Wet van 29 november 1995, tot goedkeuring van het op 9 februari 1994 te Brussel tot
stand gekomen verdrag inzake de heffing van rechten voor het gebruik van bepaalde
wegen door zware vrachtwagens alsmede invoering van een belasting met betrekking tot
zware motorrijtuigen
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het op 9 februari 1994 te Brussel tot stand
gekomen verdrag inzake de heffing van rechten voor het gebruik van bepaalde wegen
door zware vrachtwagens ingevolge artikel 91, eerste lid, van de Grondwet de goedkeuring van de Staten-Generaal behoeft, alvorens het Koninkrijk daaraan kan
worden gebonden; alsmede dat het wenselijk is, gelet op dit verdrag en gelet op de
richtlijn nr. 93/89/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 25 oktober 1993 (PbEG L 279) betreffende de toepassing door de Lid-Staten van de belastingen op sommige
voor het goederenvervoer over de weg gebruikte voertuigen en van de voor het gebruik
van sommige infrastructuurvoorzieningen geheven tolgelden en gebruiksrechten, een
belasting te heffen met betrekking tot zware motorrijtuigen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: