Kaderwet EZ-subsidies

[Regeling treedt (deels) in werking per 01-01-1998.]
Geraadpleegd op 21-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 17-05-1995 en zichtdatum 03-10-2024.
Geldend van 01-01-2014 t/m heden

Wet van 29 februari 1996, houdende vaststelling regels inzake de verstrekking van subsidies door de Minister van Economische Zaken

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo wij in overweging genomen hebben, dat de totstandkoming van de derde tranche van de Algemene wet bestuursrecht het wenselijk maakt de Kaderwet verstrekking financiële middelen EZ en de Kaderwet specifieke uitkeringen EZ te vervangen door nieuwe regels die een wettelijk kader scheppen voor de verstrekking van subsidies door de Minister van Economische Zaken;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder Onze Minister: Onze Minister van Economische Zaken.

Artikel 2

  • 1 Onze Minister kan subsidies verstrekken voor activiteiten die passen in het beleid inzake:

    • a. bosbouw;

    • b. dierenwelzijn;

    • c. energie en duurzaamheid;

    • d. innovatie;

    • e. landbouw en landbouwonderwijs;

    • f. mededinging;

    • g. natuur;

    • h. ondernemerschap;

    • i. openluchtrecreatie;

    • j. post;

    • k. regionale ontwikkeling;

    • l. telecommunicatie;

    • m. visserij;

    • n. voedselveiligheid.

  • 2 Onze Minister kan voorts subsidies verstrekken voor activiteiten op het gebied van de onderwerpen, die genoemd zijn in de begrotingsstaat, onderdeel uitgaven en verplichtingen, behorend bij de wet, houdende vaststelling van de begroting van uitgaven en ontvangsten van het Ministerie van Economische Zaken voor het desbetreffende jaar, of voor een voorafgaand jaar voor zover daarin een beschikking tot subsidieverlening is gegeven. Indien bij de aanvang van enig jaar bedoelde wet nog niet in werking is getreden, wordt tot die inwerkingtreding het voorstel daartoe in aanmerking genomen.

  • 3 Het eerste lid is niet van toepassing op landbouwonderwijs voor zover Onze Minister subsidie voor landbouwonderwijs en onderzoek op één van de terreinen, genoemd in het eerste lid, kan verstrekken bij of krachtens een andere wet.

Artikel 3

  • 1 Onverminderd hoofdstuk 3 van de Financiële-verhoudingswet kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur of bij regeling van Onze Minister de activiteiten waarvoor subsidie kan worden verstrekt, nader worden bepaald alsmede andere criteria voor die verstrekking worden vastgesteld.

  • 2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur of bij regeling van Onze Minister kunnen voorts regels worden vastgesteld met betrekking tot:

    • a. het bedrag van de subsidie dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald;

    • b. de aanvraag van een subsidie en de besluitvorming daarover;

    • c. de voorwaarden waaronder de subsidie wordt verleend;

    • d. de verplichtingen voor de subsidie-ontvanger;

    • e. de vaststelling van de subsidie;

    • f. intrekking en wijziging van de subsidieverlening of -vaststelling;

    • g. de betaling van de subsidie en het verlenen van voorschotten;

    • h. het verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk, bedoeld in artikel 4:24 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 3 Bij een algemene maatregel van bestuur of een ministeriële regeling als bedoeld in het eerste lid wordt voorzien in de vaststelling van een subsidieplafond en de regeling van de wijze van verdeling ervan, tenzij Onze Minister van Financiën heeft ingestemd met het achterwege laten daarvan.

  • 4 In afwijking van artikel 4:21, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht is titel 4.2 van die wet van toepassing op subsidies die worden verstrekt op grond van een algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling als bedoeld in het eerste lid, die uitsluitend voorziet in verstrekking aan rechtspersonen die krachtens publiekrecht zijn ingesteld.

  • 5 Onze Minister kan de uitvoering van een algemene maatregel van bestuur of een ministeriële regeling als bedoeld in het eerste lid, met inbegrip van het nemen van besluiten op grond van deze regels, delegeren aan andere bestuursorganen.

Artikel 4

Onze Minister verstrekt slechts subsidie op grond van een algemene maatregel van bestuur of een ministeriële regeling als bedoeld in artikel 3, tenzij het een subsidie betreft:

Artikel 5

Indien de in artikel 3, eerste lid, bedoelde regels bepalen dat de subsidie kan worden verstrekt in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, is deze wet voor die subsidie aldaar van toepassing.

Artikel 6

  • 1 Onze Minister kan met betrekking tot een subsidie, die niet op grond van een algemene maatregel van bestuur of een ministeriële regeling als bedoeld in artikel 3 wordt verstrekt, bij de subsidieverlening of, indien geen beschikking tot subsidieverlening is gegeven, bij de subsidievaststelling bepalen, dat een subsidie-ontvanger een vergoeding voor vermogensvorming verschuldigd is overeenkomstig artikel 4:41 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2 De wijze waarop de hoogte van de vergoeding wordt bepaald wordt vermeld in de beschikking tot subsidieverlening of subsidievaststelling, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 7

  • 1 Voor zover subsidieverstrekking in strijd zou zijn met ingevolge een verdrag voor de Staat geldende verplichtingen, kan Onze Minister:

    • a. subsidieverstrekking weigeren;

    • b. een subsidie lager vaststellen dan overeenkomstig de subsidieverlening;

    • c. een subsidieverlening of subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen.

  • 2 Bij de vaststelling, intrekking of wijziging kan worden bepaald, dat over onverschuldigd betaalde subsidiebedragen een rentevergoeding verschuldigd is.

  • 3 De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is verstrekt, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

Artikel 8

  • 1 Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen personen.

  • 2 Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

  • 3 Aan subsidies op grond van deze wet is de verplichting verbonden dat de subsidie-ontvanger aan een toezichthouder alle medewerking verleent die deze redelijkerwijs kan vorderen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden.

Artikel 10

  • 1 De Kaderwet verstrekking financiële middelen EZ en de Kaderwet specifieke uitkeringen EZ worden ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijven op subsidies die voor de inwerkingtreding van deze wet zijn verleend of vastgesteld.

  • 2 Na de inwerkingtreding van deze wet berusten de op grond van artikel 2 van de Kaderwet verstrekking financiële middelen EZ en artikel 2 van de Kaderwet specifieke uitkeringen EZ berustende algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen op artikel 3 van deze wet.

Artikel 11

  • 1 Na de inwerkingtreding van de wet van 11 november 2013 tot wijziging van de Kaderwet EZ-subsidies (aanpassing aan de samenvoeging van de voormalige ministeries van Economische Zaken en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (Stb. 2013, 482) berusten de op grond van artikel 4 van de Kaderwet LNV-subsidies vastgestelde ministeriële regelingen op artikel 3 van deze wet.

  • 2 Het bij of krachtens de Kaderwet LNV-subsidies bepaalde blijft van toepassing op subsidies die voor de inwerkingtreding van de wet van 11 november 2013 tot wijziging van de Kaderwet EZ-subsidies (aanpassing aan de samenvoeging van de voormalige ministeries van Economische Zaken en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (Stb. 2013, 482) zijn verstrekt.

Artikel 12

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 29 februari 1996

Beatrix

De Minister van Economische Zaken,

G. J. Wijers

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

A. van Dok-van Weele

Uitgegeven de zesentwintigste maart 1996

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager