- a. minister:
-
Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;
- b. LASER:
-
Dienst Landelijke Service bij regelingen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit;
- c. AID:
-
Algemene Inspectiedienst van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;
- d.
verordening 3508/92:
-
Verordening (EEG) nr. 3508/92 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 27 november 1992 tot instelling van
een geïntegreerd beheers- en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunregelingen
(PbEG L 355);
- e.
verordening 2419/2001:
-
Verordening (EEG) nr. 2419/2001 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 11 december 2001 houdende uitvoeringsbepalingen
inzake het bij Verordening (EEG) nr. 3508/92 van de Raad ingestelde geïntegreerd beheers- en controlesysteem voor bepaalde communautaire
steunregelingen (PbEG L 327);
- f.
verordening 1254/1999:
-
Verordening (EEG) nr. 1254/1999 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke
ordening der markten in de sector rundvlees (PbEG L 160);
- g.
verordening 2342/1999:
-
Verordening (EEG) nr. 2342/1999 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 28 oktober 1999 tot vaststelling
van uitvoeringsbepalingen van verordening (EG) nr. 1254/1999 van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees
met betrekking tot de premieregelingen (PbEG L 281);
- h.
verordening 1760/2000:
-
Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Gemeenschappen van 17 juli
2000 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen
en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten en tot intrekking van
Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad;
- i.
verordening 2529/2001:
-
Verordening (EG) nr. 2529/2001 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 19 december 2001 houdende een gemeenschappelijke
ordening der markten in de sector schapen- en geitenvlees (PbEG L 341);
- j.
verordening 2550/2001:
-
Verordening (EG) nr. 2550/2001 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 21 december 2001 tot vaststelling
van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 2529/2001 van de Raad van 19 december 2001 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten
in de sector schapen- en geitenvlees en tot wijziging van verordening (EG) nr. 2419/2001(PbEG L 341);
- k. dieren:
-
ooien, vaarzen, koeien, zoogkoeien, stieren en ossen;
- l. runderen:
-
vaarzen, koeien, zoogkoeien, stieren en ossen;
- m. ooi:
-
vrouwelijk schaap dat ten minste één keer heeft gelammerd of ten minste één jaar oud
is;
- n. koe:
-
vrouwelijk rund van tenminste acht maanden, dat heeft gekalfd;
- o. vaars:
-
vrouwelijk rund van ten minste acht maanden, dat nog niet heeft gekalfd;
- p. zoogkoe:
-
koe van een vleesras of koe die is voortgekomen uit een kruising met een dergelijk
ras en die deel uit maakt van een bestand dat wordt gebruikt voor het opfokken van
kalveren voor de vleesproductie;
- q. stieren:
-
ongecastreerde mannelijke runderen, met uitzondering van mannelijke runderen die
op k.i.-stations worden gehouden en waarvan het hoofddoel is de productie van sperma;
- r. ossen:
-
gecastreerde mannelijke runderen;
- s. producent:
-
individueel bedrijfshoofd, natuurlijke of rechtspersoon of, voorzover het stieren-,
ossen- of zoogkoeienhouderij betreft, samenwerkingsverband van natuurlijke of rechtspersonen,
niet zijnde een producentengroepering ongeacht de rechtspositie van die groepering
en van haar leden, van wie, respectievelijk waarvan het bedrijf zich op het grondgebied
van Nederland bevindt en die ofwel runderen houdt, ofwel ten minste 10 ooien houdt;
- t. huurder:
-
degene die op grond van een schriftelijke overeenkomst met het verhurend bedrijfshoofd
verantwoordelijk is voor het houden van een kudde ooien of een deel daarvan;
- u. terreinbeherende organisatie:
-
-
1º privaatrechtelijke rechtspersoon die gronden in eigendom, vruchtgebruik, erfpacht
of pacht heeft en in voorkomende gevallen blijkens zijn statuten ten doel heeft deze
gronden te beheren uit oogpunt van natuurbeheer;
-
2º publiekrechtelijke rechtspersoon;
- v. bedrijf:
-
-
1° geheel van in Nederland gelegen productie-eenheden die de producent ingevolge een
recht van eigendom, een zakelijk gebruiksrecht, een door de grondkamer goedgekeurde
of geregistreerde pachtovereenkomst, een pachtovereenkomst als bedoeld in artikel
58 van de Pachtwet of een grondgebruiksverklaring als bedoeld in artikel 1 van de
Regeling landbouwgrond Meststoffenwet in beheer heeft, dan wel.
-
2° door de producent beheerde grond dan wel grond tijdelijk in gebruik gekregen op grond
van een overeenkomstig artikel 192, respectievelijk artikel 194, van de Landinrichtingswet
vastgesteld plan van tijdelijk gebruik, dan wel krachtens artikel 46, vierde lid,
van de Reconstructiewet Midden-Delfland of krachtens artikel 28, vierde lid, van de
Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën, dan wel grond
tijdelijk in gebruik gekregen van de Dienst Landelijk Gebied van het Ministerie van
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, of
-
3° de in Nederland gelegen bedrijfsgebouwen waarvan de producent op basis van een schriftelijke
overeenkomst ten minste gedurende de aanhoudperiode als bedoeld in het vierde lid
het gebruik heeft, of
-
4° in Nederland gelegen grond welke door een terreinbeherende organisatie op basis van
een schriftelijke overeenkomst ten minste gedurende 7 maanden met ingang van 31 maart
van het jaar waarin de premie wordt aangevraagd, aan de producent in gebruik is gegeven,
of
-
5° voorzover het een producent van schapenvlees betreft en onverminderd het hiervoor
gestelde: andere dan de bovenbedoelde grond of gebouwen die de producent voor de productie
van schapenvlees in gebruik heeft mits de in artikel 5.3, eerste en tweede lid, bedoelde
schriftelijke mededeling door LASER is ontvangen;
- w. oppervlakte cultuurgrond:
-
totale tot het bedrijf behorende areaal aan bouwland, blijvend grasland, meerjarige
cultures en tuinen voor eigen gebruik;
- x. GVE:
-
grootvee-eenheden die worden berekend door omrekening van de aantallen dieren als
bedoeld in artikel 12 van verordening 1254/1999 aan de hand van de tabel in bijlage III van verordening 1254/1999;
- y. veebezetting:
-
het aantal mannelijke runderen, zoogkoeien en vaarzen, schapen en geiten waarvoor
in een bepaald jaar door de producent premie-aanvragen zijn ingediend en het aantal
melkkoeien dat nodig is voor de productie van de aan de producent toegekende totale
individuele referentiehoeveelheid;
- z. individuele referentiehoeveelheid:
-
in artikel 1, eerste lid, onderdeel f, van de Regeling Superheffing 1993 bedoelde
referentiehoeveelheid melk waarover geen heffing verschuldigd is en die op het bedrijf
beschikbaar is als bedoeld in artikel 17, eerste lid, onder a, van verordening 2342/1999;
- aa. voederareaal:
-
oppervlakte van het bedrijf welke gedurende een aaneengesloten periode van ten minste
zeven maanden beschikbaar is voor de rundvee- en schapen- of geitenhouderij op dat
bedrijf en die wordt berekend overeenkomstig het bepaalde in artikel 12, tweede lid,
onder b, van verordening 1254/1999;
- bb. veebezettingsgetal:
-
rekenkundige verhouding, uitgedrukt in GVE per hectare, tussen de veebezetting en
het voederareaal van het bedrijf die wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 12,
tweede lid, van verordening 1254/1999 en, in geval van extensivering, artikel 13, derde lid, van verordening 1254/1999;
- cc. grasland:
-
weidegrond welke voor ten minste 50% uit grassen bestaat en welke bestemd is voor
beweiding met dieren of voor de winning van het gewas voor vervoedering aan dieren;
- dd. perceel landbouwgrond:
-
ononderbroken stuk grond waarop één gewas wordt geteeld door één producent;
- ee. probleemgebied:
-
gebied als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van verordening 2529/2001 van de Raad van 19 december 2001 (PbEG L 341);
- ff. premie:
-
premie als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van verordening 2467/98, dan wel premie als bedoeld in artikel 4, eerste lid, dan wel premie als bedoeld
in artikel 6, eerste lid, dan wel premie als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van
verordening 1254/1999;
- gg. extensiveringsbedrag:
-
extra bedrag dat overeenkomstig artikel 13 van verordening 1254/1999 wordt toegekend;
- hh. deelnamemelding:
-
melding als bedoeld in artikel 34 van verordening 2342/1999;
- ii. nationale reserve:
-
reserve als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van verordening 2467/98, onderscheidenlijk als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van verordening 1254/1999;
- jj. jaar:
-
kalenderjaar;
- kk. nge's:
-
Nederlandse grootte-eenheden, door het Landbouw Economisch Instituut berekende verhoudingsgetallen
die een beoordeling mogelijk maken van de productie-omvang van het gehele landbouwbedrijf
en van afzonderlijke takken;
- ll. oormerk:
-
identificatiemerkteken als bedoeld in artikel 5, tweede lid, onder a, van Richtlijn 92/102/EEG van de Raad van 27 november 1992 (PbEG L 355);
- mm. I & R-systeem rund:
-
gecomputeriseerd gegevensbestand als bedoeld in artikel 3, onderdeel b, en artikel
5 van verordening 1760/2000;
- nn. paspoort:
-
paspoort als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Regeling handel levende dieren en levende producten;
- oo. bedrijfsregister:
-
register als bedoeld in artikel 7, eerste lid, eerste streepje, van verordening 1760/2000;
- pp. UBN:
-
uniek bedrijfsnummer als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de Regeling identificatie en registratie van dieren 2003.