Inkomstenbesluit militairen

Geraadpleegd op 09-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 23-04-1998 en zichtdatum 08-11-2024.
Geldend van 09-06-2016 t/m heden

Besluit van 22 december 1995, houdende regels ten aanzien van de inkomsten van militairen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Defensie van 11 augustus 1995, nr. PAV 6011/95014842;

Gelet op artikel 125 van de Ambtenarenwet en artikel 12 van de Militaire ambtenarenwet 1931;

De Raad van State gehoord (advies van 14 december 1995, nr. W07.95.0432);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Defensie van 20 december 1995, nr. PAV 6011/95023787;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1 In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a. Onze Minister: Onze Minister van Defensie;

    • b. de commandant operationeel commando

      de Commandant Zeestrijdkrachten, de Commandant Landstrijdkrachten, de Commandant Luchtstrijdkrachten en de Commandant Koninklijke Marechaussee, voor het desbetreffende commando;

    • c. hoofd defensieonderdeel

      • 1°. de Secretaris-Generaal, voor zover het betreft de Bestuursstaf;

      • 2°. de commandant operationeel commando voor het desbetreffende commando;

      • 3°. de directeur van de Defensie Materieel Organisatie, voor zover het betreft de Defensie Materieel Organisatie, met uitzondering van het deel ondergebracht in de Bestuursstaf;

      • 4°. de commandant van het Commando Dienstencentra, voor zover het betreft het Commando Dienstencentra;

    • d. commandant: een bij ministeriële regeling aan te wijzen functionaris;

    • e. militair: de militaire ambtenaar in de zin van artikel 1, eerste en tweede lid, van de Militaire ambtenarenwet 1931;

    • f. rang: een militaire rang en stand of klasse, voor zover niet titulair toegekend;

    • g. officier: de militair met de rang van luitenant ter zee der derde klasse, tweede luitenant of met een hogere rang;

    • h. gezin en gezinsleden: de echtgenote van de militair en de kinderen, stief- en pleegkinderen van de militair of van zijn echtgenote;

    • i. salaris: het bedrag dat met inachtneming van de bepalingen van dit besluit voor de militair is vastgesteld op grond van artikel 5;

    • j. salarisschaal: een reeks van salarissen, behorende bij een bepaalde rang;

    • k. bezoldiging: het salaris, in voorkomend geval vermeerderd met de overbruggingstoelage, bedoeld in artikel 9, en de garantietoelage minimumloon, bedoeld in artikel 10;

    • l. inkomsten: alle bedragen waarop de militair aanspraak kan maken bij of krachtens dit besluit;

    • m. salarisnummer:

      het getal dat in een salarisschaal voor een salaris is vermeld;

    • n. maand: een kalendermaand;

    • o. werknemersverzekering: Werkloosheidswet, Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering, dan wel de Ziektewet;

    • p. arbodienst: een voor de militair aangewezen arbodienst als bedoeld in de Arbeidsomstandighedenwet;

    • q. deskundige persoon: een voor de militair aangewezen deskundige persoon als bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet die belast is met de taken, bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdeel b, van die wet.

  • 2 In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt mede verstaan onder militair: degene die is aangesteld in burgerlijke openbare dienst om bij de krijgsmacht als geestelijk verzorger werkzaam te zijn.

  • 3 Met inachtneming van artikel 1, derde en vierde lid, van het Algemeen militair ambtenarenreglement wordt in dit besluit en de daarop berustende bepalingen mede verstaan onder echtgenote of echtgenoot:

    • 1°. de geregistreerde partner;

    • 2°. degene die door de militair als partner is aangemeld bij de Stichting Pensioenfonds ABP en door het bestuur van dat fonds als zodanig is aangemerkt, op voorwaarde dat de militair een bewijs van die aanmelding heeft overgelegd aan de commandant;

Artikel 2. Afwijking van dit besluit

  • 1 Onze Minister kan in geval van buitengewone omstandigheden, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden, tijdelijk afwijken van hetgeen bij of krachtens dit besluit is bepaald, indien en voor zolang dit met het oog op de goede uitvoering van de operationele taken van de krijgsmacht noodzakelijk wordt geacht.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen voorts afwijkende regelen worden gesteld ten aanzien van militairen, die zijn tewerkgesteld of ingezet:

    • a. onder leiding of toezicht van een orgaan van de Verenigde Naties;

    • b. bij of ten behoeve van een bondgenootschappelijk orgaan of bondgenootschappelijke strijdkrachten;

    • c. ten behoeve van operaties in het kader van internationale overeenkomsten of andere verplichtingen door Nederland aangegaan;

    • d. buiten het Ministerie van Defensie anders dan in de gevallen, bedoeld onder a, b en c.

Artikel 3. Vaststelling inkomsten

  • 1 Voor zover in dit besluit niet anders is bepaald, heeft de militair aanspraak op inkomsten voor elke dag dat hij in werkelijke dienst is; daarbij wordt een gedeelte van een dag aangemerkt als een volle dag.

  • 2 Bij de vaststelling van inkomsten die zijn uitgedrukt per maand wordt een maand gesteld op dertig dagen. Bij de berekening over een gedeelte van een maand wordt het bedrag per dag vastgesteld door het maandbedrag te delen door dertig. Een wijziging van inkomsten op de eenendertigste van een maand gaat in op de eerste dag van de volgende maand.

  • 3 Tenzij anders is bepaald, kan op inkomsten die zijn uitgedrukt per dag of per tijdseenheid van langere duur en die niet tot de bezoldiging behoren, slechts aanspraak bestaan voor de tijd dat aanspraak bestaat op bezoldiging. Bedoelde inkomsten worden dan toegekend in evenredigheid met de bezoldiging waarop aanspraak bestaat.

  • 5 De bezoldiging van de militair aangesteld bij het reservepersoneel in werkelijke dienst bedraagt per feitelijk gewerkt uur 1/165e van de maandbezoldiging, met een maximum van 165 uren per maand.

  • 6 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de vaststelling van de inkomsten van de militair aangesteld bij het reservepersoneel.

Artikel 3b. Berekening pensioen gevend inkomen

Voor de berekening van het pensioen gevend inkomen worden aanspraken op grond van dit besluit of op grond van andere regelingen inzake beloningen van de militair, vermenigvuldigd met een factor 1/1,019 met inachtneming van een maximale vermindering van het pensioen gevend inkomen van € 63,46.

Hoofdstuk 2. Bezoldiging

Artikel 4. Vaststelling salarisschalen

De salarisschalen voor militairen zijn opgenomen in de bij dit besluit behorende bijlage A of B, die blijkens het opschrift betrekking heeft op het krijgsmachtdeel waartoe de militair behoort.

Artikel 5. Salaris

De militair heeft aanspraak op een salaris dat wordt bepaald met inachtneming van:

  • a. het krijgsmachtdeel waartoe hij behoort;

  • b. zijn rang en

  • c. zijn salarisnummer.

Artikel 6. Bijzondere bepalingen militairen met de rang van kapitein ter zee/kolonel of hoger

  • 1 De bevoegdheid tot het toekennen van aanspraken op grond van de artikelen 7, 8, 12, 12a en 13 aan militairen met de rang van kapitein ter zee/kolonel en hoger berust bij de Secretaris-Generaal.

  • 2 De militair met de rang van vice-admiraal, luitenant-generaal, luitenant-admiraal of generaal heeft aanspraak op een eindejaarsuitkering van 8,3% van de door hem genoten bezoldiging.

Artikel 7. Salarisnummer bij aanstelling, verhoging salarisnummer

  • 1 De commandant operationeel commando kent de militair bij aanstelling een salarisnummer binnen de bij zijn rang behorende salarisschaal toe op basis van kennis en ervaring van de militair.

  • 2 Aan de militair van 20, 21, 22 of 23 jaar en ouder wordt bij aanstelling respectievelijk ten minste salarisnummer 1, 2, 3 of 4 toegekend.

  • 3 Het salarisnummer van de militair wordt jaarlijks met één verhoogd. Deze verhoging is ook van toepassing op de militair, die het maximum van de salarisschaal heeft bereikt.

  • 4 De in het derde lid bedoelde verhoging van het salarisnummer vindt plaats met ingang van de eerste dag van de maand waarin één jaar is verstreken sedert de dag waarop zijn salarisnummer voor de laatste maal is toegekend.

  • 5 Het hoofd defensieonderdeel kan een hoger salarisnummer toekennen aan een militair, indien deze naar het oordeel van het hoofd defensieonderdeel daarvoor in aanmerking komt.

  • 6 Het hoofd defensieonderdeel kan een verhoging van het salarisnummer achterwege laten, indien de militair niet naar behoren functioneert.

Artikel 8. Salarisnummer bij bevordering

  • 1 De militair behoudt zijn salarisnummer indien hij wordt bevorderd.

  • 2 Indien het salarisnummer van een militair, na bevordering, lager is dan het laagste salarisnummer waarvoor bij zijn nieuwe salarisschaal een bedrag is opgenomen, wordt de militair door de commandant operationeel commando een hoger salarisnummer toegekend, zodanig dat de militair aanspraak verkrijgt op het laagste bedrag behorende bij zijn nieuwe salarisschaal.

  • 3 Indien de in het tweede lid bedoelde militair tijdelijk is bevorderd en de rang herkrijgt die hij had voordat hij tijdelijk werd bevorderd, vervalt de in het vorige lid bedoelde verhoging van het salarisnummer.

  • 4 Het salarisnummer van de korporaal van de Koninklijke Landmacht of van de Koninklijke Luchtmacht, die wordt bevorderd tot korporaal der eerste klasse, wordt met één verhoogd. Deze verhoging is niet van invloed op de datum van de jaarlijkse verhoging van het salarisnummer, bedoeld in artikel 7, vierde lid.

Artikel 9. Overbruggingstoelage

  • 1 Een militair wiens salaris vermindering ondergaat, heeft aanspraak op een overbruggingstoelage ten bedrage van die vermindering, indien hij:

    • a. na een verandering in zijn dienstverhouding tot het Rijk - in verband met het volgen van een opleiding wordt aangesteld in een lagere rang; of

    • b. na overgang naar een ander krijgsmachtdeel aanspraak heeft op een lager salaris.

  • 2 Een militair, voor wie na bevordering de functioneringstoelage is vervallen, of het bedrag ervan op nul is gesteld, heeft aanspraak op een overbruggingstoelage indien hij na bevordering aanspraak heeft op een salaris dat lager is dan het salaris vermeerderd met de functioneringstoelage waarop hij direct voorafgaande aan die bevordering aanspraak had, ten bedrage van deze vermindering.

  • 3 Indien het salaris van de militair aan wie een overbruggingstoelage is toegekend, wordt verhoogd anders dan op grond van een algemene salarismaatregel, wordt de overbruggingstoelage met het bedrag van die verhoging verminderd.

  • 4 Geen aanspraak op een overbruggingstoelage wordt verleend, dan wel de aanspraak op de toegekende overbruggingstoelage vervalt, indien de militair na een tijdelijke rang te hebben bekleed, de rang herkrijgt die hij had voordat hij tijdelijk werd bevorderd.

  • 5 De aanspraak op de in het tweede lid bedoelde overbruggingstoelage eindigt op de datum waarop de toegekende functioneringstoelage volgens de toekenningsbeschikking zou eindigen.

Artikel 10. Garantietoelage minimumloon

De militair wiens salaris - in voorkomend geval verhoogd met een overbruggingstoelage - lager is dan het maandbedrag van het minimumloon dat krachtens de artikelen 7, 8 en 14 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag geldt voor werknemers van dezelfde leeftijd, heeft aanspraak op een garantietoelage minimumloon ten bedrage van het verschil.

Hoofdstuk 3. Andere inkomsten

Artikel 11. Waarnemingstoelage

  • 2 De toelage wordt toegekend, indien de waarneming ten minste een tijdvak van dertig aaneengesloten dagen heeft geduurd.

  • 3 Het bedrag van de toelage is gelijk aan het verschil tussen de bezoldiging waarop de militair aanspraak heeft en de bezoldiging waarop hij aanspraak zou hebben, indien de waargenomen functie hem zou zijn toegewezen en hij dientengevolge zou zijn bevorderd tot de aan die functie verbonden rang.

Artikel 11b. Vaste vergoeding extra beslaglegging

  • 1 Ter zake van extra beslaglegging ontvangt de militair een maandelijkse toelage, bestaande uit een percentage van de voor hem geldende bezoldiging.

  • 2 In afwijking van het eerste lid wordt voor de militair die aanspraak heeft op een afwijkende bezoldiging de toelage verminderd overeenkomstig de mate waarin die bezoldiging afwijkt van de bezoldiging bedoeld in het eerste lid.

  • 3 Het percentage bedoeld in het eerste lid, wordt bepaald aan de hand van het maandbedrag van de bezoldiging, volgens onderstaande tabel:

    bezoldiging

    percentage

    t/m

    € 3.000,26

    9,3%

    van

    € 3.000,27 t/m € 3.429,85

    8,8%

    van

    € 3.429,86 t/m € 4.020,34

    7,7%

    van

    € 4.020,35 t/m € 6.673,01

    6,3%

    vanaf

    € 6.673,02

    4,6%

  • 4 Onder een afwijkende bezoldiging bedoeld in het tweede lid wordt verstaan de bezoldiging in geval van:

    • a. ongeoorloofde afwezigheid;

    • b. vermissing;

    • c. verlof;

    • d. ziekte;

    • e. schorsing, vrijheidsstraf of voorlopige hechtenis.

Artikel 12. Bindingspremie

  • 1 De commandant operationeel commando kan aan een militair in fase twee of drie, die zich verbindt om gedurende een bepaalde periode onafgebroken deel uit te maken van het beroepspersoneel, een bindingspremie toekennen.

  • 2 Bij ministeriële regeling worden regels gesteld omtrent de toekenning van een bindingspremie.

Artikel 12a. Functioneringstoelage

  • 1 Het hoofd defensieonderdeel kan aan een militair, die is aangesteld bij het beroepspersoneel en het voor hem geldende maximumsalaris heeft bereikt, een functioneringstoelage toekennen, indien de wijze van functioneren van die militair daartoe naar het oordeel van het hoofd defensieonderdeel aanleiding geeft.

  • 2 De functioneringstoelage wordt toegekend voor een periode van tenminste één jaar.

  • 3 De functioneringstoelage bedraagt ten hoogste 10 procent van het voor de militair geldende salaris.

  • 4 Indien de militair, die een functioneringstoelage geniet, wordt bevorderd, niet zijnde een tijdelijke bevordering, komt de functioneringstoelage met ingang van de datum van de bevordering te vervallen.

  • 5 Indien de militair, die een functioneringstoelage geniet, tijdelijk wordt bevorderd, wordt het bedrag van de functioneringstoelage gedurende de tijd dat hij de tijdelijke rang bekleedt, op nul gesteld.

  • 6 Voor de toepassing van dit artikel wordt het maximumsalaris bereikt voor:

    • a. de matroos der 1e klasse van de Koninklijke Marine: bij het salarisnummer 11 of hoger;

    • b. de korporaal, de korporaal der 1e klasse van de Koninklijke Landmacht en de Koninklijke Luchtmacht en de marechaussee der 1e klasse van de Koninklijke Marechaussee: bij het salarisnummer 15 of hoger.

Artikel 13. Beloningen

  • 1 De commandant kan aan de militair die zich tijdens het verblijf in werkelijke dienst bijzonder heeft onderscheiden door optreden of gedragingen dan wel door buitengewone toewijding of bijzondere loffelijke dienstverrichtingen, naar bij ministeriële regeling te stellen regels, één of meer van de onderstaande beloningen toekennen:

    • a. geschenk;

    • b. geldelijke beloning;

    • c. functioneringsgratificatie.

  • 2 Het maximumbedrag van de beloningen wordt bij ministeriële regeling vastgesteld.

Artikel 13a. Aanstellingspremie

  • 1 Aan de militair die met goed gevolg zijn initiële opleiding heeft volbracht kan naar bij ministeriële regeling te stellen regels een aanstellingspremie worden toegekend.

  • 2 Indien de in het eerste lid bedoelde militair tijdens fase één ontslag wordt verleend, betaalt hij de toegekende premie op een door Onze minister te bepalen wijze terug.

  • 3 Indien het in het tweede lid bedoelde ontslag niet of niet geheel aan de militair valt te verwijten kan Onze Minister in afwijking van het tweede lid bepalen dat de toegekende premie gedeeltelijk of niet behoeft te worden terugbetaald.

Artikel 14. Vakantie-uitkering

  • 1 De militair met aanspraak op salaris heeft aanspraak op een vakantie-uitkering ten bedrage van 8 procent van de door hem genoten bezoldiging, in voorkomend geval vermeerderd met:

    • a. de waarnemingstoelage;

    • b. de toelage officieren-arts, -tandarts, of -apotheker, zodra deze laatstelijk gedurende vijf jaren onafgebroken is genoten;

    • c. de brevettoelage voor het vervullen van een eerste partij bij de marinierskapel der Koninklijke marine;

    • d. de brevettoelage voor het vervullen van een solistenpartij bij de marinierskapel der Koninklijke marine;

    • e. de vliegtoelage of de garantievliegtoelage;

    • f. de toelage woninghuur Koninklijke marechaussee;

    • g. het emolument van kleermakers, schoenmakers en barbiers der zeemacht, bedoeld in artikel 23a, eerste lid, onderdeel l;

    • h. de toelage Huis van Hare Majesteit de Koningin.

  • 2 het minimumbedrag per maand van de vakantie-uitkering is voor de militair:

    • a. met salarisnummer 0: € 109,77;

    • b. met salarisnummer 1: € 125,46;

    • c. met salarisnummer 2: € 141,14;

    • d. met salarisnummer 3 of hoger: € 156,82.

  • 3 Ten aanzien van de militair op wie artikel 17, eerste lid, van toepassing is, wordt voor de toepassing van dit artikel uitgegaan van de inkomsten waarop die militair aanspraak zou hebben, indien de verhindering tot dienstverrichting niet was ingetreden.

  • 4 Indien de militair - anders dan op grond van artikel 17 - aanspraak heeft op een gedeelte van de voor hem geldende inkomsten, wordt het in het tweede lid bedoelde bedrag naar evenredigheid verminderd.

Artikel 15. Eindejaarsuitkering

De militair met een lagere rang dan vice-admiraal of luitenant-generaal heeft aanspraak op een eindejaarsuitkering van 5,0% van de door hem genoten bezoldiging. Dit percentage wordt verhoogd naar:

5,82% per 1 maart 2012

6,2% per 1 juli 2012.

Artikel 16. Overige inkomsten

Bij ministeriële regeling kan de militair aanspraak worden verleend op:

  • a. een toelage in verband met het vervullen van een door Onze Minister aangewezen functie of het bezit van een door Onze Minister aangewezen bekwaamheid;

  • b. een toelage voor het verrichten van werkzaamheden waaraan naar het oordeel van Onze Minister bijzondere risico’s of inconveniënten zijn verbonden;

  • c. een toelage of - in de plaats daarvan - voorzieningen in natura ter zake van het verblijf van de militair buiten Nederland;

  • d. een vergoeding van of een tegemoetkoming in de kosten van recepties en representatie;

  • e. een diensttijdgratificatie bij een - naar het oordeel van Onze Minister - eervolle diensttijd van twaalfeneenhalf, vijfentwintig of vijfendertig jaren;

  • f. een toelage dan wel een toeslag, uitsluitend indien de militair is aangesteld bij het reserve-personeel, in verband met het handhaven van zijn inzetbaarheid;

  • g. een vergoeding van of een tegemoetkoming in de kosten van communicatie;

  • h. een vergoeding van of tegemoetkoming in de kosten van het volgen van een cursus of opleiding alsmede de hiervoor benodigde studiematerialen;

  • i. een vergoeding of een tegemoetkoming in de extra kosten voor zorg voor jonge kinderen bij inzet.

Hoofdstuk 4. Inkomsten tijdens bijzondere situaties

Artikel 17. Ziekte

  • 1 De militair die wegens ziekte verhinderd is dienst te verrichten, heeft, zodra die verhindering twaalf maanden heeft geduurd, aanspraak op 70% van de inkomsten waarop hij aanspraak zou hebben, indien die verhindering tot dienstverrichting niet was ingetreden.

  • 2 Indien de militair, bedoeld in het eerste lid gedurende een bepaalde tijd zwangerschaps- of bevallingsverlof op basis van artikel 3:1 van de Wet arbeid en zorg geniet wordt het betreffende tijdvak van twaalf maanden met dat verlof verlengd.

  • 3 Voor het bepalen van de in het eerste lid genoemde termijn – in voorkomend geval verlengd ingevolge het tweede lid – wordt een opnieuw ingetreden verhindering tot dienstverrichting als voortzetting van de voorgaande verhindering beschouwd, indien niet meer dan vier weken zijn verstreken sinds de dag waarop de militair de dienst volledig heeft hervat. Bij de vaststelling van de periode van vier weken blijven perioden waarin zwangerschapsof bevallingsverlof wordt genoten op basis van artikel 3:1 van de Wet arbeid en zorg, buiten beschouwing.

  • 4 In afwijking van het eerste lid heeft de militair ook na afloop van de in lid 1 genoemde termijn – in voorkomend geval verlengd ingevolge het tweede lid – aanspraak op de inkomsten waarop hij aanspraak zou hebben, indien die verhindering tot dienstverrichting niet was ingetreden:

    • a. als de ziekte waardoor hij verhinderd is dienst te verrichten naar het oordeel van het hoofd defensieonderdeel in overwegende mate haar oorzaak vindt in de aard van de aan hem opgedragen werkzaamheden of diensten of in de bijzondere omstandigheden waaronder deze moeten worden verricht, en – rekening houdend met de werkzaamheden of diensten en omstandigheden – niet aan zijn schuld of onvoorzichtigheid te wijten;

    • b. gedurende de periode dat zwangerschaps- of bevallingsverlof wordt genoten op basis van artikel 3:1 van de Wet arbeid en zorg.

  • 5 In afwijking van het eerste lid heeft de militair ook na het eerste tijdvak van twaalf maanden recht op doorbetaling van zijn inkomsten over het aantal uren dat hij loonvormende arbeid heeft verricht, niet zijnde reïntegratieactiviteiten waaronder therapeutische arbeid, onderwijs of scholing.

  • 6 In afwijking van het vijfde lid wordt onderwijs of scholing beschouwd als loonvormende arbeid indien:

    • a. dit onderwijs of deze scholing is gekoppeld aan de functievervulling van een voor de militair beschikbare functie;

    • b. dit onderwijs of deze scholing plaats vindt binnen een erkend reïntegratietraject en gericht is op concrete arbeidsmogelijkheden buiten Defensie en is goedgekeurd door de reïntegratie-autoriteit van Defensie.

  • 7 In bijzondere gevallen kan het hoofd defensieonderdeel in de situaties, genoemd in het vijfde en zesde lid, bepalen dat de niet genoten inkomsten geheel of gedeeltelijk aan anderen dan aan de militair worden betaald. Na verrekening met deze aan anderen dan aan de militair betaalde inkomsten, worden de eventueel resterende, niet betaalde inkomsten alsnog aan de militair betaald, indien een door hem aangevraagd hernieuwd onderzoek als bedoeld in artikel 104 van het Algemeen militair ambtenarenreglement in zijn voordeel is beslist.

  • 8 Het vijfde tot en met zevende lid is niet van toepassing indien sprake is van samenloop, bedoeld in artikel 17a, met een uitkering op grond van en werknemersverzekering of de Wet arbeid en zorg.

Artikel 17a. Samenloop tijdens ziekte van inkomsten en uitkering op grond van een werknemersverzekering, de Wet arbeid en zorg of een bovenwettelijke regeling

  • 1 Indien de militair, bedoeld in artikel 17, ter zake van de betrekking waaruit het recht op doorbetaling van bezoldiging voortvloeit, recht heeft op een of meerdere uitkeringen op grond van een werknemersverzekering, de Wet arbeid en zorg of een bovenwettelijke WW-uitkering, wordt het bedrag van die uitkering(en) in mindering gebracht op het bedrag waarop hij ingevolge artikel 17 recht heeft.

  • 2 Indien als gevolg van handelingen of het nalaten van handelingen door de militair de uitkering ingevolge een werknemersverzekering, de Wet arbeid en zorg, dan wel de bovenwettelijke WW-uitkering een vermindering ondergaat, dan wel de aanspraak daarop geheel of gedeeltelijk niet wordt toegekend, wordt die uitkering voor de toepassing van het eerste lid steeds aangemerkt als een uitkering die onverminderd is genoten. Indien het een uitkering betreft op grond van de WAO die in het geheel niet wordt toegekend, wordt voor de toepassing van dit artikel rekening gehouden met de uitkering op grond van de WAO zoals die zou zijn toegekend bij een arbeidsongeschiktheid van 80% of meer.

  • 3 Indien ten aanzien van de wettelijke uitkering een verplichting wordt opgelegd of een sanctie wordt toegepast, wordt door het hoofd defensieonderdeel zoveel mogelijk dezelfde verplichting opgelegd, dan wel een overeenkomstige sanctie toegepast op het bedrag aan inkomsten waarop de militair ingevolge het eerste lid aanspraak heeft.

  • 4 In bijzondere gevallen kan het hoofd defensieonderdeel bepalen dat de niet genoten inkomsten geheel of gedeeltelijk aan anderen dan aan de militair worden betaald. Na verrekening met deze aan anderen dan aan de militair betaalde inkomsten, worden de eventueel resterende, niet betaalde inkomsten alsnog aan de militair betaald, indien een door hem aangevraagd hernieuwd onderzoek als bedoeld in artikel 104 van het Algemeen militair ambtenarenreglement in zijn voordeel is beslist.

  • 5 Het in het derde lid bedoelde verplichtingen- en sanctieregime is van overeenkomstige toepassing indien de militair bij doorbetaling van bezoldiging tijdens ziekte of arbeidsongeschiktheid de in dat lid bedoelde aanspraak niet had kunnen hebben.

Artikel 17b. Inkomsten tijdens zwangerschaps- en bevallingsverlof

  • 1 Indien aan de vrouwelijke militair zwangerschaps- en bevallingsverlof is verleend, behoudt zij haar aanspraak op inkomsten.

  • 2 De commandant draagt ervoor zorg dat de vrouwelijke militair door tussenkomst van de commandant een uitkering op basis van hoofdstuk 3 van de Wet arbeid en zorg aanvraagt bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet-SUWI. Deze uitkering moet uiterlijk twee weken voor de datum van ingang van het zwangerschaps- en bevallingsverlof onderscheidenlijk de datum waarop de vrouwelijke militair het recht op de uitkering wil laten ingaan, worden aangevraagd.

  • 3 Indien de vrouwelijke militair aan wie zwangerschaps- en bevallingsverlof is verleend gedurende dat verlof of gedurende een bepaalde periode van dat verlof tevens recht heeft op een uitkering op basis van de Wet arbeid en zorg, wordt door het hoofd defensieonderdeel gedurende de periode waarin sprake is van samenloop een inhouding op de doorbetaling als bedoeld in het eerste lid toegepast die overeenkomt met het bedrag van bedoelde uitkering.

  • 4 Indien aan de voorwaarden voor het toekennen van een uitkering als bedoeld in het tweede lid is voldaan maar geen uitkering is toegekend omdat de vrouwelijke militair geen aanvraag heeft ingediend, wordt het derde lid op overeenkomstige wijze toegepast.

Artikel 17c. Inkomsten tijdens adoptieverlof

  • 2 De commandant draagt ervoor zorg dat de militair door tussenkomst van de commandant een uitkering op basis van hoofdstuk 3 van de Wet arbeid en zorg aanvraagt bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen bedoeld in hoofdstuk 5 van de Wet-SUWI. Deze uitkering moet uiterlijk twee weken voor de datum van ingang van het adoptieverlof onderscheidenlijk de datum waarop de militair het recht op de uitkering wil laten ingaan, worden aangevraagd.

  • 3 Indien de militair aan wie adoptieverlof is verleend gedurende dat verlof of gedurende een bepaalde periode van dat verlof tevens recht heeft op een uitkering op basis van de Wet arbeid en zorg, wordt door het hoofd defensieonderdeel gedurende de periode waarin sprake is van samenloop een inhouding op de doorbetaling, bedoeld in het eerste lid, toegepast die overeenkomt met het bedrag van bedoelde uitkering.

  • 4 Indien aan de voorwaarden voor het toekennen van een uitkering als bedoeld in het derde lid is voldaan maar geen uitkering is toegekend omdat de militair geen aanvraag heeft ingediend, wordt het derde lid op overeenkomstige wijze toegepast.

Artikel 17d. Samenloop inkomsten en financiële tegemoetkoming loopbaanonderbreking op basis van de Wet arbeid en zorg

[Vervallen per 01-12-2012]

Artikel 18. Ongeoorloofde afwezigheid

Voor elke volledige dag dat de militair zich aan zijn dienstverplichtingen onttrekt, heeft hij geen aanspraak op inkomsten.

Artikel 19. Schorsing

  • 2 In geval een schorsing als bedoeld in het eerste lid, langer duurt dan zes weken, kan het hoofd defensieonderdeel bepalen dat gedurende die verdere duur van die schorsing een verdere inhouding plaatsvindt tot het volle bedrag der inkomsten. Bij de afweging omtrent de hoogte van de inhouding wordt de financiële positie van de militair in de beschouwing betrokken.

  • 4 De ingehouden inkomsten kunnen alsnog geheel of gedeeltelijk aan de militair worden uitbetaald, indien een schorsing als bedoeld in artikel 34, tweede lid, onderdeel a of b, van het Algemeen militair ambtenarenreglement niet wordt gevolgd door een veroordeling tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf, een vrijheidsbenemende maatregel of ontslag uit de militaire dienst. Op de aldus uit te keren inkomsten worden in mindering gebracht de inkomsten, welke de militair sedert de schorsing heeft genoten uit arbeid, die hij als gevolg van de schorsing heeft kunnen verrichten, tenzij zulks, naar het oordeel van het hoofd defensieonderdeel, onredelijk of onbillijk is.

Artikel 20. Vrijheidsstraf, voorlopige hechtenis en gijzeling

[Vervallen per 23-06-2004]

Artikel 21. Krijgsgevangenschap en internering

De militair die zich in krijgsgevangenschap bevindt of door een vreemde mogendheid is geïnterneerd, behoudt aanspraak op inkomsten, tenzij Onze Minister anders bepaalt.

Artikel 22. Vermissing

  • 1 Indien de militair wordt vermist en gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat hij zich aan zijn dienstverplichtingen onttrekt, dan wel zich in krijgsgevangenschap bevindt of door een vreemde mogendheid is geïnterneerd, is artikel 18, onderscheidenlijk 21 van overeenkomstige toepassing.

  • 2 Indien de militair wordt vermist en het eerste lid niet van toepassing is, wordt de militair geacht te zijn overleden op de dag waarop hij wordt vermist.

  • 3 Indien blijkt dat een op grond van het eerste of tweede lid gemaakte veronderstelling onjuist is geweest, stelt het hoofd defensieonderdeel de aanspraak op inkomsten met betrekking tot het tijdvak waarin de militair vermist is geweest vast in overeenstemming met de overige bepalingen van dit besluit. Daarbij geldt dat enerzijds kan worden bepaald dat eventueel te veel betaalde bedragen niet worden teruggevorderd, maar dat anderzijds rekening kan worden gehouden met:

    • a. een eventueel aan de gezinsleden van de militair toegekend tijdelijk pensioen;

    • b. een eventueel aan nabestaanden van de militair toegekende uitkering op grond van artikel 118b van het Algemeen militair ambtenarenreglement;

    • c. eventuele andere inkomsten of baten die door de militair of zijn gezinsleden tijdens de duur van de vermissing van de militair in verband daarmede zijn genoten.

Artikel 23. Samenloop

  • 1 Onverminderd het tweede lid kan het hoofd defensieonderdeel het bedrag aan inkomsten waarop de militair over enig tijdvak aanspraak heeft, verminderen met het gehele of gedeeltelijke bedrag van de geldelijke inkomsten waarop die militair over hetzelfde tijdvak aanspraak heeft uit of in verband met arbeid of bedrijf anders dan als militair. Dit geldt uitsluitend, indien laatstbedoelde geldelijke inkomsten zijn verkregen uit of in verband met werkzaamheden, verricht gedurende de voor de militair geldende werktijd, bedoeld in artikel 54a, onder d, van het Algemeen militair ambtenarenreglement. De vermindering bedraagt ten hoogste het bedrag van de inkomsten als militair.

  • 2 Indien de militair, bedoeld in artikel 17, eerste lid, tijdens verhindering tot dienstverrichting in het belang van zijn genezing door de militair geneeskundige dienst wenselijk geachte arbeid voor zichzelf of voor derden verricht, worden - in afwijking van het eerste lid - de geldelijke inkomsten uit die arbeid slechts op zijn inkomsten als militair in mindering gebracht, voor zover de inkomsten uit die arbeid 30 procent van zijn inkomsten als militair te boven gaan.

  • 3 Indien de militair reeds vóór het tijdstip waarop hij de in het eerste lid bedoelde werkzaamheden heeft aangevangen, naast zijn inkomsten als militair tevens inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf genoot, worden die inkomsten niet in aanmerking genomen bij de toepassing van het eerste lid. Dit is uitsluitend het geval, indien hij aannemelijk kan maken dat die inkomsten niet het gevolg zijn van verhoogde werkzaamheden of van andere oorzaken die verband houden met de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid.

  • 4 Indien de militair reeds vóór het tijdstip waarop hij de in het eerste lid bedoelde werkzaamheden heeft aangevangen, inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf genoot en hij na dat tijdstip meer inkomsten gaat genieten, worden die meerdere inkomsten in aanmerking genomen bij de toepassing van het eerste lid, tenzij hij aannemelijk kan maken dat die meerdere inkomsten niet het gevolg zijn van verhoogde werkzaamheden of van andere oorzaken die verband houden met de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid.

  • 5 Het bedrag aan inkomsten waarop de militair over enig tijdvak aanspraak heeft, wordt verminderd met het bedrag van de geldelijke uitkeringen waarop hij met betrekking tot hetzelfde tijdvak krachtens een sociale verzekeringswet aanspraak heeft. Dit geldt uitsluitend, indien die geldelijke uitkeringen in de plaats zijn getreden van geldelijke inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf, die met toepassing van het eerste lid in mindering zijn of zouden zijn gebracht tot ten hoogste het bedrag van de inkomsten als militair.

  • 6 Het hoofd defensieonderdeel kan het bedrag aan inkomsten waarop de militair over enig tijdvak aanspraak heeft, verminderen met het gehele of gedeeltelijke bedrag van de vaste vergoeding waarop de militair over hetzelfde tijdvak aanspraak heeft in verband met een functie in een publiekrechtelijk college waarvoor hem over dat tijdvak het in artikel 12c, tweede lid, van de Militaire ambtenarenwet 1931 bedoelde verlof is verleend. De vermindering bedraagt ten hoogste het bedrag van de inkomsten als militair.

  • 7 De militair, bedoeld in het eerste tot en met het zesde lid, is gehouden de geldelijke inkomsten of uitkeringen uit of in verband met arbeid of bedrijf, dan wel de vaste vergoedingen in verband met een functie in een publiekrechtelijk college te melden aan het hoofd defensieonderdeel onder overlegging van een gespecificeerde opgave van die inkomsten, uitkeringen of vergoedingen.

Hoofdstuk 4a. Inhoudingen en berekeningsgrondslagen pensioenen

Artikel 23a. Berekeningsgrondslag pensioenen

  • 1 Als inkomstenbestanddelen ingevolge dit besluit gelden, bij de berekening van de grondslag voor militair ouderdoms- en nabestaandenpensioen en pensioen ter zake van ziekten of gebreken naar de bij of krachtens de Kaderwet militaire pensioenen vast te stellen regels, uitsluitend:

  • a. de bezoldiging;

  • b. de vakantie-uitkering, met uitzondering van dat deel, dat als een tijdelijk bestanddeel van de inkomsten wordt aangemerkt;

  • c. de eindejaarsuitkering;

  • d. de vliegtoelage;

  • e. de garantievliegtoelage;

  • f. de toelage Huis van H.M. de Koningin;

  • g. de functioneringstoelage, indien deze voor ten minste vijf jaren onafgebroken is toegekend;

  • h. de toelage officieren-arts, officieren-tandarts en officieren-apotheker, zodra deze toelage laatstelijk gedurende vijf jaren onafgebroken is genoten;

  • i. de toelage officieren-medisch specialist, zodra deze toelage laatstelijk gedurende vijf jaren onafgebroken is genoten;

  • j. de brevettoelage marinierskapel;

  • k. een op grond van artikel 26 van dit besluit dan wel een voor 1 januari 2009 op grond van artikel 115 van het Algemeen militair ambtenarenreglement toegekende schadeloosstelling, vergoeding of tegemoetkoming, voor zover deze, naar het oordeel van Onze Minister, een vast onderdeel van zijn inkomen vormt;

  • l. de door Onze Minister te schatten geldswaarden per jaar van het emolument van kleermakers, schoenmakers en barbiers der zeemacht wegens werkzaamheden ten dienste van de militairen, welke schatting niet individueel geschiedt doch voor alle kleermakers, schoenmakers en barbiers naar een voor elk van deze categorieën te bepalen bedrag, berekend naar de gemiddelde inkomsten, welke door elke categorie jaarlijks uit het bedrijf wordt genoten;

  • m. het emolument huisvesting Koninklijke marechaussee;

  • n. de vaste vergoeding voor extra beslaglegging van de militair die zich in fase twee of drie bevindt, voor zover hij deze na 31 december 2001 heeft genoten, met uitzondering van de militair, bedoeld in het vierde lid.

  • 3 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing voor de gewezen militair die een ontslaguitkering, waaronder tevens te begrijpen een uitkering ingevolge de Uitkeringswet gewezen militairen, geniet in de zin van de bij of krachtens de Kaderwet militaire pensioenen vastgestelde regels, met dien verstande dat onderdeel n van het eerste lid niet als inkomensbestanddeel bij de berekening van de pensioengrondslag wordt meegenomen.

  • 4 Met de uitzondering genoemd in het eerste lid, onderdeel n, wordt bedoeld:

    • a. de militair van de zeemacht zonder rang, of die een rang bekleedt lager dan luitenant ter zee der derde klasse die in het jaar 2002, 2003, 2004 of 2005 de leeftijd van vijftig jaar heeft bereikt;

    • b. de militair van de zeemacht, die de rang bekleedt van luitenant ter zee der derde klasse, luitenant ter zee der tweede klasse of luitenant ter zee der tweede klasse oudste categorie, die in het jaar 2002, 2003, 2004 of 2005 de leeftijd van tweeënvijftig jaar heeft bereikt;

    • c. de militair van de zeemacht die de rang bekleedt van luitenant ter zee der eerste klasse, of een hogere rang, die:

      • 1°. van 1 januari 2002 tot en met 30 juni 2002 de leeftijd van drieënvijftig jaar en zes maanden heeft bereikt;

      • 2°. van 1 juli 2002 tot en met 30 juni 2003 de leeftijd van drieënvijftig jaar en negen maanden heeft bereikt;

      • 3°. van 1 juli 2003 tot en met 30 juni 2005 de leeftijd van vierenvijftig jaar heeft bereikt;

      • 4°. van 1 juli 2005 tot en met 30 juni 2006 de leeftijd van vierenvijftig jaar en drie maanden heeft bereikt;

      • 5°. van 1 juli 2006 tot en met 30 juni 2007 de leeftijd van vierenvijftig jaar en zes maanden bereikt;

      • 6°. van 1 juli 2007 tot en met 30 juni 2008 de leeftijd van vierenvijftig jaar en negen maanden bereikt;

      • 7°. van 1 juli 2008 tot en met 31 december 2008 de leeftijd van vijfenvijftig jaar bereikt;

    • d. de overige militairen die in het jaar 2002, 2003, 2004 en 2005 de leeftijd van vijfenvijftig jaar hebben bereikt.

Artikel 23b. Eigen bijdrage en tijdelijke aanvullende eigen bijdrage

  • 1 De eigen bijdrage van de militair aan het arbeidsongeschiktheidspensioen komt overeen met het pensioenbijdrageverhaal voor het invaliditeitspensioen dat ingevolge artikel 4, vijfde lid van de Wet privatisering ABP van een overheidswerknemer, die met die militair kan worden gelijkgesteld, door de sectorwerkgever wordt geheven.

  • 2 De eigen bijdrage van de gewezen militair aan het arbeidsongeschiktheidspensioen komt overeen met het pensioenbijdrageverhaal voor het invaliditeitspensioen dat ingevolge artikel 4, vijfde lid, van de Wet privatisering ABP van een gewezen overheidswerknemer, die met die gewezen militair kan worden gelijkgesteld, door de voor de ontslaguitkering zorgdragende instantie wordt geheven.

  • 3 De tijdelijke aanvullende eigen bijdrage van de militair en de gewezen militair aan het ouderdoms- en nabestaandenpensioen bedraagt een door het bestuur van de Stichting Pensioenfonds ABP ingevolge de Kaderwet militaire pensioenen vast te stellen extra bijdrage. Deze bijdrage wordt geheven over de bijdragegrondslag die geldt voor het pensioenbijdrageverhaal voor het ouderdoms- en nabestaandenpensioen in de desbetreffende jaren.

Artikel 23c. Pseudo-pensioenpremie VEB

  • 1 Op de inkomsten van de militair bedoeld in artikel 23a, vierde lid, wordt een pseudo-pensioenpremievergoeding voor extra beslaglegging ingehouden, overeenkomstig de pensioenbijdrage die verhaald zou zijn indien op basis van artikel 23a, onderdeel n, de vaste vergoeding voor extra beslaglegging voor zover hij deze na 31 december 2001 heeft genoten, tot zijn pensioengrondslag zou behoren.

  • 2 De pseudo-pensioenpremievergoeding voor extra beslaglegging wordt op de datum dat hij met leeftijdsontslag gaat gerestitueerd aan de militair, uitgezonderd de militair bedoeld in het derde en vierde lid.

  • 3 Voor de militair, bedoeld in het eerste lid, die na 31 december 2002 de leeftijd bereikt waarop hij twee jaren ouder is dan de voor hem geldende ontslagleeftijd als bedoeld in artikel 39a AMAR wordt de pseudo-pensioenpremievergoeding voor extra beslaglegging op de datum van eerstbedoelde leeftijd omgezet in een pensioenbijdrage en wordt de vaste vergoeding voor extra beslaglegging tot de berekeningsgrondslag voor het pensioen gerekend.

  • 4 Voor de militair, bedoeld in het eerste lid, die na 31 december 2002 met leeftijdsontslag gaat en op de ontslagdatum twee jaar ouder is dan de op die datum voor hem geldende ontslagleeftijd als bedoeld in artikel 39a AMAR, wordt de pseudo-pensioenpremie vergoeding voor extra beslaglegging op de datum van ontslag omgezet in een pensioenbijdrage en wordt de vaste vergoeding voor extra beslaglegging tot de berekeningsgrondslag voor het pensioen gerekend.

  • 5 Het tweede, derde en vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing indien deze militair komt te overlijden voordat hij is ontslagen, te rekenen naar de overlijdensdatum.

Artikel 23d. Pseudo-pensioenpremietoelage officieren-medisch specialist

  • 1 Over de toelage bedoeld in artikel 23a, eerste lid, onderdeel i, wordt, zolang niet is uitgesloten dat aan de in dat onderdeel bedoelde voorwaarde zal worden voldaan, een pseudo-pensioenpremie ingehouden, overeenkomstig de pensioenbijdrage die verhaald zou zijn, indien die toelage tot zijn pensioengrondslag zou behoren.

  • 3 De in het eerste lid bedoelde pseudo-pensioenpremie over de toelage wordt aan de militair gerestitueerd, zodra die toelage niet meer wordt genoten en is uitgesloten dat aan de in artikel 23a, eerste lid, onderdeel i, bedoelde voorwaarde zal worden voldaan.

Hoofdstuk 5. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 24a. Overgangsbepaling overbruggingstoelage

De militair die op 31 mei 2001 aanspraak had op een overbruggingstoelage op grond van artikel 9, eerste lid, onder b, volgens de bepalingen van dit besluit zoals deze luidden op 31 mei 2001, behoudt zijn aanspraak op de overbruggingstoelage volgens de bepalingen van dit besluit zoals deze luidden op voornoemde datum.

Artikel 25. Vakantie-uitkering

Bij de vaststelling van de grondslag voor de vakantie-uitkering wordt in voorkomend geval het ingevolge de bij of krachtens de Kaderwet militaire pensioenen bepaalde emolument huisvesting Koninklijke marechaussee, mede in aanmerking genomen.

Artikel 25a. Mandaatverlening

Van de bevoegdheid tot het vaststellen van ministeriële regelingen als bedoeld in artikel 16, eerste lid, onderdelen c en d, kan mandaat worden verleend aan de hoofddirecteur personeel van het Ministerie van Defensie.

Artikel 26. Hardheidsclausule

Indien de billijkheid dat vordert, kan Onze Minister de militair schadeloos stellen, kosten vergoeden of overigens een geldelijke tegemoetkoming toekennen.

Artikel 29. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 1996. Indien het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 1995, treedt het in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, en werkt het terug tot en met 1 januari 1996.

Artikel 30. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Inkomstenbesluit militairen.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 22 december 1995

Beatrix

De Staatssecretaris van Defensie,

J.C. Gmelich Meijling

Uitgegeven de achttiende januari 1996

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Bijlage A. (IBM, artikel 4)

Salarisschalen voor de militairen van de Koninklijke marine met ingang van 1 januari 2016

Bijlage 257228.png

Mij bekend,

De Minister van Defensie,

Bijlage B. (IBM, artikel 4)

Salarisschalen voor de militairen van de Koninklijke landmacht, de Koninklijke luchtmacht en de Koninklijke marechaussee met ingang van 1 januari 2016

Bijlage 257231.png

Mij bekend,

De Minister van Defensie,