Besluit ex artikelen 40b en 41 Wet op de telecommunicatievoorzieningen inzake de houder van een concessie

[Regeling vervallen per 23-03-2005.]
Geraadpleegd op 23-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-08-1997 en zichtdatum 01-08-1997.
Geldend van 01-08-1997 t/m 22-03-2005

Besluit van 23 januari 1996, houdende een algemene maatregel van bestuur ter uitvoering van de artikelen 40b en 41 van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 16 mei 1995, nr. HDTP/95/10597, Hoofddirectie Telecommunicatie en Post;

Gelet op richtlijn nr. 92/44/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 5 juni 1992 betreffende de toepassing van Open Network Provision (ONP) op huurlijnen (PbEG L 165) en op de artikelen 40b en 41 van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen;

De Raad van State gehoord (advies van 12 september 1995, no. W09.95.0254);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 17 januari 1996, nr. HDTP/95/28052/MD, Hoofddirectie Telecommunicatie en Post;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 23-03-2005]

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. houder van de concessie: rechtspersoon, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen;

  • b. richtlijn 92/44/EEG: richtlijn nr. 92/44/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 5 juni 1992 betreffende de toepassing van Open Network Provision (ONP) op huurlijnen (PbEG L 165), naar de tekst zoals deze bij die richtlijn is vastgesteld;

  • c. college: het college genoemd in artikel 2, eerste lid, van de Wet Onafhankelijke post- en telecommunicatieautoriteit.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 23-03-2005]

  • 1 Een belanghebbende die de beëindiging van een aanbod van vaste verbindingen door de houder van de concessie dan wel een houder van een infrastructuurvergunning niet aanvaardt, kan hierover aan het college een oordeel vragen.

  • 2 Een belanghebbende die zegt schade te hebben geleden dan wel schade te kunnen lijden ten gevolge van een schending door de houder van de concessie dan wel een houder van een infrastructuurvergunning van het bij of krachtens de Wet op de telecommunicatievoorzieningen bepaalde ter uitvoering van richtlijn 92/44/EEG, kan over het betreffende handelen dan wel nalaten door de houder van de concessie dan wel een houder van een infrastructuurvergunning aan het college een oordeel vragen.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 23-03-2005]

  • 1 De termijn voor het indienen van een aanvraag om een oordeel bedraagt drie weken.

  • 2 De termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop

    • a. de beslissing waarover een oordeel wordt gevraagd bij aanvrager bekend is, dan wel

    • b. de schade is ontstaan dan wel redelijkerwijs bij aanvrager bekend kon zijn.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 23-03-2005]

De aanvraag om een oordeel vermeldt tevens

  • a. over welke beslissing van de houder van de concessie dan wel een houder van een infrastructuurvergunning een oordeel wordt gevraagd, dan wel

  • b. over welk handelen dan wel nalaten van de houder van de concessie dan wel een houder van een infrastructuurvergunning ten gevolge waarvan de verzoeker schade heeft geleden dan wel schade kan lijden een oordeel wordt gevraagd.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 23-03-2005]

  • 1 Voor het vragen van een oordeel, bedoeld in artikel 2, is een vergoeding verschuldigd van

    • a. f 200,- indien een oordeel gevraagd wordt door een natuurlijk persoon;

    • b. f 400,- indien een oordeel gevraagd wordt anders dan door een natuurlijk persoon.

  • 2 Het college wijst de aanvrager op het verschuldigd zijn van het bedrag en deelt hem mee dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de dag van verzending van zijn mededeling dient te zijn gestort. Indien het bedrag niet binnen deze termijn is bijgeschreven of gestort, wordt de aanvraag niet in behandeling genomen, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

  • 3 De in het eerste lid genoemde bedragen kunnen bij ministeriële regeling worden gewijzigd voor zover het prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie daartoe aanleiding geeft.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 23-03-2005]

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage , 23 januari 1996

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

A. Jorritsma-Lebbink

Uitgegeven de zesde februari 1996

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager