Inkomstenbesluit militairen

Geraadpleegd op 21-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-03-2004 en zichtdatum 18-12-2024.
Geldend van 10-12-2003 t/m 27-05-2004

Besluit van 22 december 1995, houdende regels ten aanzien van de inkomsten van militairen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Defensie van 11 augustus 1995, nr. PAV 6011/95014842;

Gelet op artikel 125 van de Ambtenarenwet en artikel 12 van de Militaire ambtenarenwet 1931;

De Raad van State gehoord (advies van 14 december 1995, nr. W07.95.0432);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Defensie van 20 december 1995, nr. PAV 6011/95023787;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1 In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a. Onze Minister: Onze Minister van Defensie;

    • b. «Bevelhebber» de bevelhebber van het desbetreffende krijgsmachtdeel of de commandant van het wapen der Koninklijke marechaussee;

    • c. commandant: een bij ministeriële regeling aan te wijzen functionaris;

    • d. militair: de militaire ambtenaar in de zin van artikel 1, eerste en tweede lid, van de Militaire ambtenarenwet 1931;

    • e. werkelijke dienst: de tijd gedurende welke de militair:

      • 1°. is aangesteld bij het beroepspersoneel en hij niet op nonactiviteit is gesteld en hem geen buitengewoon verlof van lange duur zonder behoud van inkomsten is verleend;

      • 2°. behoort tot het reserve-personeel en als zodanig feitelijk onder de wapenen is;

    • f. rang: een militaire rang en stand of klasse, voor zover niet titulair toegekend;

    • g. officier: de militair met de rang van luitenant ter zee der derde klasse, tweede luitenant of met een hogere rang;

    • h. gezin en gezinsleden: de echtgenote van de militair en de kinderen, stief- en pleegkinderen van de militair of van zijn echtgenote;

    • i. salaris: het bedrag dat met inachtneming van de bepalingen van dit besluit voor de militair is vastgesteld op grond van artikel 5;

    • j. salarisschaal: een reeks van salarissen, behorende bij een bepaalde rang;

    • k. bezoldiging: het salaris, in voorkomend geval vermeerderd met de overbruggingstoelage, bedoeld in artikel 9, en de garantietoelage minimumloon, bedoeld in artikel 10;

    • l. inkomsten: alle beloningen in geld waarop de militair aanspraak kan maken bij of krachtens dit besluit;

    • m. salarisnummer:

      het getal dat in een salarisschaal voor een salaris is vermeld;

    • n. maand: een kalendermaand;

    • o. werknemersverzekering: Werkloosheidswet, Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering, dan wel de Ziektewet.

  • 2 In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt mede verstaan onder militair: degene die is aangesteld in burgerlijke openbare dienst om bij de krijgsmacht als geestelijk verzorger werkzaam te zijn.

  • 3 Met inachtneming van artikel 1, derde en vierde lid, van het Algemeen militair ambtenarenreglement wordt in dit besluit en de daarop berustende bepalingen mede verstaan onder echtgenote of echtgenoot:

    • 1°. de geregistreerde partner;

    • 2°. degene die door de militair als partner is aangemeld bij de Stichting Pensioenfonds ABP en door het bestuur van dat fonds als zodanig is aangemerkt, op voorwaarde dat de militair een bewijs van die aanmelding heeft overgelegd aan de commandant;

Artikel 2. Afwijking van dit besluit

  • 1 Onze Minister kan in geval van buitengewone omstandigheden tijdelijk afwijken van hetgeen bij of krachtens dit besluit is bepaald, indien en voor zolang dit met het oog op de goede uitvoering van de operationele taken van de krijgsmacht noodzakelijk wordt geacht.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen voorts afwijkende regelen worden gesteld ten aanzien van militairen, die zijn tewerkgesteld of ingezet:

    • a. onder leiding of toezicht van een orgaan van de Verenigde Naties;

    • b. bij of ten behoeve van een bondgenootschappelijk orgaan of bondgenootschappelijke strijdkrachten;

    • c. ten behoeve van operaties in het kader van internationale overeenkomsten of andere verplichtingen door Nederland aangegaan;

    • d. buiten het Ministerie van Defensie anders dan in de gevallen, bedoeld onder a, b en c.

Artikel 3. Vaststelling inkomsten

  • 1 Voor zover in dit besluit niet anders is bepaald, heeft de militair aanspraak op inkomsten voor elke dag dat hij in werkelijke dienst is; daarbij wordt een gedeelte van een dag aangemerkt als een volle dag.

  • 2 Bij de vaststelling van inkomsten die zijn uitgedrukt per maand wordt een maand gesteld op dertig dagen. Bij de berekening over een gedeelte van een maand wordt het bedrag per dag vastgesteld door het maandbedrag te delen door dertig. Een wijziging van inkomsten op de eenendertigste van een maand gaat in op de eerste dag van de volgende maand.

  • 3 Tenzij anders is bepaald, kan op inkomsten die zijn uitgedrukt per dag of per tijdseenheid van langere duur en die niet tot de bezoldiging behoren, slechts aanspraak bestaan voor de tijd dat aanspraak bestaat op bezoldiging. Bedoelde inkomsten worden dan toegekend in evenredigheid met de bezoldiging waarop aanspraak bestaat.

Artikel 3b. Berekening pensioen gevend inkomen

Voor de berekening van het pensioen gevend inkomen worden aanspraken op grond van dit besluit of op grond van andere regelingen inzake beloningen van de militair, vermenigvuldigd met een factor 1/1,019 met inachtneming van een maximale vermindering van het pensioen gevend inkomen van € 63,46.

Hoofdstuk 2. Bezoldiging

Artikel 4. Vaststelling salarisschalen

De salarisschalen voor militairen zijn opgenomen in de bij dit besluit behorende bijlage A of B, die blijkens het opschrift betrekking heeft op het krijgsmachtdeel waartoe de militair behoort.

Artikel 5. Salaris

  • 1 De militair heeft aanspraak op een salaris dat wordt bepaald met inachtneming van:

    • a. het krijgsmachtdeel waartoe hij behoort;

    • b. zijn rang en

    • c. zijn salarisnummer.

  • 2 De militair van de Koninklijke landmacht die behoort tot het Korps Nationale Reserve heeft aanspraak op 50 procent van het salaris dat op grond van het eerste lid wordt vastgesteld, indien hij werkelijke dienst verricht ter zake van bij ministeriële regeling vastgestelde activiteiten.

Artikel 5a. Overgangsbepaling

Voor de militair van 18 tot en met 23 jaar met de stand van matroos der derde klasse, matroos der tweede klasse, soldaat en soldaat der eerste klasse, voor wie op 31 maart 1998 een salaris gold als vermeld in de bijlagen A en B van dit besluit, zoals deze luidden op bedoelde dag, geldt, in afwijking van artikel 5, eerste lid, het hieronder vermelde salaris:

salarisnummer

matr3/sld

matr2/sld1

0

€ 997,99

€ 1018,14

1

€ 1140,56

€ 1163,59

2

€ 1283,13

€ 1309,04

3

€ 1425,70

€ 1454,49

4

€ 1442,22

€ 1476,20

Artikel 7. Salarisnummer bij aanstelling, verhoging salarisnummer

  • 1 De bevelhebber kent de militair bij aanstelling een salarisnummer binnen de bij zijn rang behorende salarisschaal toe op basis van kennis en ervaring van de militair.

  • 2 Aan de militair van 20, 21, 22 of 23 jaar en ouder wordt bij aanstelling respectievelijk ten minste salarisnummer 1, 2, 3 of 4 toegekend.

  • 3 Het salarisnummer van de militair wordt jaarlijks met één verhoogd. Deze verhoging is ook van toepassing op de militair, die het maximum van de salarisschaal heeft bereikt.

  • 4 De in het derde lid bedoelde verhoging van het salarisnummer vindt plaats met ingang van de eerste dag van de maand waarin één jaar is verstreken sedert de dag waarop zijn salarisnummer voor de laatste maal is toegekend.

  • 5 De bevelhebber kan een hoger salarisnummer toekennen aan een militair, indien deze naar het oordeel van de bevelhebber daarvoor in aanmerking komt.

  • 6 De bevelhebber kan een verhoging van het salarisnummer achterwege laten, indien de militair niet naar behoren functioneert.

Artikel 8. Salarisnummer bij bevordering

  • 1 De militair behoudt zijn salarisnummer indien hij wordt bevorderd.

  • 2 Indien het salarisnummer van een militair, na bevordering, lager is dan het laagste salarisnummer waarvoor bij zijn nieuwe salarisschaal een bedrag is opgenomen, wordt de militair door de bevelhebber een hoger salarisnummer toegekend, zodanig dat de militair aanspraak verkrijgt op het laagste bedrag behorende bij zijn nieuwe salarisschaal.

  • 3 Indien de in het tweede lid bedoelde militair tijdelijk is bevorderd en de rang herkrijgt die hij had voordat hij tijdelijk werd bevorderd, vervalt de in het vorige lid bedoelde verhoging van het salarisnummer.

  • 4 Het salarisnummer van de korporaal van de Koninklijke Landmacht of van de Koninklijke Luchtmacht, die na 1 oktober 2001 wordt bevorderd tot korporaal der eerste klasse, wordt met één verhoogd. Deze verhoging is niet van invloed op de datum van de jaarlijkse verhoging van het salarisnummer, bedoeld in artikel 7, vierde lid, of artikel 8a, tweede lid.

Artikel 8a. Overgangsbepaling 1 juni 2001

  • 1 Voor de militair, die op 31 mei 2001 aanspraak maakt op salaris, wordt op 1 juni 2001 zijn tot die tijd geldende diensttijd omgezet in een salarisnummer aan de hand van de salarisschalen van bijlage A en B en met inachtneming van het volgende:

    • a. Het salarisnummer wordt toegekend zodanig, dat het salaris op 1 juni 2001 gelijk is aan het salaris dat voor hem op die datum zou hebben gegolden bij toepassing van dit besluit zoals dat luidde op 31 mei 2001;

    • b. Indien dit salaris niet voorkomt in de salarisschaal wordt het salarisnummer toegekend zodanig, dat het salaris gelijk is aan het eersthogere bedrag in de salarisschaal;

    • c. Voor de militair, die één of meer jaren diensttijd had boven de diensttijd behorende bij het maximum salaris in de salarisschaal, wordt het salarisnummer hoger vastgesteld overeenkomstig dat aantal jaren diensttijd.

  • 2 In afwijking van artikel 7, vierde lid, wordt voor de militair, die op 31 mei 2001 aanspraak maakt op salaris, de datum van de eerstvolgende verhoging van het salarisnummer na 1 juni 2001 als volgt vastgesteld:

    • a. voor de militair, bedoeld in het eerste lid, onder b: één jaar na de toekenning van het salarisnummer;

    • b. voor de militair, voor wie de diensttijd vóór 1 juni 2001 met tenminste een jaar is vermeerderd en voor de officier, niet bedoeld onder a: overeenkomstig de diensttijdbepalingen van dit besluit zoals deze luidden op 31 mei 2001;

    • c. voor de overige militairen: de eerste dag van de maand waarin één jaar is verstreken sedert zijn aanstelling.

Artikel 9. Overbruggingstoelage

  • 1 Een militair wiens salaris vermindering ondergaat, heeft aanspraak op een overbruggingstoelage ten bedrage van die vermindering, indien hij:

    • a. na een verandering in zijn dienstverhouding tot het Rijk - in verband met het volgen van een opleiding wordt aangesteld in een lagere rang; of

    • b. na overgang naar een ander krijgsmachtdeel aanspraak heeft op een lager salaris.

  • 2 Een militair, voor wie na bevordering de functioneringstoelage is vervallen, of het bedrag ervan op nul is gesteld, heeft aanspraak op een overbruggingstoelage indien hij na bevordering aanspraak heeft op een salaris dat lager is dan het salaris vermeerderd met de functioneringstoelage waarop hij direct voorafgaande aan die bevordering aanspraak had, ten bedrage van deze vermindering.

  • 3 Indien het salaris van de militair aan wie een overbruggingstoelage is toegekend, wordt verhoogd anders dan op grond van een algemene salarismaatregel, wordt de overbruggingstoelage met het bedrag van die verhoging verminderd.

  • 4 Geen aanspraak op een overbruggingstoelage wordt verleend, dan wel de aanspraak op de toegekende overbruggingstoelage vervalt, indien de militair na een tijdelijke rang te hebben bekleed, de rang herkrijgt die hij had voordat hij tijdelijk werd bevorderd.

  • 5 Voor de militair, die op 31 december 2000 aanspraak heeft op een overbruggingstoelage, wordt de toelage met ingang van 1 januari 2001 verhoogd met 1,9%.

Artikel 10. Garantietoelage minimumloon

De militair wiens salaris - in voorkomend geval verhoogd met een overbruggingstoelage - lager is dan het maandbedrag van het minimumloon dat krachtens de artikelen 7, 8 en 14 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag geldt voor werknemers van dezelfde leeftijd, heeft aanspraak op een garantietoelage minimumloon ten bedrage van het verschil.

Hoofdstuk 3. Andere inkomsten

Artikel 11. Waarnemingstoelage

  • 2 De toelage wordt toegekend, indien de waarneming ten minste een tijdvak van dertig aaneengesloten dagen heeft geduurd.

  • 3 Het bedrag van de toelage is gelijk aan het verschil tussen de bezoldiging waarop de militair aanspraak heeft en de bezoldiging waarop hij aanspraak zou hebben, indien de waargenomen functie hem zou zijn toegewezen en hij dientengevolge zou zijn bevorderd tot de aan die functie verbonden rang.

Artikel 11a. Bevorderingstoeslag

  • 2 Het bedrag van de toeslag is gelijk aan vier maal het verschil tussen het salaris waarop hij aanspraak maakt na de bevordering en het salaris waarop hij aanspraak maakte voor de bevordering.

Artikel 12. Bindingspremie

  • 1 De bevelhebber kan aan een militair, die voor onbepaalde tijd is aangesteld bij het beroepspersoneel, een premie toekennen, indien hij na afloop van een voor hem uit artikel 7, eerste lid, dan wel artikel 14, tweede lid, en artikel 15, tweede lid, van het Algemeen militair ambtenarenreglement voortvloeiende verplichting nog gedurende een bepaalde periode onafgebroken deel heeft uitgemaakt van het beroepspersoneel voor onbepaalde tijd. De toekenning geschiedt naar bij ministeriële regeling te stellen regels.

  • 2 Uitbetaling van de premie vindt plaats binnen twee maanden nadat de militair de in het eerste lid bedoelde periode heeft voltooid.

Artikel 12a. Functioneringstoelage

  • 1 Onze Minister kan een functioneringstoelage toekennen aan de militair met een rang van luitenant-generaal, vice-admiraal of hoger, of aan de commandant van het wapen der Koninklijke marechaussee.

  • 2 De bevelhebber kan aan een militair, niet bedoeld in het eerste lid, die voor onbepaalde tijd is aangesteld bij het beroepspersoneel en het voor hem geldende maximumsalaris heeft bereikt, een functioneringstoelage toekennen, indien de wijze van functioneren van die militair daartoe naar het oordeel van de bevelhebber aanleiding geeft.

  • 3 De functioneringstoelage wordt toegekend voor een periode van tenminste één jaar.

  • 4 De functioneringstoelage bedraagt ten hoogste 10 procent van het voor de militair geldende salaris.

  • 5 Indien de militair, die een functioneringstoelage geniet, wordt bevorderd, niet zijnde een tijdelijke bevordering, komt de functioneringstoelage met ingang van de datum van de bevordering te vervallen.

  • 6 Indien de militair, die een functioneringstoelage geniet, tijdelijk wordt bevorderd, wordt het bedrag van de functioneringstoelage gedurende de tijd dat hij de tijdelijke rang bekleedt, op nul gesteld.

  • 7 Voor de toepassing van dit artikel wordt het maximumsalaris bereikt voor:

    • a. de matroos der 1e klasse van de Koninklijke Marine: bij het salarisnummer 11 of hoger;

    • b. de korporaal, de korporaal der 1e klasse van de Koninklijke Landmacht en de Koninklijke Luchtmacht en de marechaussee der 1e klasse van de Koninklijke Marechaussee: bij het salarisnummer 15 of hoger.

Artikel 13. Beloningen

  • 1 Aan een militair die zich tijdens het verblijf in werkelijke dienst bijzonder heeft onderscheiden door optreden of gedragingen dan wel door buitengewone toewijding of bijzondere loffelijke dienstverrichtingen, kunnen, naar bij ministeriële regeling te stellen regels één of meer van de onderstaande beloningen worden toegekend:

    • a. geschenk;

    • b. geldelijke beloning;

    • c. functioneringsgratificatie.

  • 2 Onze minister kan de beloningen, genoemd in het eerste lid, toekennen aan een militair met de rang van luitenant-generaal, vice-admiraal, generaal of luitenant-admiraal, of aan de commandant van het wapen der Koninklijke marechaussee.

  • 3 De commandant kan de beloningen, genoemd in het eerste lid, toekennen aan een militair niet bedoeld in het tweede lid.

  • 4 Het maximumbedrag van de beloningen, genoemd in het eerste lid, wordt bij ministeriële regeling vastgesteld.

Artikel 14. Vakantie-uitkering

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De militair met aanspraak op salaris heeft aanspraak op een vakantie-uitkering ten bedrage van 8 procent van de door hem genoten bezoldiging, in voorkomend geval vermeerderd met:

    • a. de waarnemingstoelage;

    • b. de toelage officieren-arts, -tandarts, of -apotheker, zodra deze laatstelijk gedurende vijf jaren onafgebroken is genoten;

    • c. de brevettoelage voor het vervullen van een eerste partij bij de marinierskapel der Koninklijke marine;

    • d. de brevettoelage voor het vervullen van een solistenpartij bij de marinierskapel der Koninklijke marine;

    • e. de vliegtoelage of de garantievliegtoelage;

    • f. de toelage woninghuur Koninklijke marechaussee;

    • g. het emolument van kleermakers, schoenmakers en barbiers der zeemacht, bedoeld in artikel 2, onder II, onderdeel a, van het Besluit uitvoering Algemene militaire pensioenwet;

    • h. de toelage Huis van Hare Majesteit de Koningin.

  • 2 Het minimumbedrag per maand van de vakantie-uitkering is voor de militair:

    • a. met salarisnummer 0: € 95,98;

    • b. met salarisnummer 1: € 109,70;

    • c. met salarisnummer 2: € 123,41;

    • d. met salarisnummer 3 of hoger: € 137,12.

  • 3 Ten aanzien van de militair op wie artikel 17, eerste lid, van toepassing is, wordt voor de toepassing van dit artikel uitgegaan van de inkomsten waarop die militair aanspraak zou hebben, indien de verhindering tot dienstverrichting niet was ingetreden.

  • 4 Indien de militair - anders dan op grond van artikel 17 - aanspraak heeft op een gedeelte van de voor hem geldende inkomsten, wordt het in het tweede lid bedoelde bedrag naar evenredigheid verminderd.

Terugwerkende kracht

Stb. 2004, 386, datum inwerkingtreding 11-08-2004, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-06-2001.

Vakantie-uitkering

1 De militair met aanspraak op salaris heeft aanspraak op een vakantie-uitkering ten bedrage van 8 procent van de door hem genoten bezoldiging, in voorkomend geval vermeerderd met:

  • a. de waarnemingstoelage;

  • b. de toelage officieren-arts, -tandarts, of -apotheker, zodra deze laatstelijk gedurende vijf jaren onafgebroken is genoten;

  • c. de brevettoelage voor het vervullen van een eerste partij bij de marinierskapel der Koninklijke marine;

  • d. de brevettoelage voor het vervullen van een solistenpartij bij de marinierskapel der Koninklijke marine;

  • e. de vliegtoelage of de garantievliegtoelage;

  • f. de toelage woninghuur Koninklijke marechaussee;

  • g. het emolument van kleermakers, schoenmakers en barbiers der zeemacht, bedoeld in artikel 23a, eerste lid, onderdeel l.

  • h. de toelage Huis van Hare Majesteit de Koningin.

2 Het minimumbedrag per maand van de vakantie-uitkering is voor de militair:

  • a. met salarisnummer 0: € 95,98;

  • b. met salarisnummer 1: € 109,70;

  • c. met salarisnummer 2: € 123,41;

  • d. met salarisnummer 3 of hoger: € 137,12.

3 Ten aanzien van de militair op wie artikel 17, eerste lid, van toepassing is, wordt voor de toepassing van dit artikel uitgegaan van de inkomsten waarop die militair aanspraak zou hebben, indien de verhindering tot dienstverrichting niet was ingetreden.

4 Indien de militair - anders dan op grond van artikel 17 - aanspraak heeft op een gedeelte van de voor hem geldende inkomsten, wordt het in het tweede lid bedoelde bedrag naar evenredigheid verminderd.

Artikel 15. Eindejaarsuitkering

De militair respectievelijk de gewezen militair met een lagere rang dan vice-admiraal of luitenant-generaal heeft aanspraak op een eindejaarsuitkering ten bedrage van 0,8% van de door hem genoten bezoldiging respectievelijk de door hem genoten uitkering op grond van de Uitkeringswet gewezen militairen of het door hem genoten wachtgeld of uitkering als bedoeld in artikel 18, zesde lid, van het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Defensie na toepassing van de bij of krachtens die wet respectievelijk die regeling geldende vermindering wegens inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf.

Artikel 15a. Eindejaarsuitkering topfunctionarissen

  • 2 Bij ministeriële regeling kan de eindejaarsuitkering, bedoeld in het eerste lid, worden verhoogd met een nominaal bedrag overeenkomstig de desbetreffende vaststelling bij overige overheidssectoren.

Artikel 16. Overige inkomsten

  • 1 Bij ministeriële regeling kan de militair aanspraak worden verleend op:

    • a. een toelage in verband met het vervullen van een door Onze Minister aangewezen functie of het bezit van een door Onze Minister aangewezen bekwaamheid;

    • b. een toelage voor het verrichten van werkzaamheden waaraan naar het oordeel van Onze Minister bijzondere risico’s of inconveniënten zijn verbonden;

    • c. een toelage of - in de plaats daarvan - voorzieningen in natura ter zake van het verblijf van de militair buiten Nederland;

    • d. een vergoeding van of een tegemoetkoming in de kosten van representatie;

    • e. een diensttijdgratificatie bij een - naar het oordeel van Onze Minister - eervolle diensttijd van twaalfeneenhalf, vijfentwintig of vijfendertig jaren;

    • f. een toelage dan wel een toeslag, uitsluitend indien de militair is aangesteld bij het reserve-personeel, in verband met het handhaven van zijn beschikbaarheid en inzetbaarheid.

  • 2 Tenzij de bevelhebber om redenen van billijkheid anders bepaalt, is de militair die is aangesteld bij het reserve-personeel en de verplichting op zich heeft genomen om zich gedurende een bepaalde tijd beschikbaar te houden voor inzet in het kader van een door Onze Minister als zodanig aangemerkte vredes- of humanitaire operatie of andere vorm van daadwerkelijke inzet buiten Nederland, verplicht tot terugbetaling van de hem daartoe verstrekte toelage, indien hij deze verplichting niet nakomt.

  • 3 Bij ministeriële regeling wordt de verlening van een uitkering in geval van overlijden of vermissing van de militair aan of ten behoeve van diens nabestaanden geregeld.

Hoofdstuk 4. Inkomsten tijdens bijzondere situaties

Artikel 17. Ziekte

  • 1 De militair die wegens ziekte verhinderd is dienst te verrichten, heeft, zodra die verhindering achttien maanden heeft geduurd, aanspraak op 80 procent van de inkomsten waarop hij aanspraak zou hebben, indien die verhindering tot dienstverrichting niet was ingetreden.

  • 2 Indien de militair tijdens de in het eerste lid genoemde termijn gedurende zekere tijd voor ten minste 45% van de voor hem normaal geldende arbeidsduur dienst verricht, dan wel zwangerschaps- of bevallingsverlof geniet op basis van artikel 3:1 van de Wet arbeid en zorg, wordt die termijn voor de toepassing van het eerste lid met die tijd, dan wel dat verlof verlengd.

  • 3 Voor het bepalen van de in het eerste lid genoemde termijn – in voorkomend geval verlengd ingevolge het tweede lid – wordt een opnieuw ingetreden verhindering tot dienstverrichting als voortzetting van de voorgaande verhindering beschouwd, indien niet meer dan vier weken zijn verstreken sinds de dag waarop de militair de dienst volledig heeft hervat. Bij de vaststelling van de periode van vier weken blijven perioden waarin zwangerschapsof bevallingsverlof wordt genoten op basis van artikel 3:1 van de Wet arbeid en zorg, buiten beschouwing.

  • 4 In afwijking van het eerste lid heeft de militair ook na afloop van de in dat lid genoemde termijn - in voorkomend geval verlengd ingevolge het tweede lid - aanspraak op de inkomsten waarop hij aanspraak zou hebben, indien die verhindering tot dienstverrichting niet was ingetreden:

    • a. zolang hij voor ten minste 45 procent van de voor hem normaal geldende arbeidsduur dienst verricht;

    • b. als de ziekte waardoor hij verhinderd is dienst te verrichten naar het oordeel van de bevelhebber in overwegende mate haar oorzaak vindt in de aard van de hem opgedragen werkzaamheden of diensten of in de bijzondere omstandigheden waaronder deze moeten worden verricht, en - rekening houdend met die werkzaamheden of diensten en omstandigheden - niet aan zijn schuld of onvoorzichtigheid is te wijten;

    • c. gedurende de periode dat zwangerschaps- of bevallingsverlof wordt genoten op basis van artikel 3:1 van de Wet arbeid en zorg.

  • 5 De militair die wegens ziekte verhinderd is dienst te verrichten, heeft geen aanspraak op inkomsten, indien hij naar het oordeel van de bevelhebber:

    • a de ziekte heeft voorgewend, althans zodanig overdreven heeft voorgesteld, dat verhindering tot dienstverrichting niet kan worden aangenomen;

    • b de verhindering tot dienstverrichting opzettelijk heeft veroorzaakt, tenzij hem daarvan op grond van zijn psychische toestand geen verwijt kan worden gemaakt;

    • c weigert zich te onderwerpen aan een onderzoek door of vanwege de militair geneeskundige dienst of, ná voor zo'n onderzoek te zijn opgeroepen, zonder geldige reden niet verschijnt;

    • d zonder voldoende gronden nalaat zich onder geneeskundige behandeling te stellen of te blijven stellen of zich niet houdt aan de hem door de behandelend arts gegeven voorschriften, met dien verstande dat hij geen medewerking behoeft te verlenen aan een ingreep van heelkundige aard;

    • e zich zodanig gedraagt dat zijn genezing wordt belemmerd of vertraagd;

    • f tijdens de verhindering tot dienstverrichting voor zichzelf of voor derden arbeid verricht, tenzij dit door de militair geneeskundige dienst in het belang van zijn genezing wordt geacht;

    • g in gebreke blijft op het door de commandant – op advies van de militair geneeskundige dienst – bepaalde tijdstip en in de door hem bepaalde mate de dienst te hervatten, tenzij de militair daarvoor een inmiddels opgekomen, door de commandant als geldig erkende reden heeft opgegeven.

  • 6 De aanspraak op doorbetaling van inkomsten ingevolge dit artikel vervalt, indien de militair zonder deugdelijke grond weigert de hem door de bevelhebber aangeboden passende, dan wel gangbare arbeid, waartoe de militair geneeskundige dienst hem in staat acht, te aanvaarden.

  • 7 In bijzondere gevallen kan de bevelhebber in de situaties, genoemd in het vijfde en zesde lid, bepalen dat de niet genoten inkomsten geheel of gedeeltelijk aan anderen dan aan de militair worden betaald. Na verrekening met deze aan anderen dan aan de militair betaalde inkomsten, worden de eventueel resterende, niet betaalde inkomsten alsnog aan de militair betaald, indien een door hem aangevraagd hernieuwd onderzoek als bedoeld in artikel 102 van het Algemeen militair ambtenarenreglement in zijn voordeel is beslist.

  • 8 Het vijfde tot en met zevende lid is niet van toepassing indien sprake is van samenloop, bedoeld in artikel 17a, met een uitkering op grond van en werknemersverzekering of de Wet arbeid en zorg.

Artikel 17a. Samenloop tijdens ziekte van inkomsten en uitkering op grond van een werknemersverzekering, de Wet arbeid en zorg of een bovenwettelijke regeling

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Indien de militair, bedoeld in artikel 17, ter zake van de betrekking waaruit het recht op doorbetaling van bezoldiging voortvloeit, recht heeft op een of meerdere uitkeringen op grond van een werknemersverzekering, de Wet arbeid en zorg of een bovenwettelijke WW-uitkering, wordt het bedrag van die uitkering(en) in mindering gebracht op het bedrag waarop hij ingevolge artikel 17 recht heeft.

  • 2 Indien als gevolg van handelingen of het nalaten van handelingen door de militair de uitkering ingevolge een werknemersverzekering, de Wet arbeid en zorg, dan wel de bovenwettelijke WW-uitkering een vermindering ondergaat, dan wel de aanspraak daarop geheel of gedeeltelijk niet wordt toegekend, wordt die uitkering voor de toepassing van het eerste lid steeds aangemerkt als een uitkering die onverminderd is genoten. Indien het een uitkering betreft op grond van de WAO die in het geheel niet wordt toegekend, wordt voor de toepassing van dit artikel rekening gehouden met de uitkering op grond van de WAO zoals die zou zijn toegekend bij een arbeidsongeschiktheid van 80% of meer.

  • 3 Indien ten aanzien van de wettelijke uitkering een verplichting wordt opgelegd of een sanctie wordt toegepast, wordt door de bevelhebber zoveel mogelijk dezelfde verplichting opgelegd, dan wel een overeenkomstige sanctie toegepast op het bedrag aan inkomsten waarop de militair ingevolge het eerste lid aanspraak heeft.

  • 4 In bijzondere gevallen kan de bevelhebber bepalen dat de niet genoten inkomsten geheel of gedeeltelijk aan anderen dan aan de militair worden betaald. Na verrekening met deze aan anderen dan aan de militair betaalde inkomsten, worden de eventueel resterende, niet betaalde inkomsten alsnog aan de militair betaald, indien een door hem aangevraagd hernieuwd onderzoek als bedoeld in artikel 102 van het Algemeen militair ambtenarenreglement in zijn voordeel is beslist.

Terugwerkende kracht

Stb. 2004, 386, datum inwerkingtreding 11-08-2004, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-06-2001.

Samenloop tijdens ziekte van inkomsten en uitkering op grond van een werknemersverzekering, de Wet arbeid en zorg of een bovenwettelijke regeling

1 Indien de militair, bedoeld in artikel 17, ter zake van de betrekking waaruit het recht op doorbetaling van bezoldiging voortvloeit, recht heeft op een of meerdere uitkeringen op grond van een werknemersverzekering, de Wet arbeid en zorg of een bovenwettelijke WW-uitkering, wordt het bedrag van die uitkering(en) in mindering gebracht op het bedrag waarop hij ingevolge artikel 17 recht heeft.

2 Indien als gevolg van handelingen of het nalaten van handelingen door de militair de uitkering ingevolge een werknemersverzekering, de Wet arbeid en zorg, dan wel de bovenwettelijke WW-uitkering een vermindering ondergaat, dan wel de aanspraak daarop geheel of gedeeltelijk niet wordt toegekend, wordt die uitkering voor de toepassing van het eerste lid steeds aangemerkt als een uitkering die onverminderd is genoten. Indien het een uitkering betreft op grond van de WAO die in het geheel niet wordt toegekend, wordt voor de toepassing van dit artikel rekening gehouden met de uitkering op grond van de WAO zoals die zou zijn toegekend bij een arbeidsongeschiktheid van 80% of meer.

3 Indien ten aanzien van de wettelijke uitkering een verplichting wordt opgelegd of een sanctie wordt toegepast, wordt door de bevelhebber zoveel mogelijk dezelfde verplichting opgelegd, dan wel een overeenkomstige sanctie toegepast op het bedrag aan inkomsten waarop de militair ingevolge het eerste lid aanspraak heeft.

4 In bijzondere gevallen kan de bevelhebber bepalen dat de niet genoten inkomsten geheel of gedeeltelijk aan anderen dan aan de militair worden betaald. Na verrekening met deze aan anderen dan aan de militair betaalde inkomsten, worden de eventueel resterende, niet betaalde inkomsten alsnog aan de militair betaald, indien een door hem aangevraagd hernieuwd onderzoek als bedoeld in artikel 102 van het Algemeen militair ambtenarenreglement in zijn voordeel is beslist.

5 Het in het derde lid bedoelde verplichtingen- en sanctieregime is van overeenkomstige toepassing indien de militair bij doorbetaling van bezoldiging tijdens ziekte of arbeidsongeschiktheid de in dat lid bedoelde aanspraak niet had kunnen hebben.

Artikel 17b. Inkomsten tijdens zwangerschaps- en bevallingsverlof

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Indien aan de vrouwelijke militair zwangerschaps- en bevallingsverlof is verleend, behoudt zij haar aanspraak op inkomsten.

  • 2 De commandant draagt ervoor zorg dat de vrouwelijke militair door tussenkomst van de commandant een uitkering op basis van hoofdstuk 3 van de Wet arbeid en zorg aanvraagt bij het Landelijk instituut sociale verzekeringen. Deze uitkering moet uiterlijk twee weken voor de datum van ingang van het zwangerschaps- en bevallingsverlof onderscheidenlijk de datum waarop de vrouwelijke militair het recht op de uitkering wil laten ingaan, worden aangevraagd.

  • 3 Indien de vrouwelijke militair aan wie zwangerschaps- en bevallingsverlof is verleend gedurende dat verlof of gedurende een bepaalde periode van dat verlof tevens recht heeft op een uitkering op basis van de Wet arbeid en zorg, wordt door de bevelhebber gedurende de periode waarin sprake is van samenloop een inhouding op de doorbetaling als bedoeld in het vierde lid toegepast die overeenkomt met het bedrag van bedoelde uitkering.

  • 4 Indien aan de voorwaarden voor het toekennen van een uitkering als bedoeld in het tweede lid is voldaan maar geen uitkering is toegekend omdat de vrouwelijke militair geen aanvraag heeft ingediend, wordt het derde lid op overeenkomstige wijze toegepast.

Terugwerkende kracht

Stb. 2004, 229, datum inwerkingtreding 28-05-2004, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2002.

Inkomsten tijdens zwangerschaps- en bevallingsverlof

1 Indien aan de vrouwelijke militair zwangerschaps- en bevallingsverlof is verleend, behoudt zij haar aanspraak op inkomsten.

2 De commandant draagt ervoor zorg dat de vrouwelijke militair door tussenkomst van de commandant een uitkering op basis van hoofdstuk 3 van de Wet arbeid en zorg aanvraagt bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet-SUWI. Deze uitkering moet uiterlijk twee weken voor de datum van ingang van het zwangerschaps- en bevallingsverlof onderscheidenlijk de datum waarop de vrouwelijke militair het recht op de uitkering wil laten ingaan, worden aangevraagd.

3 Indien de vrouwelijke militair aan wie zwangerschaps- en bevallingsverlof is verleend gedurende dat verlof of gedurende een bepaalde periode van dat verlof tevens recht heeft op een uitkering op basis van de Wet arbeid en zorg, wordt door de bevelhebber gedurende de periode waarin sprake is van samenloop een inhouding op de doorbetaling als bedoeld in het vierde lid toegepast die overeenkomt met het bedrag van bedoelde uitkering.

4 Indien aan de voorwaarden voor het toekennen van een uitkering als bedoeld in het tweede lid is voldaan maar geen uitkering is toegekend omdat de vrouwelijke militair geen aanvraag heeft ingediend, wordt het derde lid op overeenkomstige wijze toegepast.

Artikel 17c. Inkomsten tijdens adoptieverlof

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 2 De commandant draagt ervoor zorg dat de militair door tussenkomst van de commandant een uitkering op basis van hoofdstuk 3 van de Wet arbeid en zorg aanvraagt bij het Landelijk instituut sociale verzekeringen. Deze uitkering moet uiterlijk twee weken voor de datum van ingang van het adoptieverlof onderscheidenlijk de datum waarop de militair het recht op de uitkering wil laten ingaan, worden aangevraagd.

  • 3 Indien de militair aan wie adoptieverlof is verleend gedurende dat verlof of gedurende een bepaalde periode van dat verlof tevens recht heeft op een uitkering op basis van de Wet arbeid en zorg, wordt door de bevelhebber gedurende de periode waarin sprake is van samenloop een inhouding op de doorbetaling, bedoeld in het eerste lid, toegepast die overeenkomt met het bedrag van bedoelde uitkering.

  • 4 Indien aan de voorwaarden voor het toekennen van een uitkering als bedoeld in het derde lid is voldaan maar geen uitkering is toegekend omdat de militair geen aanvraag heeft ingediend, wordt het derde lid op overeenkomstige wijze toegepast.

Terugwerkende kracht

Stb. 2004, 229, datum inwerkingtreding 28-05-2004, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2002.

Inkomsten tijdens adoptieverlof

1 Indien aan de militair door de commandant adoptieverlof op basis van artikel 3:2, eerste tot en met derde lid, van de Wet arbeid en zorg is verleend behoudt hij zijn aanspraak op inkomsten.

2 De commandant draagt ervoor zorg dat de militair door tussenkomst van de commandant een uitkering op basis van hoofdstuk 3 van de Wet arbeid en zorg aanvraagt bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen bedoeld in hoofdstuk 5 van de Wet-SUWI. Deze uitkering moet uiterlijk twee weken voor de datum van ingang van het adoptieverlof onderscheidenlijk de datum waarop de militair het recht op de uitkering wil laten ingaan, worden aangevraagd.

3 Indien de militair aan wie adoptieverlof is verleend gedurende dat verlof of gedurende een bepaalde periode van dat verlof tevens recht heeft op een uitkering op basis van de Wet arbeid en zorg, wordt door de bevelhebber gedurende de periode waarin sprake is van samenloop een inhouding op de doorbetaling, bedoeld in het eerste lid, toegepast die overeenkomt met het bedrag van bedoelde uitkering.

4 Indien aan de voorwaarden voor het toekennen van een uitkering als bedoeld in het derde lid is voldaan maar geen uitkering is toegekend omdat de militair geen aanvraag heeft ingediend, wordt het derde lid op overeenkomstige wijze toegepast.

Artikel 17d. Samenloop inkomsten en financiële tegemoetkoming loopbaanonderbreking op basis van de Wet arbeid en zorg

  • 1 De commandant wijst de militair, aan wie buitengewoon verlof in het kader van arbeid en zorg met geheel of gedeeltelijk behoud van inkomsten op basis van paragraaf 4b van hoofdstuk 8 van het Algemeen militair ambtenarenreglement is verleend, in voorkomend geval op de mogelijkheden tot het aanvragen van een financiële tegemoetkoming op basis van hoofdstuk 7 van de Wet arbeid en zorg.

  • 2 Indien de militair gedurende het verlof, bedoeld in eerste lid, of gedurende een bepaalde periode van dat verlof tevens recht heeft op een financiële tegemoetkoming op basis van hoofdstuk 7 van de Wet arbeid en zorg, wordt door de bevelhebber gedurende de periode waarin sprake is van een samenloop een inhouding op de doorbetaling van die inkomsten toegepast.

    De inhouding bedraagt maximaal het bedrag van de in het eerste lid bedoelde tegemoetkoming en voor zover in totaal door de samenloop 100% van de inkomsten wordt overschreden.

  • 3 Indien aan de in hoofdstuk 7 van de Wet arbeid en zorg gestelde voorwaarden voor het toekennen van een financiële tegemoetkoming is voldaan maar door toedoen van de militair geen financiële tegemoetkoming is toegekend, kan het tweede lid op overeenkomstige wijze worden toegepast. In dat geval wordt rekening gehouden met de financiële tegemoetkoming die aan de militair zou zijn toegekend indien hij wel een aanvraag zou hebben ingediend.

Artikel 18. Ongeoorloofde afwezigheid

Voor elke volledige dag dat de militair zich aan zijn dienstverplichtingen onttrekt, heeft hij geen aanspraak op inkomsten.

Artikel 19. Schorsing

  • 1 De bevelhebber kan bepalen dat de militair die ingevolge artikel 35, eerste lid, van het Algemeen militair ambtenarenreglement is geschorst:

    • a. gedurende de eerste zes weken van die schorsing aanspraak heeft op tweederde gedeelte van de inkomsten waarop hij bij plaatsing in Nederland aanspraak zou hebben, indien hem geen schorsing was opgelegd;

    • b. gedurende de verdere duur van die schorsing:

      • 1°. aanspraak heeft op minder dan tweederde gedeelte van de inkomsten waarop hij bij plaatsing in Nederland aanspraak zou hebben, indien hem geen schorsing was opgelegd, dan wel

      • 2°. geen aanspraak heeft op inkomsten.

  • 2 Bij de toepassing van het eerste lid kan tevens worden bepaald dat de buiten Nederland geplaatste militair wiens gezin met toestemming van de bevelhebber aldaar metterwoon is gevestigd, aanspraak heeft op:

    • a. indien hij kinderen verzorgt of onderhoudt: de toelage, bedoeld in artikel 16, eerste lid, onder c, waarop de militair aanspraak zou hebben, indien hem geen schorsing was opgelegd;

    • b. indien hij geen kinderen verzorgt of onderhoudt: tweederde gedeelte van de onder a bedoelde toelage, waarop de militair aanspraak zou hebben, indien hem geen schorsing was opgelegd.

  • 3 In geval een schorsing geacht moet worden niet te hebben plaatsgehad of geen ontslag uit de militaire dienst volgt, wordt na opheffing van de schorsing alsnog aan de militair het bedrag aan inkomsten uitbetaald, dat op grond van de vorige leden niet is genoten.

Artikel 20. Vrijheidsstraf, voorlopige hechtenis en gijzeling

  • 1 De bevelhebber kan bepalen dat de militair die een vrijheidsstraf ondergaat of zich in voorlopige hechtenis of gijzeling bevindt:

    • a. gedurende de eerste zes weken van die tijd aanspraak heeft op tweederde gedeelte van de inkomsten waarop hij bij plaatsing in Nederland aanspraak zou hebben, indien hij geen vrijheidsstraf zou ondergaan of zich niet in voorlopige hechtenis of gijzeling zou bevinden;

    • b. gedurende de verdere duur van die tijd:

      • 1°. aanspraak heeft op minder dan tweederde gedeelte van de inkomsten waarop hij bij plaatsing in Nederland aanspraak zou hebben, indien hij geen vrijheidsstraf zou ondergaan of zich niet in voorlopige hechtenis of gijzeling zou bevinden, dan wel

      • 2°. geen aanspraak heeft op inkomsten.

  • 3 De militair op wie het eerste lid is toegepast, heeft alsnog aanspraak op de volle inkomsten over de tijd doorgebracht in voorlopige hechtenis, indien ter zake van het feit in verband waarmee hij in voorlopige hechtenis werd gesteld:

    • a. niet een veroordeling tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf volgt;

    • b. een veroordeling volgt tot een vrijheidsstraf, bij de tenuitvoerlegging waarvan de in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd in mindering wordt gebracht: voor de tijd waarmee de duur van de voorlopige hechtenis die van de vrijheidsstraf overtreft.

Artikel 21. Krijgsgevangenschap en internering

De militair die zich in krijgsgevangenschap bevindt of door een vreemde mogendheid is geïnterneerd, behoudt aanspraak op inkomsten, tenzij Onze Minister anders bepaalt.

Artikel 22. Vermissing

  • 1 Indien de militair wordt vermist en gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat hij zich aan zijn dienstverplichtingen onttrekt, dan wel zich in krijgsgevangenschap bevindt of door een vreemde mogendheid is geïnterneerd, is artikel 18, onderscheidenlijk 21 van overeenkomstige toepassing.

  • 2 Indien de militair wordt vermist en het eerste lid niet van toepassing is, wordt de militair geacht te zijn overleden op de dag waarop hij wordt vermist.

  • 3 Indien blijkt dat een op grond van het eerste of tweede lid gemaakte veronderstelling onjuist is geweest, stelt de bevelhebber de aanspraak op inkomsten met betrekking tot het tijdvak waarin de militair vermist is geweest vast in overeenstemming met de overige bepalingen van dit besluit. Daarbij geldt dat enerzijds kan worden bepaald dat eventueel te veel betaalde bedragen niet worden teruggevorderd, maar dat anderzijds rekening kan worden gehouden met:

    • a. een eventueel aan de gezinsleden van de militair toegekend tijdelijk pensioen;

    • b. een eventueel aan nabestaanden van de militair toegekende uitkering op grond van artikel 16, derde lid;

    • c. eventuele andere inkomsten of baten die door de militair of zijn gezinsleden tijdens de duur van de vermissing van de militair in verband daarmede zijn genoten.

Artikel 23. Samenloop

  • 1 Onverminderd het tweede lid kan de bevelhebber het bedrag aan inkomsten waarop de militair over enig tijdvak aanspraak heeft, verminderen met het gehele of gedeeltelijke bedrag van de geldelijke inkomsten waarop die militair over hetzelfde tijdvak aanspraak heeft uit of in verband met arbeid of bedrijf anders dan als militair. Dit geldt uitsluitend, indien laatstbedoelde geldelijke inkomsten zijn verkregen uit of in verband met werkzaamheden, verricht gedurende de voor de militair geldende werktijd, bedoeld in artikel 54a, onder d, van het Algemeen militair ambtenarenreglement. De vermindering bedraagt ten hoogste het bedrag van de inkomsten als militair.

  • 2 Indien de militair, bedoeld in artikel 17, eerste lid, tijdens verhindering tot dienstverrichting in het belang van zijn genezing door de militair geneeskundige dienst wenselijk geachte arbeid voor zichzelf of voor derden verricht, worden - in afwijking van het eerste lid - de geldelijke inkomsten uit die arbeid slechts op zijn inkomsten als militair in mindering gebracht, voor zover de inkomsten uit die arbeid 20 procent van zijn inkomsten als militair te boven gaan.

  • 3 Indien de militair reeds vóór het tijdstip waarop hij de in het eerste lid bedoelde werkzaamheden heeft aangevangen, naast zijn inkomsten als militair tevens inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf genoot, worden die inkomsten niet in aanmerking genomen bij de toepassing van het eerste lid. Dit is uitsluitend het geval, indien hij aannemelijk kan maken dat die inkomsten niet het gevolg zijn van verhoogde werkzaamheden of van andere oorzaken die verband houden met de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid.

  • 4 Indien de militair reeds vóór het tijdstip waarop hij de in het eerste lid bedoelde werkzaamheden heeft aangevangen, inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf genoot en hij na dat tijdstip meer inkomsten gaat genieten, worden die meerdere inkomsten in aanmerking genomen bij de toepassing van het eerste lid, tenzij hij aannemelijk kan maken dat die meerdere inkomsten niet het gevolg zijn van verhoogde werkzaamheden of van andere oorzaken die verband houden met de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid.

  • 5 Het bedrag aan inkomsten waarop de militair over enig tijdvak aanspraak heeft, wordt verminderd met het bedrag van de geldelijke uitkeringen waarop hij met betrekking tot hetzelfde tijdvak krachtens een sociale verzekeringswet aanspraak heeft. Dit geldt uitsluitend, indien die geldelijke uitkeringen in de plaats zijn getreden van geldelijke inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf, die met toepassing van het eerste lid in mindering zijn of zouden zijn gebracht tot ten hoogste het bedrag van de inkomsten als militair.

  • 6 De bevelhebber kan het bedrag aan inkomsten waarop de militair over enig tijdvak aanspraak heeft, verminderen met het gehele of gedeeltelijke bedrag van de vaste vergoeding waarop de militair over hetzelfde tijdvak aanspraak heeft in verband met een functie in een publiekrechtelijk college waarvoor hem over dat tijdvak het in artikel 12c, tweede lid, van de Militaire ambtenarenwet 1931 bedoelde verlof is verleend. De vermindering bedraagt ten hoogste het bedrag van de inkomsten als militair.

  • 7 De militair, bedoeld in het eerste tot en met het zesde lid, is gehouden de geldelijke inkomsten of uitkeringen uit of in verband met arbeid of bedrijf, dan wel de vaste vergoedingen in verband met een functie in een publiekrechtelijk college te melden aan de bevelhebber onder overlegging van een gespecificeerde opgave van die inkomsten, uitkeringen of vergoedingen.

Hoofdstuk 4a. Inhoudingen en berekeningsgrondslagen pensioenen

Terugwerkende kracht

Voor dit hoofdstuk is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Terugwerkende kracht

Stb. 2004, 386, datum inwerkingtreding 11-08-2004, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit hoofdstuk. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-06-2001.

Dit onderdeel is nieuw toegevoegd.

Artikel 23a. Berekeningsgrondslag pensioenen

[Treedt in werking op 11-08-2004]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 23b. Eigen bijdrage en tijdelijke aanvullende eigen bijdrage

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De eigen bijdrage van de militair aan het arbeidsongeschiktheidspensioen komt overeen met het pensioenbijdrageverhaal voor het invaliditeitspensioen dat ingevolge artikel 4, vijfde lid van de Wet privatisering ABP van een overheidswerknemer, die met die militair kan worden gelijkgesteld, door de sectorwerkgever wordt geheven.

  • 2 De eigen bijdrage van de gewezen militair aan het arbeidsongeschiktheidspensioen komt overeen met het pensioenbijdrageverhaal voor het invaliditeitspensioen dat ingevolge artikel 4, vijfde lid, van de Wet privatisering ABP van een gewezen overheidswerknemer, die met die gewezen militair kan worden gelijkgesteld, door de voor de ontslaguitkering zorgdragende instantie wordt geheven.

  • 3 De tijdelijke aanvullende eigen bijdrage van de militair en de gewezen militair aan het ouderdoms- en nabestaandenpensioen bedraagt een door het bestuur van de Stichting Pensioenfonds ABP ingevolge de Kaderwet militaire pensioenen vast te stellen extra bijdrage in de jaren 2004 tot en met 2006. Deze bijdrage wordt geheven over de bijdragegrondslag die geldt voor het pensioenbijdrageverhaal voor het ouderdoms- en nabestaandenpensioen in de desbetreffende jaren.

Terugwerkende kracht

Stb. 2004, 386, datum inwerkingtreding 11-08-2004, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-06-2001.

Dit onderdeel is nieuw toegevoegd.

Artikel 23c. Pseudo-pensioenpremie VEB

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 2 De pseudo-pensioenpremievergoeding voor extra beslaglegging wordt op de datum dat hij met leeftijdsontslag gaat gerestitueerd aan de militair, uitgezonderd de militair bedoeld in het derde en vierde lid.

  • 3 Voor de militair, bedoeld in het eerste lid, die na 31 december 2002 de leeftijd bereikt waarop hij twee jaren ouder is dan de voor hem geldende ontslagleeftijd als bedoeld in artikel 39a AMAR wordt de pseudo-pensioenpremievergoeding voor extra beslaglegging op de datum van eerstbedoelde leeftijd omgezet in een pensioenbijdrage en wordt de vaste vergoeding voor extra beslaglegging tot de berekeningsgrondslag voor het pensioen gerekend.

  • 4 Voor de militair, bedoeld in het eerste lid, die na 31 december 2002 met leeftijdsontslag gaat en op de ontslagdatum twee jaar ouder is dan de op die datum voor hem geldende ontslagleeftijd als bedoeld in artikel 39a AMAR, wordt de pseudo-pensioenpremie vergoeding voor extra beslaglegging op de datum van ontslag omgezet in een pensioenbijdrage en wordt de vaste vergoeding voor extra beslaglegging tot de berekeningsgrondslag voor het pensioen gerekend.

  • 5 Het tweede, derde en vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing indien deze militair komt te overlijden voordat hij is ontslagen, te rekenen naar de overlijdensdatum.

Terugwerkende kracht

Stb. 2004, 386, datum inwerkingtreding 11-08-2004, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-06-2001.

Dit onderdeel is nieuw toegevoegd.

Artikel 23d. Pseudo-pensioenpremietoelage officieren-medisch specialist

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Over de toelage bedoeld in artikel 23a, eerste lid, onderdeel i, wordt, zolang niet is uitgesloten dat aan de in dat onderdeel bedoelde voorwaarde zal worden voldaan, een pseudo-pensioenpremie ingehouden, overeenkomstig de pensioenbijdrage die verhaald zou zijn, indien die toelage tot zijn pensioengrondslag zou behoren.

  • 3 De in het eerste lid bedoelde pseudo-pensioenpremie over de toelage wordt aan de militair gerestitueerd, zodra die toelage niet meer wordt genoten en is uitgesloten dat aan de in artikel 23a, eerste lid, onderdeel i, bedoelde voorwaarde zal worden voldaan.

Terugwerkende kracht

Stb. 2004, 386, datum inwerkingtreding 11-08-2004, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-06-2001.

Dit onderdeel is nieuw toegevoegd.

Hoofdstuk 5. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 24. Verlenging salarisschaal

In bijlage C van dit besluit is in tabel 3 een verlengde salarisschaal opgenomen voor de militair van de Koninklijke landmacht en de Koninklijke luchtmacht met de rang van tweede luitenant, eerste luitenant of kapitein. De bevelhebber kan bedoelde militair aanspraak verlenen op het bij zijn salarisnummer in de verlengde salarisschaal opgenomen salaris, indien de desbetreffende militair op 31 december 1989 behoorde tot:

  • a. het dienstvak van officieren van fortificatiën;

  • b. het dienstvak van officieren-technisch-opzichter der genie;

  • c. het dienstvak van officieren-technisch-opzichter van de verbindingsdienst;

  • d. het dienstvak van officieren-technisch-opzichter van de technische dienst of

  • e. de dienstgroep van de officieren voor speciale diensten van de Koninklijke luchtmacht, voor zover hij althans laatstelijk vóór zijn benoeming tot officier, technisch opzichter van de Koninklijke luchtmacht is geweest.

Artikel 24a. Overgangsbepaling overbruggingstoelage

De militair die op 31 mei 2001 aanspraak had op een overbruggingstoelage op grond van artikel 9, eerste lid, onder b, volgens de bepalingen van dit besluit zoals deze luidden op 31 mei 2001, behoudt zijn aanspraak op de overbruggingstoelage volgens de bepalingen van dit besluit zoals deze luidden op voornoemde datum.

Artikel 25. Vakantie-uitkering

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Bij de vaststelling van de grondslag voor de vakantie-uitkering wordt in voorkomend geval het ingevolge de bij of krachtens de Kaderwet militaire pensioenen bepaalde emolument huisvesting Koninklijke marechaussee, mede in aanmerking genomen.

Terugwerkende kracht

Stb. 2004, 386, datum inwerkingtreding 11-08-2004, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-06-2001.

Vakantie-uitkering

Bij de vaststelling van de grondslag voor de vakantie-uitkering wordt in voorkomend geval het ingevolge de bij of krachtens de Kaderwet militaire pensioenen bepaalde emolument huisvesting Koninklijke marechaussee, mede in aanmerking genomen.

Artikel 25a. Mandaatverlening

Van de bevoegdheid tot het vaststellen van ministeriële regelingen als bedoeld in artikel 16, eerste lid, onderdelen c en d, kan mandaat worden verleend aan de directeur-generaal personeel en materieel van het Ministerie van Defensie.

Artikel 29. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 1996. Indien het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 1995, treedt het in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, en werkt het terug tot en met 1 januari 1996.

Artikel 30. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Inkomstenbesluit militairen.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 22 december 1995

Beatrix

De Staatssecretaris van Defensie,

J.C. Gmelich Meijling

Uitgegeven de achttiende januari 1996

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Bijlage A. (IBM, artikel 4, eerste lid)

Salarisschalen voor de militairen van de Koninklijke marine met ingang van 1 november 2002 (maandbedragen in euro's)

salarisnummer

matr3

matr2

matr1

kpl

sgt

smjr

aoo

ltz3

ltz2

ltz2oc

ltz1

kltz

ktz

cdr

sbn

vadm

ltadm vadm*

0

830,60

865,52

1 193,05

1 220,89

1 258,64

1

932,07

971,70

1 363,41

1 395,02

1 438,44

2

1 046,27

1 090,16

1 533,78

1 569,64

1 618,25

3

1 173,22

1 222,77

1 704,14

1 743,79

1 798,06

1 876,87

1 948,61

4

1 268,55

1 326,12

1 765,49

1 786,26

1 839,12

1 912,74

1 984,00

5

1 457,80

1 499,79

1 797,12

1 830,15

1 876,87

1 950,97

2 019,40

6

1 474,31

1 522,45

1 832,03

1 862,24

1 912,74

1 986,83

2 028,36

2 074,13

2 169,47

7

1 491,78

1 546,04

1 858,47

1 894,81

1 950,97

2 022,23

2 064,22

2 174,19

2 269,52

8

1 509,24

1 569,64

1 883,95

1 925,96

1 986,83

2 054,32

2 101,51

2 274,71

2 369,10

9

1 526,70

1 592,77

1 909,43

1 958,99

2 022,23

2 089,71

2 138,79

2 347,38

2 451,69

10

1 544,16

1 616,84

1 935,87

1 989,19

2 054,32

2 126,52

2 175,13

2 426,20

2 529,08

11

1 561,62

1 640,90

1 962,76

2 019,40

2 089,71

2 164,28

2 213,36

2 506,43

2 602,23

12

 "

 "

 "

2 051,48

2 126,52

2 197,31

2 250,64

2 575,33

2 679,15

13

 "

 "

 "

2 081,68

2 164,28

2 229,87

2 288,86

2 651,31

2 749,47

2 919,36

14

 "

 "

 "

2 114,73

2 197,31

2 250,64

2 326,63

2 723,04

2 813,66

2 987,80

15

 "

 "

 "

2 146,82

2 229,87

2 287,93

2 364,85

2 786,75

2 882,09

3 059,06

16

 "

 "

 "

2 177,97

2 265,74

2 324,73

2 406,38

 "

2 936,36

3 108,61

17

 "

 "

2 004,77

2 213,36

2 300,67

2 362,02

2 447,91

 "

2 988,27

3 153,91

18

 "

 "

 "

 "

2 335,11

2 403,08

2 488,97

 "

3 042,54

3 198,75

3 386,10

19

 "

 "

2 046,29

 "

2 371,46

2 446,02

2 524,36

 "

3 090,68

3 248,30

3 494,65

20

 "

 "

 "

 "

2 411,09

2 484,25

2 559,28

 "

3 166,66

3 294,09

3 601,31

3 701,83

21

 "

 "

2 088,77

 "

2 446,02

2 521,05

2 597,51

 "

3 234,15

3 364,87

3 704,19

3 831,61

22

 "

 "

 "

 "

2 484,25

2 557,39

2 634,79

 "

3 306,83

3 443,21

3 807,54

3 930,72

23

 "

 "

 "

 "

2 521,05

2 595,62

2 672,55

 "

 "

3 518,25

3 906,18

4 035,96

24

 "

 "

 "

 "

 "

2 634,32

2 708,89

 "

 "

3 592,35

4 010,47

4 139,31

25

 "

 "

 "

 "

 "

2 672,55

2 742,86

 "

 "

 "

4 112,88

4 238,88

26

 "

 "

 "

 "

 "

2 709,83

2 794,78

 "

 "

 "

4 211,04

4 342,24

27

 "

 "

 "

 "

 "

2 744,76

2 847,63

 "

 "

 "

4 299,30

4 445,13

28

 "

 "

 "

 "

 "

 "

2 901,90

 "

 "

 "

4 387,54

4 548,47

4 644,74

29

 "

 "

2 131,72

 "

 "

 "

2 956,65

 "

 "

 "

4 475,33

4 650,41

4 895,82

30

 "

 "

 "

 "

 "

 "

3 010,92

 "

 "

 "

4 562,16

4 753,29

5 012,38

31

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

4 603,22

4 856,18

5 129,43

32

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

4 643,81

4 931,68

5 238,91

33

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

4 756,60

5 025,60

5 410,69

5 597,58

6 427,71

34

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

5 116,69

5 584,84

5 870,83

6 606,10

35

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

5 242,68

5 819,38

6 258,75

6 925,59

36

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

5 435,24

6 061,96

6 449,88

7 251,70

37

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

6 310,67

6 806,20

7 584,41

38

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

6 562,68

7 172,41

7 926,56

8 291,27

8 838,15

* vice-admiraal met de functie van bevelhebber der zeestrijdkrachten.

Mij bekend,

De

Staatssecretaris

van Defensie,

H. A. L. van Hoof

Bijlage B. (IBM, artikel 4, eerste lid)

Salarisschalen voor de militairen van de Koninklijke landmacht, de Koninklijke luchtmacht en de Koninklijke marechaussee met ingang van 1 november 2002 (maandbedragen in euro's)

salarisnummer

sld3 mar4

sld2 mar3

sld1

mar2

kpl/kpl1 mar1

sgt

sgt1

sm

aoo

tlnt

elnt

kap

maj

lkol

kol

bgen

genm

lgen genm**

gen lgen*

0

830,60

865,52

1 060,43

1 060,43

1 122,72

1 187,38

1 234,57

1 281,77

1

932,07

971,70

1 211,92

1 211,92

1 283,18

1 356,80

1 410,60

1 464,87

2

1 046,27

1 090,16

1 362,94

1 362,94

1 443,63

1 526,70

1 587,10

1 647,98

3

1 173,22

1 222,77

1 514,43

1 514,43

1 604,10

1 696,13

1 719,72

1 763,61

1 831,10

4

1 268,55

1 326,12

1 553,13

1 553,13

1 651,76

1 750,39

1 775,40

1 831,10

1 904,72

5

1 457,80

1 499,79

1 593,24

1 593,24

1 680,55

1 804,67

1 831,10

1 876,87

1 934,92

6

1 474,31

1 522,45

1 635,71

1 635,71

1 708,87

1 832,03

1 876,87

1 934,92

1 962,76

2 037,80

2 105,76

7

1 491,78

1 546,04

1 667,81

1 667,81

1 735,76

1 858,47

1 904,72

1 962,76

1 992,96

2 141,62

2 210,53

8

1 509,24

1 569,64

1 699,90

1 699,90

1 764,55

1 885,36

1 934,92

1 992,96

2 022,23

2 243,09

2 316,71

9

1 526,70

1 592,77

1 730,57

1 730,57

1 790,51

1 911,79

1 962,76

2 022,23

2 114,73

2 316,71

2 389,86

10

1 544,16

1 616,84

1 762,66

1 762,66

1 820,71

1 939,16

1 992,96

2 053,38

2 146,82

2 389,86

2 472,44

11

1 561,62

1 640,90

1 792,40

1 792,40

1 847,61

1 964,65

2 022,23

2 082,63

2 177,97

2 472,44

2 545,13

12

 "

 "

1 826,38

1 826,38

1 873,09

1 989,19

2 053,38

2 114,73

2 213,36

2 545,13

2 618,27

13

 "

 "

1 855,63

1 855,63

1 899,05

2 019,40

2 082,63

2 146,82

2 247,81

2 618,27

2 692,84

2 847,17

14

 "

 "

 "

 "

1 924,54

2 051,48

2 114,73

2 177,97

2 283,67

2 692,84

2 760,33

2 908,04

15

 "

 "

 "

 "

1 950,97

2 081,68

2 146,82

2 213,36

2 319,54

2 760,33

2 821,21

2 969,87

16

 "

 "

 "

 "

 "

2 114,73

2 177,97

2 247,81

2 355,41

 "

2 886,80

3 033,58

17

 "

 "

 "

 "

 "

2 146,82

2 213,36

2 283,67

2 391,75

 "

2 950,51

3 093,04

18

 "

 "

 "

 "

 "

2 177,97

2 247,81

2 319,54

2 437,52

 "

3 016,11

3 151,55

19

 "

 "

 "

 "

 "

2 213,36

2 283,67

2 355,41

2 473,39

 "

3 078,88

3 208,19

3 389,41

20

 "

 "

 "

 "

 "

 "

2 319,54

2 391,75

2 511,62

 "

3 136,93

3 264,82

3 497,01

3 637,65

21

 "

 "

 "

 "

1 992,96

 "

2 355,41

2 437,52

2 543,72

 "

3 186,96

3 327,12

3 602,73

3 739,11

22

 "

 "

 "

 "

 "

 "

2 391,75

2 473,39

2 578,16

 "

3 248,30

3 388,47

3 705,14

3 842,47

23

 "

 "

 "

 "

2 034,50

 "

 "

2 511,62

2 614,03

 "

 "

3 455,95

3 808,96

3 941,57

24

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

2 543,72

2 652,25

 "

 "

3 520,14

3 909,01

4 046,82

25

 "

 "

 "

 "

2 076,97

 "

 "

2 578,16

2 687,65

 "

 "

 "

4 014,72

4 150,16

26

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

2 614,03

2 744,76

 "

 "

 "

4 118,55

4 249,74

27

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

2 652,25

2 798,56

 "

 "

 "

4 218,59

4 353,10

28

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

2 687,65

2 852,82

 "

 "

 "

4 322,90

4 455,97

4 570,65

29

 "

 "

 "

 "

2 119,92

 "

 "

 "

2 908,98

 "

 "

 "

4 404,54

4 575,84

4 839,66

30

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

2 964,20

 "

 "

 "

4 549,90

4 697,13

4 971,32

31

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

4 603,22

4 817,95

5 102,52

32

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

4 643,81

4 931,68

5 238,91

33

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

4 756,60

5 025,60

5 410,69

5 597,58

6 427,71

34

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

5 116,69

5 584,84

5 870,83

6 606,10

35

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

5 242,68

5 819,38

6 258,75

6 925,59

36

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

5 435,24

6 061,96

6 449,88

7 251,70

37

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

6 310,67

6 806,20

7 584,41

38

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

 "

6 562,68

7 172,41

7 926,56

8 291,27

8 838,15

* luitenant-generaal met de functie van bevelhebber der landstrijdkrachten of bevelhebber der luchtstrijdkrachten.

** generaal-majoor met de functie van commandant van het wapen der Koninklijke marechaussee.

Mij bekend,

De

Staatssecretaris

van Defensie,

H. A. L. van Hoof

Bijlage C. (IBM, artikel 24)

Maandbedragen met ingang van 1 november 2002 (in euro's)

De salarisschalen worden verlengd met ten hoogste drie verhogingen, elk van hetgeen resulteert in de volgende bedragen:

78,34

tlnt

elnt

kap

salarisnummer

bedrag

salarisnummer

bedrag

salarisnummer

bedrag

16

2 838,67

23

3 326,64

25

3 598,48

17

2 917,01

24

3 404,98

26

3 676,82

18

2 995,35

25

3 483,32

27

3 755,16

Mij bekend,

De

Staatssecretaris

van Defensie,

H. A. L. van Hoof