HOOFDSTUK 3. VOORSCHRIFTEN WINNINGSVERGUNNING
[Regeling vervallen per 01-01-2003]
§ 1. Algemeen
[Regeling vervallen per 01-01-2003]
Artikel 3.1
[Regeling vervallen per 01-01-2003]
Een winningsvergunning wordt verleend met de voorschriften, bedoeld in:
Artikel 3.2
[Regeling vervallen per 01-01-2003]
-
1 De vergunninghouder is jaarlijks met ingang van de dag na de datum, waarop de vergunning
van kracht is geworden, aan de staat een oppervlakterecht als bedoeld in artikel 8 van de wet verschuldigd, berekend naar de oppervlakte van het vergunningsgebied op die dag van
het betrokken jaar op de volgende grondslag, waarbij het laatstelijk vóór die dag
van het betrokken jaar door het Centraal Bureau voor de Statistiek berekende en in
het «Statistisch bulletin van het Centraal Bureau voor de Statistiek» gepubliceerde
indexcijfer van de cao-lonen per maand inclusief bijzondere beloningen, leeftijd volwassenen
(basisjaar 1990) wordt aangegeven met de letter a:
a/63,5 x € 272,27 per gehele km2.
-
2 Indien de vergunning op grond van artikel 13, eerste lid, van de wet is verleend, wordt voor de toepassing van het eerste lid het bedrag, dat verschuldigd
is met ingang van de dag na de dag, waarop de vergunning van kracht is geworden, verminderd
met het bedrag, dat de vergunninghouder voor het betrokken gebied en tijdvak als houder
van de opsporingsvergunning aan oppervlakterecht reeds heeft betaald.
Artikel 3.3
[Regeling vervallen per 01-01-2003]
De vergunninghouder is met ingang van door Onze Minister van Verkeer en Waterstaat
te bepalen tijdstippen aan de staat door deze Minister vastgestelde bedragen verschuldigd
ter vergoeding van de kosten, die als gevolg van het krachtens de vergunning instellen
van een verkennings- of opsporingsonderzoek of winnen van koolwaterstoffen voor betonningen
zijn gemaakt ter beveiliging van de scheepvaart en van voor genoemde werkzaamheden
dienende installaties.
Artikel 3.4
[Regeling vervallen per 01-01-2003]
-
1 De vergunninghouder is jaarlijks aan de staat een bedrag als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onder a, van de wet (cijns) verschuldigd, bestaande uit een percentage van de totale waarde van alle
aardolie, welke met gebruikmaking van de vergunning is gewonnen en in het voorafgaande
kalenderjaar uit het vergunningsgebied is afgevoerd.
-
3 Indien in een kalenderjaar het gewogen gemiddelde van de waarde van in Nederland ingevoerde
ruwe olie zoals weergegeven door het Internationaal Energie Agentschap in zijn publikatie
«Energy prices and taxes» over het betrokken jaar lager is dan US $ 23 per vat, geldt,
in afwijking in zoverre van het tweede lid, bij een jaarlijkse afvoer van niet meer
dan 800 000 m3 als cijnspercentage: 0.
Artikel 3.5
[Regeling vervallen per 01-01-2003]
-
1 Voor zover de aardolie is verkocht, geldt voor de toepassing van de artikelen 3.4, 3.10 en 3.11 als waarde van iedere verkochte hoeveelheid aardolie de verkoopprijs, verminderd
– voor zover deze voor rekening van de vergunninghouder komen – met:
-
a. de kosten van de winning;
-
b. de kosten van behandeling en opslag binnen het continentaal plat, alsmede in de aan
de Noordzee gelegen landen binnen een strook van 40 km breedte langs de kust van de
Noordzee;
-
c. de kosten van vervoer tot de kust van een aan de Noordzee gelegen land, alsmede in
een strook van 40 km breedte langs de kust van de Noordzee, en
-
d. de rechten en belastingen, ter zake van de invoer en levering van de aardolie door
enige staat geheven.
-
2 Voor zover de aardolie niet is verkocht, geldt voor de toepassing van de artikelen 3.4, 3.10 en 3.11 als waarde van de aardolie de waarde, welke wordt verkregen door de door Onze Minister
krachtens artikel 3.26 goedgekeurde verrekenprijs te verminderen op overeenkomstige wijze als in het eerste
lid, onder a tot en met d, aangegeven.
Artikel 3.6
[Regeling vervallen per 01-01-2003]
Binnen drie maanden na het einde van een kalenderjaar zendt de vergunninghouder aan
Onze Minister een opgave – overeenkomstig een door Onze Minister vastgesteld model
– van de hoeveelheden van de aardolie, die met gebruikmaking van de vergunning zijn
gewonnen en in dat jaar uit het vergunningsgebied zijn afgevoerd onderscheidenlijk
verkocht, van de verkoopprijs of de verrekenprijs van die aardolie, van de in artikel 3.5, eerste lid, onder a tot en met d, bedoelde bedragen, die op de verkoopprijs in mindering kunnen worden gebracht, alsmede
van het bedrag van de cijns, die hij naar zijn oordeel op grond daarvan verschuldigd
zal zijn.
Artikel 3.7
[Regeling vervallen per 01-01-2003]
-
1 De vergunninghouder is jaarlijks aan de staat een bedrag als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onder a, van de wet (cijns) verschuldigd, bestaande uit een percentage van de totale waarde van alle
aardgas, dat met gebruikmaking van de vergunning is gewonnen en in het voorafgaande
kalenderjaar uit het vergunningsgebied is afgevoerd.
-
4 Indien in een kalenderjaar het gewogen gemiddelde van de waarde van in Nederland ingevoerde
ruwe olie zoals weergegeven door het Internationaal Energie Agentschap in zijn publikatie
«Energy prices and taxes» over het betrokken jaar lager is dan US $ 23 per vat, geldt,
in afwijking in zoverre van het derde lid, bij een jaarlijkse afvoer van niet meer
dan 800 miljoen m3 als cijnspercentage: 0.
Artikel 3.8
[Regeling vervallen per 01-01-2003]
-
1 Voor zover het aardgas is verkocht, geldt voor de toepassing van de artikelen 3.7, 3.10 en 3.11 als waarde van iedere verkochte hoeveelheid aardgas de verkoopprijs, verminderd –
voor zover deze voor rekening van de verkoper komen – met:
-
a. de kosten van de winning,
-
b. de kosten van behandeling en opslag binnen het continentaal plat, alsmede in de aan
de Noordzee gelegen landen binnen een strook van 40 km breedte langs de kust van de
Noordzee,
-
c. de kosten van vervoer tot de kust van een aan de Noordzee gelegen land, alsmede in
een strook van 40 km breedte langs de kust van de Noordzee, en
-
d. de rechten en belastingen, ter zake van de invoer en levering van het aardgas door
enige staat geheven.
-
2 Voor zover het aardgas niet is verkocht, geldt voor de toepassing van de artikelen 3.7, 3.10 en 3.11 als waarde van het aardgas de waarde, welke wordt verkregen door de door Onze Minister
krachtens artikel 3.26 goedgekeurde verrekenprijs te verminderen op overeenkomstige wijze als in het eerste
lid, onder a tot en met d aangegeven.
Artikel 3.9
[Regeling vervallen per 01-01-2003]
Binnen drie maanden na het einde van een kalenderjaar zendt de vergunninghouder aan
Onze Minister een opgave – overeenkomstig een door Onze Minister vastgesteld model
– van de hoeveelheden aardgas bij een druk van 1 atmosfeer en een temperatuur van
0 °C, die met gebruikmaking van de vergunning zijn gewonnen en in dat jaar uit het
vergunningsgebied zijn afgevoerd onderscheidenlijk verkocht, van de verkoopprijs of
de verrekenprijs van dat aardgas, van de in artikel 3.8, eerste lid, onder a tot en met d, bedoelde bedragen, die op de verkoopprijs in mindering kunnen worden gebracht, alsmede
van het bedrag van de cijns, die hij naar zijn oordeel op grond daarvan verschuldigd
zal zijn.
Artikel 3.10
[Regeling vervallen per 01-01-2003]
Het op grond van een ingezonden opgave ingevolge artikel 3.4 of 3.7 te betalen bedrag is verschuldigd nadat na het einde van het betrokken kalenderjaar
drie maanden zijn verlopen.
Artikel 3.11
[Regeling vervallen per 01-01-2003]
Onze Minister stelt nadien het verschuldigde bedrag definitief vast.
Artikel 3.12
[Regeling vervallen per 01-01-2003]
Het definitief als verschuldigd vastgestelde bedrag is – onder aftrek van het reeds
betaalde – verschuldigd met ingang van de dag na die, waarop aan de vergunninghouder
het bedrag is bekendgemaakt. Indien reeds meer is betaald dan het definitief vastgestelde
bedrag wordt het verschil zo spoedig mogelijk terugbetaald.
Artikel 3.13
[Regeling vervallen per 01-01-2003]
-
1 De vergunninghouder is jaarlijks aan de staat een bedrag als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onder b, van de wet verschuldigd van 70% van het voordelige saldo van een met inachtneming van de artikelen 3.14 en 3.15 over het afgelopen boekjaar op te maken resultatenrekening, welke omvat de volgens
goed koopmansgebruik aan dat jaar toe te rekenen kosten en opbrengsten van het krachtens
de vergunning instellen van verkennings- en opsporingsonderzoeken en winnen van delfstoffen.
In afwijking van de eerste volzin kan de afschrijving van aanschaffings- of voortbrengingskosten
van bedrijfsmiddelen willekeurig geschieden, voor zover die wijze van afschrijven
in het kader van de belastingheffing is toegestaan op grond van artikel 10, derde
lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964.
-
2 Indien het overeenkomstig het eerste lid vastgestelde bedrag lager is dan het bedrag,
dat wordt verkregen door bij de toepassing van dat lid in plaats van 70% te lezen
50% en het bepaalde in artikel 3.14, tweede lid, onder f en g, buiten beschouwing te laten, is in plaats van het eerstbedoelde bedrag het laatstbedoelde
verschuldigd.
Artikel 3.14
[Regeling vervallen per 01-01-2003]
-
4 Voor zover de gewonnen koolwaterstoffen anders dan door verkoop aan het winningsbedrijf
zijn onttrokken, geldt voor de bepaling van de in het eerste lid, onder a, bedoelde opbrengst als waarde van de koolwaterstoffen de door Onze Minister krachtens
artikel 3.26 goedgekeurde verrekenprijs.
-
6 Kosten of opbrengsten, welke blijken niet te zijn opgenomen in de vastgestelde resultatenrekening
over het jaar, waarop zij betrekking hebben, worden opgenomen in de resultatenrekening
over het jaar, waarin van die kosten onderscheidenlijk die opbrengsten is gebleken.
Artikel 3.15
[Regeling vervallen per 01-01-2003]
-
1 Indien een resultatenrekening over enig boekjaar – het bepaalde in artikel 3.14, tweede lid, onder f en g, buiten beschouwing gelaten – een nadelig saldo aanwijst, wordt dit naar het debet
van de resultatenrekening van het volgend boekjaar overgebracht.
-
2 Een samengevoegde resultatenrekening kan worden opgemaakt indien de vergunninghouder
tevens houder is van één of meer andere winningsvergunningen die zijn verleend met
inachtneming van dit besluit of het koninklijk besluit van 6 februari 1976, houdende
uitvoering van artikel 12 van de Mijnwet continentaal plat ten aanzien van opsporings-
en winningsvergunningen voor of mede voor aardolie of aardgas (Stb. 102).
Artikel 3.16
[Regeling vervallen per 01-01-2003]
-
1 Voor de toepassing van de artikelen 3.17, 3.18 en 3.20 wordt onder belasting verstaan de vennootschapsbelasting, onderscheidenlijk de inkomstenbelasting,
die over het betrokken boekjaar van de vergunninghouder is geheven krachtens de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969, onderscheidenlijk de Wet op de inkomstenbelasting 1964, dan wel enige andere wettelijke
belastingregeling, die voor genoemd besluit of genoemde wetten in de plaats zal treden,
naar winst, die met activiteiten als in artikel 3.14, tweede lid, onder a of b, bedoeld, is behaald, met dien verstande dat nimmer meer wordt verrekend dan de naar
het voor dat jaar geldende tarief berekende vennootschapsbelasting bij een belastbaar
bedrag, enkel bestaande uit hetgeen aan zodanige winst is verkregen. Met over zodanige
winst geheven belasting wordt gelijkgesteld de belasting, die achterwege blijft ten
gevolge van door de belastingplichtige uit anderen hoofde in enig jaar geleden verliezen.
Als over zodanige winst geheven belasting wordt daarentegen niet beschouwd de belasting,
die is geheven ten gevolge van door de belastingplichtige uit anderen hoofde in enig
jaar behaalde winsten.
-
2 Indien de winning plaatsvindt voor rekening van een vennootschap als bedoeld in artikel 11, tweede lid, onder a, van de wet, wordt voor de toepassing van het eerste lid als van de vergunninghouder geheven
vennootschapsbelasting mede in aanmerking genomen de vennootschapsbelasting die over
het betrokken boekjaar van die vennootschap is geheven naar winst, die met activiteiten
als in artikel 3.14, tweede lid, onder a of b, bedoeld is behaald.
Artikel 3.17
[Regeling vervallen per 01-01-2003]
-
1 De vergunninghouder is telkens met ingang van het tijdstip, waarop zes maanden na
het begin van een boekjaar zijn verstreken, aan de staat als eerste vooruitbetaling
een door Onze Minister en Onze Minister van Financiën vastgesteld bedrag verschuldigd.
-
2 Genoemde Ministers stellen zodanig bedrag vast op de helft van het bedrag, dat naar
hun redelijke schatting op grond van artikel 3.13, over het betrokken boekjaar verschuldigd zal zijn, verminderd met de helft van de
belasting, welke naar hun redelijke schatting over dat boekjaar zal worden geheven.
Artikel 3.18
[Regeling vervallen per 01-01-2003]
-
1 De vergunninghouder is telkens met ingang van het tijdstip, waarop een maand na het
einde van een boekjaar is verstreken, aan de staat als tweede vooruitbetaling een
door Onze Minister en Onze Minister van Financiën vastgesteld bedrag verschuldigd.
-
2 Genoemde Ministers stellen zodanig bedrag vast op het volle bedrag, dat naar hun redelijke
schatting op grond van artikel 3.13, over het betrokken boekjaar verschuldigd zal zijn, verminderd – voor zover mogelijk
–:
-
a. met de belasting, welke naar hun redelijke schatting over dat boekjaar zal worden
geheven;
-
b. met vervolgens het bedrag, dat de vergunninghouder over dat boekjaar als eerste vooruitbetaling
heeft betaald.
-
3 De eerste vooruitbetaling wordt, voor zover de in het tweede lid, onder b, bedoelde vermindering niet mogelijk is, zo spoedig mogelijk terugbetaald.
Artikel 3.19
[Regeling vervallen per 01-01-2003]
De vergunninghouder is verplicht binnen zes maanden na het einde van een boekjaar
aan Onze Minister en Onze Minister van Financiën te zenden een over dat boekjaar opgemaakte
resultatenrekening als in artikel 3.13 bedoeld alsmede een balans, vermeldende de aan het einde van het boekjaar tot het
winningsbedrijf behorende activa en passiva.
Artikel 3.20
[Regeling vervallen per 01-01-2003]
Artikel 3.21
[Regeling vervallen per 01-01-2003]
-
1 De vergunninghouder is het krachtens artikel 3.20, tweede lid, vastgestelde bedrag verschuldigd met ingang van de dag na die, waarop dat bedrag
aan hem is bekendgemaakt.
-
2 De eerste en de tweede vooruitbetaling worden voor zover de in artikel 3.20, tweede lid, onder b, bedoelde vermindering niet mogelijk is, zo spoedig mogelijk terugbetaald.
Artikel 3.22
[Regeling vervallen per 01-01-2003]
-
1 Indien na de betalingen of teruggaven van belasting, welke bij de toepassing van artikel 3.20, tweede lid, reeds in aanmerking zijn genomen, nog betalingen of teruggaven van belasting over
het betrokken boekjaar hebben plaatsgehad, herzien Onze Minister en Onze Minister
van Financiën dienovereenkomstig het krachtens die bepaling vastgestelde bedrag.
Artikel 3.23
[Regeling vervallen per 01-01-2003]
Indien en voor zover twijfel bestaat of de vergunninghouder zal voldoen aan hetgeen
hij verschuldigd zal worden ingevolge artikel 3.13, eerste lid, kan Onze Minister bepalen dat de vergunninghouder met ingang van een door Onze Minister
vast te stellen tijdstip en ten genoegen van Onze Minister zekerheid stelt en gesteld
zal houden. Dit voorschrift blijft van kracht totdat aan de betalingsverplichting
is voldaan.
Artikel 3.24
[Regeling vervallen per 01-01-2003]
De vergunninghouder is verplicht op een door Onze Minister vast te stellen tijdstip
en ten genoegen van Onze Minister zekerheid te stellen en gesteld te houden voor de
nakoming van hetgeen hij verschuldigd zal worden, ingeval Onze Minister, op grond
van artikel 30 van de wet, de nodige maatregelen treft ter verwijdering van een niet meer in gebruik zijnde
mijnbouwinstallatie. Dit voorschrift blijft van kracht totdat de mijnbouwinstallatie
is verwijderd.
Artikel 3.25
[Regeling vervallen per 01-01-2003]
De vergunninghouder is verplicht de ingevolge de vergunning verschuldigde bedragen
te voldoen op door Onze Minister aan te geven wijze.
Artikel 3.26
[Regeling vervallen per 01-01-2003]
Het is de vergunninghouder verboden door hem met gebruikmaking van de vergunning gewonnen
koolwaterstoffen te verkopen of anderszins aan het winningsbedrijf te onttrekken,
indien de desbetreffende overeenkomst of, bij onttrekking anders dan in verband met
verkoop, de jaarlijks uit het vergunningsgebied af te voeren hoeveelheden en de verrekenprijs
niet door Onze Minister zijn goedgekeurd.
Artikel 3.27
[Regeling vervallen per 01-01-2003]
-
1 De vergunninghouder is verplicht volgens methoden, welke bij een modern en goed gevoerd
winningsbedrijf algemeen gebruikelijk zijn, en met inachtneming van de door Onze Minister
te geven aanwijzingen te meten en regelmatig in een register in te schrijven de hoeveelheden
koolwaterstoffen, die hij met gebruikmaking van zijn vergunning heeft gewonnen alsmede
die hij uit het vergunningsgebied heeft afgevoerd.
-
2 Indien een inspectie-ambtenaar een onnauwkeurigheid in de meetapparatuur constateert,
kan Onze Minister bepalen, dat deze onnauwkeurigheid geacht wordt te hebben bestaan
gedurende 30 dagen voorafgaande aan het constateren daarvan of, indien binnen die
30 dagen een voorafgaande controle had plaatsgevonden, vanaf die voorafgaande controle.
De vergunninghouder is in zodanig geval verplicht zijn registers dienovereenkomstig
te corrigeren.
-
3 De vergunninghouder is verplicht binnen 14 dagen na het einde van iedere kalendermaand
en van ieder kalenderjaar aan Onze Minister en aan de Inspecteur-Generaal der Mijnen
een uittreksel te zenden van de totalen der gedurende die maand onderscheidenlijk
dat jaar verrichte boekingen in het in het eerste lid bedoelde register, in een door
Onze Minister aan te geven vorm.
Artikel 3.28
[Regeling vervallen per 01-01-2003]
Overtreding van artikel 2.6, 3.2, 3.3, 3.4, 3.6, 3.7, 3.9, 3.10, 3.12, 3.17, 3.18, 3.19, 3.21, 3.22, 3.25 of 3.26 is een grond voor het intrekken van de vergunning.
§ 2. Vergunningen, verleend anders dan op grond van artikel 13, eerste lid, van de
wet
[Regeling vervallen per 01-01-2003]
Artikel 3.30
[Regeling vervallen per 01-01-2003]
De vergunninghouder is met ingang van de dag na die, waarop de vergunning van kracht
is geworden, aan de staat een bedrag als bedoeld in artikel 10, derde lid, van de wet (bonus) verschuldigd, berekend naar de oppervlakte van het vergunningsgebied op de
volgende grondslag, waarbij het laatstelijk vóór het van kracht worden van de vergunning
door het Centraal Bureau voor de Statistiek berekende en in het «Statistisch bulletin
van het Centraal Bureau voor de Statistiek» gepubliceerde indexcijfer van de cao-lonen
per maand inclusief bijzondere beloningen, leeftijd volwassenen (basisjaar 1990) wordt
aangegeven met de letter a:
a/63,5 x € 907,56 per gehele km2.
Artikel 3.31
[Regeling vervallen per 01-01-2003]
Overtreding van artikel 3.30 is een grond voor het intrekken van de vergunning.