Besluit privaatrechtelijke rechtshandelingen 1996

Geraadpleegd op 15-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 11-01-2008 en zichtdatum 11-01-2008.
Geldend van 01-07-2004 t/m 09-10-2010

Besluit van 22 december 1995, houdende nadere regelen inzake het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen namens de staat

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën van 18 september 1995, nr. B95/186U, Directoraat-Generaal van de Rijksbegroting, Directie Begrotingszaken, en de Centrale Directie Wetgeving, Juridische en Bestuurlijke Zaken;

Gelet op artikel 34, eerste lid, van de Comptabiliteitswet;

Gezien het advies van de Algemene Rekenkamer van 12 juni 1995, nr. 625R;

De Raad van State gehoord (advies van 1 december 1995, no. W06.95.0505);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Financiën van 20 december 1995, nr. B95/426U, Directoraat-Generaal van de Rijksbegroting, Directie Begrotingszaken, en de Centrale Directie Wetgeving, Juridische en Bestuurlijke Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

  • 3 Algemene en bijzondere volmachten worden schriftelijk verleend. In spoedeisende gevallen kan een bijzondere volmacht mondeling worden verleend aan een persoon, bedoeld in het eerste lid, onder a. Een mondelinge bijzondere volmacht wordt zo spoedig mogelijk schriftelijk bevestigd.

  • 4 Onze ministers, alsmede de hoge colleges van staat en het Kabinet van de Koning, de rechtbanken, de gerechtshoven, de Centrale Raad van Beroep, het College van Beroep voor het bedrijfsleven en de Raad voor de rechtspraak ieder voor zover het hem aangaat, houden een of meer openbare registers bij, waaruit blijkt aan welke personen - in naam of in functie - en aan welke rechtspersonen een volmacht als bedoeld in het eerste of tweede lid is verleend. Daarbij worden duidelijk de privaatrechtelijke rechtshandelingen omschreven, waarover die volmacht zich uitstrekt.

Artikel 2

Gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van een aan de Staat toekomende privaatrechtelijke vordering geschiedt, indien het kwijt te schelden bedrag gelijk is aan of meer bedraagt dan een door Onze Minister van Financiën vast te stellen bedrag en het kwijtschelden niet bij of krachtens de wet is geregeld, door Onze daarbij betrokken minister in overeenstemming met Onze Minister van Financiën.

Artikel 3

  • 1 Schenking aan een derde van een aan de Staat toebehorende niet-geldelijke roerende zaak met een waarde gelijk aan of meer dan het in artikel 2 bedoelde bedrag, wordt, voor zover deze zaak niet als overtollig kan worden aangemerkt, verricht door Onze daarbij betrokken minister in overeenstemming met Onze Minister van Financiën.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing:

    • a. indien het schenken bij of krachtens de wet is geregeld;

    • b. indien de schenking voortvloeit uit een beleid gericht op de aanschaf van zaken met het oog op schenking aan derden.

Artikel 4

Een vaststellingsovereenkomst namens de Staat die betrekking heeft op een recht op een geldelijke roerende zaak, wordt gesloten door Onze minister wie het aangaat. Indien de vaststellingsovereenkomst betrekking heeft op een niet-geldelijke roerende zaak met een waarde gelijk aan of hoger dan het in artikel 2 bedoelde bedrag, wordt zij gesloten door Onze minister wie het aangaat in overeenstemming met Onze Minister van Financiën.

Artikel 5

Onze betrokken ministers doen aan de Algemene Rekenkamer schriftelijk mededeling van de kwijtscheldingen, de schenkingen en de vaststellingsovereenkomsten, bedoeld in de artikelen 2, onderscheidenlijk 3 en 4, tenzij de waarde minder bedraagt dan het in artikel 2 bedoelde bedrag.

Artikel 6

Het sluiten van huur-, huurkoop- en lease-overeenkomsten namens de Staat met een waarde gelijk aan of meer dan een door Onze Minister van Financiën vast te stellen bedrag dan wel voor een periode van langer dan tien jaar, geschiedt door Onze minister wie het aangaat in overeenstemming met Onze Minister van Financiën.

Artikel 6a

  • 1 Wisselkoersrisico's die samenhangen met de financiële verplichtingen die namens de Staat worden aangegaan in een andere valuta dan euro, worden niet door middel van valutatermijncontracten afgedekt.

  • 2 In afwijking van het eerste lid en met inachtneming van door Onze Minister van Financiën te stellen regels, kunnen Onze ministers omvangrijke budgettaire risico's afdekken.

  • 3 Valutatermijncontracten worden gesloten met en uitgevoerd door een door Onze Minister van Financiën aan te wijzen bankinstelling.

Artikel 7

  • 3 Rechtshandelingen tot het geheel of gedeeltelijk vervreemden door de Staat van in zijn bezit zijnde deelnemingen in naamloze vennootschappen of in besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid en van in aandelen converteerbare leningen verstrekt door de Staat aan dergelijke vennootschappen, geschieden door of met machtiging van Onze Minister van Financiën.

Artikel 8

Onze Minister van Financiën kan nadere voorschriften geven met betrekking tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen namens de Staat.

Artikel 9

  • 1 Het Besluit privaatrechtelijke rechtshandelingen van 12 juli 1977 (Stb. 427) wordt ingetrokken.

  • 2 Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 1996, met uitzondering van artikel 3 dat op een bij koninklijk besluit te bepalen datum in werking treedt.

  • 3 Dit besluit wordt aangehaald onder de titel: "Besluit privaatrechtelijke rechtshandelingen 1996".

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 22 december 1995

Beatrix

De Minister van Financiën,

G. Zalm

Uitgegeven de zestiende januari 1996

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager