Wijzigingsbesluit Rijkswachtgeldbesluit 1959, enz.

Geraadpleegd op 04-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2005 en zichtdatum 03-12-2024.
Geldend van 10-01-1996 t/m heden

Besluit van 20 december 1995, houdende wijziging van het Rijkswachtgeldbesluit 1959 en de Uitkeringsregeling 1966

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 13 november 1995, nr. AD95/U1146, directoraat-generaal Management en Personeelsbeleid, directie Personeelsmanagement Rijksdienst, afdeling Arbeidsvoorwaarden en Sociaal Beleid;

Gelet op artikel 125, eerste lid, van de Ambtenarenwet;

De Raad van State gehoord (advies van 5 december 1995, nr.W04.95.0619.);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 12 december 1995, AD95/1263, directoraat-generaal Management en Personeelsbeleid, directie Personeelsmanagement Rijksdienst, afdeling Arbeidsvoorwaarden en Sociaal Beleid;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel III

In afwijking van artikel 7, eerste en tweede lid, van het Rijkswachtgeldbesluit 1959 bedraagt voor de betrokkene die ontslagen is met ingang van een datum die ligt op of na 1 januari 1996 en voor 1 januari 1998 en op het moment van ontslag 55 jaar of ouder is en een voor pensioengeldige diensttijd heeft van ten minste 10 jaren, het wachtgeld gedurende de eerste twaalf maanden 80% en vervolgens 75% van de bezoldiging.

Artikel IV

Betrokkene die ontslagen is met ingang van een datum die ligt op of na 1 oktober 1995 en voor 1 januari 1996 en op het moment van ontslag 55 jaar of ouder is en een voor pensioengeldige diensttijd heeft van ten minste tien dienstjaren, heeft recht op wachtgeld tot de eerste dag van de kalendermaand volgende op die waarin hij de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt.

Het wachtgeld voor betrokkene bedraagt gedurende de eerste drie maanden 93%, gedurende de daaropvolgende negen maanden 83% en vervolgens 75% van de bezoldiging.

Artikel V

In afwijking van artikel 7, eerste en tweede lid, van het Rijkswachtgeldbesluit 1959 en artikel 8c van de Uitkeringsregeling 1966, artikel III en artikel IV worden de daarin genoemde percentages van 93, 83, 80, 75 en 70 gesteld op respectievelijk 90, 80, 77, 72 en 67 zolang de Wet van 20 december 1984, houdende aanpassing van uitkeringspercentages van ontslaguitkerings- en arbeidsongeschiktheidsregelingen voor overheidspersoneel, onderwijspersoneel en daarmee gelijk te stellen personeel (Stb. 657) voor het burgerlijk rijkspersoneel nog niet is ingetrokken.

Artikel VI

Wachtgelden en uitkeringen toegekend op grond van het Rijkswachtgeldbesluit 1959, onderscheidenlijk de Uitkeringsregeling 1966 terzake van een ontslag ingaande op een datum gelegen voor 1 januari 1996 blijven gehandhaafd onder de voorwaarden waaronder zij zijn toegekend, tenzij het de betrokkene betreft bedoeld in artikel IV.

Artikel VII

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 1996 en werkt voor wat betreft artikel IV terug tot en met 1 oktober 1995. Indien het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 1995, treedt het in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 1 januari 1996.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbijbehorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 20 december 1995

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken,

H. F. Dijkstal

Uitgegeven de negende januari 1996

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager