallenverzekering.

  • 2 Bij gemeentelijke verordening worden met betrekking tot kindercentra regels gesteld ten aanzien van de groepsgrootte en de aantallen functionarissen in relatie tot de aantallen kinderen. Daarbij worden ten minste de volgende eisen gesteld:

    • a. de opvang van kinderen vindt in groepen plaats met dien verstande dat een groep van kinderen:

      • 1. in de leeftijd van 0 tot 1 jaar gelijktijdig ten hoogste 12 kinderen omvat;

      • 2. in de leeftijd van 0 tot 13 jaar gelijktijdig ten hoogste 16 kinderen omvat, waaronder ten hoogste 8 kinderen van 0 tot 1 jaar;

      • 3. in de leeftijd van 4 tot 13 jaar gelijktijdig ten hoogste 20 kinderen omvat;

    • b. tenminste één functionaris wordt ingezet voor de verzorging en opvoeding van gelijktijdig ten hoogste:

      • 1. 4 kinderen in de leeftijd van 0 tot 1 jaar;

      • 2. 5 kinderen in de leeftijd van 1 tot 2 jaar;

      • 3. 6 kinderen in de leeftijd van 2 tot 3 jaar;

      • 4. 8 kinderen in de leeftijd van 3 tot 4 jaar;

      • 5. 10 kinderen in de leeftijd van 4 tot het einde van de basisschoolleeftijd;

      • 6. het aantal functionarissen bij een gemengde groep wordt bepaald aan de hand van het gemiddelde, waarbij naar boven kan worden afgerond;

    • c. in afwijking van onderdeel b kan gedurende een beperkte tijd, doch niet meer dan anderhalf uur, na opening en voor sluiting van het kindercentrum en in bijzondere omstandigheden één functionaris minder ingezet worden, met dien verstande dat tenminste één functionaris wordt ingezet;

    • d. indien slechts één functionaris ingezet wordt ingevolge onderdeel b of c, wordt naast deze functionaris ten minste één volwassene ingezet ter ondersteuning van die functionaris;

    • e. per groep is een ruimte beschikbaar, die per kind 3 vierkante meter netto speel/werkoppervlak bevat, bepaald overeenkomstig NEN 2580;

    • f. er is buitenspeelruimte beschikbaar, waarvan de oppervlakte minimaal 4 vierkante meter per spelend kind bedraagt, bepaald overeenkomstig NEN 2580;

    • g. kinderen tot anderhalf jaar beschikken over slaapgelegenheid in een aparte ruimte en kinderen ouder dan anderhalf beschikken over slaapgelegenheid in een rustige, af te scheiden ruimte.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 27-04-2005]

Bij gemeentelijke verordening worden aan houders van een gastouderbureau in ieder geval eisen gesteld met betrekking tot:

  • a. de veiligheid en kwaliteit van de gastouderopvang;

  • b. de waarborging van de invloed van de functionarissen en gastouders op het beleid van de houder;

  • c. de wijze waarop de relatie tussen gastouderbureau, aangesloten gastouders en ouders/verzorgers wordt geregeld en de relatie tussen de gastouders en ouders/verzorgers onderling;

  • d. de aansprakelijkheid- en ongevallenverzekering.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 27-04-2005]

Bij gemeentelijke verordening wordt voorgeschreven dat de houder van een kindercentrum of een gastouderbureau ouders/verzorgers schriftelijk informeert over:

  • a. het te voeren beleid, waaronder het pedagogisch beleid en de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan artikel 2, tweede lid, onder c;

  • b. de wijze waarop klachten worden behandeld;

  • c. de wijze waarop de inspraak is geregeld; en

  • d. de wijze waarop het contact met de ouders/verzorgers wordt onderhouden.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 27-04-2005]

Een houder van een kindercentrum of gastouderbureau ontvangt van de gemeente een verklaring, waaruit blijkt dat aan de in de gemeentelijke verordening gestelde eisen is voldaan. Een door de gemeente op grond van de gemeentelijke verordening verstrekte vergunning wordt met een verklaring gelijkgesteld.

Hoofdstuk II. Overgangs- en slotbepalingen

[Regeling vervallen per 27-04-2005]

Artikel 6

[Regeling vervallen per 27-04-2005]

Bij gemeentelijke verordening wordt bepaald binnen welke termijn, doch uiterlijk binnen een jaar na inwerkingtreding van de verordening, houders voldoen aan de gemeentelijke verordening bedoeld in de artikelen 2, 3 en 4.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 27-04-2005]

Gemeenten voldoen aan dit besluit binnen een jaar na inwerkingtreding van dit besluit.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 27-04-2005]

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 1996 en vervalt op het tijdstip waarop artikel 20 van de Welzijnswet 1994 vervalt.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 27-04-2005]

Dit besluit wordt aangehaald als: Tijdelijk besluit kwaliteitsregels kinderopvang.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 23 november 1995

Beatrix

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. G. Terpstra

Uitgegeven de dertigste november 1995

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager