Besluit van 1 december 1995, houdende regels tot verruiming van het begrip passende
arbeid voor schoolverlaters en academici
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, gedaan mede
namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van 5 oktober 1995,
Directie Sociale Verzekeringen, Nr. SV/WV/95/2556;
Gelet op artikel 24, vierde lid, van de Werkloosheidswet, artikel 113, vijfde lid, van de Algemene bijstandswet, artikel 35, vierde lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte
werkloze werknemers en artikel 35, vierde lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte
gewezen zelfstandigen;
Gezien het advies van het Tijdelijk instituut voor coördinatie en afstemming van 20-9-1995
en het advies van de Commissie Sociale Voorzieningen van de Sociaal Economische Raad
van 08-9-1995;
De Raad van State gehoord (advies van 2 november 1995, nr. W12.95.0540);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, uitgebracht
mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 22 november
1995, Directie Sociale Verzekeringen, Nr. SV/WV/95/5094;
Hebben goedgevonden en verstaan: