Wet gevolgen brutering uitkeringsregelingen

Geraadpleegd op 18-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 25-02-2014 en zichtdatum 17-11-2024.
Geldend van 01-01-2013 t/m heden

Wet van 24 mei 1996, houdende bijzondere bepalingen voor de toepassing van de sociale zekerheidswetten in verband met de Wet brutering overhevelingstoeslag lonen (Wet gevolgen brutering uitkeringsregelingen)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het, gelet op de uit de Wet brutering overhevelingstoeslag lonen voortvloeiende brutering van lonen en uitkeringen per 1 januari 1998, wenselijk is om de gevolgen van de brutering voor de uitkeringen op grond van een aantal sociale zekerheidswetten nader te regelen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK 1. DEFINITIES

Artikel 1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

HOOFDSTUK 2. VERHOGING LOON REFERTEPERIODE

§ 1. Verhoging loon referteperiode voor berekening dagloon

Artikel 2

  • 1 Het loon dat betrekking heeft op een periode gelegen vóór het vervaljaar en dat wordt gehanteerd bij de berekening van:

    • a. het dagloon dat op grond van artikel 34 IWS ten grondslag ligt aan uitkeringen op grond van de WW,

    • b. het dagloon dat op grond van artikel 15 ZW ten grondslag ligt aan uitkeringen op grond van de ZW,

    • c. het dagloon dat op grond van artikel 14 WAO ten grondslag ligt aan uitkeringen op grond van de WAO,

    wordt verhoogd met het percentage, vastgesteld op grond van artikel 3 van de Wet BOL dan wel, indien dit loon is vastgesteld met inachtneming van het minimumloon, bedoeld in de WML, met het percentage, vastgesteld op grond van artikel 5 van de Wet BOL.

  • 3 Ter voorkoming van dubbele brutering kan bij ministeriële regeling van het eerste lid worden afgeweken.

§ 2. Verhoging loon referteperiode voor berekening individuele grondslag AAW

Artikel 3

  • 1 Het inkomen dat betrekking heeft op een periode gelegen vóór het vervaljaar en dat wordt gehanteerd bij de berekening van de grondslag, bedoeld in artikel 10, vierde lid, AAW, voor zover dat inkomen in een dienstbetrekking is verdiend, wordt verhoogd met het percentage, vastgesteld op grond van artikel 3 van de Wet BOL dan wel, indien dit loon is vastgesteld met inachtneming van het minimumloon, bedoeld in de WML, met het percentage, vastgesteld op grond van artikel 5 van de Wet BOL.

  • 2 Ter voorkoming van dubbele brutering kan bij ministeriële regeling van het eerste lid worden afgeweken.

§ 3. Vakantie-uitkering en nabetalingen

Artikel 4

  • 1 Een uitkering op grond van de WW, de ZW, de WAO of de AAW, al dan niet vermeerderd met een toeslag op grond van de TW, die betrekking heeft op een periode gelegen vóór het vervaljaar en die in of na het vervaljaar wordt betaald, wordt verhoogd met het percentage, vastgesteld op grond van artikel 5 van de Wet BOL.

HOOFDSTUK 3. BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR DE TOEPASSING VAN DE SOCIALE ZEKERHEIDSWETTEN

§ 1. Bijzondere bepalingen voor de toepassing van de WW

Artikel 5

Voor de toepassing van artikel 36 WW wordt onder de in dat artikel bedoelde uitkeringen, voor zover die zijn betaald in het tijdvak van 1 januari 1990 tot en met 31 december van het jaar dat voorafgaat aan het vervaljaar, mede verstaan de overhevelingstoeslag op die uitkeringen, bedoeld in artikel 1 van de WOTOP.

Artikel 6

Voor de toepassing van de bepalingen inzake de vrijwillige verzekering ingevolge hoofdstuk III WW worden onder «de overige artikelen van deze wet», bedoeld in artikel 60 WW, voor zover van toepassing, mede verstaan de bepalingen van artikel 2, eerste lid, onderdeel a, en artikel 4 van hoofdstuk II en de bepalingen van paragraaf 1 van hoofdstuk III.

Artikel 7

  • 1 In afwijking van artikel 67, onderdeel a, WW wordt onder loon dat betrekking heeft op een periode gelegen vóór het vervaljaar en dat in of na het vervaljaar op grond van artikel 64 WW wordt betaald, verstaan het loon, verhoogd met het percentage, vastgesteld op grond van artikel 3 van de Wet BOL dan wel, indien dat loon was vastgesteld met inachtneming van het minimumloon, bedoeld in de WML, met het percentage, vastgesteld op grond van artikel 5 van de Wet BOL.

Artikel 8

  • 1 In afwijking van artikel 67, onderdeel b, WW wordt onder vakantiegeld en vakantiebijslag die betrekking hebben op een periode gelegen vóór het vervaljaar en die op grond van artikel 64 WW in of na het vervaljaar worden betaald, verstaan het vakantiegeld en de vakantiebijslag, berekend op basis van het overeenkomstig artikel 7 verhoogde loon.

Artikel 9

De artikelen 7 en 8 worden niet toegepast op loon dat betrekking heeft op de periode die aanvangt met de eerste dag van de maand waarin de werknemer de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, heeft bereikt.

Artikel 10

Voor de toepassing van de artikelen 100 en 104 van de Wet financiering sociale verzekeringen wordt onder de in die artikelen genoemde uitkeringen, voor zover die zijn betaald in het tijdvak van 1 januari 1990 tot en met 31 december van het jaar dat voorafgaat aan het vervaljaar, mede verstaan de overhevelingstoeslag op die uitkeringen, bedoeld in artikel 1 van de WOTOP.

§ 2. Bijzondere bepalingen voor de toepassing van de ZW

Artikel 11

Voor de toepassing van de artikelen 33 en 34 ZW wordt onder de in die artikelen bedoelde uitkeringen, voor zover die zijn betaald in het tijdvak van 1 januari 1990 tot en met 31 december van het jaar dat voorafgaat aan het vervaljaar, mede verstaan de overhevelingstoeslag op die uitkeringen, bedoeld in artikel 1 van de WOTOP.

Artikel 12

Voor de toepassing van de artikelen 52 en 52a ZW wordt onder de in die artikelen bedoelde aanspraken onderscheidenlijk kosten, voor zover die betrekking hebben op het tijdvak van 1 januari 1990 tot en met 31 december van het jaar dat voorafgaat aan het vervaljaar, mede verstaan de overhevelingstoeslag op die aanspraken en kosten, bedoeld in artikel 1 van de WOTOP.

Artikel 13

Voor de toepassing van de bepalingen inzake de vrijwillige verzekering ingevolge hoofdstuk IV ZW worden onder «de overige artikelen van deze wet», bedoeld in artikel 72 ZW, voor zover van toepassing, mede verstaan de bepalingen van artikel 2, eerste lid, onderdeel b, en artikel 4 en de bepalingen van deze paragraaf.

Artikel 14

Ingeval een werkgever op herhaald schriftelijk verzoek van de bedrijfsvereniging niet vóór 15 december van het jaar dat voorafgaat aan het vervaljaar heeft meegedeeld welke ontwikkeling het loonpeil in het beroep van de uitkeringsgerechtigde op grond van de ZW per 1 januari van het vervaljaar zal doormaken in verband met onder meer de toepassing van de Wet BOL, is de bedrijfsvereniging bevoegd die uitkering per 1 januari van het vervaljaar te verhogen met het percentage, vastgesteld op grond van artikel 3 van de Wet BOL.

§ 3. Bijzondere bepalingen voor de toepassing van de WAO

Artikel 15

Voor de toepassing van artikel 57 WAO wordt onder de in dat artikel bedoelde uitkeringen, voor zover die zijn betaald in het tijdvak van 1 januari 1990 tot en met 31 december van het jaar dat voorafgaat aan het vervaljaar, mede verstaan de overhevelingstoeslag op die uitkeringen, bedoeld in artikel 1 van de WOTOP.

Artikel 16

Voor de toepassing van de bepalingen inzake de vrijwillige verzekering ingevolge hoofdstuk VI WAO worden onder «de bepalingen van de overige hoofdstukken», bedoeld in artikel 86 WAO, voor zover van toepassing, mede verstaan de bepalingen van artikel 2, eerste lid, onderdeel c, en artikel 4 en de bepalingen van deze paragraaf.

Artikel 17

Voor de toepassing van de artikelen 89 en 90 WAO wordt onder de in die artikelen bedoelde aanspraken onderscheidenlijk kosten, voor zover die betrekking hebben op het tijdvak van 1 januari 1990 tot en met 31 december van het jaar dat voorafgaat aan het vervaljaar, mede verstaan de overhevelingstoeslag op die aanspraken en kosten, bedoeld in artikel 1 van de WOTOP.

§ 4. Bijzondere bepalingen voor de toepassing van de AAW

Artikel 18

Het inkomen dat betrekking heeft op een periode gelegen vóór het vervaljaar en dat wordt gehanteerd bij de toepassing van artikel 6, eerste lid, onderdeel a, AAW, voor zover dat inkomen in een dienstbetrekking is verdiend, wordt verhoogd met het percentage, vastgesteld op grond van artikel 3 van de Wet BOL dan wel, indien dit loon is vastgesteld met inachtneming van het minimumloon, bedoeld in de WML, met het percentage, vastgesteld op grond van artikel 5 van de Wet BOL.

Artikel 19

Voor de toepassing van artikel 48 AAW wordt onder de in dat artikel bedoelde uitkeringen, voor zover die zijn betaald in het tijdvak van 1 januari 1990 tot en met 31 december van het jaar dat voorafgaat aan het vervaljaar, mede verstaan de overhevelingstoeslag op die uitkeringen, bedoeld in artikel 1 van de WOTOP.

§ 5. Bijzondere bepaling voor de toepassing van de TW

Artikel 20

Voor de toepassing van artikel 20 TW wordt onder de in dat artikel bedoelde toeslagen, voor zover die zijn betaald in het tijdvak van 1 januari 1990 tot en met 31 december van het jaar dat voorafgaat aan het vervaljaar, mede verstaan de overhevelingstoeslag op die toeslagen, bedoeld in artikel 1 van de WOTOP.

§ 6. Bijzondere bepaling voor de toepassing van de WAMil

Artikel 21

HOOFDSTUK 6. SLOTBEPALINGEN

Artikel 27

De artikelen 4b en 79 AAW zijn met betrekking tot beschikkingen ingevolge de artikelen 3 en 4 van hoofdstuk 2 en ingevolge paragraaf 4 van hoofdstuk 3 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 30

Deze wet wordt aangehaald als: Wet gevolgen brutering uitkeringsregelingen.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 24 mei 1996

Beatrix

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

R. L. O. Linschoten

Uitgegeven de twintigste juni 1996

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager