Wet op de waterkering

[Regeling vervallen per 22-12-2009.]
Geraadpleegd op 22-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-09-2002 en zichtdatum 01-09-2002.
Geldend van 01-09-2002 t/m 31-12-2004

Wet van 21 december 1995, houdende algemene regels ter verzekering van de beveiliging door waterkeringen tegen overstromingen door het buitenwater en regeling van enkele daarmee verband houdende aangelegenheden

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de beveiliging tegen overstroming door het buitenwater - in het bijzonder bij hoge stormvloeden, bij hoog opperwater van de grote rivieren, bij hoog water van het IJsselmeer of bij een combinatie daarvan - een wezenlijk vereiste is voor de bewoonbaarheid van ons land;

dat het gewenst is algemene regels te stellen omtrent de mate van beveiliging die in onderscheidene gebieden moet zijn gewaarborgd, alsmede procedurele voorzieningen te treffen om een versnelde uitvoering van nieuwe of versterkingswerken - met het oog op het zo spoedig mogelijk bereiken van die mate van beveiliging - te kunnen verzekeren;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

In het gestelde bij of krachtens deze wet wordt verstaan onder:

"Onze Minister": Onze Minister van Verkeer en Waterstaat;

"dijkringgebied": een gebied dat door een stelsel van waterkeringen beveiligd moet zijn tegen overstroming, in het bijzonder bij hoge stormvloed, bij hoog opperwater van een van de grote rivieren, bij hoog water van het IJsselmeer, bij hoog water van het Markermeer of bij een combinatie daarvan;

"primaire waterkering": een waterkering, die beveiliging biedt tegen overstroming doordat deze ofwel behoort tot het stelsel dat een dijkringgebied - al dan niet met hoge gronden omsluit, ofwel vóór een dijkringgebied is gelegen;

"buitenwater": het oppervlaktewater waarvan de waterstand direct invloed ondergaat bij hoge stormvloed, bij hoog opperwater van een van de grote rivieren, bij hoog water van het IJsselmeer, bij hoog water van het Markermeer of bij een combinatie daarvan;

"beheerder": de overheid waarbij de primaire waterkering in beheer is.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

  • 1 Deze wet is van toepassing op de dijkringgebieden en de primaire waterkeringen welke staan aangegeven op een als bijlage I bij deze wet behorende landkaart.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde bijlage kan worden gewijzigd bij algemene maatregel van bestuur op voordracht van Onze Minister, gehoord de voor de betreffende dijkringgebieden en primaire waterkeringen bevoegde colleges van gedeputeerde staten en beheerders.

  • 3 Een algemene maatregel van bestuur, als bedoeld in het tweede lid, treedt niet eerder in werking dan drie maanden na de datum waarop deze aan beide Kamers der Staten-Generaal is toegezonden.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

  • 1 Op een bij deze wet behorende bijlage II is voor elk dijkringgebied de veiligheidsnorm aangegeven als gemiddelde overschrijdingskans - per jaar - van de hoogste hoogwaterstand waarop de tot directe kering van het buitenwater bestemde primaire waterkering moet zijn berekend, mede gelet op overige het waterkerend vermogen bepalende factoren.

  • 2 In overeenstemming met en ter vervanging van de overschrijdingskans in de zin van het eerste lid, wordt bij algemene maatregel van bestuur voor elk dijkringgebied de veiligheidsnorm nader aangegeven als de gemiddelde kans per jaar op een overstroming door het bezwijken van een primaire waterkering.

  • 3 Primaire waterkeringen, niet bestemd tot directe kering van het buitenwater, moeten, zolang voor het dijkringgebied waartoe zij behoren geen veiligheidsnorm krachtens het tweede lid is vastgesteld, tenminste gelijke veiligheid bieden als op de datum van inwerkingtreding van deze wet.

  • 4 Artikel 2, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing op de wijziging van de in het eerste lid bedoelde bijlage en op de vaststelling of wijziging van de in het tweede lid bedoelde algemene maatregel van bestuur.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

  • 1 Bij ministeriële regeling wordt voor daarbij aan te geven plaatsen vastgesteld van welke relatie tussen hoogwaterstanden en overschrijdingskansen daarvan de beheerder van de betreffende primaire waterkering moet uitgaan bij de bepaling van het waterkerend vermogen daarvan. Bij die vaststelling kunnen tevens waarden worden vastgesteld van andere zodanige factoren.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde vaststelling geschiedt telkens voor vijf jaren, voor de eerste maal binnen één jaar na de datum van inwerkingtreding van deze wet.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

  • 1 Onze Minister draagt zorg voor de totstandkoming en verkrijgbaarstelling van technische leidraden voor het ontwerp, het beheer en het onderhoud van primaire waterkeringen en voor de beoordeling van de veiligheid daarvan. Deze strekken tot aanbeveling ten behoeve van degenen die met het beheer onderscheidenlijk het toezicht zijn belast.

  • 2 Onze Minister kan de vervulling van de in het eerste lid omschreven taak bij in de Staatscourant bekend te maken besluit opdragen aan een door hem ingestelde technische adviescommissie voor de waterkeringen.

  • 3 De verkrijgbaarstelling van leidraden als bedoeld in het eerste lid, wordt bekendgemaakt in de Staatscourant.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

Gedeputeerde staten hebben het toezicht op alle primaire waterkeringen in hun provincie.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

  • 1 De aanleg van een primaire waterkering en de wijziging in richting, vorm, afmeting of constructie van een primaire waterkering geschieden overeenkomstig een door de beheerder vastgesteld en door gedeputeerde staten goedgekeurd plan.

  • 2 Het plan bevat:

    • a. de te treffen voorzieningen, gericht op de uitvoering van het werk ten aanzien van een primaire waterkering;

    • b. de te treffen voorzieningen, gericht op het ongedaan maken of beperken van de nadelige gevolgen van de uitvoering van het werk, voor zover die voorzieningen rechtstreeks verband houden met de uitvoering van het werk;

    • c. de te treffen voorzieningen ter bevordering van het belang van landschap, natuur of cultuurhistorie, voor zover zij rechtstreeks verband houden met de uitvoering van het werk.

  • 3 Bij het totstandbrengen van het plan wordt rekening gehouden met alle bij de uitvoering van het plan betrokken belangen, waaronder die van landschap, natuur, cultuurhistorie, volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieu, overeenkomstig de aanbevelingen van de Commissie Toetsing Uitgangspunten Rivierdijkversterkingen (Boertien I).

  • 4 In de toelichting op het plan wordt aangegeven welke gevolgen aan de uitvoering van het plan zijn verbonden en op welke wijze met de daarbij betrokken belangen rekening is gehouden.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

De beheerder betrekt bij de voorbereiding van het plan in ieder geval gedeputeerde staten van de provincie en burgemeester en wethouders van de gemeenten op wier grondgebied het plan wordt uitgevoerd.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

  • 1 Iedere vijf jaren brengt de beheerder, in het bijzonder vanwege de zorg die op hem rust voor de handhaving van de veiligheidsnorm in de zin van artikel 3, verslag uit aan gedeputeerde staten over de algemene waterstaatkundige toestand van de primaire waterkering. Gedeputeerde staten brengen over dezelfde periode verslag uit aan Onze Minister over elk van de dijkringgebieden in hun gebied, met dien verstande dat ten aanzien van een dijkringgebied dat in meer dan één provincie is gelegen gedeputeerde staten van de betreffende provincies gezamenlijk verslag uitbrengen aan Onze Minister. Onze Minister zendt de verslagen van gedeputeerde staten met zijn bevindingen daaromtrent aan de beide Kamers der Staten-Generaal.

  • 3 Indien de beoordeling van de veiligheid daartoe aanleiding geeft, bevatten de in het eerste lid bedoelde verslagen een omschrijving van de voorzieningen die - op een daarbij aan te geven termijn - nodig worden geacht.

  • 4 Gedeputeerde staten zenden hun verslag de eerste maal toe vóór het daartoe door Onze Minister voor de desbetreffende dijkringgebied of dijkringgebieden vastgestelde tijdstip, dat niet eerder wordt gesteld dan twee jaar na de datum van inwerkingtreding van deze wet.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

  • 1 Door en op kosten van het Rijk worden tot het voorkomen of tegengaan van een landwaartse verplaatsing van de kustlijn de werken uitgevoerd die naar het oordeel van Onze Minister noodzakelijk zijn vanwege de ingevolge deze wet te handhaven veiligheidsnorm. Onze Minister stelt de noodzaak, de plaats en het doel van de werken, alsmede de termijn van uitvoering vast.

  • 2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van werken waarvan naar het oordeel van Onze Minister de uitvoering anderszins door het algemeen belang wordt gevorderd.

  • 3 Voor de toepassing van dit artikel wordt onder kustlijn verstaan de gemiddelde laagwaterlijn. Deze is aangegeven op de door Onze Minister kosteloos verkrijgbaar gestelde peilkaart die telkens na vijf jaren wordt herzien. De verkrijgbaarstelling wordt bekendgemaakt in de Staatscourant.

  • 4 Onze Minister geeft toepassing aan het eerste en het tweede lid uit eigen beweging dan wel op een hem schriftelijk gedaan verzoek van de beheerder of van gedeputeerde staten. Dit geschiedt niet dan nadat het desbetreffend voornemen of verlangen is behandeld in een overlegorgaan, dat bestaat uit vertegenwoordigers van de provincie, de beheerders en het Rijk en dat in ieder der provincies Friesland, Noord-Holland, Zuid-Holland en Zeeland door gedeputeerde staten wordt ingesteld.

  • 5 Onze Minister beslist binnen zes maanden op een ingevolge het vierde lid gedaan verzoek.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

Aan de beheerder van een primaire waterkering, niet zijnde het Rijk, wordt door gedeputeerde staten ten laste van de provincie een bijdrage verleend in de kosten van beheer en onderhoud, volgens bij provinciale verordening te stellen regels.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

  • 1 Aan de beheerder van een tot directe kering van het buitenwater bestemde primaire waterkering, niet zijnde het Rijk, die gehouden is tot het uitvoeren van nieuwe of versterkingswerken om daarmede voor de eerste maal te voldoen aan de veiligheidsnorm bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt, tenzij het werken betreft in de zin van artikel 1 onder II van de Deltawet, door gedeputeerde staten ten laste van de provincie op aanvraag een bijdrage verleend in de kosten volgens bij provinciale verordening te stellen regels.

  • 2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op primaire waterkeringen die de scheiding vormen tussen twee dijkringgebieden waarvoor niet eenzelfde veiligheidsnorm geldt.

  • 3 Gedeputeerde staten dragen zorg voor een jaarlijks verslag van de voortgang van de in het eerste lid bedoelde werken. Daarin wordt ingegaan op de wijze van uitvoering van de werken. Onze Minister zendt de verslagen binnen acht weken na de datum van ontvangst toe aan de beide Kamers der Staten-Generaal.

Artikel 13

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

De beheerder draagt zorg voor de vaststelling van:

  • a. een overzichtskaart waarop de ligging van de primaire waterkering staat aangegeven;

  • b. een legger waarin is omschreven waaraan die waterkering moet voldoen naar richting, vorm, afmeting en constructie;

  • c. een technisch beheersregister waarin de voor het behoud van het waterkerend vermogen kenmerkende gegevens van de constructie en de feitelijke toestand nader zijn omschreven.

Artikel 14

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

  • 1 Provinciale staten der provincies waarin een of meer dijkringgebieden zijn gelegen stellen met betrekking tot het onderwerp van deze wet een verordening vast, waarin in elk geval de in artikel 13 omschreven verplichting van de beheerder - en de termijn waarop daaraan moet zijn voldaan nader worden geregeld.

  • 2 Voor een dijkringgebied dat in meer dan één provincie is gelegen wordt de in het eerste lid bedoelde verordening vastgesteld bij gemeenschappelijk besluit van provinciale staten van de betreffende provincies.

Artikel 15

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

  • 1 In het belang van het tijdig nemen van maatregelen bij hoog water dat gevaar voor een tot directe kering van het buitenwater bestemde primaire waterkering kan opleveren, draagt Onze Minister zorg dat:

    • a. informatie beschikbaar is over de verwachte afwijkingen van de daartoe door Onze Minister gepubliceerde hoogwaterstanden;

    • b. waarschuwingen en verdere inlichtingen worden verschaft aan de beheerders van primaire waterkeringen en colleges van gedeputeerde staten die het betreft, zodra te verwachten is dat bij hoge stormvloed, hoog opperwater van een van de grote rivieren, hoog water van het IJsselmeer of het Markermeer - of tengevolge van een combinatie daarvan - de hoogwaterstand het alarmeringspeil overschrijdt.

  • 2 Alarmeringspeilen, als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, worden door Onze Minister telkens voor vijf jaren vastgesteld bij in de Staatscourant bekend te maken besluit.

Artikel 17

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

Onverminderd het bepaalde in de artikelen 7 en 8, zijn de artikelen 18 tot en met 31 van toepassing ten aanzien van primaire waterkeringen die bestemd zijn tot directe kering van het buitenwater, voor zover ter zake:

  • a. nieuwe of versterkingswerken worden uitgevoerd om daarmee voor de eerste maal te voldoen aan de ingevolge artikel 3, eerste lid, vastgestelde veiligheidsnorm, en

  • b. de Deltawet grote rivieren niet van toepassing is.

Artikel 18

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

  • 1 De beheerder draagt ervoor zorg dat zo spoedig mogelijk na het opstellen van een ontwerp voor een plan als bedoeld in artikel 7 bij de bevoegde bestuursorganen de aanvragen worden ingediend tot het nemen van de besluiten die nodig zijn met het oog op de uitvoering van het plan.

  • 2 De beheerder zendt gelijktijdig het ontwerp-plan alsmede een afschrift van de aanvragen aan gedeputeerde staten.

Artikel 19

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

  • 1 De in afdeling 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure is van toepassing met betrekking tot de voorbereiding van het plan en van de in artikel 18, eerste lid, bedoelde besluiten, met dien verstande dat:

    • a. de ten aanzien van het ontwerp-plan en de aanvragen tot het nemen van die besluiten ingevolge artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht vereiste kennisgevingen worden samengevoegd in één kennisgeving, welke wordt gedaan door gedeputeerde staten;

    • b. de termijn van terinzagelegging vier weken bedraagt.

Artikel 20

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

  • 1 Gedeputeerde staten bevorderen een gecoördineerde voorbereiding van het plan en van de in artikel 18, eerste lid, bedoelde besluiten. Ingeval een plan betrekking heeft op een primaire waterkering die in meer dan één provincie is gelegen, kunnen gedeputeerde staten van de betreffende provincies besluiten dat de coördinatie van de voorbereiding van dat plan en van de in artikel 18, eerste lid, bedoelde besluiten aan gedeputeerde staten van een van die provincies wordt opgedragen.

  • 2 Gedeputeerde staten kunnen van de andere betrokken bestuursorganen de medewerking vorderen, die voor het welslagen van de coördinatie nodig is. Die bestuursorganen verlenen de van hen gevorderde medewerking.

Artikel 21

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

  • 2 Het plan en de toelichting behoeven de goedkeuring van gedeputeerde staten van de provincie op wier grondgebied het plan wordt uitgevoerd. De beheerder zendt hun die stukken toe binnen de in het eerste lid bedoelde termijn.

  • 3 De in artikel 18, eerste lid, bedoelde bestuursorganen zenden binnen diezelfde termijn ontwerpen van de in dat lid bedoelde besluiten aan gedeputeerde staten.

Artikel 22

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

  • 1 Het besluit omtrent goedkeuring wordt binnen zes weken na de verzending ter goedkeuring bekendgemaakt. In afwijking van artikel 10:31, tweede en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan het nemen van het besluit omtrent goedkeuring niet worden verdaagd. Het niet tijdig bekendmaken van een besluit omtrent goedkeuring heeft niet tot gevolg dat een besluit tot goedkeuring geacht wordt te zijn genomen.

  • 3 Indien het overleg niet tot overeenstemming leidt, geven gedeputeerde staten de beheerder een bindende aanwijzing om het vastgestelde plan of onderdeel daarvan binnen twee weken aan te vullen of te wijzigen.

Artikel 23

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

  • 1 De in artikel 18, eerste lid, bedoelde bestuursorganen nemen de daar bedoelde besluiten binnen drie weken nadat het besluit omtrent goedkeuring is bekendgemaakt en zenden deze besluiten onmiddellijk toe aan gedeputeerde staten.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde termijn treedt in de plaats van de bij of krachtens enig ander wettelijk voorschrift voor die besluiten bepaalde beslistermijnen.

  • 3 Indien een bestuursorgaan dat in eerste aanleg bevoegd is te beslissen op een aanvraag als bedoeld in artikel 18, eerste lid, niet of niet tijdig een ontwerp-besluit op de aanvraag aan gedeputeerde staten zendt, dan wel niet, niet tijdig of niet in overeenstemming met het plan beslist, kunnen gedeputeerde staten een beslissing op de aanvraag nemen. In het laatste geval treedt hun besluit in de plaats van het besluit van het in eerste aanleg bevoegde bestuursorgaan. Indien gedeputeerde staten voornemens zijn zelf een beslissing op de aanvraag te nemen, plegen zij overleg met het bestuursorgaan dat in eerste aanleg bevoegd is op de aanvraag te beslissen.

  • 4 De in artikel 18, eerste lid, bedoelde besluiten worden gelijktijdig door gedeputeerde staten bekendgemaakt.

Artikel 24

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

  • 1 Tegen een besluit op grond van artikel 7, voor zover dit is genomen met toepassing van de artikelen 17 tot en met 23, en de artikelen 18 tot en met 23 kan een belanghebbende beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

  • 3 Niet vatbaar voor afzonderlijk beroep is een besluit, houdende een aanwijzing krachtens artikel 22, derde lid.

Artikel 25

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

De Afdeling bestuursrechtspraak beslist binnen twaalf weken na afloop van de beroepstermijn. In bijzondere omstandigheden kan de Afdeling deze termijn met ten hoogste zes weken verlengen.

Artikel 26

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

Indien bij de toepassing van artikel 23, derde lid, de beslissing op een aanvraag tot het nemen van een besluit als in dat artikel bedoeld, wordt genomen door gedeputeerde staten, draagt het bestuursorgaan dat in eerste aanleg bevoegd was te beslissen op de aanvraag de ter zake ontvangen leges over aan gedeputeerde staten.

Artikel 27

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

Onteigening ingevolge titel II dan wel titel II in samenhang met titel IIa van de onteigeningswet geschiedt in dier voege dat:

  • a. in afwijking van de artikelen 62 en 72a van die wet over het daar bedoelde besluit de Raad van State niet wordt gehoord;

  • b. in afwijking van artikel 63, eerste lid, van die wet de daar bedoelde commissie door Onze Minister wordt ingesteld, en bestaat uit een door Onze Minister aangewezen voorzitter, een vertegenwoordiger van het bestuur van de provincie en van de gemeente op wier grondgebied de te onteigenen onroerende zaken en onroerende zaken waarop te onteigenen rechten rusten, zijn gelegen;

  • c. in afwijking van artikel 10, derde lid, van die wet de in onderdeel b bedoelde commissie binnen een week na het verstrijken van de termijn van terinzagelegging van het in artikel 6 van die wet bedoelde plan ter zake advies uitbrengt aan Onze Minister;

  • d. de termijn van terinzagelegging van de aanvraag tot het nemen van het in onderdeel a bedoelde besluit vier weken bedraagt.

Artikel 28

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

De in artikel 27 bedoelde onteigening kan mede geschieden ter uitvoering van de ingevolge het plan te treffen voorzieningen, bedoeld in artikel 7, tweede lid, onder b en c.

Artikel 29

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

  • 2 De rechtbank spreekt de onteigening niet uit dan nadat het plan onherroepelijk is geworden.

Artikel 30

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

  • 1 Indien onverwijlde inbezitneming van onroerende zaken ten behoeve van de uitvoering van het plan volstrekt noodzakelijk wordt geacht, kan deze, voor zover die onroerende zaken in het plan zijn aangewezen, op last van de beheerder geschieden. De artikelen 73, vijfde en zesde lid, 74, 75 en 76 van de onteigeningswet zijn van toepassing.

  • 2 Indien onroerende zaken als bedoeld in het eerste lid zijn aangewezen in het ontwerp-plan, geschiedt daarvan kennisgeving aan degenen die in de kadastrale registratie staan vermeld als eigenaren van die onroerende zaken of als rechthebbenden op een beperkt recht waaraan die onroerende zaken onderworpen zijn. De kennisgeving maakt deel uit van de in artikel 19, eerste lid, onderdeel a, bedoelde kennisgeving.

  • 3 Tegen een besluit van de beheerder tot het geven van een last als bedoeld in het eerste lid, kan geen beroep worden ingesteld.

Artikel 31

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

Ten aanzien van het plan en de in artikel 18, eerste lid, bedoelde besluiten, die reeds zijn vastgesteld of goedgekeurd voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet en die nog niet onherroepelijk zijn geworden, blijft het recht zoals het gold voor dat tijdstip van toepassing.

Artikel 32

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel 33

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel 34

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

Onze Minister zendt binnen vier jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

Artikel 35

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

  • 1 Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

  • 2 Artikel 32 werkt terug tot en met 1 januari 1994.

Artikel 36

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

Deze wet kan worden aangehaald als Wet op de waterkering.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 21 december 1995

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

A. Jorritsma-Lebbink

Uitgegeven de negende januari 1996

De Minister van Justitie

W. Sorgdrager

Bijlage I

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

[Red: Raadpleeg voor de kaart het gedrukte Staatsblad 2002/304.]

Bijlage II. als bedoeld in artikel 3

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

Dijkringgebieden en veiligheidsnormen

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

Dijkringgebied volgens bij de wet behorende bijlage I

Overschrijdingskans, als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de wet

Nummer

Gemiddeld per jaar

1.

1/2000

2.

1/2000

3.

1/2000

4.

1/2000

5.

1/4000

6.

1/4000

7.

1/4000

8.

1/4000

9.

1/1250

10.

1/2000

11.

1/2000

12.

1/4000

13.

1/10000

13a.

1/4000

13b.

1/1250

14.

1/10000

15.

1/2000

16.

1/2000

17.

1/4000

18.

1/10000

19.

1/10000

20.

1/4000

21.

1/2000

22.

1/2000

23.

1/2000

24.

1/2000

25.

1/4000

26.

1/4000

27.

1/4000

28.

1/4000

29.

1/4000

30.

1/4000

31.

1/4000

32.

1/4000

33.

1/4000

34.

1/2000

34a.

1/2000

35.

1/2000

36.

1/1250

36a.

1/1250

37.

1/1250

38.

1/1250

39.

1/1250

40.

1/500

41.

1/1250

42.

1/1250

43.

1/1250

44.

1/1250

45.

1/1250

46.

1/1250

47.

1/1250

48.

1/1250

49.

1/1250

50.

1/1250

51.

1/1250

52.

1/1250

53.

1/1250