Stb. 2002, 453, datum inwerkingtreding 13-09-2002, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-12-2001.
1 De militair die wegens ziekte verhinderd is dienst te verrichten, heeft, zodra die
verhindering achttien maanden heeft geduurd, aanspraak op 80 procent van de inkomsten
waarop hij aanspraak zou hebben, indien die verhindering tot dienstverrichting niet
was ingetreden.
2 Indien de militair tijdens de in het eerste lid genoemde termijn gedurende zekere
tijd voor ten minste 45% van de voor hem normaal geldende arbeidsduur dienst verricht,
dan wel zwangerschaps- of bevallingsverlof geniet op basis van artikel 3:1 van de
Wet arbeid en zorg, wordt die termijn voor de toepassing van het eerste lid met die
tijd, dan wel dat verlof verlengd.
3 Voor het bepalen van de in het eerste lid genoemde termijn – in voorkomend geval
verlengd ingevolge het tweede lid – wordt een opnieuw ingetreden verhindering tot
dienstverrichting als voortzetting van de voorgaande verhindering beschouwd, indien
niet meer dan vier weken zijn verstreken sinds de dag waarop de militair de dienst
volledig heeft hervat. Bij de vaststelling van de periode van vier weken blijven perioden
waarin zwangerschapsof bevallingsverlof wordt genoten op basis van artikel 3:1 van
de Wet arbeid en zorg, buiten beschouwing.
4 In afwijking van het eerste lid heeft de militair ook na afloop van de in dat lid
genoemde termijn - in voorkomend geval verlengd ingevolge het tweede lid - aanspraak
op de inkomsten waarop hij aanspraak zou hebben, indien die verhindering tot dienstverrichting
niet was ingetreden:
-
a. zolang hij voor ten minste 45 procent van de voor hem normaal geldende arbeidsduur
dienst verricht;
-
b. als de ziekte waardoor hij verhinderd is dienst te verrichten naar het oordeel van
de bevelhebber in overwegende mate haar oorzaak vindt in de aard van de hem opgedragen
werkzaamheden of diensten of in de bijzondere omstandigheden waaronder deze moeten
worden verricht, en - rekening houdend met die werkzaamheden of diensten en omstandigheden
- niet aan zijn schuld of onvoorzichtigheid is te wijten;
-
c. gedurende de periode dat zwangerschaps- of bevallingsverlof wordt genoten op basis
van artikel 3:1 van de Wet arbeid en zorg.
5 De militair die wegens ziekte verhinderd is dienst te verrichten, heeft geen aanspraak
op inkomsten, indien hij naar het oordeel van de bevelhebber:
-
a de ziekte heeft voorgewend, althans zodanig overdreven heeft voorgesteld, dat verhindering
tot dienstverrichting niet kan worden aangenomen;
-
b de verhindering tot dienstverrichting opzettelijk heeft veroorzaakt, tenzij hem daarvan
op grond van zijn psychische toestand geen verwijt kan worden gemaakt;
-
c weigert zich te onderwerpen aan een onderzoek door of vanwege de militair geneeskundige
dienst of, ná voor zo'n onderzoek te zijn opgeroepen, zonder geldige reden niet verschijnt;
-
d zonder voldoende gronden nalaat zich onder geneeskundige behandeling te stellen of
te blijven stellen of zich niet houdt aan de hem door de behandelend arts gegeven
voorschriften, met dien verstande dat hij geen medewerking behoeft te verlenen aan
een ingreep van heelkundige aard;
-
e zich zodanig gedraagt dat zijn genezing wordt belemmerd of vertraagd;
-
f tijdens de verhindering tot dienstverrichting voor zichzelf of voor derden arbeid
verricht, tenzij dit door de militair geneeskundige dienst in het belang van zijn
genezing wordt geacht;
-
g in gebreke blijft op het door de commandant – op advies van de militair geneeskundige
dienst – bepaalde tijdstip en in de door hem bepaalde mate de dienst te hervatten,
tenzij de militair daarvoor een inmiddels opgekomen, door de commandant als geldig
erkende reden heeft opgegeven.
6 De aanspraak op doorbetaling van inkomsten ingevolge dit artikel vervalt, indien de
militair zonder deugdelijke grond weigert de hem door de bevelhebber aangeboden passende,
dan wel gangbare arbeid, waartoe de militair geneeskundige dienst hem in staat acht,
te aanvaarden.
7 In bijzondere gevallen kan de bevelhebber in de situaties, genoemd in het vijfde en
zesde lid, bepalen dat de niet genoten inkomsten geheel of gedeeltelijk aan anderen
dan aan de militair worden betaald. Na verrekening met deze aan anderen dan aan de
militair betaalde inkomsten, worden de eventueel resterende, niet betaalde inkomsten
alsnog aan de militair betaald, indien een door hem aangevraagd hernieuwd onderzoek
als bedoeld in artikel 102 van het Algemeen militair ambtenarenreglement in zijn voordeel
is beslist.
8 Het vijfde tot en met zevende lid is niet van toepassing indien sprake is van samenloop,
bedoeld in artikel 17a, met een uitkering op grond van en werknemersverzekering of
de Wet arbeid en zorg.