Stb. 2003, 208, datum inwerkingtreding 23-05-2003, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-10-2001.
1 Onze Minister kan een functioneringstoelage toekennen aan de militair met een rang
van luitenant-generaal, vice-admiraal of hoger, of aan de commandant van het wapen
der Koninklijke marechaussee.
2 De bevelhebber kan aan een militair, niet bedoeld in het eerste lid, die voor onbepaalde
tijd is aangesteld bij het beroepspersoneel en het voor hem geldende maximumsalaris
heeft bereikt, een functioneringstoelage toekennen, indien de wijze van functioneren
van die militair daartoe naar het oordeel van de bevelhebber aanleiding geeft.
3 De functioneringstoelage wordt toegekend voor een periode van tenminste één jaar.
4 De functioneringstoelage bedraagt ten hoogste 10 procent van het voor de militair
geldende salaris.
5 Indien de militair, die een functioneringstoelage geniet, wordt bevorderd, niet zijnde
een tijdelijke bevordering, komt de functioneringstoelage met ingang van de datum
van de bevordering te vervallen.
6 Indien de militair, die een functioneringstoelage geniet, tijdelijk wordt bevorderd,
wordt het bedrag van de functioneringstoelage gedurende de tijd dat hij de tijdelijke
rang bekleedt, op nul gesteld.
7 Voor de toepassing van dit artikel wordt het maximumsalaris bereikt voor:
-
a. de matroos der 1e klasse van de Koninklijke Marine: bij het salarisnummer 11 of hoger;
-
b. de korporaal, de korporaal der 1e klasse van de Koninklijke Landmacht en de Koninklijke
Luchtmacht en de marechaussee der 1e klasse van de Koninklijke Marechaussee: bij het
salarisnummer 15 of hoger.