Overdrachtsbesluit Wet toezicht effectenverkeer 1995

Geraadpleegd op 24-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-08-2003.
Geldend van 01-09-2002 t/m 30-11-2003

Besluit van 8 december 1995, houdende uitvoering van artikel 40, eerste lid, van de Wet toezicht effectenverkeer 1995

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën van 19 juli 1995, nr. BGW 95/1677-M, Generale Thesaurie, Directie Binnenlands Geldwezen, Afdeling Effecten, Banken en Monetaire aangelegenheden;

Gelet op artikel 40, eerste lid, van de Wet toezicht effectenverkeer 1995;

De Raad van State gehoord (advies van 31 oktober 1995, nr. W06.95.0403);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Financiën van 5 december 1995, nr. BGW 95/2513-U, Generale Thesaurie, Directie Binnenlands Geldwezen, Afdeling Effecten, Banken en Monetaire aangelegenheden;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a wet: de Wet toezicht effectenverkeer 1995;

  • b de Autoriteit Financiële Markten: de Stichting Autoriteit Financiële Markten;

  • c de Bank: De Nederlandsche Bank N.V.;

  • d Onze Minister: Onze Minister van Financiën.

Artikel 2

  • 2 Met inachtneming van het bepaalde in artikel 40, eerste lid, van de wet worden de taken en bevoegdheden genoemd in het eerste lid, onderdelen d en e, overgedragen aan de Bank.

Artikel 2a

De Autoriteit Financiële Markten raadpleegt de Bank in het kader van de aanvraag van een vergunning als bedoeld in artikel 7 van de wet over de vraag of de aanvrager voldoet aan de bij en krachtens de wet gestelde regels ten aanzien van de financiële waarborgen, alsmede de bedrijfsvoering en informatieverstrekking, voor zover noodzakelijk voor het toezicht op financiële waarborgen.

Artikel 3

  • 1 Aan de overdracht van de taken en bevoegdheden, bedoeld in artikel 2, worden de in het tweede tot en met elfde lid bedoelde beperkingen en voorschriften gesteld onderscheidenlijk verbonden.

  • 2 Schriftelijke afspraken tussen de Autoriteit Financiële Markten of de Bank en andere toezichthoudende autoriteiten die tot uitwerking van de in artikel 33 van de wet bedoelde informatie-uitwisseling dienen, worden ter voorafgaande instemming aan Onze Minister voorgelegd. Onze Minister kan zijn instemming aan deze afspraken slechts onthouden indien naar zijn oordeel de belangen die worden gediend door verdragen of bindende besluiten als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de wet dan wel het algemeen belang zich tegen die afspraken verzetten onderscheidenlijk verzet.

  • 3 In schriftelijke afspraken als bedoeld in het tweede lid die worden gemaakt met toezichthoudende autoriteiten van een staat waarmee het Koninkrijk geen verdrag als bedoeld in dat lid heeft gesloten, wordt bepaald dat deze afspraken bij de totstandkoming nadien van een dergelijk verdrag met die staat wederom ter instemming aan Onze Minister worden voorgelegd. In dat geval toetst Onze Minister die afspraken aan het betrokken verdrag.

  • 4 Instemming als bedoeld in het tweede of derde lid wordt geacht te zijn verkregen indien Onze Minister het voornemen tot het maken van schriftelijke afspraken niet afwijst binnen vier weken na ontvangst van het desbetreffende voorstel of, indien hij om nadere inlichtingen heeft verzocht, binnen vier weken na de ontvangst daarvan.

  • 5 Van schriftelijke afspraken als bedoeld in het tweede lid waarmee Onze Minister heeft ingestemd, wordt door de Autoriteit Financiële Markten of de Bank mededeling gedaan in de Staatscourant.

  • 7 De door de Autoriteit Financiële Markten op grond van artikel 24, tweede lid, van de wet te geven voorschriften met betrekking tot de voor een effectenbeurs te hanteren regels, hun toepassing of de controle op de naleving van die regels, worden zoveel mogelijk gegeven na overleg door de Autoriteit Financiële Markten met de betrokken beurshouder of beurshouders. Voor zover deze voorschriften van algemene strekking zijn, worden zij vooraf aan Onze Minister voorgelegd.

  • 10 De Autoriteit Financiële Markten en de Bank maken schriftelijke afspraken over:

    • a de betrokkenheid van de Bank bij de uitoefening van de in de artikelen 7, vierde en zesde lid, 16, 17, 19 en 20 van de wet genoemde bevoegdheden;

    • b de onderlinge samenwerking en informatie-uitwisseling ten behoeve van de in dit besluit overgedragen taken en bevoegdheden.

  • 11 De in het tiende lid bedoelde schriftelijke afspraken worden na overleg met Onze Minister vastgesteld.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel 5

Dit besluit wordt aangehaald als: Overdrachtsbesluit Wet toezicht effectenverkeer 1995.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 8 december 1995

Beatrix

De Minister van Financiën,

G. Zalm

Uitgegeven de zevenentwintigste december 1995

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager