Stb. 2005, 603, datum inwerkingtreding 02-12-2005, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2005.
1 Aan een S&O-inhoudingsplichtige die voornemens is in een kalenderjaar speur- en ontwikkelingswerk
te verrichten geeft Onze Minister van Economische Zaken op verzoek een S&O-verklaring
af. In de verklaring wordt vermeld dat het aangemelde werk is aangemerkt als speur-
en ontwikkelingswerk. Voorts wordt in de verklaring vermeld het bedrag van het vermoedelijke
beloop van het in dat kalenderjaar te genieten loon voor zover dat betrekking zal
hebben op speur- en ontwikkelingswerk en welk gedeelte daarvan, gelet op het in artikel
22, eerste lid, bedoelde maximum ten hoogste in aanmerking kan worden genomen bij
de toepassing van dat artikel. Indien de S&O-inhoudingsplichtige deel uitmaakt van
een fiscale eenheid, wordt in de verklaring tevens vermeld welk deel van het op de
fiscale eenheid betrekking hebbende bedrag van € 7 941 154, genoemd in artikel 21,
eerste lid, wordt toegerekend aan de S&O-inhoudingsplichtige.
2 Aan een S&O-belastingplichtige die voornemens is in een kalenderjaar ten minste 500
uren van zijn voor werkzaamheden beschikbare tijd te besteden aan speur- en ontwikkelingswerk
geeft Onze Minister van Economische Zaken op verzoek een S&O-verklaring af. In de
verklaring wordt vermeld dat het aangemelde werk is aangemerkt als speur- en ontwikkelingswerk.
3 Een verzoek om een S&O-verklaring moet door een S&O-inhoudingsplichtige onderscheidenlijk
een S&O-belastingplichtige worden ingediend uiterlijk vier weken voor de aanvang van
het kalenderhalfjaar waarin het desbetreffende loon zal worden genoten onderscheidenlijk
uiterlijk vier weken voor de aanvang van het kalenderhalfjaar waarin het speur- en
ontwikkelingswerk door de S&O-belastingplichtige zal worden verricht. Een verzoek
kan betrekking hebben op het eerste of het tweede kalenderhalfjaar, dan wel op een
geheel kalenderjaar.
4 Bij ministeriële regeling van Onze Minister van Economische Zaken worden regels gesteld
omtrent de inhoud van het verzoek en de wijze waarop het moet worden ingediend.
5 Onze Minister van Economische Zaken wijkt bij zijn beslissing op het verzoek wat
betreft het begrip loon niet af van hetgeen in het verzoek is vermeld.
6 De beslissing op het verzoek wordt gegeven binnen negen weken na de aanvang van het
tijdvak waarop het verzoek betrekking heeft.
7 Een S&O-verklaring kan worden gewijzigd of ingetrokken indien blijkt dat te harer
verkrijging verstrekte gegevens of bescheiden zodanig onjuist of onvolledig zijn dat
op het verzoek een andere beslissing zou zijn genomen indien bij de beoordeling daarvan
de juiste omstandigheden volledig bekend zouden zijn geweest. Onjuistheid of onvolledigheid
van gegevens of bescheiden die Onze Minister van Economische Zaken bekend was of redelijkerwijs
bekend had kunnen zijn, kan geen grond opleveren voor wijziging of intrekking van
een verklaring. Een S&O-verklaring kan tevens worden gewijzigd of ingetrokken indien
blijkt dat de in artikel 25 bedoelde administratie niet voldoet aan het bij of krachtens
dat artikel bepaalde. De bevoegdheid tot het wijzigen of intrekken van een verklaring
vervalt door verloop van vijf jaren na de dagtekening van de verklaring.
8 In afwijking van het derde lid onderscheidenlijk zesde lid kan bij ministeriële regeling
van Onze Minister van Economische Zaken een latere datum worden vastgesteld waarop
het verzoek uiterlijk moet zijn ingediend onderscheidenlijk de beslissing op het verzoek
uiterlijk moet zijn gegeven. In samenhang daarmee kan de in artikel 23 bedoelde wijziging
van percentages plaatsvinden na 1 januari, met terugwerkende kracht tot en met die
datum.
9 Artikel 3.6, vijfde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 is van overeenkomstige
toepassing.