Stb. 2003, 528, datum inwerkingtreding 01-03-2004, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2003.
1 De S&O-afdrachtvermindering is van toepassing met betrekking tot werknemers die direct
betrokken zijn bij werk dat bij S&O-verklaring is aangemerkt als speur- en ontwikkelingswerk.
De afdrachtvermindering beloopt 42 percent van het loon dat door die werknemers in
het kalenderjaar is genoten ter zake van bedoeld speur- en ontwikkelingswerk voor
zover dat loon in totaal niet meer bedraagt dan € 110 000, en 14 percent van dat loon
voor zover dat in totaal meer bedraagt dan € 110 000. Als loon bedoeld in de vorige
volzin wordt in totaal niet meer in aanmerking genomen dan het bedrag dat in de S&O-verklaring
is aangemerkt als ten hoogste in aanmerking te nemen loon. De S&O-afdrachtvermindering
bedraagt over een kalenderjaar maximaal € 7 941 154 per inhoudingsplichtige dan wel,
ingeval de inhoudingsplichtige, beoordeeld naar de op het tijdstip waarop hij om de
S&O-verklaring verzoekt bekende feiten en omstandigheden, bij de aanvang van het tijdvak
waarop het verzoek betrekking heeft deel uitmaakt van een fiscale eenheid, per fiscale
eenheid. In het laatste geval bedraagt de afdrachtvermindering per inhoudingsplichtige
ten hoogste het in de S&O-verklaring aangegeven deel van het maximum van € 7 941 154.
2 Het in het eerste lid vermelde percentage van 42 wordt vervangen door 60 indien de
inhoudingsplichtige in een of meer van de vijf voorafgaande kalenderjaren geen inhoudingsplichtige
was en voor die periode met betrekking tot ten hoogste twee kalenderjaren een S&O-verklaring
is afgegeven. Indien de voor rekening van de inhoudingsplichtige gedreven onderneming
een voortzetting is van een onderneming die, of een gedeelte van een onderneming dat
direct of indirect is gedreven door een met hem verbonden vennootschap in de zin van
artikel 10a, zevende lid, van de Wet op de loonbelasting 1964, dan wel voor rekening
van een natuurlijk persoon die op het moment van aanvraag een aanmerkelijk belang
in de zin van de Wet op de inkomstenbelasting 2001 heeft in de inhoudingsplichtige,
wordt voor de toepassing van de eerste volzin een ten aanzien van de verbonden vennootschap,
onderscheidenlijk natuurlijk persoon, reeds voor de voortzetting afgegeven S&O-verklaring
aangemerkt als een ten aanzien van de inhoudingsplichtige afgegeven verklaring. Een
S&O-verklaring die is afgegeven voor een deel van een kalenderjaar wordt aangemerkt
als een S&O-verklaring afgegeven met betrekking tot een heel kalenderjaar.
3 Op het in het eerste lid bedoelde loon is niet van toepassing artikel 1, eerste lid,
onderdeel c, onder 1°, 2° en 4°, alsmede artikel 1, eerste lid, onderdeel c, onder
5°, voorzover sprake is van loon dat in geblokkeerde vorm wordt gespaard ingevolge
een spaarloonregeling.
4 Bij wijze van voorlopige voorziening kan niet meer dan een tijdsevenredig gedeelte
van het op de voet van het eerste lid ten hoogste te belopen bedrag aan S&O-afdrachtvermindering
in mindering worden gebracht op de over de ten tijde van de dagtekening van de S&O-verklaring
nog niet verstreken tijdvakken van het kalenderjaar af te dragen loonbelasting (voorlopige
S&O-afdrachtvermindering). De voorlopige S&O-afdrachtvermindering kan de over het
tijdvak af te dragen loonbelasting niet verder verminderen dan tot nihil.
5 De inhoudingsplichtige die deel uitmaakt van een fiscale eenheid en voor speur- en
ontwikkelingswerk werknemers ter beschikking stelt van een onderneming binnen die
fiscale eenheid, wordt volgens bij ministeriële regeling te stellen regels als S&O-inhoudingsplichtige
aangemerkt en wordt tevens geacht dat speur- en ontwikkelingswerk zelf te verrichten.
De inhoudingsplichtige is gehouden voor zoveel nodig de bij deze wet opgelegde verplichtingen
te doen uitvoeren door de onderneming ter beschikking waarvan de werknemers worden
gesteld.