Reglement rijbewijzen

Geraadpleegd op 08-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-05-2009.
Geldend van 01-01-2009 t/m 17-09-2009

Besluit van 30 mei 1996, houdende uitvoering van de Wegenverkeerswet 1994 (Reglement rijbewijzen)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 17 november 1993, nr. R 163248, Hoofddirectie van de Waterstaat, Hoofdafdeling Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Gelet op richtlijn nr. 91/439/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 29 juli 1991 betreffende het rijbewijs (PbEG L 237) en op de Wegenverkeerswet 1994;

De Raad van State gehoord (advies van 5 april 1994, nr. W09.93.0755);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 28 mei 1996, nr. R 219195, Hoofddirectie van de Waterstaat, Hoofdafdeling Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

§ 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. wet: Wegenverkeerswet 1994;

  • b. ledige massa: massa van het voertuig, in bedrijfsvaardige staat, met inbegrip van een half gevulde brandstoftank, reservedelen en gereedschappen, die tot de normale uitrusting behoren, maar zonder lading en zonder de bestuurder en andere personen, die met het voertuig worden vervoerd;

  • c. toegestane maximum massa: ledige massa, vermeerderd met het maximum toegestane gewicht aan lading;

  • d. oplegger: aanhangwagen waarvan een aanzienlijk deel van de massa, bij gelijkmatig verdeelde lading, door het trekkend voertuig wordt gedragen;

  • e. verklaring van rijvaardigheid: verklaring waaruit blijkt van een onderzoek met goed gevolg naar de rijvaardigheid van de aanvrager tot het besturen van motorrijtuigen van de in de verklaring vermelde rijbewijscategorie;

  • f. verklaring van geschiktheid: verklaring waaruit blijkt dat de aanvrager de lichamelijke en geestelijke geschiktheid bezit tot het besturen van motorrijtuigen van de in de verklaring vermelde rijbewijscategorie of rijbewijscategorieën;

  • g. eigen verklaring: verklaring van de aanvrager ter zake van zijn lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen van de categorie of categorieën waarvoor een verklaring van geschiktheid wordt verlangd;

  • h. geneeskundig verslag: op basis van een keuring van de aanvrager opgemaakt verslag betreffende diens lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen van de in het verslag vermelde rijbewijscategorie of rijbewijscategorieën;

  • i. theorie-certificaat: verklaring waaruit blijkt dat de aanvrager met goed gevolg een theorie-examen heeft afgelegd voor de in de verklaring vermelde rijbewijscategorie;

  • j. richtlijn vakbekwaamheid bestuurders: de bij ministeriële regeling aangewezen richtlijn;

  • k. basiskwalificatie: opleidings- en kennisniveau dat de in de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders aangewezen onderwerpen en praktische vaardigheiden omvat;

  • l. getuigschrift van vakbekwaamheid: document dat dient als bewijs dat de houder de basiskwalificatie heeft behaald;

  • m. praktijkexamen vakbekwaamheid: praktijkgedeelte van het examen gericht op het behalen van een getuigschrift van vakbekwaamheid;

  • n. theorie-examen vakbekwaamheid: theoretische gedeelte van het examen gericht op het behalen van een getuigschrift van vakbekwaamheid;

  • o. nascholing: periodiek opleidingstraject dat in de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders aangewezen onderwerpen en praktische vaardigheden omvat;

  • p. getuigschrift van nascholing: document dat dient als bewijs dat de houder de nascholing heeft afgerond;

  • q. aangewezen exameninstantie: persoon of instelling als bedoeld in artikel 151f, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;

  • r. verklaring van vakbekwaamheid: verklaring die de aangewezen exameninstantie in het rijbewijzenregister registreert nadat de aanvrager de basiskwalificatie heeft behaald;

  • s. verklaring van nascholing: verklaring die de aangewezen exameninstantie in het rijbewijzenregister registreert nadat de aanvrager de nascholing heeft afgerond;

  • t. Nederlands omwisselingscertificaat: certificaat als bedoeld in artikel 151g, vierde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;

  • u. buitenlands omwisselingscertificaat: certificaat afgegeven door de bevoegde autoriteit van een lidstaat van de Europese Gemeenschap overeenkomstig de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders aantonende dat de bestuurder de basiskwalificatie heeft behaald of de nascholing heeft afgerond;

  • v. bestuurdersattest: bestuurdersattest als bedoeld in artikel 151c, vierde lid, onderdeel a, van de Wegenverkeerswet 1994;

  • w. nationaal certificaat: certificaat als bedoeld in artikel 151c, vierde lid, onderdeel b, van de Wegenverkeerswet 1994;

  • x. kwalificatiekaart bestuurder: kaart afgegeven door de bevoegde autoriteit van een lidstaat van de Europese Gemeenschap overeenkomstig de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders aantonende dat de bestuurder de basiskwalificatie heeft behaald of de nascholing heeft afgerond;

  • y. deelcertificaat: certificaat aantonende dat de bestuurder een aantal uren nascholing heeft gevolgd, maar nog niet heeft afgerond.

§ 2. Uitzonderingen rijbewijsplicht

Artikel 2

  • 1 Voor het besturen van motorrijtuigen van de rijbewijscategorie A is geen rijbewijs vereist:

    • a. gedurende de tijd dat aan de bestuurder rijonderricht in de zin van de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 wordt gegeven in het kader van de opleiding voor het praktijk-examen voor die rijbewijscategorie, mits

      • I. die bestuurder in het bezit is van een van de volgende documenten:

        • 1. een niet langer dan een jaar tevoren afgegeven theorie-certificaat voor de rijbewijscategorie A;

        • 2. een door het daartoe bevoegde militaire gezag niet langer dan een jaar tevoren afgegeven theorie-certificaat voor de rijbewijscategorie A;

        • 3. een rijbewijs A dat slechts geldig is voor het besturen van motorrijtuigen die zijn voorzien van een automatische gangwissel of van een automatische koppeling;

        • 4. een rijbewijs A dat slechts geldig is voor het besturen van motorrijtuigen op twee wielen, waarvan het vermogen niet meer dan 25 kW en tevens niet meer dan 0,16 kW per kg ledige massa bedraagt;

        • 5. een geldig rijbewijs B;

      • II. de bestuurder geen andere personen vervoert, uitgezonderd degene die aan de bestuurder rijonderricht in de zin van de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 geeft;

    • b. tijdens het praktijk-examen.

  • 2 De in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde bestuurders zijn verplicht op de eerste vordering van de in artikel 159, onderdeel a, van de wet bedoelde personen het theorie-certificaat ter inzage af te geven.

  • 3 Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel a onder I punt 5, wordt met een geldig rijbewijs B gelijkgesteld een geldig rijbewijs B, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland.

Artikel 3

Voor het besturen van motorrijtuigen van de rijbewijscategorieën C, D en E is geen rijbewijs vereist bij het uitvoeren van de van het praktijk-examen deel uitmakende bijzondere verrichtingen voor zover het motorrijtuig daarbij niet onder toezicht wordt bestuurd:

  • a. gedurende de tijd dat aan de bestuurder rijonderricht in de zin van de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 wordt gegeven in het kader van de opleiding voor het praktijk-examen voor een van die rijbewijscategorieën, en

  • b. tijdens het praktijk-examen.

Artikel 4

Voor het besturen van motorrijtuigen is geen rijbewijs vereist tijdens het afleggen van de in de artikelen 101, eerste lid, aanhef, en 103, derde lid, bedoelde rijproef, mits de bestuurder in het bezit is van een oproep voor die rijproef.

§ 3. Uitzonderingen minimumleeftijd

Artikel 5

  • 1 De in artikel 110, eerste lid, van de wet voor het besturen van motorrijtuigen vastgestelde minimumleefijd van achttien jaren geldt niet voor:

    • a. gehandicaptenvoertuigen die zijn uitgerust met een elektromotor en die niet sneller kunnen rijden dan 10 km per uur;

    • b. bromfietsen, landbouw- of bosbouwtrekkers, gehandicaptenvoertuigen, andere dan die bedoeld in onderdeel a, en motorrijtuigen met beperkte snelheid, niet zijnde stoom- en motorwalsen; zij mogen slechts worden bestuurd door personen die de leeftijd van zestien jaren hebben bereikt.

  • 2 Van de in het eerste lid, onderdeel b, vastgestelde minimumleeftijd van zestien jaren kan ontheffing worden verleend voor zover het betreft gehandicaptenvoertuigen.

§ 4. Eisen ten aanzien van het geven van rijonderricht

Artikel 6

De in artikel 110b, eerste lid, onderdeel b, van de wet vervatte eis dat degene aan wie rijonderricht wordt gegeven, de leeftijd van achttien jaren dient te hebben bereikt, geldt niet voor zover:

  • a. degene aan wie rijonderricht wordt gegeven, een opleiding volgt tot beroepschauffeur in het goederenvervoer over de weg,

  • b. de opleiding plaatsvindt in het kader van de Wet educatie en beroepsonderwijs en

  • c. degene aan wie rijonderricht wordt gegeven, de leeftijd van zeventien jaren heeft bereikt.

Artikel 7

  • 1 Bij het geven van rijonderricht in de zin van de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 in het kader van de opleiding voor het praktijk-examen voor rijbewijs A dient te worden voldaan aan de volgende eisen:

    • a. indien degene die rijonderricht geeft, zich achter de bestuurder op het motorrijtuig bevindt, mag geen rijonderricht worden gegeven aan andere personen dan aan die bestuurder;

    • b. indien degene die rijonderricht geeft, zich niet achter de bestuurder op het motorrijtuig bevindt, mag rijonderricht worden gegeven aan ten hoogste twee bestuurders en dient tussen degene die rijonderricht geeft en de bestuurder of bestuurders die rijonderricht ontvangt of ontvangen, radiografisch contact te bestaan;

    • c. degene die rijondericht geeft mag niet tegelijkertijd rijonderricht geven in het kader van de opleiding voor een andere rijbewijscategorie;

    • d. het motorrijtuig of de motorrijtuigen waarmee rijonderricht wordt gegeven, dient of dienen te zijn voorzien van een bij ministeriële regeling vastgestelde aanduiding, aangebracht op de wijze als bij die regeling is voorgeschreven;

    • e. degene aan wie rijonderricht wordt gegeven, dient in het bezit te zijn van een van de volgende documenten:

      • I. een niet langer dan een jaar tevoren afgegeven theorie-certificaat voor de rijbewijscategorie A;

      • II. een door het daartoe bevoegde militaire gezag niet langer dan een jaar tevoren afgegeven theorie-certificaat voor de rijbewijscategorie A;

      • III. een rijbewijs A dat slechts geldig is voor het besturen van motorrijtuigen die zijn voorzien van een automatische gangwissel of van een automatische koppeling;

      • IV. een rijbewijs A dat slechts geldig is voor het besturen van motorrijtuigen op twee wielen, waarvan het vermogen niet meer dan 25 kW en tevens niet meer dan 0,16 kW per kg ledige massa bedraagt;

      • V. een geldig rijbewijs B.

  • 2 Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel e onder V, wordt met een geldig rijbewijs B gelijkgesteld een geldig rijbewijs B, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland.

Artikel 8

Het motorrijtuig waarmee rijonderricht in de zin van de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 wordt gegeven in het kader van de opleiding voor het praktijk-examen voor rijbewijs B, dient te zijn voorzien van:

  • a. inrichtingen die zo zijn aangebracht dat degene die rijonderricht geeft, daarmee de bedrijfsrem en de koppeling vanaf zijn zitplaats doeltreffend kan bedienen, dan wel, indien het motorrijtuig niet is voorzien van een koppelingspedaal, een andere inrichting waarmee hij de aandrijving van het motorrijtuig door de motor kan onderbreken;

  • b. een binnen- en een buitenspiegel waarmee degene die rijonderricht geeft het achter en rechts naast hem gelegen weggedeelte kan overzien;

  • c. een bij ministeriële regeling vastgestelde aanduiding, aangebracht op de wijze als bij die regeling is voorgeschreven.

Artikel 9

  • 1 Bij het geven van rijonderricht in de zin van de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 in het kader van de opleiding voor het praktijk-examen voor rijbewijs C, D of E dient te worden voldaan aan de volgende eisen:

    • a. het motorrijtuig waarmee rijonderricht wordt gegeven, dient te zijn voorzien van inrichtingen die zo zijn aangebracht dat degene die rijonderricht geeft, daarmee de bedrijfsrem en de koppeling vanaf zijn zitplaats doeltreffend kan bedienen, dan wel, indien het motorrijtuig niet is voorzien van een koppelingspedaal, van een andere inrichting waarmee hij de aandrijving van het motorrijtuig door de motor kan onderbreken;

    • b. het motorrijtuig waarmee rijonderricht wordt gegeven, dient te zijn voorzien van twee of meer buitenspiegels waarmee degene die rijonderricht geeft het rechts en links naast en achter hem gelegen weggedeelte kan overzien;

    • c. het motorrijtuig waarmee rijonderricht wordt gegeven, dient te zijn voorzien van een bij ministeriële regeling vastgestelde aanduiding, aangebracht op de wijze als bij die regeling is voorgeschreven;

    • d. degene aan wie rijonderricht wordt gegeven in het kader van de opleiding voor het praktijk-examen voor rijbewijs C of D, dient in het bezit te zijn van een rijbewijs B dat hetzij nog geldig is hetzij zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur;

    • e. degene aan wie rijonderricht wordt gegeven in het kader van de opleiding voor het praktijkexamen voor rijbewijs E, dient in het bezit te zijn van een rijbewijs dat geldig is voor het besturen van het trekkende motorrijtuig, al dan niet voorzien van een bij ministeriële regeling vastgestelde codering waaruit blijkt dat de houder van dat rijbewijs het praktijkexamen heeft afgelegd in een motorrijtuig dat is voorzien van een automatische gangwissel of van een automatische koppeling;

  • 2 Het eerste lid, onderdelen d en e, geldt niet voor degene die rijonderricht ontvangt in het kader van een op het beroep van chauffeur goederenvervoer gerichte beroepsopleiding als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs.

  • 3 Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel e, wordt met een rijbewijs dat geldig is voor het besturen van het trekkende motorrijtuig gelijkgesteld een door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland afgegeven rijbewijs dat geldig is voor het besturen van het trekkende motorrijtuig.

Artikel 10

Artikel 9, eerste lid, onderdelen a tot en met c, is van overeenkomstige toepassing bij het geven van rijonderricht in de zin van de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 in het kader van het behalen van de basiskwalificatie.

§ 6. Omvang van de uit het rijbewijs voortvloeiende bevoegdheid

Artikel 15

  • 1 Rijbewijzen worden afgegeven voor het besturen van de volgende categorieën van motorrijtuigen:

    • a. bromfietsen (Rijbewijs AM);

    • b. motorrijtuigen op twee wielen, waarvan de cilinderinhoud meer dan 50 cm3 en de door de constructie bepaalde maximumsnelheid meer dan 45 km per uur bedraagt, al dan niet met zijspanwagen of aanhangwagen (Rijbewijs A);

    • c. motorrijtuigen op drie wielen, niet zijnde motorrijtuigen op twee wielen met zijspanwagen, en motorrijtuigen op vier of meer wielen, waarvan de toegestane maximum massa niet meer bedraagt dan 3500 kg en die niet zijn ingericht voor het vervoer van meer dan 8 personen, de bestuurder daaronder niet begrepen, alsmede door die motorrijtuigen voortbewogen aanhangwagens waarvan de toegestane maximum massa niet meer bedraagt dan 750 kg, dan wel meer bedraagt dan 750 kg, mits in dat geval de toegestane maximum massa van de aanhangwagen niet meer bedraagt dan de ledige massa van het motorrijtuig en de toegestane maximum massa van het samenstel van trekkend motorrijtuig en aanhangwagen niet meer bedraagt dan 3500 kg (Rijbewijs B);

    • d. motorrijtuigen, niet zijnde motorrijtuigen van de rijbewijscategorie D, waarvan de toegestane maximum massa meer bedraagt dan 3500 kg, alsmede daardoor voortbewogen aanhangwagens waarvan de toegestane maximum massa niet meer bedraagt dan 750 kg (Rijbewijs C);

    • e. motorrijtuigen, niet zijnde motorrijtuigen van de rijbewijscategorie D, waarvan de toegestane maximum massa meer dan 3500 kg, doch ten hoogste 7500 kg bedraagt, alsmede daardoor voortbewogen aanhangwagens waarvan de toegestane maximum massa niet meer bedraagt dan 750 kg (Rijbewijs C1);

    • f. motorrijtuigen die zijn ingericht voor het vervoer van meer dan 8 personen, de bestuurder daaronder niet begrepen, alsmede daardoor voortbewogen aanhangwagens waarvan de toegestane maximum massa niet meer bedraagt dan 750 kg (Rijbewijs D);

    • g. motorrijtuigen, die zijn ingericht voor het vervoer van meer dan 8 doch niet meer dan 16 personen, de bestuurder daaronder niet begrepen, alsmede daardoor voortbewogen aanhangwagens waarvan de toegestane maximum massa niet meer bedraagt dan 750 kg (Rijbewijs D1);

    • h. motorrijtuigen van een van de rijbewijscategorieën B, C, C1, D of D1 voor het besturen waarvan de bestuurder in het bezit is van een rijbewijs, met een andere aanhangwagen dan op grond van dat rijbewijs mag worden voortbewogen (Rijbewijs E) mits

      • I. in het geval van een motorrijtuig van de rijbewijscategorie C1 de toegestane maximum massa van de aanhangwagen niet meer bedraagt dan de ledige massa van het motorrijtuig en de toegestane maximum massa van het samenstel van trekkend motorrijtuig en aanhangwagen niet meer bedraagt dan 12000 kg of

      • II. in het geval van een motorrijtuig van de rijbewijscategorie D1 de toegestane maximum massa van de aanhangwagen niet meer bedraagt dan de ledige massa van het motorrijtuig en de toegestane maximum massa van het samenstel van trekkend motorrijtuig en aanhangwagen niet meer bedraagt dan 12000 kg en de aanhangwagen niet wordt gebruikt om personen te vervoeren.

  • 2 Voor de bepaling van het aantal wielen worden twee op dezelfde as gemonteerde wielen als een wiel beschouwd, indien de afstand tussen de middens van de contactvlakken van deze wielen met de grond kleiner is dan 460 mm.

  • 3 In afwijking van het eerste lid worden motorrijtuigen, ingericht voor het vervoer van ten hoogste 8 personen, de bestuurder daaronder niet begrepen, waarvan de toegestane maximum massa als gevolg van een aan het voertuig aangebrachte bepantsering meer dan 3500 kg bedraagt, begrepen onder de rijbewijscategorie B.

Artikel 16

Aan de aanvrager van een rijbewijs, die blijkens de ten behoeve van hem in het rijbewijzenregister geregistreerde verklaring van geschiktheid slechts een motorrijtuig kan besturen dat aan bepaalde eisen voldoet dan wel slechts een motorrijtuig kan besturen indien hij gebruik maakt van kunst- of hulpmiddelen, wordt een rijbewijs afgegeven dat slechts geldig is voor het besturen van een motorrijtuig dat aan die eisen voldoet dan wel indien de aanvrager bij het besturen gebruik maakt van die kunst- of hulpmiddelen. In het rijbewijs is deze beperking aangeduid met een bij ministeriële regeling vastgestelde codering.

Artikel 17

Aan de aanvrager van een rijbewijs, die blijkens de ten behoeve van hem in het rijbewijzenregister geregistreerde verklaring van rijvaardigheid het praktijkexamen heeft afgelegd in een motorrijtuig zonder koppelingspedaal of, indien het een motorrijtuig van de categorie A betreft, zonder handbediende hendel, dan wel blijkens de ten behoeve van hem in het rijbewijzenregister geregistreerde verklaring van geschiktheid slechts een motorrijtuig mag besturen zonder koppelingspedaal of, indien het een motorrijtuig van de categorie A betreft, zonder handbediende hendel, wordt een rijbewijs afgegeven dat slechts geldig is voor het besturen van motorrijtuigen van de in de verklaring van rijvaardigheid dan wel de verklaring van geschiktheid genoemde rijbewijscategorie zonder koppelingspedaal of, indien het een motorrijtuig van de categorie A betreft, zonder handbediende hendel. In het rijbewijs is deze beperking aangeduid met een bij ministeriële regeling vastgestelde codering.

Artikel 18

  • 1 Onverminderd artikel 17 wordt aan de aanvrager die in het bezit is van een rijbewijs B dat is voorzien van een bij ministeriële regeling vastgestelde code waaruit blijkt dat de houder van dat rijbewijs het praktijkexamen heeft afgelegd in een motorrijtuig zonder koppelingspedaal, en ten behoeve van wie in het rijbewijzenregister een verklaring van rijvaardigheid voor de rijbewijscategorie C of D is geregistreerd, een rijbewijs afgegeven voor het besturen van de betrokken categorieën van motorrijtuigen, zonder dat voor een van die categorieën een beperking tot motorrijtuigen zonder koppelingspedaal geldt.

  • 2 In afwijking van artikel 17 wordt aan de aanvrager die in het bezit is van een rijbewijs B, dat is voorzien van een bij ministeriële regeling vastgestelde codering waaruit blijkt dat de houder van dat rijbewijs het praktijkexamen heeft afgelegd in een motorrijtuig zonder koppelingspedaal, en ten behoeve van wie in het rijbewijzenregister een verklaring van rijvaardigheid voor de categorie E bij B is geregistreerd waaruit blijkt dat hij het praktijkexamen heeft afgelegd met een aanhangwagen, voortbewogen door een trekkend motorrijtuig van de categorie B met koppelingspedaal een rijbewijs afgegeven voor de categorie E bij B, zonder dat voor die categorie of voor de categorie waartoe het trekkend motorrijtuig behoort, een beperking tot motorrijtuigen zonder koppelingspedaal geldt.

  • 3 In afwijking van artikel 17 wordt aan de aanvrager die in het bezit is van een rijbewijs C, dat is voorzien van een bij ministeriële regeling vastgestelde codering waaruit blijkt dat de houder van dat rijbewijs het praktijkexamen heeft afgelegd in een motorrijtuig zonder koppelingspedaal, en ten behoeve van wie in het rijbewijzenregister een verklaring van rijvaardigheid voor de categorie E bij C is geregistreerd waaruit blijkt dat hij het praktijkexamen heeft afgelegd met een aanhangwagen, voortbewogen door een trekkend motorrijtuig van de categorie C, met koppelingspedaal, een rijbewijs afgegeven voor de categorie E bij C, zonder dat voor die categorie of voor de categorie waartoe het trekkend motorrijtuig behoort, een beperking tot motorrijtuigen zonder koppelingspedaal geldt.

  • 4 In afwijking van artikel 17 wordt aan de aanvrager die in het bezit is van een rijbewijs D, dat is voorzien van een bij ministeriële regeling vastgestelde codering waaruit blijkt dat de houder van dat rijbewijs het praktijkexamen heeft afgelegd in een motorrijtuig zonder koppelingspedaal, en ten behoeve van wie in het rijbewijzenregister een verklaring van rijvaardigheid voor de categorie E bij D is geregistreerd waaruit blijkt dat hij het praktijkexamen heeft afgelegd met een aanhangwagen, voortbewogen door een trekkend motorrijtuig van de categorie D, met koppelingspedaal, een rijbewijs afgegeven voor de categorie E bij D, zonder dat voor die categorie of voor de categorie waartoe het trekkend motorrijtuig behoort, een beperking tot motorrijtuigen zonder koppelingspedaal geldt.

  • 5 Voor de toepassing van het eerste lid wordt met een rijbewijs B als daar bedoeld gelijkgesteld:

    • a. een rijbewijs B dat zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur;

    • b. een door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland aan de aanvrager afgegeven geldig rijbewijs B.

Artikel 19

Aan de aanvrager van een rijbewijs, die blijkens de ten behoeve van hem in het rijbewijzenregister geregistreerde verklaring van geschiktheid slechts een motorrijtuig kan besturen binnen een geografisch beperkt gebied, wordt een rijbewijs afgegeven dat slechts geldig is voor het besturen van motorrijtuigen binnen dat gebied. In het rijbewijs is deze beperking aangeduid met een bij ministeriële regeling vastgestelde codering.

Artikel 19a

Aan de aanvrager van een rijbewijs, die blijkens de ten behoeve van hem in het rijbewijzenregister geregistreerde verklaring van geschiktheid de tot het besturen van motorrijtuigen vereiste geschiktheid slechts bezit indien hij het door hem te besturen motorrijtuig gebruikt voor privé doeleinden, wordt een rijbewijs afgegeven dat slechts geldig is voor het besturen van motorrijtuigen voor privé doeleinden. In het rijbewijs is deze beperking aangeduid met een bij ministeriële regeling vastgestelde codering.

Artikel 19b

Indien de aanvraag betrekking heeft op de afgifte van een rijbewijs voor een andere categorie dan AM, geeft degene die belast is met de afgifte van rijbewijzen tevens een rijbewijs af dat geldig is voor het besturen van motorrijtuigen waarvoor een rijbewijs AM is vereist.

Artikel 20

Aan de aanvrager van een rijbewijs, die blijkens de ten behoeve van hem in het rijbewijzenregister geregistreerde verklaring van rijvaardigheid het praktijk-examen voor de rijbewijscategorie A heeft afgelegd met een motorrijtuig op twee wielen, waarvan de cylinderinhoud meer dan 120 cm3 en het vermogen minder dan 35 kW bedraagt, wordt een rijbewijs A afgegeven dat gedurende twee jaren na de datum van afgifte slechts geldig is voor het besturen van motorrijtuigen van die rijbewijscategorie, waarvan het vermogen niet meer dan 25 kW en tevens niet meer dan 0,16 kW per kg ledige massa bedraagt, en dat na die twee jaren geldig is voor het besturen van motorrijtuigen van die rijbewijscategorie zonder dat van die beperking sprake is.

Artikel 21

Aan de aanvrager van een rijbewijs, die blijkens de ten behoeve van hem in het rijbewijzenregister geregistreerde verklaring van rijvaardigheid het praktijk-examen voor de rijbewijscategorie E heeft afgelegd met een aanhangwagen, voortbewogen door een trekkend motorrijtuig voor het besturen waarvan een rijbewijs B is vereist, wordt een rijbewijs E afgegeven dat slechts geldig is voor het voortbewegen van een aanhangwagen indien deze wordt voortbewogen door een motorrijtuig voor het besturen waarvan een rijbewijs B is vereist.

Artikel 21a

Aan de aanvrager van een rijbewijs, die blijkens de ten behoeve van hem in het rijbewijzenregister geregistreerde verklaring van rijvaardigheid het praktijkexamen voor de rijbewijscategorie C heeft afgelegd met een motorrijtuig voor het besturen waarvan een rijbewijs C is vereist, wordt een rijbewijs C en C1 afgegeven.

Artikel 21b

Aan de aanvrager van een rijbewijs, die blijkens de ten behoeve van hem in het rijbewijzenregister geregistreerde verklaring van rijvaardigheid het praktijkexamen voor de rijbewijscategorie D heeft afgelegd met een motorrijtuig voor het besturen waarvan een rijbewijs D is vereist, wordt een rijbewijs D en D1 afgegeven.

Artikel 22

Aan de aanvrager van een rijbewijs, die blijkens de ten behoeve van hem in het rijbewijzenregister geregistreerde verklaring van rijvaardigheid het praktijkexamen voor de rijbewijscategorie E heeft afgelegd met een aanhangwagen, voortbewogen door een trekkend motorrijtuig voor het besturen waarvan een rijbewijs C is vereist, wordt een rijbewijs E afgegeven dat geldig is voor het voortbewegen van een aanhangwagen indien deze wordt voortbewogen door een motorrijtuig voor het besturen waarvan een rijbewijs B, C of C1 is vereist en, indien de aanvrager in het bezit is van een rijbewijs D, voor het voortbewegen van een aanhangwagen indien deze wordt voortbewogen door een motorrijtuig voor het besturen waarvan een rijbewijs D of D1 is vereist.

Artikel 23

Aan de aanvrager van een rijbewijs, die blijkens de ten behoeve van hem in het rijbewijzenregister geregistreerde verklaring van rijvaardigheid het praktijkexamen voor de rijbewijscategorie E heeft afgelegd met een aanhangwagen, voortbewogen door een trekkend motorrijtuig voor het besturen waarvan een rijbewijs D is vereist, wordt een rijbewijs E afgegeven dat geldig is voor het voortbewegen van een aanhangwagen indien deze wordt voortbewogen door een motorrijtuig voor het besturen waarvan een rijbewijs B, D of D1 is vereist.

Artikel 24

Aan de aanvrager van een rijbewijs, die blijkens de ten behoeve van hem in het rijbewijzenregister geregistreerde verklaring van geschiktheid de voor het besturen van motorrijtuigen vereiste geschiktheid slechts bezit indien hij corrigerende lenzen draagt, wordt een rijbewijs afgegeven dat slechts geldig is indien de aanvrager bij het besturen gebruik maakt van die corrigerende lenzen. In het rijbewijs is deze beperking aangeduid met een bij ministeriële regeling vastgestelde codering.

Artikel 25

Aan de aanvrager van een rijbewijs, die blijkens de ten behoeve van hem in het rijbewijzenregister geregistreerde verklaring van geschiktheid de voor het besturen van motorrijtuigen vereiste geschiktheid slechts bezit voor een termijn die korter is dan de in artikel 122, eerste lid, van de wet voorziene geldigheidsduur van het rijbewijs, wordt een rijbewijs afgegeven dat slechts geldig is gedurende die kortere termijn.

Hoofdstuk II. Aanvraag van rijbewijzen

§ 1. Indiening van de aanvraag

Artikel 26

De aanvraag van een rijbewijs geschiedt op de wijze als in de volgende artikelen is bepaald.

Artikel 27

Indien de aanvrager woonachtig is in Nederland, dient de aanvraag te zijn gericht tot en te worden ingediend bij de burgemeester van de gemeente waar hij als ingezetene is ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens.

Artikel 28

Indien de aanvraag betrekking heeft op de afgifte van

  • a. een rijbewijs tegen overlegging van een rijbewijs, aan de aanvrager afgegeven door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland,

  • b. een rijbewijs dat geldig is voor een categorie of categorieën waarop de ongeldigverklaring van een rijbewijs, aan de aanvrager afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lid-staat van de Europese Gemeenschap of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, geen betrekking heeft,

  • c. een rijbewijs dat geldig is voor een categorie of categorieën waarvoor een rijbewijs, aan de aanvrager afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lid-staat van de Europese Gemeenschap of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, ongeldig is verklaard,

  • d. een rijbewijs ter vervanging van een eerder door het daartoe bevoegde gezag in een andere lid-staat van de Europese Gemeenschap of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland aan de aanvrager afgegeven rijbewijs, dat versleten of geheel of ten dele onleesbaar is, dan wel verloren is geraakt of teniet is gegaan, dan wel,

  • e. een rijbewijs tegen overlegging van een door het daartoe bevoegde militaire gezag afgegeven bewijs van rijvaardigheid voor het besturen van motorrijtuigen,

dient de aanvraag in afwijking van artikel 27 te zijn gericht tot de Dienst Wegverkeer en te worden ingediend bij de burgemeester van de gemeente waar de aanvrager als ingezetene is ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens. De burgemeester geleidt de aanvraag terstond door naar de Dienst Wegverkeer.

Artikel 29

Indien de aanvrager woonachtig is in Nederland, doch niet als ingezetene is ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens van een gemeente, dient de aanvraag te zijn gericht tot de Dienst Wegverkeer en te worden ingediend bij de burgemeester van de gemeente waar de aanvrager woonachtig is. De burgemeester geleidt de aanvraag terstond door naar de Dienst Wegverkeer.

Artikel 30

Indien de aanvraag betrekking heeft op de afgifte van een rijbewijs aan een aanvrager die vreemdeling in de zin van de Vreemdelingenwet 2000 is en aan wie op grond van zijn hoedanigheid van of betrekking tot diplomatiek of consulair personeel dan wel op grond van zijn hoedanigheid van of betrekking tot personeel in dienst van een in Nederland gevestigde internationale organisatie houder is van een door Onze Minister van Buitenlandse Zaken verstrekt identiteitsbewijs voor geprivilegieerden, dient de aanvraag in afwijking van artikel 29 te zijn gericht tot en te worden ingediend bij de Dienst Wegverkeer.

Artikel 31

Indien de aanvraag betrekking heeft op de afgifte van een rijbewijs aan een buiten Nederland woonachtige aanvrager aan wie nog niet eerder een rijbewijs is afgegeven dan wel aan een buiten Nederland, anders dan in een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, woonachtige aanvrager, dient de aanvraag te zijn gericht tot en te worden ingediend bij de Dienst Wegverkeer.

Artikel 32

  • 1 Onverminderd het tweede en het derde lid dient de aanvrager, indien de aanvraag betrekking heeft op de afgifte van een rijbewijs aan een aanvrager aan wie nog niet eerder een rijbewijs is afgegeven voor de rijbewijscategorie waarop de aanvraag betrekking heeft, de afgifte van een rijbewijs dat geldig is voor een categorie of categorieën waarvoor een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs in verband met een gevorderd onderzoek naar diens rijvaardigheid tot het besturen van motorrijtuigen ongeldig is verklaard, dan wel de afgifte van een rijbewijs dat geldig is voor een categorie of categorieën waarvoor een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs ongeldig is verklaard op grond van artikel 124, eerste lid, onderdeel a, b of c, van de wet

    • a. op het moment van de aanvraag in Nederland woonachtig te zijn en tevens

      • I. in de onmiddellijk aan de aanvraag voorafgaande periode van één jaar ten minste 184 dagen in Nederland woonachtig te zijn geweest of

      • II. gedurende een periode van ten minste zes maanden te zijn ingeschreven aan een in Nederland gevestigde universiteit, school voor middelbaar, voortgezet of hoger beroepsonderwijs of andere school voor middelbaar, voortgezet of hoger onderwijs, dan wel

    • b. in de onmiddellijk aan het moment van de aanvraag voorafgaande periode van één jaar ten minste 185 dagen in Nederland woonachtig te zijn geweest.

  • 2 Indien het een aanvraag betreft als bedoeld in de artikelen 44 tot en met 48, dient de aanvrager in Nederland woonachtig te zijn.

  • 3 Het eerste lid geldt niet indien bij de aanvraag een door het daartoe bevoegde militaire gezag niet langer dan zes maanden voor de aanvraag afgegeven bewijs van rijvaardigheid voor het besturen van motorrijtuigen van de rijbewijscategorie of rijbewijscategorieën waarop de aanvraag betrekking heeft, wordt overgelegd.

§ 2. Bij de aanvraag vereiste gegevens

Artikel 33

  • 1 Bij de aanvraag van een rijbewijs dienen de volgende bescheiden te worden overgelegd:

    • a. een volledig ingevuld aanvraagformulier volgens bij ministeriële regeling vastgesteld model;

    • b.

      • I. een op naam van de aanvrager gesteld identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder 1°, 2° of 3°, van de Wet op de identificatieplicht,

      • II. een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs dat hetzij nog geldig is hetzij zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur, dan wel

      • III. indien de aanvrager niet in Nederland woonachtig is, een fotokopie van een van de onder I genoemde documenten.

    • c.

      • I. indien de aanvrager woonachtig is in Nederland en is ingeschreven aan een in Nederland gevestigde universiteit, school voor middelbaar, voortgezet of hoger beroepsonderwijs of andere school voor middelbaar, voortgezet of hoger onderwijs, een bewijs van inschrijving aan die universiteit of school;

      • II. indien aan de aanvrager die vreemdeling in de zin van de Vreemdelingenwet 2000 is, op grond van diens hoedanigheid van of betrekking tot diplomatiek of consulair personeel dan wel op grond van diens hoedanigheid van of betrekking tot personeel in dienst van een in Nederland gevestigde internationale organisatie door Onze Minister van Buitenlandse Zaken een identiteitsbewijs voor geprivilegieerden is verstrekt, een fotokopie van dat bewijs;

      • III. indien de aanvrager lid is van een in het kader van het op 19 juni 1951 te Londen gesloten Verdrag tussen de Staten die partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag, nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten, in Nederland gelegerde krijgsmacht, lid is van de tot die krijgsmacht behorende civiele dienst of behoort tot het gezin van een lid van een krijgsmacht als hiervoor bedoeld of tot het gezin van een tot de civiele dienst van zodanige krijgsmacht behorende persoon, een door de betrokken basiscommandant ondertekende verklaring waaruit zulks blijkt;

      • IV. indien de aanvraag betrekking heeft op de afgifte van een rijbewijs aan een buiten Nederland woonachtige aanvrager aan wie nog niet eerder een rijbewijs is afgegeven dan wel aan een buiten Nederland, anders dan in een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, woonachtige aanvrager, enig bewijsstuk betreffende de woonplaats en de datum en plaats van geboorte van de aanvrager alsmede, in de gevallen bedoeld in artikel 32, eerste lid, aanhef en onderdeel b, een bewijs uit de basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente waar hij laatstelijk woonachtig was.

    • d. een pasfoto van de aanvrager, die voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen.

  • 2 Bij de aanvraag van een rijbewijs raadpleegt de met de afgifte van rijbewijzen belaste autoriteit de in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens ingeschreven persoonsgegevens van de aanvrager.

Artikel 34

  • 1 Indien aan de aanvrager nog niet eerder een rijbewijs is afgegeven, dient ten behoeve van hem in het rijbewijzenregister te zijn geregistreerd:

    • a. een verklaring van rijvaardigheid voor iedere rijbewijscategorie waarop de aanvraag betrekking heeft, waarbij de datum van registratie niet langer dan zes maanden vóór de aanvraag mag liggen;

    • b. een verklaring van geschiktheid voor iedere rijbewijscategorie waarop de aanvraag betrekking heeft, waarbij de datum van registratie niet langer dan een jaar vóór de aanvraag mag liggen.

  • 2 Het eerste lid, onderdeel b, is niet van toepassing op aanvragen die betrekking hebben op afgifte van een rijbewijs voor de categorie AM.

Artikel 35

  • 1 Indien de aanvraag betrekking heeft op de vernieuwing van het eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs, dient bij de aanvraag aan de volgende vereisten te worden voldaan:

    • a. behoudens de in artikel 33 genoemde bescheiden wordt tevens dat eerder afgegeven rijbewijs overgelegd;

    • b. in het rijbewijzenregister is ten behoeve van de aanvrager een verklaring van geschiktheid geregistreerd, waarbij de datum van registratie niet langer dan een jaar vóór de aanvraag mag liggen, indien

      • I. de aanvraag mede betrekking heeft op een der rijbewijscategorieën C, C1, D, D1, E bij C, E bij C1, E bij D of E bij D1,

      • II. de aanvrager de leeftijd van 70 jaren heeft bereikt,

      • III. de aanvrager de leeftijd van 65 jaren heeft bereikt en in het bezit is van een rijbewijs waarvan de geldigheidsduur verstrijkt op of na de dag waarop hij de leeftijd van 70 jaren bereikt,

      • IV. blijkens een aantekening in het rijbewijzenregister naar het oordeel van het CBR de registratie van een dergelijke verklaring noodzakelijk is op grond van de bij het CBR bekend zijnde gegevens met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de aanvrager, dan wel

      • V. blijkens een door het CBR ingevolge artikel 124, tweede lid, van de wet in het rijbewijzenregister aangebrachte aantekening de registratie van een dergelijke verklaring noodzakelijk is;

    • c. in het rijbewijzenregister is ten behoeve van de aanvrager een verklaring van rijvaardigheid geregistreerd, waarbij de datum van registratie niet langer dan zes maanden vóór de aanvraag mag liggen, indien blijkens een door het CBR ingevolge artikel 124, tweede lid, van de wet in het rijbewijzenregister aangebrachte aantekening een registratie van een dergelijke verklaring noodzakelijk is.

  • 2 Het eerste lid, onderdeel b, is niet van toepassing op aanvragen die betrekking hebben op afgifte van een rijbewijs voor de categorie AM.

  • 3 Het eerste lid, onderdeel b, is niet van toepassing voor zover de aanvraag strekt ter vervanging van een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs van een of meer van de categorieën C, C1, D, D1, E bij C, E bij C1, E bij D en E bij D1, en de aanvraag uitsluitend verband houdt met de vermelding op het af te geven rijbewijs van een getuigschrift van vakbekwaamheid of een getuigschrift van nascholing.

  • 4 Indien de aanvraag betrekking heeft op de vermelding op het af te geven rijbewijs van een getuigschrift van vakbekwaamheid dan wel een getuigschrift van nascholing, dient ten behoeve van de aanvrager in het rijbewijzenregister een verklaring van vakbekwaamheid dan wel een verklaring van nascholing geregistreerd te zijn, waarbij de datum van registratie niet langer dan vijf jaren vóór de aanvraag mag liggen.

Artikel 36

  • 1 Indien de aanvraag betrekking heeft op de afgifte van een rijbewijs dat geldig is voor meer categorieën dan het eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs, dient bij de aanvraag aan de volgende vereisten te worden voldaan:

    • a. behoudens de in artikel 33 genoemde bescheiden wordt tevens dat eerder afgegeven rijbewijs overgelegd;

    • b. in het rijbewijzenregister is ten behoeve van de aanvrager een verklaring van rijvaardigheid geregistreerd voor iedere rijbewijscategorie waarop de aanvraag betrekking heeft en waarvoor het eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs niet geldig is, waarbij de datum van registratie niet langer dan zes maanden vóór de aanvraag mag liggen;

    • c. in het rijbewijzenregister is ten behoeve van de aanvrager een verklaring van geschiktheid geregistreerd, waarbij de datum van registratie niet langer dan een jaar vóór de aanvraag mag liggen, voor iedere rijbewijscategorie waarop de aanvraag betrekking heeft en waarvoor het eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs niet geldig is, met uitzondering van de rijbewijscategorie AM.

  • 2 Indien de aanvraag tevens betrekking heeft op de vermelding op het af te geven rijbewijs van een getuigschrift van vakbekwaamheid dan wel een getuigschrift van nascholing, dient ten behoeve van de aanvrager in het rijbewijzenregister een verklaring van vakbekwaamheid dan wel een verklaring van nascholing geregistreerd te zijn, waarbij de datum van registratie niet langer dan vijf jaren vóór de aanvraag mag liggen.

Artikel 37

Voor de toepassing van de artikelen 34 en 36 wordt met een niet langer dan zes maanden vóór de aanvraag in het rijbewijzenregister geregistreerde verklaring van rijvaardigheid gelijkgesteld een door het daartoe bevoegde militaire gezag niet langer dan zes maanden vóór de aanvraag afgegeven bewijs van rijvaardigheid voor het besturen van motorrijtuigen van de rijbewijscategorie of rijbewijscategorieën waarop de aanvraag betrekking heeft.

Artikel 38

  • 1 Indien de aanvraag betrekking heeft op de afgifte van een rijbewijs ter vervanging van een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs dat nog geldig is hetzij zijn geldigheid door het verstrijken van de geldigheidsduur heeft verloren, welk rijbewijs versleten of geheel of ten dele onleesbaar is, dient, behoudens de in artikel 33 genoemde bescheiden, bij de aanvraag tevens dat versleten of geheel of ten dele onleesbare rijbewijs te worden overgelegd.

  • 2 Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs mede verstaan een rijbewijs dat eerder aan de aanvrager is afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lid-staat van de Europese Gemeenschap of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland.

Artikel 39

  • 1 Indien de aanvraag betrekking heeft op de afgifte van een vervangend rijbewijs ter vervanging van een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs dat nog geldig is hetzij zijn geldigheid door het verstrijken van de geldigheidsduur heeft verloren, welk rijbewijs verloren geraakt of teniet gegaan is, wordt, behoudens de in artikel 33 genoemde bescheiden, bij de aanvraag tevens een proces-verbaal ter zake van vermissing of diefstal van het rijbewijs overgelegd, dat in Nederland op ambtseed is opgemaakt door een ambtenaar, belast met de uitvoering van de politietaak; in het proces-verbaal worden de omstandigheden omschreven waaronder het rijbewijs verloren is geraakt of teniet is gegaan.

  • 2 Indien de in het eerste lid bedoelde aanvrager woonachtig is buiten Nederland dan wordt bij de aanvraag een door de aanvrager ondertekende verklaring van een door de Dienst Wegverkeer vastgesteld model overgelegd. In de verklaring worden tevens de omstandigheden omschreven waaronder het rijbewijs verloren is geraakt of teniet is gegaan.

  • 3 Indien de aanvraag betrekking heeft op de afgifte van een nieuw rijbewijs ter vervanging van een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs dat nog geldig is hetzij zijn geldigheid door het verstrijken van de geldigheidsduur heeft verloren, welk rijbewijs verloren geraakt of teniet gegaan is, dienen de in de voorgaande leden genoemde bescheiden te worden overgelegd en is artikel 35, eerste lid, onderdeel b en c, en derde en vierde lid, van toepassing op de aanvragen die betrekking hebben op een rijbewijs voor andere categorieën dan AM en artikel 35, eerste lid, onderdeel c, indien het een aanvraag voor een rijbewijs voor de categorie AM betreft.

Artikel 40

  • 1 Indien de aanvraag betrekking heeft op de afgifte van een rijbewijs in verband met een wijziging van de geslachtsnaam, de voornamen, de plaats of datum van geboorte dan wel het geslacht van de aanvrager, dient bij de aanvraag aan de volgende vereisten te worden voldaan:

    • a. behoudens de in artikel 33 genoemde bescheiden wordt tevens het eerder afgegeven rijbewijs overgelegd;

    • b. in het rijbewijzenregister is ten behoeve van de aanvrager een verklaring van geschiktheid geregistreerd, waarbij de datum van registratie niet langer dan een jaar vóór de aanvraag mag liggen, indien

      • I. de aanvraag mede betrekking heeft op een der rijbewijscategorieën C, C1, D, D1, E bij C, E bij C1, E bij D of E bij D1,

      • II. de aanvrager de leeftijd van 70 jaren heeft bereikt,

      • III. de aanvrager de leeftijd van 65 jaren heeft bereikt en in het bezit is van een rijbewijs waarvan de geldigheidsduur verstrijkt op of na de dag waarop hij de leeftijd van 70 jaren bereikt, dan wel

      • IV. blijkens een aantekening in het rijbewijzenregister naar het oordeel van het CBR de registratie van een dergelijke verklaring noodzakelijk is op grond van de bij het CBR bekend zijnde gegevens met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid van de aanvrager.

  • 2 Het eerste lid, onderdeel b, is niet van toepassing op aanvragen die betrekking hebben op afgifte van een rijbewijs voor de categorie AM.

  • 3 Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder het eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs mede verstaan het eerder door het daartoe bevoegde gezag in een andere lid-staat van de Europese Gemeenschap of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland aan de aanvrager afgegeven rijbewijs.

Artikel 41

  • 1 Indien de aanvraag betrekking heeft op de afgifte van een rijbewijs dat geldig is voor een categorie of categorieën waarop de ongeldigverklaring van een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs geen betrekking heeft, dient, behoudens de in artikel 33 genoemde bescheiden, bij de aanvraag tevens het eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs te worden overgelegd.

  • 2 Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs, onderscheidenlijk het eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs, mede verstaan een rijbewijs dat eerder aan de aanvrager is afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lid-staat van de Europese Gemeenschap of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, onderscheidenlijk het eerder door dat gezag aan de aanvrager afgegeven rijbewijs.

Artikel 42

  • 1 Indien de aanvraag betrekking heeft op de afgifte van

    • a. een rijbewijs dat geldig is voor een categorie of categorieën waarvoor een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs bij gebreke van de in artikel 132, eerste lid, van de wet bedoelde medewerking aan een educatieve maatregel gericht op de geschiktheid of aan een onderzoek naar de geschiktheid als bedoeld in artikel 131, eerste lid, van de wet, of in verband met een gevorderd of een op verzoek van de aanvrager uitgevoerd onderzoek naar diens geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen ongeldig is verklaard,

    • b. een rijbewijs waarvan de geldigheidsduur betrekking heeft of mede betrekking heeft op een periode waarvoor een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs in verband met een gevorderd of een op verzoek van de aanvrager uitgevoerd onderzoek naar diens geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen ongeldig is verklaard dan wel

    • c. een rijbewijs met een kortere geldigheidsduur dan het eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs,

    dient, behoudens de in artikel 33 genoemde bescheiden, tevens het eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs te worden overgelegd en dient in het rijbewijzenregister ten behoeve van de aanvrager een verklaring van geschiktheid te zijn geregistreerd voor iedere rijbewijscategorie waarop de ongeldigverklaring betrekking heeft, waarbij de datum van registratie niet langer dan een jaar vóór de aanvraag mag liggen.

    Geen verklaring van geschiktheid behoeft te zijn geregistreerd in het rijbewijzenregister voor rijbewijscategorie AM.

  • 2 Indien de aanvraag betrekking heef op de afgifte van

    • a. een rijbewijs dat geldig is voor een categorie of categorieën waarvoor een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs bij gebreke van de in artikel 132, eerste lid, van de wet bedoelde medewerking aan een educatieve maatregel gericht op de rijvaardigheid of aan een onderzoek naar de rijvaardigheid als bedoeld in artikel 131, eerste lid, van de wet, in verband met een gevorderd of een op verzoek van de aanvrager uitgevoerd onderzoek naar diens rijvaardigheid tot het besturen van motorrijtuigen ongeldig is verklaard dan wel

    • b. een rijbewijs dat geldig is voor een categorie of categorieën waarvoor een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs op grond van artikel 124, eerste lid, onderdeel a, b of c, van de wet ongeldig is verklaard,

    dienen, behalve dat de in artikel 33 genoemde bescheiden worden overgelegd, in het rijbewijzenregister ten behoeve van de aanvrager voor iedere rijbewijscategorie waarop de ongeldigverklaring betrekking heeft, geregistreerd te zijn zowel een verklaring van rijvaardigheid, waarbij de datum van registratie niet langer dan zes maanden vóór de aanvraag mag liggen, als een verklaring van geschiktheid, waarbij de datum van registratie niet langer dan een jaar vóór de aanvraag mag liggen.

    Geen verklaring van geschiktheid behoeft te zijn geregistreerd in het rijbewijzenregister voor rijbewijscategorie AM.

  • 3 Indien de aanvraag betrekking heeft op de afgifte van een vervangend rijbewijs dat geldig is voor dezelfde categorieën waarvoor een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs geldig was waarop een getuigschrift van vakbekwaamheid of een getuigschrift van nascholing was vermeld die op grond van artikel 124a van de wet ongeldig is verklaard, dient, behoudens de in artikel 33 genoemde bescheiden, tevens het eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs te worden overgelegd.

  • 4 Indien de aanvraag betrekking heeft op de afgifte van een vervangend rijbewijs dat geldig is voor dezelfde categorieën waarvoor een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs geldig was waarop een getuigschrift van vakbekwaamheid of een getuigschrift van nascholing was vermeld die op grond van artikel 124a van de wet ongeldig is verklaard, dient, behoudens de in artikel 33 genoemde bescheiden, tevens het eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs te worden overgelegd.

  • 5 Indien de aanvraag betrekking heeft op de afgifte van een nieuw rijbewijs dat geldig is voor dezelfde categorieën waarvoor een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs geldig was waarop een getuigschrift van vakbekwaamheid of een getuigschrift van nascholing was vermeld die op grond van artikel 124a van de wet ongeldig is verklaard, dient, behoudens de in artikel 33 genoemde bescheiden, tevens het eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs te worden overgelegd en dient in het rijbewijzenregister ten behoeve van de aanvrager een verklaring van geschiktheid te zijn geregistreerd, waarbij de datum van registratie niet langer dan een jaar vóór de aanvraag mag liggen, indien

    • a. de aanvraag mede betrekking heeft op een der rijbewijscategorieën C, C1, D, D1, E bij C, E bij C1, E bij D en E bij D1,

    • b. de aanvrager de leeftijd van 70 jaren heeft bereikt,

    • c. de aanvrager de leeftijd van 65 jaren heeft bereikt en de geldigheidsduur van het eerder aan hem afgegeven rijbewijs verstrijkt op of na de dag waarop hij de leeftijd van 70 jaren bereikt, dan wel,

    • d. blijkens een aantekening in het rijbewijzenregister naar het oordeel van het CBR de registratie van een dergelijke verklaring noodzakelijk is op grond van de bij het CBR bekend zijnde gegevens met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid van de aanvrager.

    Geen verklaring van geschiktheid behoeft te zijn geregistreerd in het rijbewijzenregister voor rijbewijscategorie AM.

  • 6 Indien de aanvraag betrekking heeft op de afgifte van een nieuw rijbewijs dat geldig is voor dezelfde categorieën waarvoor een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs geldig was waarop een getuigschrift van vakbekwaamheid of een getuigschrift van nascholing was vermeld dat op grond van artikel 124a van de wet ongeldig is verklaard, dient, behoudens de in artikel 33 genoemde bescheiden, tevens het eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs te worden overgelegd en dient in het rijbewijzenregister ten behoeve van de aanvrager een verklaring van geschiktheid te zijn geregistreerd, waarbij de datum van registratie niet langer dan een jaar vóór de aanvraag mag liggen, indien

    • a. de aanvraag mede betrekking heeft op een der rijbewijscategorieën C, C1, D, D1, E bij C, E bij C1, E bij D en E bij D1,

    • b. de aanvrager de leeftijd van 70 jaren heeft bereikt,

    • c. de aanvrager de leeftijd van 65 jaren heeft bereikt en de geldigheidsduur van het eerder aan hem afgegeven rijbewijs verstrijkt op of na de dag waarop hij de leeftijd van 70 jaren bereikt, dan wel,

    • d. blijkens een aantekening in het rijbewijzenregister naar het oordeel van het CBR de registratie van een dergelijke verklaring noodzakelijk is op grond van de bij het CBR bekend zijnde gegevens met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid van de aanvrager.

    Geen verklaring van geschiktheid behoeft te zijn geregistreerd in het rijbewijzenregister voor rijbewijscategorie AM.

  • 7 Indien de aanvraag betrekking heeft op de afgifte van een rijbewijs dat geldig is voor dezelfde categorie of categorieën waarvoor een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs dat op grond van artikel 123, eerste lid, onderdeel h, van de wet zijn geldigheid heeft verloren of op grond van artikel 124, eerste lid, onderdeel e, van de wet ongeldig is verklaard, geldig was, dient, behalve dat de in artikel 33 genoemde bescheiden worden overgelegd, in het rijbewijzenregister ten behoeve van de aanvrager een verklaring van geschiktheid te zijn geregistreerd, waarbij de datum van registratie niet langer dan een jaar vóór de aanvraag mag liggen, indien

    • a. de aanvraag mede betrekking heeft op een der rijbewijscategorieën C, C1, D, D1, E bij C, E bij C1, E bij D of E bij D1,

    • b. de aanvrager de leeftijd van 70 jaren heeft bereikt,

    • c. de aanvrager de leeftijd van 65 jaren heeft bereikt en de geldigheidsduur van het eerder aan hem afgegeven, ongeldige, rijbewijs verstrijkt op of na de dag waarop hij de leeftijd van 70 jaren bereikt, dan wel

    • d. blijkens een aantekening in het rijbewijzenregister naar het oordeel van het CBR de registratie van een dergelijke verklaring noodzakelijk is op grond van de bij het CBR bekend zijnde gegevens met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid van de aanvrager.

    Geen verklaring van geschiktheid behoeft te zijn geregistreerd in het rijbewijzenregister voor rijbewijscategorie AM.

  • 6 Voor de toepassing van het eerste tot en met het vijfde lid wordt onder een eerder, respectievelijk het eerder, aan de aanvrager afgegeven rijbewijs mede verstaan een rijbewijs, respectievelijk het rijbewijs, dat eerder aan de aanvrager is afgegeven door

    • a. het daartoe bevoegde gezag in de Nederlandse Antillen of in Aruba,

    • b. het daartoe bevoegde gezag n een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap of in een andere staat die partij is bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, of

    • c. het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland, anders dan in de Nederlandse Antillen, Aruba, een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, indien dat rijbewijs ingevolge artikel 46, vierde lid, bij ministeriële regeling is aangewezen.

Artikel 43

  • 1 Indien de aanvraag betrekking heeft op de afgifte van een rijbewijs ter vervanging van een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs dat op grond van artikel 123, eerste lid, onderdeel d, van de wet zijn geldigheid heeft verloren, dient bij de aanvraag aan de volgende vereisten te worden voldaan:

    • a. behoudens de in artikel 33 genoemde bescheiden wordt tevens het eerder aan de aanvrager afgegeven, ongeldige, rijbewijs overgelegd;

    • b. in het rijbewijzenregister is ten behoeve van de aanvrager een verklaring van geschiktheid geregistreerd, waarbij de datum van registratie niet langer dan een jaar vóór de aanvraag mag liggen, indien

      • I. de aanvraag mede betrekking heeft op een der rijbewijscategorieën C, C1, D, D1, E bij C, E bij C1, E bij D of E bij D1,

      • II. de aanvrager de leeftijd van 70 jaren heeft bereikt,

      • III. de aanvrager de leeftijd van 65 jaren heeft bereikt en in het bezit is van een rijbewijs waarvan de geldigheidsduur verstrijkt op of na de dag waarop hij de leeftijd van 70 jaren bereikt, dan wel

      • IV. blijkens een aantekening in het rijbewijzenregister naar het oordeel van het CBR de registratie van een dergelijke verklaring noodzakelijk is op grond van de bij het CBR bekend zijnde gegevens met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid van de aanvrager.

  • 2 Het eerste lid, onderdeel b, is niet van toepassing op aanvragen die betrekking hebben op afgifte van een rijbewijs voor de categorie AM.

Artikel 44

  • 1 Indien de aanvraag betrekking heeft op de afgifte van een rijbewijs tegen overlegging van een rijbewijs, aan de aanvrager afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in de Nederlandse Antillen of in Aruba, dient bij de aanvraag aan de volgende vereisten te worden voldaan:

    • a. behoudens de in artikel 33 genoemde bescheiden wordt tevens het eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs overgelegd;

    • b. in het rijbewijzenregister is ten behoeve van de aanvrager een verklaring van geschiktheid geregistreerd voor iedere rijbewijscategorie waarop de aanvraag betrekking heeft, waarbij de datum van registratie niet langer dan een jaar vóór de aanvraag mag liggen, met uitzondering van de rijbewijscategorie AM.

  • 2 Het over te leggen rijbewijs dient:

    • a. op het moment van de aanvraag nog geldig te zijn;

    • b. aan de aanvrager te zijn afgegeven in een periode van één jaar waarin hij ten minste 185 dagen in de Nederlandse Antillen of in Aruba woonachtig is geweest.

  • 3 Het tweede lid, onderdeel a, geldt niet indien:

    • a. het over te leggen rijbewijs is afgegeven door omwisseling tegen een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs,

    • b. de aanvraag betrekking heeft op dezelfde rijbewijscategorie of rijbewijscategorieën waarvoor dat eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs geldig was, en

    • c. het over te leggen rijbewijs zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur.

  • 4 Het tweede lid, onderdeel b, geldt niet indien het over te leggen rijbewijs is afgegeven tegen overlegging van een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs en de aanvraag betrekking heeft op dezelfde rijbewijscategorie of rijbewijscategorieën waarvoor dat eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs geldig was.

  • 5 Indien het rijbewijs wegens vermissing of diefstal niet kan worden overgelegd, worden in plaats daarvan de volgende documenten overgelegd:

    • a. een proces-verbaal ter zake van vermissing of diefstal, in Nederland op ambtseed opgemaakt door een ambtenaar, belast met de uitvoering van de politietaak, waarin de omstandigheden waaronder het rijbewijs verloren is geraakt of teniet is gegaan worden omschreven;

    • b. een door het gezag dat het rijbewijs heeft afgegeven gewaarmerkte verklaring waaruit van de afgifte en de geldigheid blijkt en waaruit tevens blijkt dat door dat gezag tegen de aanvrager geen maatregelen van bestuursrechtelijke of strafrechtelijke aard betreffende de beperking, schorsing, intrekking of nietigverklaring van de rijbevoegdheid zijn getroffen en dat bij dat gezag ook overigens geen bezwaar tegen afgifte van een rijbewijs bestaat.

    Indien het derde lid van toepassing is, hoeft uit de onder b genoemde verklaring niet de geldigheid te blijken.

  • 6 Indien de aanvraag betrekking heeft op een rijbewijs waarop een getuigschrift van vakbekwaamheid of een getuigschrift van nascholing wordt vermeld, dient, behoudens aan de in het eerste en tweede lid genoemde vereisten, bij de aanvraag aan de volgende vereisten te worden voldaan:

    • a. de aanvrager overlegt een door de bevoegde autoriteit van een lidstaat van de Europese Gemeenschap overeenkomstig de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders aan de aanvrager afgegeven geldige kwalificatiekaart bestuurder;

    • b. de aanvrager overlegt een geldig buitenlands omwisselingscertificaat, dan wel

    • c. ten behoeve van de aanvrager is in het rijbewijzenregister een verklaring van vakbekwaamheid of een verklaring van nascholing geregistreerd, waarbij de datum van registratie niet langer dan vijf jaren vóór de aanvraag mag liggen.

  • 7 Indien de in het voorgaande lid, onder a of b, genoemde documenten wegens vermissing of diefstal niet kunnen worden overgelegd, worden in plaats daarvan de volgende documenten overgelegd:

    • a. een proces-verbaal ter zake van vermissing of diefstal van de kwalificatiekaart bestuurder dan wel het buitenlands omwisselingscertificaat, in Nederland op ambtseed is opgemaakt door een ambtenaar, belast met de uitvoering van de politietaak waarin de omstandigheden waaronder de kwalificatiekaart bestuurder dan wel het buitenlands omwisselingscertificaat verloren is geraakt of teniet is gegaan worden omschreven;

    • b. een door het gezag dat de kwalificatiekaart bestuurder dan wel het buitenlands omwisselingscertificaat heeft afgegeven, gewaarmerkte verklaring waaruit van de afgifte en de geldigheid blijkt en waaruit tevens blijkt dat door dat gezag tegen de aanvrager geen maatregelen van bestuursrechtelijke of strafrechtelijke aard betreffende de beperking, schorsing, intrekking of nietigverklaring van de kwalificatiekaart bestuurder dan wel het buitenlands omwisselingscertificaat zijn getroffen en dat bij dat gezag ook overigens geen bezwaar tegen afgifte van een getuigschrift van vakbekwaamheid dan wel een getuigschrift van nascholing bestaat.

Artikel 45

  • 1 Indien de aanvraag betrekking heeft op de afgifte van een rijbewijs tegen overlegging van een rijbewijs, aan de aanvrager afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, dient bij de aanvraag aan de volgende vereisten te worden voldaan:

    • a. behoudens de in artikel 33 genoemde bescheiden wordt bij de aanvraag tevens het door dat gezag afgegeven rijbewijs overgelegd;

    • b. in het rijbewijzenregister is ten behoeve van de aanvrager een verklaring van geschiktheid geregistreerd voor iedere rijbewijscategorie waarop de aanvraag betrekking heeft, waarbij de datum van registratie niet langer dan een jaar vóór de aanvraag mag liggen, met uitzondering van de rijbewijscategorie AM, indien

      • I. de aanvraag mede betrekking heeft op een der rijbewijscategorieën C, C1, D, D1, E bij C, E bij C1, E bij D of E bij D1,

      • II. het overgelegde rijbewijs is afgegeven voor een kortere geldigheidsduur dan de in de staat van afgifte gebruikelijke termijn van geldigheid;

      • III. het overgelegde rijbewijs beperkende aantekeningen bevat die niet zijn aangeduid met de geharmoniseerde codes van de Europese Gemeenschap;

      • IV. de aanvrager op het moment van indiening van de aanvraag de leeftijd van 70 jaren heeft bereikt;

      • V. de aanvrager op het moment van indiening van de aanvraag de leeftijd van 65 jaren heeft bereikt en in het bezit is van een rijbewijs waarvan de geldigheidsduur verstrijkt op of na de dag waarop de aanvrager de leeftijd van 70 jaren bereikt.

  • 2 Het over te leggen rijbewijs dient op het moment van de aanvraag hetzij nog geldig te zijn hetzij, indien het zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur, vergezeld te gaan van een door het gezag dat het rijbewijs heeft afgegeven gewaarmerkte verklaring waaruit blijkt dat door dat gezag tegen de aanvrager geen maatregelen van bestuursrechtelijke of strafrechtelijke aard betreffende de beperking, schorsing, intrekking of nietigverklaring van de rijbevoegdheid zijn getroffen en dat bij dat gezag ook overigens geen bezwaar tegen afgifte van een rijbewijs bestaat.

  • 3 Het tweede lid, onderdeel b, geldt niet indien het over te leggen rijbewijs is afgegeven tegen overlegging van een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs en de aanvraag betrekking heeft op dezelfde rijbewijscategorie of rijbewijscategorieën waarvoor dat eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs geldig was.

  • 4 Indien het rijbewijs wegens vermissing of diefstal niet kan worden overgelegd worden in plaats daarvan de volgende documenten overgelegd:

    • a. een proces-verbaal ter zake van vermissing of diefstal, in Nederland op ambtseed opgemaakt door een ambtenaar, belast met de uitvoering van de politietaak, waarin de omstandigheden waaronder het rijbewijs verloren is geraakt of teniet is gegaan, worden omschreven;

    • b. een door het gezag dat het rijbewijs heeft afgegeven, gewaarmerkte verklaring waaruit van de afgifte en de geldigheid blijkt en waaruit tevens blijkt dat door dat gezag tegen de aanvrager geen maatregelen van bestuursrechtelijke of strafrechtelijke aard betreffende de beperking, schorsing, intrekking of nietigverklaring van de rijbevoegdheid zijn getroffen en dat bij dat gezag ook overigens geen bezwaar tegen afgifte van een rijbewijs bestaat.

  • 5 Indien de aanvraag betrekking heeft op de afgifte van een rijbewijs dat geldig is voor meer categorieën dan het door de aanvrager overgelegde rijbewijs, dient, behoudens aan de in het eerste lid genoemde vereisten, bij de aanvraag aan de volgende vereisten te worden voldaan:

    • a. in het rijbewijzenregister is ten behoeve van de aanvrager een verklaring van rijvaardigheid geregistreerd voor iedere rijbewijscategorie waarop de aanvraag betrekking heeft en waarvoor het door de aanvrager overgelegde rijbewijs niet geldig is, waarbij de datum van registratie niet langer dan zes maanden vóór de aanvraag mag liggen;

    • b. in het rijbewijzenregister is ten behoeve van de aanvrager een verklaring van geschiktheid geregistreerd voor iedere rijbewijscategorie waarop de aanvraag betrekking heeft en waarvoor het door de aanvrager overgelegde rijbewijs niet geldig is, waarbij de datum van registratie niet langer dan een jaar vóór de aanvraag mag liggen, met uitzondering van de rijbewijscategorie AM.

  • 6 Voor de toepassing van het vijfde lid, onderdeel a, wordt met een niet langer dan zes maanden vóór de aanvraag in het rijbewijzenregister geregistreerde verklaring van rijvaardigheid gelijkgesteld een door het daartoe bevoegde militaire gezag niet langer dan zes maanden vóór de aanvraag afgegeven bewijs van rijvaardigheid voor het besturen van motorrijtuigen.

  • 7 Indien de aanvraag betrekking heeft op een rijbewijs waarop een getuigschrift van vakbekwaamheid of een getuigschrift van nascholing wordt vermeld, dient, behoudens aan de in het eerste en tweede lid genoemde vereisten, bij de aanvraag aan de volgende vereisten te worden voldaan:

    • a. de aanvrager overlegt een door de bevoegde autoriteit van een lidstaat van de Europese Gemeenschap overeenkomstig de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders aan de aanvrager afgegeven geldige kwalificatiekaart bestuurder;

    • b. het door de aanvrager over te leggen rijbewijs is door de bevoegde autoriteit van een lidstaat van de Europese Gemeenschap overeenkomstig de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders voorzien van een geldige in die richtlijn bedoelde communautaire code,

    • c. de aanvrager overlegt een geldig buitenlands omwisselingscertificaat, dan wel

    • d. ten behoeve van de aanvrager is in het rijbewijzenregister een verklaring van vakbekwaamheid of een verklaring van nascholing geregistreerd, waarbij de datum van registratie niet langer dan vijf jaren vóór de aanvraag mag liggen.

  • 8 Indien de in het voorgaande lid, onder a of c, genoemde documenten wegens vermissing of diefstal niet kunnen worden overgelegd, is artikel 44, zesde lid, van overeenkomstige toepassing.

  • 9 Indien het in het zevende lid, onder b, genoemde document wegens vermissing of diefstal niet kan worden overgelegd, blijkt uit de gewaarmerkte verklaring, bedoeld in het vierde lid, onder b, de vermelding van de communautaire code en blijkt tevens dat geen maatregelen van bestuursrechtelijke of strafrechtelijke aard betreffende de beperking, schorsing, intrekking of nietigverklaring van die code zijn getroffen en dat bij dat gezag ook overigens geen bezwaar tegen afgifte van een getuigschrift van vakbekwaamheid dan wel een getuigschrift van nascholing bestaat.

Artikel 46

  • 1 Indien de aanvraag betrekking heeft op de afgifte van een rijbewijs tegen overlegging van een rijbewijs, aan de aanvrager afgegeven door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland, anders dan in de Nederlandse Antillen, Aruba, in een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, dient bij de aanvraag aan de volgende vereisten te worden voldaan:

    • a. behoudens de in artikel 33 genoemde bescheiden wordt tevens het door dat gezag afgegeven rijbewijs overgelegd;

    • b. in het rijbewijzenregister is ten behoeve van de aanvrager een verklaring van geschiktheid geregistreerd voor iedere rijbewijscategorie waarop de aanvraag betrekking heeft, waarbij de datum van registratie niet langer dan een jaar vóór de aanvraag mag liggen, met uitzondering van de rijbewijscategorie AM.

  • 2 Het over te leggen rijbewijs dient:

    • a. op het moment van de aanvraag nog geldig te zijn;

    • b. aan de aanvrager te zijn afgegeven in een periode van één jaar waarin hij ten minste 185 dagen in het land van afgifte van dat bewijs woonachtig is geweest.

  • 3 Het tweede lid, onderdeel a, geldt niet indien:

    • a. het over te leggen rijbewijs is afgegeven door omwisseling tegen een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs,

    • b. de aanvraag betrekking heeft op dezelfde rijbewijscategorie of rijbewijscategorieën waarvoor dat eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs geldig was, en

    • c. het over te leggen rijbewijs zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur.

  • 4 Het tweede lid, onderdeel b, geldt niet indien het over te leggen rijbewijs is afgegeven door omwisseling tegen een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs en de aanvraag betrekking heeft op dezelfde rijbewijscategorie of rijbewijscategorieën waarvoor dat eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs geldig was.

  • 5 Het over te leggen rijbewijs en de wijze van verkrijging daarvan dienen bij ministeriële regeling te zijn aangewezen als zijnde ten minste gelijkwaardig aan rijbewijzen en de verkrijging daarvan zoals voorzien in richtlijn nr. 91/439/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 29 juli 1991 betreffende het rijbewijs (PbEG L 237), dan wel dient het over te leggen rijbewijs bij ministeriële regeling te zijn aangewezen als een rijbewijs dat om redenen van algemeen belang voor omwisseling in aanmerking komt.

  • 6 Het vijfde lid geldt niet indien het over te leggen rijbewijs is afgegeven door omwisseling tegen een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs en de aanvraag betrekking heeft op dezelfde rijbewijscategorie of rijbewijscategorieën waarvoor dat eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs geldig was.

  • 7 Indien de aanvraag betrekking heeft op een rijbewijs waarop een getuigschrift van vakbekwaamheid of een getuigschrift van nascholing wordt vermeld, dient, behoudens aan de in het eerste en tweede lid genoemde vereisten, bij de aanvraag aan de volgende vereisten te worden voldaan:

    • a. de aanvrager overlegt een door de bevoegde autoriteit van een lidstaat van de Europese Gemeenschap overeenkomstig de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders aan de aanvrager afgegeven geldige kwalificatiekaart bestuurder;

    • b. de aanvrager overlegt een geldig buitenlands omwisselingscertificaat, dan wel

    • c. ten behoeve van de aanvrager is in het rijbewijzenregister een verklaring van vakbekwaamheid of een verklaring van nascholing geregistreerd, waarbij de datum van registratie niet langer dan vijf jaren vóór de aanvraag mag liggen.

  • 8 Indien de in het voorgaande lid, onder a of b, genoemde documenten wegens vermissing of diefstal niet kunnen worden overgelegd, is artikel 44, zesde lid, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 47

  • 1 Indien de aanvraag betrekking heeft op de afgifte van een rijbewijs tegen overlegging van een rijbewijs, door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland afgegeven aan een aanvrager die vreemdeling in de zin van de Vreemdelingenwet 2000 is en aan wie op grond van diens hoedanigheid van of betrekking tot diplomatiek of consulair personeel dan wel op grond van diens hoedanigheid van of betrekking tot personeel in dienst van een in Nederland gevestigde internationale organisatie door Onze Minister van Buitenlandse Zaken een identiteitsbewijs voor geprivilegieerden is verstrekt, dient bij de aanvraag aan de volgende vereisten te worden voldaan:

    • a. behoudens de in artikel 33 genoemde bescheiden wordt tevens het door dat gezag afgegeven rijbewijs overgelegd;

    • b. indien het overgelegde rijbewijs is afgegeven door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland, anders dan in een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, is in het rijbewijzenregister een verklaring van geschiktheid geregistreerd voor iedere rijbewijscategorie waarop de aanvraag betrekking heeft, waarbij de datum van registratie niet langer dan een jaar vóór de aanvraag mag liggen, met uitzondering van de rijbewijscategorie AM;

    • c. indien het overgelegde rijbewijs is afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, is in het rijbewijzenregister een verklaring van geschiktheid geregistreerd voor iedere rijbewijscategorie waarop de aanvraag betrekking heeft, waarbij de datum van registratie niet langer dan een jaar vóór de aanvraag mag liggen, met uitzondering van de rijbewijscategorie AM, indien

      • I. de aanvraag mede betrekking heeft op een der rijbewijscategorieën C, C1, D, D1, E bij C, E bij C1, E bij D of E bij D1,

      • II. het overgelegde rijbewijs is afgegeven voor een kortere geldigheidsduur dan de in de staat van afgifte gebruikelijke termijn van geldigheid;

      • III. het overgelegde rijbewijs beperkende aantekeningen bevat die niet zijn aangeduid met de geharmoniseerde codes van de Europese Gemeenschap.

  • 2 Indien het overgelegde rijbewijs is afgegeven door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland, anders dan in een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, dient het op het moment van de aanvraag nog geldig te zijn.

    Indien het overgelegde rijbewijs is afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, dient het op het moment van de aanvraag hetzij nog geldig te zijn hetzij, indien het zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur, vergezeld te gaan van een door het gezag dat het rijbewijs heeft afgegeven gewaarmerkte verklaring waaruit blijkt dat door dat gezag tegen de aanvrager geen maatregelen van bestuursrechtelijke of strafrechtelijke aard betreffende de beperking, schorsing, intrekking of nietigverklaring van de rijbevoegdheid zijn getroffen en dat bij dat gezag ook overigens geen bezwaar tegen afgifte van een rijbewijs bestaat.

  • 3 Indien de aanvraag betrekking heeft op een rijbewijs waarop een getuigschrift van vakbekwaamheid of een getuigschrift van nascholing wordt vermeld, dient, behoudens aan de in het eerste en tweede lid genoemde vereisten, bij de aanvraag aan de volgende vereisten te worden voldaan:

    • a. de aanvrager overlegt een door de bevoegde autoriteit van een lidstaat van de Europese Gemeenschap overeenkomstig de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders aan de aanvrager afgegeven geldige kwalificatiekaart bestuurder;

    • b. het door de aanvrager over te leggen rijbewijs is door de bevoegde autoriteit van een lidstaat van de Europese Gemeenschap overeenkomstig de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders voorzien van een geldige in die richtlijn bedoelde communautaire code,

    • c. de aanvrager overlegt een geldig buitenlands omwisselingscertificaat, dan wel

    • d. ten behoeve van de aanvrager is in het rijbewijzenregister een verklaring van vakbekwaamheid of een verklaring van nascholing geregistreerd, waarbij de datum van registratie niet langer dan vijf jaren vóór de aanvraag mag liggen.

  • 4 Indien de in het voorgaande lid, onder a of c, genoemde documenten wegens vermissing of diefstal niet kunnen worden overgelegd, is artikel 44, zesde lid, van overeenkomstige toepassing.

  • 5 Indien het in het derde lid, onder b, genoemde document wegens vermissing of diefstal niet kan worden overgelegd, is artikel 45, vierde en negende lid, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 48

  • 1 Indien de aanvraag betrekking heeft op de afgifte van een rijbewijs tegen overlegging van een rijbewijs, door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland afgegeven aan een in het kader van het op 19 juni 1951 te Londen gesloten Verdrag tussen de Staten die partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag, nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten, in Nederland gelegerd lid van een krijgsmacht, een lid van de tot die krijgsmacht behorende civiele dienst of een persoon die behoort tot het gezin van een lid van een krijgsmacht als hiervoor bedoeld of tot het gezin van een tot de civiele dienst van zodanige krijgsmacht behorende persoon, dient bij de aanvraag aan de volgende vereisten te worden voldaan:

    • a. behoudens de in artikel 33 genoemde bescheiden wordt tevens het door dat gezag afgegeven rijbewijs overgelegd;

    • b. indien het overgelegde rijbewijs is afgegeven door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland, anders dan in een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, is in het rijbewijzenregister ten behoeve van de aanvrager een verklaring van geschiktheid geregistreerd voor iedere rijbewijscategorie waarop de aanvraag betrekking heeft, waarbij de datum van registratie niet langer dan een jaar vóór de aanvraag mag liggen, met uitzondering van de rijbewijscategorie AM;

    • c. indien het overgelegde rijbewijs is afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, is in het rijbewijzenregister ten behoeve van de aanvrager een verklaring van geschiktheid geregistreerd voor iedere rijbewijscategorie waarop de aanvraag betrekking heeft, waarbij de datum van registratie niet langer dan een jaar vóór de aanvraag mag liggen, met uitzondering van de rijbewijscategorie AM, indien

      • I. de aanvraag mede betrekking heeft op een der rijbewijscategorieën C, C1, D, D1, E bij C, E bij C1, E bij D of E bij D1,

      • II. het overgelegde rijbewijs is afgegeven voor een kortere geldigheidsduur dan de in de staat van afgifte gebruikelijke termijn van geldigheid;

      • III. het overgelegde rijbewijs beperkende aantekeningen bevat die niet zijn aangeduid met de geharmoniseerde codes van de Europese Gemeenschap.

  • 2 Indien het overgelegde rijbewijs is afgegeven door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland, anders dan in een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, dient het op het moment van de aanvraag nog geldig te zijn.

    Indien het overgelegde rijbewijs is afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, dient het op het moment van de aanvraag hetzij nog geldig te zijn hetzij, indien het zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur, vergezeld te gaan van een door het gezag dat het rijbewijs heeft afgegeven gewaarmerkte verklaring waaruit blijkt dat door dat gezag tegen de aanvrager geen maatregelen van bestuursrechtelijke of strafrechtelijke aard betreffende de beperking, schorsing, intrekking of nietigverklaring van de rijbevoegdheid zijn getroffen en dat bij dat gezag ook overigens geen bezwaar tegen afgifte van een rijbewijs bestaat.

  • 3 Indien de aanvraag betrekking heeft op een rijbewijs waarop een getuigschrift van vakbekwaamheid of een getuigschrift van nascholing wordt vermeld, dient, behoudens aan de in het eerste en tweede lid genoemde vereisten, bij de aanvraag aan de volgende vereisten te worden voldaan:

    • a. de aanvrager overlegt een door de bevoegde autoriteit van een lidstaat van de Europese Gemeenschap overeenkomstig de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders aan de aanvrager afgegeven geldige kwalificatiekaart bestuurder;

    • b. het door de aanvrager over te leggen rijbewijs is door de bevoegde autoriteit van een lidstaat van de Europese Gemeenschap overeenkomstig de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders voorzien van een geldige in die richtlijn bedoelde communautaire code,

    • c. de aanvrager overlegt een geldig buitenlands omwisselingscertificaat, dan wel

    • d. ten behoeve van de aanvrager is in het rijbewijzenregister een verklaring van vakbekwaamheid of een verklaring van nascholing geregistreerd, waarbij de datum van registratie niet langer dan vijf jaren vóór de aanvraag mag liggen.

  • 4 Indien de in het voorgaande lid, onder a of c, genoemde documenten wegens vermissing of diefstal niet kunnen worden overgelegd, is artikel 44, zesde lid, van overeenkomstige toepassing.

  • 5 Indien het in het derde lid, onder b, genoemde document wegens vermissing of diefstal niet kan worden overgelegd, is artikel 45, vierde en negende lid, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 48a

Indien op het moment van uitreiking van het rijbewijs het eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs verloren is geraakt of teniet is gegaan, dient de aanvrager een proces-verbaal over te leggen terzake van verlies of tenietgaan van het rijbewijs, in Nederland op ambtseed opgemaakt door een ambtenaar, belast met de uitvoering van de politietaak. In het proces-verbaal dienen de omstandigheden waaronder het rijbewijs verloren is geraakt of teniet is gegaan, te worden omschreven.

Artikel 48b

De einddatum van het op het af te geven rijbewijs te vermelden getuigschrift van vakbekwaamheid wordt als volgt vastgesteld:

  • a. indien ten behoeve van de aanvrager een verklaring van vakbekwaamheid is geregistreerd en het rijbewijs wordt aangevraagd binnen zes maanden nadat de verklaring van vakbekwaamheid is geregistreerd, wordt als einddatum vermeld de afgiftedatum van het rijbewijs vermeerderd met vijf jaren;

  • b. indien ten behoeve van de aanvrager een verklaring van vakbekwaamheid is geregistreerd en het rijbewijs wordt aangevraagd later dan zes maanden nadat de verklaring van vakbekwaamheid is geregistreerd, wordt als einddatum vermeld de registratiedatum van de verklaring van vakbekwaamheid vermeerderd met vijf jaren;

  • c. indien de aanvrager een van de volgende documenten overlegt:

    • i. een door de bevoegde autoriteit van een lidstaat van de Europese Gemeenschap overeenkomstig de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders aan de aanvrager afgegeven geldige kwalificatiekaart bestuurders;

    • ii. een buitenlands omwisselingscertificaat of

    • iii. een door de bevoegde autoriteit van een lidstaat van de Europese Gemeenschap aan de aanvrager afgegeven rijbewijs die overeenkomstig de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders is voorzien van een geldige in die richtlijn bedoelde communautaire code,

    wordt als einddatum vermeld de einddatum die op het sub i tot en met iii bedoelde document is vermeld.

Artikel 48c

De einddatum van het op het af te geven rijbewijs te vermelden getuigschrift van nascholing wordt als volgt vastgesteld:

  • a. indien ten behoeve van de aanvrager in het rijbewijzenregister een verklaring van nascholing is geregistreerd voordat de einddatum is verstreken van

    • i. een op het eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs vermelde getuigschrift van vakbekwaamheid of getuigschrift van nascholing;

    • ii. een door de bevoegde autoriteit van een lidstaat van de Europese Gemeenschap overeenkomstig de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders aan de aanvrager afgegeven geldige kwalificatiekaart bestuurders;

    • iii. een buitenlands omwisselingscertificaat of

    • iv. een overeenkomstig de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders vermelde code op een door de bevoegde autoriteit van een lidstaat van de Europese Gemeenschap aan de aanvrager afgegeven rijbewijs,

    wordt als einddatum vermeld de einddatum die op het sub i tot en met iv bedoelde document is vermeld vermeerderd met vijf jaren;

  • b. indien ten behoeve van de aanvrager in het rijbewijzenregister een verklaring van nascholing is geregistreerd nadat de einddatum is verstreken van de in onderdeel a, sub i tot en met iv, bedoelde documenten, en het rijbewijs wordt aangevraagd binnen zes maanden nadat de verklaring van nascholing is geregistreerd, wordt als einddatum vermeld de afgiftedatum van het rijbewijs vermeerderd met vijf jaar;

  • c. indien ten behoeve van de aanvrager in het rijbewijzenregister een verklaring van nascholing is geregistreerd nadat de einddatum is verstreken van de in onderdeel a, sub i tot en met iv, bedoelde documenten, en het rijbewijs wordt aangevraagd later dan zes maanden nadat de verklaring van nascholing is geregistreerd, wordt als einddatum vermeld de registratiedatum van de verklaring van nascholing vermeerderd met vijf jaren.

Artikel 48d

Voor bestuurders als bedoeld in artikel 156q, vierde lid, wordt bij de op het af te geven rijbewijs te vermelden getuigschriften van nascholing dezelfde einddatum vermeld als bedoeld in artikel 48c.

§ 3. Controle op de identiteit van de aanvrager

Artikel 49

  • 1 Indien de aanvraag betrekking heeft op de afgifte van een rijbewijs aan een aanvrager aan wie nog niet eerder een rijbewijs is afgegeven, wordt voor het verkrijgen van de nodige zekerheid over de identiteit van de aanvrager gebruik gemaakt van het bij de aanvraag overgelegde, op naam van de aanvrager gestelde reis- of identiteitsdocument, bedoeld in artikel 33, eerste lid, onderdeel b, onder I.

  • 2 In afwijking van het eerste lid wordt, indien de aanvraag betrekking heeft op de afgifte van een rijbewijs tegen overlegging van een rijbewijs, aan de aanvrager afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lid-staat van de Europese Gemeenschap of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, voor het verkrijgen van de nodige zekerheid over de identiteit van de aanvrager gebruik gemaakt van dat rijbewijs, mits het is voorzien van een pasfoto van de houder.

  • 3 Indien de aanvraag betrekking heeft op de afgifte van een rijbewijs aan een aanvrager aan wie reeds eerder een rijbewijs is afgegeven, wordt voor het verkrijgen van de nodige zekerheid over de identiteit van de aanvrager gebruik gemaakt van het eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs, mits dat rijbewijs hetzij nog geldig is hetzij zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur, dan wel, indien de aanvrager niet in Nederland woonachtig is, een fotokopie van een op naam van de aanvrager gesteld document als bedoeld in het eerste lid.

  • 4 Indien twijfel bestaat aan de juistheid van de in het overgelegde rijbewijs opgenomen gegevens, dan wel overigens onvoldoende zekerheid bestaat over de identiteit van de aanvrager, worden de in het rijbewijzenregister geregistreerde gegevens van het eerder afgegeven rijbewijs geraadpleegd.

Hoofdstuk III. Verklaringen van rijvaardigheid

§ 1. Algemeen

Artikel 50

  • 1 Verklaringen van rijvaardigheid worden op aanvraag en tegen betaling van het daarvoor vastgestelde tarief door het CBR in het rijbewijzenregister geregistreerd ten behoeve van een ieder die bij een onderzoek naar de rijvaardigheid voor het besturen van motorrijtuigen van de rijbewijscategorie waarvoor de verklaring wordt verlangd, aan de daarvoor bij ministeriële regeling vastgestelde eisen blijkt te voldoen.

  • 2 In afwijking van het eerste lid wordt ten behoeve van degene wiens rijbewijs op grond van artikel 132, tweede lid, van de wet ongeldig is verklaard wegens het niet-verlenen van de vereiste medewerking aan de hem opgelegde verplichting zich te onderwerpen aan een educatieve maatregel ter bevordering van de rijvaardigheid, gedurende een periode van ten hoogste drie jaren na de ongeldigverklaring van het rijbewijs geen verklaring van rijvaardigheid in het rijbewijzenregister geregistreerd zolang hij niet aan die verplichting heeft voldaan.

Artikel 51

Het voor de aanvraag van verklaringen van rijvaardigheid verschuldigde tarief wordt vastgesteld door het CBR onder goedkeuring van Onze Minister.

Artikel 53

  • 1 Het onderzoek naar de rijvaardigheid voor de rijbewijscategorie AM bestaat uit een theorie-examen.

  • 2 Het onderzoek naar de rijvaardigheid voor de rijbewijscategorie A bestaat uit een theorie-examen, een praktijkexamen voertuigbeheersing en een praktijkexamen verkeersdeelneming.

  • 3 Het onderzoek naar de rijvaardigheid voor de rijbewijscategorie B bestaat uit een theorie-examen en een praktijkexamen.

  • 4 Het onderzoek naar de rijvaardigheid voor de rijbewijscategorieën C en D bestaat uit een theorie-examen en een praktijkexamen. Het theorie-examen bestaat uit de onderdelen rijbewijs/vakbekwaamheid 1 en rijbewijs 2.

  • 5 Het onderzoek naar de rijvaardigheid voor de rijbewijscategorie E bestaat uit een praktijkexamen.

§ 2. Aanvraag van verklaringen van rijvaardigheid

Artikel 54

Het voor de aanvraag van een verklaring van rijvaardigheid verschuldigde tarief dient vóór de indiening van de aanvraag te zijn voldaan door overmaking op een door het CBR aangewezen bankrekening.

Artikel 55

  • 1 De aanvraag geschiedt op de door het CBR vastgestelde wijze.

  • 2 Bij de aanvraag dienen te worden overgelegd:

    • a. een volledig ingevuld aanvraagformulier volgens door het CBR vastgesteld model;

    • b.

      • I. indien aan de aanvrager in Nederland de status van diplomatiek of consulair ambtenaar is toegekend of de aanvrager behoort tot het gezin van een persoon aan wie in Nederland de status van diplomatiek of consulair ambtenaar is toegekend, een door Onze Minister van Buitenlandse Zaken afgegeven verklaring waaruit zulks blijkt;

      • II. indien de aanvrager lid is van een in het kader van het op 19 juni 1951 te Londen gesloten Verdrag tussen de Staten die partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag, nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten, in Nederland gelegerde krijgsmacht, lid is van de tot die krijgsmacht behorende civiele dienst of behoort tot het gezin van een lid van een krijgsmacht als hiervoor bedoeld of tot het gezin van een tot de civiele dienst van zodanige krijgsmacht behorende persoon, een door de betrokken basiscommandant ondertekende verklaring waaruit zulks blijkt.

  • 3 Het tweede lid, onderdeel a, geldt niet indien de aanvraag langs geautomatiseerde weg wordt ingediend.

  • 4 Bij de aanvraag van een verklaring van rijvaardigheid raadpleegt het CBR de in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens ingeschreven persoonsgegevens van de aanvrager.

§ 3. Het theorie-examen

Artikel 56

  • 1 Het theorie-examen voor de rijbewijscategorie AM kan slechts worden afgelegd door personen die de leeftijd van zestien jaren hebben bereikt.

  • 2 Het theorie-examen voor de rijbewijscategorieën A en B kan slechts worden afgelegd door personen die de leeftijd van achttien jaren hebben bereikt.

  • 3 Het onderdeel rijbewijs/vakbekwaamheid 1 van het theorie-examen voor de rijbewijscategorieën C en D kan slechts worden afgelegd door personen die de leeftijd van zeventien jaren hebben bereikt. Het onderdeel rijbewijs 2 van het theorie-examen voor de rijbewijscategorie C kan slechts worden afgelegd door personen die de leeftijd van zeventien jaren hebben bereikt. Het onderdeel rijbewijs 2 van het theorie-examen voor de rijbewijscategorie D kan slechts worden afgelegd door personen die de leeftijd van twintig jaren hebben bereikt.

Artikel 57

De kosten van het theorie-examen worden vastgesteld door het CBR onder goedkeuring van Onze Minister.

Artikel 58

De kosten van het theorie-examen dienen door de aanvrager te worden voldaan door aankoop van een aanvraagkaart volgens door het CBR vastgesteld model door het verschuldigde bedrag over te maken op een door het CBR aangewezen bankrekening.

Artikel 59

  • 1 Voor toelating tot het theorie-examen dienen te worden overgelegd:

    • a. een op naam van de aanvrager gesteld identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder 1°, 2° of 3°, van de Wet op de identificatieplicht dan wel een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs dat hetzij nog geldig is hetzij zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur;

    • b.

      • I. indien aan de aanvrager in Nederland de status van diplomatiek of consulair ambtenaar is toegekend of de aanvrager behoort tot het gezin van een persoon aan wie in Nederland de status van diplomatiek of consulair ambtenaar is toegekend, een door Onze Minister van Buitenlandse Zaken afgegeven verklaring waaruit zulks blijkt;

      • II. indien de aanvrager lid is van een in het kader van het op 19 juni 1951 te Londen gesloten Verdrag tussen de Staten die partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag, nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten, in Nederland gelegerde krijgsmacht, lid is van de tot die krijgsmacht behorende civiele dienst of behoort tot het gezin van een lid van een krijgsmacht als hiervoor bedoeld of tot het gezin van een tot de civiele dienst van zodanige krijgsmacht behorende persoon, een door de betrokken basiscommandant ondertekende verklaring waaruit zulks blijkt;

    • c. een pasfoto van de aanvrager, die voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen.

  • 2 Voor de toelating tot het theorie-examen raadpleegt het CBR de in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens ingeschreven persoonsgegevens van de aanvrager.

Artikel 60a

De eisen voor het theorie-examen voor de rijbewijscategorie AM betreffen:

  • a. grondige kennis van bij en krachtens de wet vastgestelde, voor bestuurders van bromfietsen geldende voorschriften en het op juiste wijze toepassen van die kennis alsmede van kennis van bij en krachtens de wet vastgestelde, voor andere verkeersdeelnemers dan die bestuurders geldende voorschriften;

  • b. kennis van de mogelijkheid van conflicteren van eigen belangen en belangen van andere verkeersdeelnemers;

  • c. inzicht in voor de bestuurders van bromfietsen relevante verkeersrisico’s en in factoren die de rijvaardigheid kunnen beïnvloeden;

  • d. kennis van de hoofdbeginselen van eerste hulp bij ongelukken en van elementaire maatregelen, te treffen bij verkeersongevallen;

  • e. basiskennis met betrekking tot de voor de verkeersveiligheid en voor het milieu van belang zijnde voertuigonderdelen;

  • f. kennis van en inzicht in de invloed van het eigen rijgedrag op de mobiliteits- en milieuproblematiek;

  • g. kennis van de elementaire beginselen van voertuigbediening en voertuigbeheersing en

  • h. kennis van mogelijkheden om noodsituaties tijdig te onderkennen, en van gedragsmogelijkheden in noodsituaties.

Artikel 61

De eisen voor het theorie-examen voor de rijbewijscategorie A betreffen:

  • a. grondige kennis van bij en krachtens de wet vastgestelde, voor bestuurders van motorrijtuigen van die categorie geldende voorschriften en het op juiste wijze toepassen van die kennis alsmede kennis van bij en krachtens de wet vastgestelde, voor andere verkeersdeelnemers dan die bestuurders geldende voorschriften;

  • b. kennis van de mogelijkheid van conflicteren van eigen belangen en belangen van andere verkeersdeelnemers;

  • c. inzicht in verkeersrisico’s die relevant zijn voor bestuurders van motorrijtuigen van die categorie, en in factoren die de rijvaardigheid kunnen beïnvloeden;

  • d. kennis van de hoofdbeginselen van eerste hulp bij ongelukken en van elementaire maatregelen, te treffen bij verkeersongevallen;

  • e. basiskennis met betrekking tot de voor de verkeersveiligheid en voor het milieu van belang zijnde voertuigonderdelen en

  • f. kennis van en inzicht in de invloed van het eigen rijgedrag op de mobiliteits- en milieuproblematiek.

Artikel 62

De eisen voor het theorie-examen voor de rijbewijscategorie B betreffen:

  • a. grondige kennis van bij en krachtens de wet vastgestelde, voor bestuurders van motorrijtuigen van die categorie geldende voorschriften en het op juiste wijze toepassen van die kennis alsmede kennis van bij en krachtens de wet vastgestelde, voor andere verkeersdeelnemers dan die bestuurders geldende voorschriften;

  • b. kennis van de mogelijkheid van conflicteren van eigen belangen en belangen van andere verkeersdeelnemers;

  • c. inzicht in verkeersrisico’s die relevant zijn voor bestuurders van motorrijtuigen van die categorie, en in factoren die de rijvaardigheid kunnen beïnvloeden;

  • d. kennis van de hoofdbeginselen van eerste hulp bij ongelukken en van elementaire maatregelen, te treffen bij verkeersongevallen;

  • e. basiskennis met betrekking tot de voor de verkeersveiligheid en voor het milieu van belang zijnde voertuigonderdelen en

  • f. kennis van en inzicht in de invloed van het eigen rijgedrag op de mobiliteits- en milieuproblematiek.

Artikel 63

De eisen voor het theorie-examen voor de rijbewijscategorie C betreffen:

  • a. grondige kennis van bij en krachtens de wet vastgestelde, voor bestuurders van motorrijtuigen van die categorie geldende voorschriften en het op juiste wijze toepassen van die kennis alsmede kennis van bij en krachtens de wet vastgestelde, voor andere verkeersdeelnemers dan die bestuurders geldende voorschriften;

  • b. kennis van de mogelijkheid van conflicteren van eigen belangen en belangen van andere verkeersdeelnemers;

  • c. inzicht in verkeersrisico’s die relevant zijn voor bestuurders van motorrijtuigen van die categorie, en in factoren die de rijvaardigheid kunnen beïnvloeden;

  • d. kennis van de hoofdbeginselen van eerste hulp bij ongelukken en van elementaire maatregelen, te treffen bij verkeersongevallen;

  • e. basiskennis met betrekking tot de voor de verkeersveiligheid en voor het milieu van belang zijnde voertuigonderdelen;

  • f. inzicht in de werking en het elementaire onderhoud van de voor de verkeersveiligheid van belang zijnde voertuigonderdelen en uitrustingsstukken;

  • g. kennis van en inzicht in de invloed van het eigen rijgedrag op de mobiliteits- en milieuproblematiek en

  • h. basiskennis met betrekking tot rij- en rusttijdenregelingen.

Artikel 64

De eisen voor het theorie-examen voor de rijbewijscategorie D betreffen:

  • a. grondige kennis van bij en krachtens de wet vastgestelde, voor bestuurders van motorrijtuigen van die categorie geldende voorschriften en het op juiste wijze toepassen van die kennis alsmede kennis van bij en krachtens de wet vastgestelde, voor andere verkeersdeelnemers dan die bestuurders geldende voorschriften;

  • b. kennis van de mogelijkheid van conflicteren van eigen belangen en belangen van andere verkeersdeelnemers;

  • c. inzicht in verkeersrisico’s die relevant zijn voor bestuurders van motorrijtuigen van die categorie, en in factoren die de rijvaardigheid kunnen beïnvloeden;

  • d. kennis van de hoofdbeginselen van eerste hulp bij ongelukken en van elementaire maatregelen, te treffen bij verkeersongevallen;

  • e. basiskennis met betrekking tot de voor de verkeersveiligheid en voor het milieu van belang zijnde voertuigonderdelen;

  • f. inzicht in de werking en het elementaire onderhoud van de voor de verkeersveiligheid van belang zijnde voertuigonderdelen en uitrustingsstukken;

  • g. kennis van en inzicht in de invloed van het eigen rijgedrag op de mobiliteits- en milieuproblematiek en

  • h. basiskennis met betrekking tot rij- en rusttijdenregelingen.

Artikel 65

Indien de aanvrager bij het theorie-examen naar het oordeel van het CBR heeft voldaan aan de eisen, reikt het hem een theorie-certificaat voor de betrokken rijbewijscategorie uit.

Artikel 66

Het model van het theorie-certificaat wordt bij ministeriële regeling vastgesteld.

§ 4. Het praktijk-examen

Artikel 67

  • 1 Voor toelating tot het praktijkexamen moet zijn voldaan aan de volgende eisen:

    • a. indien de aanvraag de rijbewijscategorie A, B of E bij B betreft, dient de aanvrager niet langer dan een jaar voor de dag van het praktijkexamen te zijn geslaagd voor het theorie-examen voor de rijbewijscategorie waarop de aanvraag betrekking heeft;

    • b. indien de aanvraag de rijbewijscategorie C, C1, D, D1, E bij C, E bij C1, E bij D of E bij D1 betreft, dient de aanvrager niet langer dan twee jaren voor de dag van het praktijkexamen te zijn geslaagd voor het theorie-examen voor de rijbewijscategorie waarop de aanvraag betrekking heeft;

    • c. de aanvrager dient bij de aanvraag een op zijn naam gesteld identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder 1°, 2° of 3°, van de Wet op de identificatieplicht te overleggen, dan wel een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs dat hetzij nog geldig is hetzij zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur.

  • 2 Indien de aanvraag betrekking heeft op het praktijkexamen verkeersdeelneming voor de rijbewijscategorie A dient tevens een niet langer dan een jaar voor het examen afgegeven verklaring te worden overgelegd waaruit blijkt dat de aanvrager het praktijkexamen voertuigbeheersing voor die rijbewijscategorie met goed gevolg heeft afgelegd.

  • 3 Indien de aanvraag betrekking heeft op de rijbewijscategorie C of D dient tevens een rijbewijs B, al dan niet voorzien van een bij ministeriële regeling vastgestelde codering waaruit blijkt dat de houder van dat rijbewijs het praktijkexamen heeft afgelegd in een motorrijtuig zonder koppelingspedaal, te worden overgelegd dat hetzij nog geldig is hetzij zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur.

  • 4 Indien de aanvraag betrekking heeft op een der rijbewijscategorieën E bij B, E bij C of E bij D dient tevens een rijbewijs voor het trekkende motorrijtuig, al dan niet voorzien van een bij ministeriële regeling vastgestelde codering waaruit blijkt dat de houder van dat rijbewijs het praktijkexamen heeft afgelegd in een motorrijtuig zonder koppelingspedaal, te worden overgelegd dat hetzij nog geldig is hetzij zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken door de geldigheidsduur.

  • 5 Het eerste lid, onderdeel a, geldt niet indien het feit dat de aanvrager het theorie-examen met goed gevolg heeft afgelegd, door het CBR langs geautomatiseerde weg is geregistreerd.

  • 6 Voor de toepassing van het eerste lid wordt, voorzover het de toelating tot het praktijkexamen voertuigbeheersing voor de rijbewijscategorie A betreft, met een theoriecertificaat voor de rijbewijscategorie A gelijkgesteld:

    • a. een door het daartoe bevoegde militaire gezag niet langer dan een jaar tevoren afgegeven theoriecertificaat voor de rijbewijscategorie A;

    • b. een rijbewijs A dat slechts geldig is voor het besturen van motorrijtuigen zonder handbediende koppelingshendel;

    • c. een rijbewijs A dat slechts geldig is voor het besturen van motorrijtuigen op twee wielen, waarvan het vermogen niet meer dan 25 kW en tevens niet meer dan 0,16 kW per kg ledige massa bedraagt;

    • d. een geldig rijbewijs B.

  • 7 Voor de toepassing van het derde lid wordt met een rijbewijs B gelijkgesteld:

    • a. een door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland aan de aanvrager afgegeven geldig rijbewijs B;

    • b. een in het rijbewijzenregister geregistreerde verklaring van rijvaardigheid voor de rijbewijscategorie B, waarbij de datum van registratie niet langer dan zes maanden vóór het examen mag liggen, voor zover de aanvraag betrekking heeft op de rijbewijscategorie C en de aanvrager een op het beroep van chauffeur goederenvervoer gerichte beroepsopleiding als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs volgt.

  • 8 Voor de toepassing van het vierde lid wordt met een rijbewijs voor het trekkende motorrijtuig gelijkgesteld:

    • a. een door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland aan de aanvrager afgegeven geldig rijbewijs voor het trekkende motorrijtuig;

    • b. een in het rijbewijzenregister geregistreerde verklaring van rijvaardigheid voor de rijbewijscategorie C, waarbij de datum van registratie niet langer dan zes maanden vóór het examen mag liggen, voor zover de aanvraag betrekking heeft op de rijbewijscategorie E bij C en de aanvrager een op het beroep van chauffeur goederenvervoer gerichte beroepsopleiding als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs volgt.

  • 9 Voor de toepassing van het zesde lid, onderdeel d, wordt met een geldig rijbewijs B gelijkgesteld een geldig rijbewijs B, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland.

Artikel 68

Voor de toepassing van artikel 67, eerste lid, onderdeel a, wordt met een niet langer dan een jaar voor de dag van het examen afgegeven theorie-certificaat voor de rijbewijscategorie waarop de aanvraag betrekking heeft gelijkgesteld een door het daartoe bevoegde militaire gezag niet langer dan een jaar voor de dag van het examen afgegeven theorie-certificaat voor de rijbewijscategorie waarop de aanvraag betrekking heeft.

Artikel 69

  • 1 Artikel 67, eerste lid, aanhef en onderdeel a, geldt niet indien de aanvraag betrekking heeft op:

    • a. de afgifte van een rijbewijs A dat geldig is voor het besturen van motorrijtuigen zonder handbediende hendel en de aanvrager aantoont dat hij reeds in het bezit is van een rijbewijs A dat slechts geldig is voor het besturen van motorrijtuigen zonder handbediende koppelingshendel;

    • b. de afgifte van een rijbewijs A dat geldig is voor het besturen van motorrijtuigen van die rijbewijscategorie, waarvan het vermogen ten minste 35 kW bedraagt, en de aanvrager aantoont dat hij reeds in het bezit is van een rijbewijs A dat slechts geldig is voor het besturen van motorrijtuigen van die rijbewijscategorie, waarvan het vermogen niet meer dan 25 kW en tevens niet meer dan 0,16 kW per kg ledige massa bedraagt;

    • c. de afgifte van een rijbewijs B dat geldig is voor het besturen van motorrijtuigen zonder koppelingspedaal en de aanvrager aantoont dat hij reeds in het bezit is van een rijbewijs B dat slechts geldig is voor het besturen van motorrijtuigen zonder koppelingspedaal.

  • 2 Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel c, wordt met een rijbewijs gelijkgesteld:

    • a. een rijbewijs dat zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur;

    • b. een in het rijbewijzenregister geregistreerde verklaring van rijvaardigheid, waarbij de datum van registratie niet langer dan zes maanden vóór de aanvraag mag liggen.

Artikel 70

  • 1 De eisen waaraan bij het praktijkexamen voertuigbeheersing voor de rijbewijscategorie A dient te worden voldaan betreffen het op juiste en veilige wijze uitvoeren van een aantal bijzondere verrichtingen met het voertuig.

  • 2 De eisen waaraan bij het praktijk-examen verkeersdeelneming voor de rijbewijscategorie A dient te worden voldaan betreffen:

    • a. bedrevenheid in de bediening van het voertuig;

    • b. het op juiste en veilige wijze deelnemen aan het verkeer;

    • c. het kunnen toepassen van de bij en krachtens de wet vastgestelde voorschriften.

  • 3 De eisen waaraan bij het praktijkexamen voor de rijbewijscategorieën B, C, D en E dient te worden voldaan, betreffen:

    • a. bedrevenheid in de bediening van het voertuig;

    • b. het op juiste en veilige wijze deelnemen aan het verkeer;

    • c. het kunnen toepassen van de bij en krachtens de wet vastgestelde voorschriften;

    • d. het op juiste en veilige wijze uitvoeren van een aantal bijzondere verrichtingen met het voertuig.

  • 4 Het derde lid, onderdeel d, is niet van toepassing indien de aanvrager bij een vóór het betrokken praktijkexamen door hem afgelegde tussentijdse toets ten genoegen van het CBR heeft aangetoond aan de daar gestelde eis te voldoen.

Artikel 71

  • 1 Het praktijkexamen voertuigbeheersing voor het rijbewijs A, af te leggen door een aanvrager die de leeftijd van 21 jaren nog niet heeft bereikt, bestaat uit het afleggen van een rijproef met een motorrijtuig op twee wielen, waarvan de cylinderinhoud meer dan 120 cm3 en het vermogen minder dan 35 kW bedraagt en dat een snelheid kan bereiken van ten minste 100 km per uur.

  • 2 Het praktijkexamen verkeersdeelneming voor het rijbewijs A, af te leggen door een aanvrager die de leeftijd van 21 jaren nog niet heeft bereikt, bestaat uit het afleggen van een rijproef met een motorrijtuig op twee wielen, waarvan de cylinderinhoud meer dan 120 cm3 en het vermogen minder dan 35 kW bedraagt en dat een snelheid kan bereiken van ten minste 100 km per uur.

  • 3 Het praktijkexamen voertuigbeheersing voor het rijbewijs A, af te leggen door een aanvrager die de leeftijd van 21 jaren heeft bereikt, bestaat uit het afleggen van een rijproef met een motorrijtuig op twee wielen, waarvan

    • a. de cylinderinhoud meer dan 120 cm3 en het vermogen minder dan 35 kW bedraagt en dat een snelheid kan bereiken van ten minste 100 km per uur, dan wel

    • b. het vermogen ten minste 35 kW bedraagt.

  • 4 Een aanvrager als bedoeld in het derde lid legt het praktijkexamen verkeersdeelneming af met een motorrijtuig op twee wielen dat behoort tot dezelfde in het derde lid genoemde categorie als het motorrijtuig op twee wielen waarmee hij het praktijkexamen voertuigbeheersing heeft afgelegd.

  • 5 Voor de bepaling van het aantal wielen worden twee op dezelfde as gemonteerde wielen als een wiel beschouwd, indien de afstand tussen de middens van de contactvlakken van deze wielen met de grond kleiner is dan 460 mm.

Artikel 72

Het praktijkexamen voor het rijbewijs B bestaat uit het afleggen van een rijproef met een motorrijtuig op vier wielen, waarvan de toegestane maximum massa niet meer bedraagt dan 3500 kg, en dat niet is ingericht voor het vervoer van meer dan 8 personen, de bestuurder daaronder niet begrepen. Het motorrijtuig dient een snelheid te kunnen bereiken van ten minste 100 km per uur.

Artikel 73

Het praktijkexamen voor het rijbewijs C bestaat uit het afleggen van een rijproef met een motorrijtuig, niet zijnde een motorrijtuig bestemd voor het voortbewegen van een oplegger, dat niet is ingericht voor het vervoer van personen en waarvan de lengte ten minste 8 m, de breedte ten minste 2,40 m, de wielbasis ten minste 4,50 m en de toegestane maximum massa ten minste 12 000 kg bedraagt. Het motorrijtuig dient te zijn voorzien van een gesloten opbouw dan wel van een gesloten huif, ten minste even breed en hoog als de cabine, en dient met ten minste 3000 kg te zijn beladen. Het motorrijtuig dient te zijn uitgerust met een anti-blokkeersysteem, een versnellingsbak met ten minste acht voorwaartse versnellingen, een toerenteller en een controle-apparaat als bedoeld in verordening (EEG) nr. 3821/85 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 20 december 1985 betreffende de invoering van een controle-apparaat bij het wegvervoer (PbEG L 370). Het motorrijtuig dient te zijn voorzien van een slaapcabine. Het motorrijtuig dient een snelheid te kunnen bereiken van ten minste 80 km per uur.

Artikel 74

Het praktijkexamen voor het rijbewijs D bestaat uit het afleggen van een rijproef met een ongeleed motorrijtuig dat is ingericht voor het vervoer van meer dan 8 personen, de bestuurder daaronder niet begrepen, en waarvan de lengte ten minste 10 m, de breedte ten minste 2,40 m en de wielbasis ten minste 5,25 m bedraagt. Het motorrijtuig dient te zijn uitgerust met een anti-blokkeersysteem, een versnellingsbak met ten minste vijf voorwaartse versnellingen, een toerenteller en een controle-apparaat als bedoeld in verordening (EEG) nr. 3821/85 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 20 december 1985 betreffende de invoering van een controle-apparaat bij het wegvervoer (PbEG L 370). Het motorrijtuig dient een snelheid te kunnen bereiken van ten minste 80 km per uur.

Artikel 75

Het praktijk-examen voor het rijbewijs E bij B bestaat uit het afleggen van een rijproef met een motorrijtuig als bedoeld in artikel 72, waarvan de toegestane maximum massa meer dan 1750 kg bedraagt, en een aanhangwagen waarvan de lengte ten minste 6 m en de toegestane maximum massa meer dan 1750 kg bedraagt. De aanhangwagen dient te zijn uitgerust met twee assen waarvan er maximaal één gestuurd is, dan wel met een samenstel van twee starre assen in het midden van de aanhangwagen. De aanhangwagen dient te zijn voorzien van een gesloten opbouw dan wel van een gesloten huif waarvan de breedte en de hoogte ten minste die van het trekkende motorrijtuig bedragen en dient voor ten minste 50% van het laadvermogen te zijn beladen.

Artikel 76

  • 1 Het praktijkexamen voor het rijbewijs E bij C bestaat uit het afleggen van een rijproef

    • a. met een samenstel van een motorrijtuig als bedoeld in artikel 73 en een aanhangwagen waarvan de lengte ten minste 8 m en de breedte ten minste 2,40 m bedraagt. De lengte van het samenstel van trekkend motorrijtuig en aanhangwagen dient ten minste 16 m te bedragen. Het samenstel dient een snelheid van ten minste 80 km per uur te kunnen bereiken. De toegestane maximum massa van het trekkend motorrijtuig en van de aanhangwagen te samen dient ten minste 20 000 kg te bedragen. De aanhangwagen dient te zijn uitgerust met twee of meer assen waarvan er maximaal één gestuurd is, dan wel met een samenstel van twee of meer starre assen in het midden van de aanhangwagen waarbij

      • I. de afstand van het hart van de koppeling tot het hart van het samenstel van assen ten minste 5 m bedraagt;

      • II. de afstand van het hart van de koppeling tot de achterste as van het trekkend motorrijtuig niet meer dan 1,55 m bedraagt en

      • III. de hoogte van het hart van de koppeling zich op niet meer dan 0,70 m boven het wegdek bevindt.

      De aanhangwagen dient te zijn voorzien van een gesloten opbouw dan wel van een gesloten huif, ten minste even breed en hoog als de cabine van het trekkend motorrijtuig, en dient met ten minste 3000 kg te zijn beladen, dan wel

    • b. met een samenstel van een trekkend motorrijtuig waarvan de wielbasis ten minste 3,20 m en ten hoogste 4,25 m bedraagt, en een oplegger. De lengte van het samenstel van trekkend motorrijtuig en oplegger dient ten minste 14,50 m te bedragen. Het samenstel dient een snelheid van ten minste 80 km per uur te kunnen bereiken. De toegestane maximum massa van het samenstel dient ten minste 20 000 kg te bedragen. Het trekkend motorrijtuig dient te zijn uitgerust met een anti-blokkeersysteem, een versnellingsbak met ten minste acht voorwaartse versnellingen, een toerenteller en een controle-apparaat als bedoeld in verordening (EEG) nr. 3821/85 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 20 december 1985 betreffende de invoering van een controle-apparaat bij het wegvervoer (PbEG L 370). Het trekkend motorrijtuig dient te zijn voorzien van een slaapcabine. De oplegger dient te zijn voorzien van een gesloten opbouw dan wel van een gesloten huif, ten minste even breed en hoog als de cabine van het trekkend motorrijtuig, en dient met ten minste 6000 kg te zijn beladen. De oplegger dient te zijn uitgerust met starre assen.

Artikel 77

Het praktijkexamen voor het rijbewijs E bij D bestaat uit het afleggen van een rijproef met een motorrijtuig als bedoeld in artikel 74 en een aanhangwagen waarvan de lengte ten minste 5 m, de breedte ten minste 2,40 m en de toegestane maximum massa ten minste 3000 kg bedraagt. De aanhangwagen moet zijn voorzien van een gesloten opbouw dan wel van een gesloten huif die ten minste 2 m breed en 2 m hoog is en dient met ten minste 800 kg te zijn beladen. Het samenstel dient een snelheid te kunnen bereiken van ten minste 80 km per uur.

Artikel 78

Het motorrijtuig waarmee de rijproef wordt afgelegd, behoeft niet te zijn voorzien van een koppelingspedaal of, indien het een motorrijtuig voor de categorie A betreft, een handbediende koppelingshendel.

Artikel 79

Het motorrijtuig waarmee de rijproef voor het rijbewijs A wordt afgelegd, dient te zijn voorzien van een bij ministeriële regeling vastgestelde aanduiding, aangebracht op de wijze als bij die regeling is voorgeschreven.

Artikel 80

Het motorrijtuig waarmee de rijproef voor het rijbewijs B wordt afgelegd, dient te zijn voorzien van:

  • a. inrichtingen die zo zijn aangebracht dat de examinator daarmee de bedrijfsrem en de koppeling vanaf zijn zitplaats doeltreffend kan bedienen, dan wel, indien het motorrijtuig niet is voorzien van een koppelingspedaal, een andere inrichting waarmee de examinator de aandrijving van het motorrijtuig door de motor kan onderbreken;

  • b. een binnen- en een buitenspiegel waarmee de examinator het achter en rechts naast hem gelegen weggedeelte kan overzien;

  • c. een bij ministeriële regeling vastgestelde aanduiding, aangebracht op de wijze als bij die regeling is voorgeschreven.

Artikel 81

Het motorrijtuig waarmee de rijproef voor het rijbewijs C, D of E wordt afgelegd, dient te zijn voorzien van:

  • a. inrichtingen die zo zijn aangebracht dat de examinator daarmee de bedrijfsrem en de koppeling vanaf zijn zitplaats doeltreffend kan bedienen, dan wel, indien het motorrijtuig niet is voorzien van een koppelingspedaal, een andere inrichting waarmee de examinator de aandrijving van het motorrijtuig door de motor kan onderbreken;

  • b. twee of meer buitenspiegels waarmee de examinator het rechts en links naast en achter hem gelegen weggedeelte kan overzien;

  • c. een bij ministeriële regeling vastgestelde aanduiding, aangebracht op de wijze als bij die regeling is voorgeschreven.

Artikel 82

  • 1 Het motorrijtuig, het samenstel van trekkend motorrijtuig en aanhangwagen, dan wel het samenstel van trekkend motorrijtuig en oplegger, waarmee de rijproef wordt afgelegd, dient naar het oordeel van het CBR daartoe geschikt te zijn

  • 2 Aan het praktijkexamen voertuigbeheersing voor de rijbewijscategorie A en aan het praktijkexamen verkeersdeelneming voor de rijbewijscategorie A mag slechts worden deelgenomen door kandidaten met een naar het oordeel van het CBR daartoe geschikte beschermende uitrusting, bestaande uit handschoenen, schoeisel, beschermende kleding en een helm.

Artikel 83

De duur van het praktijkexamen verkeersdeelneming voor de rijbewijscategorie A en van het praktijkexamen voor de rijbewijscategorieën B en E bij B bedraagt ten minste 35 minuten. De duur van het praktijkexamen voor de rijbewijscategorieën C, D, E bij C en E bij D bedraagt ten minste 60 minuten.

Artikel 84

De rijproef kan binnen de voorgeschreven tijd worden gestaakt, indien naar het oordeel van de examinator de aanvrager door zijn wijze van rijden de veiligheid op de weg in gevaar brengt. Bij het praktijkexamen voertuigbeheersing voor de rijbewijscategorie A kan de rijproef eveneens binnen de voorgeschreven tijd worden gestaakt, indien naar het oordeel van de examinator de aanvrager de bijzondere verrichtingen niet op juiste of veilige wijze uitvoert.

§ 5. Registratie van verklaringen van rijvaardigheid

Artikel 85

Indien de aanvrager naar het oordeel van de examinator bij het onderzoek naar de rijvaardigheid heeft voldaan aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen, registreert het CBR in het rijbewijzenregister ten behoeve van de aanvrager een verklaring van rijvaardigheid voor de rijbewijscategorie waarvoor de aanvrager aan die eisen heeft voldaan.

§ 6. Nader onderzoek rijvaardigheid

Artikel 86

  • 1 De aanvrager van een verklaring van rijvaardigheid, die binnen een tijdsbestek van vijf jaren tot vier maal toe ter zake van dezelfde rijbewijscategorie een mededeling heeft ontvangen dat hij niet aan de bij ministeriële regeling ten aanzien van die rijbewijscategorie vastgestelde eisen heeft voldaan, dient zich, indien hij een nieuwe aanvraag ter verkrijging van een verklaring van rijvaardigheid voor die rijbewijscategorie indient, te onderwerpen aan een nader onderzoek naar zijn rijvaardigheid.

  • 2 Voor zover de aanvraag betrekking heeft op de rijbewijscategorie A, geldt het eerste lid slechts indien de daar bedoelde mededeling betrekking heeft op het niet voldoen aan de bij ministeriële regeling ten aanzien van het praktijkexamen verkeersdeelneming voor die rijbewijscategorie vastgestelde eisen.

Artikel 87

Het nader onderzoek bestaat uit het afleggen van een rijproef ten overstaan van een door het CBR aangewezen rijvaardigheidsadviseur. De artikelen 54 en 55, 67 tot en met 82 en 84 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 88

De duur van het nader onderzoek bedraagt voor de rijbewijscategorieën A, B en E bij B ten minste 50 minuten en voor de rijbewijscategorieën C, D, E bij C en E bij D ten minste 80 minuten.

Artikel 89

Indien de aanvrager naar het oordeel van de rijvaardigheidsadviseur bij het nader onderzoek voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen, registreert het CBR in het rijbewijzenregister ten behoeve van de aanvrager een verklaring van rijvaardigheid voor de rijbewijscategorie waarvoor de aanvrager aan die eisen heeft voldaan.

Artikel 90

Indien de aanvrager naar het oordeel van de rijvaardigheidsadviseur bij het nader onderzoek niet voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen, adviseert de rijvaardigheidsadviseur de aanvrager omtrent de wijze waarop deze ten aanzien van die onderdelen waarop hij niet aan die eisen voldoet, zijn rijvaardigheid kan verbeteren.

Artikel 91

De aanvrager die bij het nader onderzoek niet heeft voldaan aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen ten aanzien van de rijvaardigheid voor het besturen van motorrijtuigen van de rijbewijscategorie waarop de aanvraag betrekking heeft, dient zich, indien hij een nieuwe aanvraag ter verkrijging van een verklaring van rijvaardigheid voor die rijbewijscategorie indient, opnieuw te onderwerpen aan een nader onderzoek naar zijn rijvaardigheid.

Artikel 92

Indien de aanvrager van een verklaring van rijvaardigheid ook bij het tweede nader onderzoek voor dezelfde rijbewijscategorie niet blijkt te voldoen aan de bij ministeriële regeling ten aanzien van die rijbewijscategorie vastgestelde eisen, is het CBR bevoegd te vorderen dat de aanvrager, indien hij na het tweede nader onderzoek voor dezelfde rijbewijscategorie een nieuwe aanvraag ter verkrijging van een verklaring van rijvaardigheid voor die rijbewijscategorie indient, op eigen kosten een onderzoek naar zijn geschiktheid ondergaat. Het onderzoek wordt verricht door een of meer door het CBR aangewezen deskundigen.

Artikel 93

Door de aangewezen deskundige of deskundigen wordt aan het CBR schriftelijk medegedeeld of de aanvrager naar zijn of naar hun oordeel voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen van de rijbewijscategorie of rijbewijscategorieën waarop de aanvraag betrekking heeft.

Artikel 94

Het CBR onderzoekt mede op basis van de bevindingen van de aangewezen deskundige of deskundigen of de aanvrager al dan niet voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen ten aanzien van de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen van de rijbewijscategorie of rijbewijscategorieën waarop de aanvraag betrekking heeft.

Artikel 95

Indien de aanvrager naar het oordeel van het CBR voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen ten aanzien van de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen van de rijbewijscategorie of rijbewijscategorieën waarop de aanvraag betrekking heeft, dient hij zich in het kader van een nieuwe aanvraag ter verkrijging van een verklaring van rijvaardigheid voor de betrokken rijbewijscategorie te onderwerpen aan een nader onderzoek naar zijn rijvaardigheid als bedoeld in artikel 87. De artikelen 54 en 55, 67 tot en met 82 en 84 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 96

Indien de aanvrager op basis van het in artikel 94 bedoelde onderzoek een mededeling ontvangt dat hij naar het oordeel van het CBR niet voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen ten aanzien van de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen van de rijbewijscategorie of rijbewijscategorieën waarop de aanvraag betrekking heeft, dient hij bij het indienen van een nieuwe aanvraag ter verkrijging van een verklaring van rijvaardigheid voor de betrokken rijbewijscategorie behoudens de in artikel 67 genoemde bescheiden tevens een verklaring van geschiktheid voor die rijbewijscategorie over te leggen.

Hoofdstuk IV. Verklaringen van geschiktheid

§ 1. Algemeen

Artikel 97

  • 1 Verklaringen van geschiktheid worden op aanvraag en tegen betaling van het daarvoor vastgestelde tarief door het CBR in het rijbewijzenregister geregistreerd ten behoeve van een ieder die voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen. Het CBR doet van deze registratie mededeling aan de aanvrager.

  • 2 In afwijking van het eerste lid wordt ten behoeve van degene wiens rijbewijs op grond van artikel 132, tweede lid, van de wet ongeldig is verklaard wegens het niet-verlenen van de vereiste medewerking aan de hem opgelegde verplichting zich te onderwerpen aan een educatieve maatregel ter bevordering van de geschiktheid, gedurende een periode van ten hoogste drie jaren na de ongeldigverklaring van het rijbewijs geen verklaring van geschiktheid in het rijbewijzenregister geregistreerd zo lang hij niet alsnog aan die verplichting heeft voldaan.

  • 3 Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing in de gevallen waarin de kosten van het onderzoek voor rekening komen van de betrokken rijbewijshouder en het rijbewijs ongeldig is verklaard wegens het niet-verlenen van de vereiste medewerking aan de hem opgelegde verplichting zich te onderwerpen aan een onderzoek naar zijn geschiktheid.

Artikel 98

Het voor de aanvraag van verklaringen van geschiktheid verschuldigde tarief wordt vastgesteld door het CBR onder goedkeuring van Onze Minister. Het tarief dient door de aanvrager te worden voldaan door aankoop van een aanvraagformulier volgens door het CBR vastgesteld model door het verschuldigde bedrag over te maken op een door het CBR aangewezen bankrekening.

§ 2. Aanvraag van verklaringen van geschiktheid

Artikel 100

  • 1 Bij de aanvraag dienen te worden overgelegd:

    • a. een niet langer dan twee weken voor de aanvraag getekende, volledig ingevulde eigen verklaring volgens door het CBR vastgesteld model;

    • b.

      • I. indien aan de aanvrager in Nederland de status van diplomatiek of consulair ambtenaar is toegekend of de aanvrager behoort tot het gezin van een persoon aan wie in Nederland de status van diplomatiek of consulair ambtenaar is toegekend, een door Onze Minister van Buitenlandse Zaken afgegeven verklaring waaruit zulks blijkt;

      • II. indien de aanvrager lid is van een in het kader van het op 19 juni 1951 te Londen gesloten Verdrag tussen de Staten die partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag, nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten, in Nederland gelegerde krijgsmacht, lid is van de tot die krijgsmacht behorende civiele dienst of behoort tot het gezin van een lid van een krijgsmacht als hiervoor bedoeld of tot het gezin van een tot de civiele dienst van zodanige krijgsmacht behorende persoon, een door de betrokken basiscommandant ondertekende verklaring waaruit zulks blijkt;

      • III. indien de aanvrager niet in Nederland woonachtig is, enig bewijsstuk betreffende de woonplaats en de datum en plaats van geboorte van de aanvrager.

  • 2 Indien een of meer van de op de eigen verklaring gestelde vragen betreffende de lichamelijke en geestelijke geschiktheid van de aanvrager bevestigend worden beantwoord, dient op de eigen verklaring een aantekening van een arts te zijn gesteld waaruit de aard en de ernst van de afwijking blijken.

  • 3 Indien de aanvraag betrekking heeft op:

    • a. de afgifte van een rijbewijs aan een aanvrager die de leeftijd van 70 jaren heeft bereikt,

    • b. de afgifte van een rijbewijs aan een aanvrager die de leeftijd van 65 jaren heeft bereikt en die in het bezit is van een rijbewijs waarvan de geldigheidsduur verstrijkt op of na de dag waarop de aanvrager de leeftijd van 70 jaren bereikt, dan wel

    • c. de afgifte van een rijbewijs dat geldig is voor een of meer van de rijbewijscategorieën C, C1, D, D1, E bij C, E bij C1, E bij D of E bij D1,

    dient bij de aanvraag tevens een niet langer dan twee weken voor de aanvraag getekend, geneeskundig verslag volgens door het CBR vastgesteld model te worden overgelegd. Het geneeskundig verslag dient in de gevallen, bedoeld onder a en b, te zijn opgemaakt door een arts en dient in het geval, bedoeld onder c, te zijn opgemaakt door een door het CBR aangewezen arts.

  • 4 Het eerste lid, onderdeel b, geldt niet indien de aanvraag van een verklaring van geschiktheid gelijktijdig met de aanvraag van een verklaring van rijvaardigheid wordt ingediend.

  • 5 Voor de toepassing van het derde lid wordt met een geneeskundig verslag als daar bedoeld gelijkgesteld een niet langer dan twee weken voor de aanvraag afgegeven, door een arts opgemaakt, rapport van een niet in het kader van de aanvraag van een rijbewijs verrichte keuring waarbij de aanvrager is gekeurd op eisen die ten minste gelijkwaardig zijn aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen van de rijbewijscategorie of rijbewijscategorieën waarop de aanvraag betrekking heeft, welk rapport ten minste dezelfde gegevens bevat als een geneeskundig verslag.

  • 6 Bij de aanvraag van een verklaring van geschiktheid raadpleegt het CBR de in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens ingeschreven persoonsgegevens van de aanvrager.

Artikel 101

  • 1 Het CBR is bevoegd te vorderen dat de aanvrager zich op eigen kosten laat keuren door een of meer door het CBR aangewezen artsen of andere deskundigen dan wel dat de aanvrager zich onderwerpt aan een technisch onderzoek, verricht door een door het CBR aangewezen deskundige, of aan een rijproef, afgenomen door een door het CBR aangewezen deskundige, indien:

    • a. de door de aanvrager overgelegde eigen verklaring dan wel, indien een geneeskundig verslag wordt vereist, het geneeskundig verslag daartoe aanleiding geeft;

    • b. het CBR beschikt over gegevens met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid van de aanvrager, die het vermoeden rechtvaardigen dat de aanvrager niet voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen ten aanzien van de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen van de rijbewijscategorie of rijbewijscategorieën waarop de aanvraag betrekking heeft;

    • c. tijdens het praktijk-examen het vermoeden is gerezen dat de aanvrager niet voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen ten aanzien van de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen van de rijbewijscategorie of rijbewijscategorieën waarvoor het praktijk-examen wordt afgelegd.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde keuring mag slechts betreffen:

    • a. de punten waaromtrent in de eigen verklaring vragen zijn gesteld;

    • b. bovendien de punten waaromtrent in het geneeskundig verslag vragen zijn gesteld, indien de aanvraag betrekking heeft op:

      • I. de afgifte van een rijbewijs aan een aanvrager die de leeftijd van 70 jaren heeft bereikt;

      • II. de afgifte van een rijbewijs aan een aanvrager die de leeftijd van 65 jaren heeft bereikt en die in het bezit is van een rijbewijs waarvan de geldigheidsduur verstrijkt op of na de dag waarop de aanvrager de leeftijd van 70 jaren bereikt;

      • III. de afgifte van een rijbewijs dat geldig is voor een of meer van de rijbewijscategorieën C, C1, D, D1, E bij C, E bij C1, E bij D of E bij D1.

  • 3 Het in het eerste lid, aanhef, bedoelde technisch onderzoek en de daar bedoelde rijproef mogen slechts betrekking hebben op de bij ministeriële regeling aangewezen punten van onderzoek.

§ 3. Registratie van verklaringen van geschiktheid

Artikel 102

  • 1 Door de aangewezen arts of artsen wordt aan het CBR schriftelijk medegedeeld voor welke rijbewijscategorie of rijbewijscategorieën de aanvrager naar zijn of naar hun oordeel voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid en voor welke rijbewijscategorie of rijbewijscategorieën hij aan die eisen niet voldoet.

  • 2 Indien naar het oordeel van de aangewezen arts of artsen redelijke grond bestaat voor de verwachting dat de aanvrager slechts aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid voldoet voor een daarbij te bepalen termijn die korter is dan de in artikel 122, eerste lid, van de wet voorziene geldigheidsduur, wordt zulks door hem of door hen schriftelijk medegedeeld aan het CBR onder vermelding van de termijn waarvoor de aanvrager naar zijn of naar hun oordeel aan die eisen voldoet.

Artikel 103

  • 1 Indien de aanvrager naar het oordeel van het CBR voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen ten aanzien van de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen van de rijbewijscategorie of rijbewijscategorieën waarop de aanvraag betrekking heeft, registreert het in het rijbewijzenregister ten behoeve van de aanvrager voor die categorie of categorieën een verklaring van geschiktheid.

  • 2 Indien naar het oordeel van het CBR redelijke grond bestaat voor de verwachting dat de aanvrager slechts aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid voldoet voor een daarbij te bepalen termijn die korter is dan de in artikel 122, eerste lid, van de wet voorziene geldigheidsduur, registreert het CBR die termijn in het rijbewijzenregister.

  • 3 Indien de aanvrager naar het oordeel van het CBR aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen ten aanzien van de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen van de rijbewijscategorie of rijbewijscategorieën waarop de aanvraag betrekking heeft, slechts kan voldoen indien het door hem te besturen motorrijtuig aan bepaalde eisen voldoet dan wel indien de aanvrager bij het besturen gebruik maakt van kunst- of hulpmiddelen, is het, ten einde de aard van de mogelijke aanpassingen aan het motorrijtuig of van de door de aanvrager te gebruiken kunst- of hulpmiddelen vast te stellen, bevoegd technisch onderzoek te verrichten of te doen verrichten dan wel van de aanvrager te vorderen dat deze zich onderwerpt aan een rijproef.

  • 4 Indien de aanvrager naar het oordeel van het CBR aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen van de rijbewijscategorie of rijbewijscategorieën waarop de aanvraag betrekking heeft, slechts voldoet indien het door hem te besturen motorrijtuig aan bepaalde eisen voldoet dan wel indien de aanvrager bij het besturen gebruik maakt van kunst- of hulpmiddelen, registreert het CBR de noodzakelijk geachte aanpassingen aan het motorrijtuig dan wel de door de bestuurder te gebruiken kunst- of hulpmiddelen in het rijbewijzenregister door middel van een bij ministeriële regeling vastgestelde codering.

  • 5 Indien de aanvrager naar het oordeel van het CBR aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen van de rijbewijscategorie of rijbewijscategorieën waarop de aanvraag betrekking heeft, slechts voldoet indien hij het motorrijtuig bestuurt binnen een geografisch beperkt gebied, registreert het CBR dat gebied in het rijbewijzenregister door middel van een bij ministeriële regeling vastgestelde codering.

  • 6 Indien de aanvrager naar het oordeel van het CBR aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen slechts voldoet indien hij het door hem te besturen motorrijtuig gebruikt voor privé doeleinden, registreert het CBR die beperking in het rijbewijzenregister door middel van een bij ministeriële regeling vastgestelde codering.

Artikel 104

  • 1 Indien de aanvrager van een verklaring van geschiktheid een mededeling heeft ontvangen dat geen verklaring van geschiktheid in het rijbewijzenregister wordt geregistreerd, dat een verklaring van geschiktheid wordt geregistreerd voor minder categorieën dan waarop de aanvraag betrekking heeft, of dat in het rijbewijzenregister een termijn als bedoeld in artikel 103, tweede lid, dan wel een gecodeerde aanduiding als bedoeld in artikel 103, vierde, vijfde of zesde lid, is geregistreerd, kan hij binnen vier weken na ontvangst daarvan het CBR verzoeken een of meer artsen aan te wijzen voor een keuring of herkeuring op zijn eigen kosten.

  • 2 Het CBR wijst een of meer artsen aan en geeft van die aanwijzing kennis aan de aanvrager en aan de aangewezen arts of artsen.

  • 3 De aanvrager geeft de aangewezen arts of artsen inzage van de in het eerste lid bedoelde mededeling.

  • 4 Door de aangewezen arts of artsen wordt aan het CBR schriftelijk medegedeeld voor welke rijbewijscategorie of rijbewijscategorieën de aanvrager naar zijn of naar hun oordeel voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid en voor welke categorie of categorieën hij aan die eisen niet voldoet. Indien naar het oordeel van de aangewezen arts of artsen redelijke grond bestaat voor de verwachting dat de aanvrager slechts aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid voldoet voor een daarbij te bepalen termijn die korter is dan de in artikel 122, eerste lid, van de wet voorziene geldigheidsduur, wordt zulks door hem of door hen schriftelijk medegedeeld aan het CBR onder vermelding van de termijn waarvoor de aanvrager naar zijn of naar hun oordeel aan die eisen voldoet. Artikel 103 is verder van toepassing.

  • 5 Een op grond van artikel 103 geregistreerde verklaring van geschiktheid vervalt door een mededeling als bedoeld in het vierde lid.

Hoofdstuk V. Afgifte van rijbewijzen

§ 1. Algemeen

Artikel 105

  • 1 De afgifte van rijbewijzen geschiedt niet elektronisch.

  • 2 Rijbewijzen worden afgegeven door de Dienst Wegverkeer:

    • a. indien de aanvrager buiten Nederland woonachtig is;

    • b. indien de aanvraag betrekking heeft op de afgifte van een rijbewijs tegen overlegging van een rijbewijs dat aan de aanvrager is afgegeven door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland;

    • c. indien de aanvrager in Nederland woonachtig is, doch niet als ingezetene is ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens van een gemeente;

    • d. indien de aanvraag betrekking heeft op de afgifte van een rijbewijs tegen overlegging van een door het militaire gezag afgegeven bewijs van rijvaardigheid.

Artikel 105a

  • 1 Aan de aanvrager aan wie eerder een rijbewijs is afgegeven dat verloren is geraakt of teniet is gegaan dan wel versleten of geheel of ten dele onleesbaar is, wordt overeenkomstig artikel 120, eerste lid, van de wet een vervangend rijbewijs afgegeven indien

    • a. het rijbewijs dat verloren is geraakt of teniet is gegaan dan wel versleten of geheel of ten dele onleesbaar is, mede is afgegeven voor een der rijbewijscategorieën C, C1, D, D1, E bij C, E bij C1, E bij D of E bij D1;

    • b. de geldigheidsduur van het rijbewijs dat verloren is geraakt of teniet is gegaan dan wel versleten of geheel of ten dele onleesbaar is, verstrijkt op of na de dag waarop de aanvrager de leeftijd van 70 jaren bereikt;

    • c. het rijbewijs dat verloren is geraakt of teniet is gegaan dan wel versleten of geheel of ten dele onleesbaar is, geldig is tot de dag waarop de in het rijbewijzenregister geregistreerde termijn waarvoor de houder naar verwachting geschikt zal zijn voor het besturen van motorrijtuigen verstrijkt;

    • d. uit een aantekening in het rijbewijzenregister blijkt dat de houder bij de aanvraag van een nieuw rijbewijs dient aan te tonen dat hij beschikt over de lichamelijke en geestelijke geschiktheid die is vereist voor het besturen van motorrijtuigen van de categorie of categorieën waarop het onderzoek betrekking heeft;

    • e. de aanvrager een vreemdeling is in de zin van de Vreemdelingenwet 2000, en geen onderdaan van een lidstaat van de Europese Gemeenschap of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, en hij niet rechtmatig in Nederland verblijft als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met d en l, van die wet.

  • 2 Degene die ingevolge artikel 120 van de wet een vervangend rijbewijs afgeeft, plaatst in het af te geven vervangende rijbewijs een bij ministeriële regeling vastgestelde codering met betrekking tot het rijbewijs waarvoor dat vervangende rijbewijs in de plaats treedt.

Artikel 106

In de gevallen, bedoeld in de artikelen 45, 47, eerste lid, aanhef en onderdeel c, en 48, eerste lid, aanhef en onderdeel c, geeft degene die is belast met de afgifte van rijbewijzen, een rijbewijs af voor het besturen van motorrijtuigen van de rijbewijscategorie of rijbewijscategorieën die gelijkwaardig zijn aan de categorie of categorieën waarvoor het overgelegde rijbewijs was afgegeven. Bij ministeriële regeling kunnen voorschriften omtrent de vaststelling van de gelijkwaardigheid worden vastgesteld.

Artikel 107

Indien de aanvraag betrekking heeft op de afgifte van een rijbewijs tegen overlegging van een rijbewijs dat door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland, anders dan in een andere lid-staat van de Europese Gemeenschap of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland is afgegeven op basis van een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs, wordt een rijbewijs afgegeven dat geldig is voor de categorie of categorieën waarvoor dat eerder afgegeven rijbewijs geldig was.

Artikel 108

Indien de aanvraag betrekking heeft op de afgifte van een rijbewijs tegen overlegging van een rijbewijs dat door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland is afgegeven op basis van een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs dat geldig was voor meer categorieën dan het buiten Nederland afgegeven rijbewijs, wordt een rijbewijs afgegeven dat geldig is voor de categorieën waarvoor dat eerder afgegeven rijbewijs geldig was.

Artikel 109

Degene die een rijbewijs afgeeft tegen overlegging van een buiten Nederland afgegeven rijbewijs, neemt dat rijbewijs in en zendt het, onder vermelding van de reden van inname, terug naar het gezag dat het heeft afgegeven.

Artikel 111

Degene die een rijbewijs afgeeft tegen overlegging van een rijbewijs dat is afgegeven buiten Nederland, anders dan in een andere lid-staat van de Europese Gemeenschap of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, vermeldt in het af te geven rijbewijs in welk deel van het Koninkrijk, onderscheidenlijk in welk land het overgelegde rijbewijs is afgegeven. De vermelding vindt plaats in de vorm van een bij ministeriële regeling vastgestelde codering.

Artikel 112

Degene die een rijbewijs afgeeft tegen overlegging van een rijbewijs waarin is vermeld dat de aanvrager dat overgelegde rijbewijs heeft verkregen tegen overlegging van een rijbewijs dat is afgegeven buiten Nederland, anders dan in een andere lid-staat van de Europese Gemeenschap of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, neemt die vermelding over in het af te geven rijbewijs. De vermelding vindt plaats in de vorm van een bij ministeriële regeling vastgestelde codering.

Artikel 113

Degene die een rijbewijs afgeeft tegen overlegging van een in een andere lid-staat van de Europese Gemeenschap of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland afgegeven rijbewijs waarin is vermeld dat de aanvrager dit rijbewijs heeft verkregen op grond van een eerder in een ander land dan in een lid-staat van de Europese Gemeenschap of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland afgegeven rijbewijs, neemt die vermelding over in het af te geven rijbewijs. De vermelding vindt plaats in de vorm van een bij ministeriële regeling vastgestelde codering.

Artikel 114

Degene die een rijbewijs afgeeft tegen overlegging van een buiten Nederland afgegeven rijbewijs waarvan de geldigheid voor een of meer categorieën is beperkt tot een subcategorie van motorrijtuigen, plaatst in het af te geven rijbewijs bij die categorie of categorieën een bij ministeriële regeling vastgestelde codering waaruit die beperking blijkt.

Artikel 115

Degene die een rijbewijs afgeeft tegen overlegging van een in een andere lid-staat van de Europese Gemeenschap of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, afgegeven rijbewijs dat is voorzien van een aantekening dan wel een codering waaruit blijkt dat het onderzoek naar de rijvaardigheid van de aanvrager heeft plaatsgevonden met een motorrijtuig dat is voorzien van een automatische gangwissel of van een automatische koppeling, neemt die aantekening, omgezet in een bij ministeriële regeling vastgestelde codering, dan wel die codering over in het af te geven rijbewijs.

Artikel 116

Degene die een rijbewijs afgeeft tegen overlegging van een buiten Nederland, anders dan in een andere lid-staat van de Europese Gemeenschap of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, afgegeven rijbewijs waaruit blijkt dat het onderzoek naar de rijvaardigheid van de aanvrager heeft plaatsgevonden met een motorrijtuig dat is voorzien van een automatische gangwissel of van een automatische koppeling, plaatst in het af te geven rijbewijs een bij ministeriële regeling vastgestelde codering waaruit die beperking blijkt.

Artikel 117

  • 1 Degene die een rijbewijs afgeeft tegen overlegging van een buiten Nederland afgegeven rijbewijs waaruit blijkt dat het onderzoek naar de rijvaardigheid van de aanvrager voor zover het betreft de rijbewijscategorie E heeft plaatsgevonden met een samenstel van voertuigen als bedoeld in artikel 75, geeft een rijbewijs af dat voor wat betreft de categorie E slechts geldig is voor het voortbewegen van een aanhangwagen indien deze wordt voortbewogen door een motorrijtuig voor het besturen waarvan een rijbewijs B is vereist.

  • 2 Degene die een rijbewijs afgeeft tegen overlegging van een buiten Nederland afgegeven rijbewijs waaruit blijkt dat het onderzoek naar de rijvaardigheid van de aanvrager voor zover het betreft de rijbewijscategorie E heeft plaatsgevonden met een samenstel van voertuigen als bedoeld in artikel 76, geeft een rijbewijs af dat voor wat betreft de categorie E geldig is voor het voortbewegen van een aanhangwagen indien deze wordt voortbewogen door een motorrijtuig voor het besturen waarvan een rijbewijs B of C is vereist en, indien de aanvrager in het bezit is van een rijbewijs D, voor het voortbewegen van een aanhangwagen indien deze wordt voortbewogen door een motorrijtuig voor het besturen waarvan een rijbewijs D is vereist.

  • 3 Degene die een rijbewijs afgeeft tegen overlegging van een buiten Nederland afgegeven rijbewijs waaruit blijkt dat het onderzoek naar de rijvaardigheid van de aanvrager voor zover het betreft de rijbewijscategorie E heeft plaatsgevonden met een samenstel van voertuigen als bedoeld in artikel 77, geeft een rijbewijs af dat voor wat betreft de categorie E slechts geldig is voor het voortbewegen van een aanhangwagen indien deze wordt voortbewogen door een motorrijtuig voor het besturen waarvan een rijbewijs B of D is vereist.

Artikel 118

Degene die een rijbewijs afgeeft tegen overlegging van een in een andere lid-staat van de Europese Gemeenschap of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, afgegeven rijbewijs dat is voorzien van een aantekening dan wel een codering waaruit blijkt dat de aanvrager slechts een motorrijtuig kan besturen dat aan bepaalde eisen voldoet dan wel slechts een motorrijtuig kan besturen indien hij gebruik maakt van kunst- of hulpmiddelen, neemt die aantekening, omgezet in een bij ministeriële regeling vastgestelde codering, dan wel die codering over in het af te geven rijbewijs.

Artikel 118a

  • 1 Degene die een rijbewijs afgeeft tegen overlegging van een eerder afgegeven rijbewijs waarin vermeldingen of beperkende aantekeningen in de vorm van een bij ministeriële regeling vastgestelde codering zijn aangebracht, neemt die codering of coderingen over in het af te geven rijbewijs.

  • 2 Indien het eerder afgegeven rijbewijs niet kan worden overgelegd omdat het verloren is geraakt of teniet is gegaan, neemt degene die een rijbewijs afgeeft de in het rijbewijzenregister opgenomen vermeldingen of beperkende aantekeningen in de vorm van een bij ministeriële regeling vastgestelde codering over in het af te geven rijbewijs.

Artikel 118b

Indien de aanvraag betrekking heeft op de vermelding van een getuigschrift van vakbekwaamheid of een getuigschrift van nascholing tegen overlegging van een kwalificatiekaart bestuurder of een buitenlands omwisselingscertificaat, neemt degene die het rijbewijs afgeeft de kwalificatiekaart bestuurder of het buitenlands omwisselingscertificaat in. De Dienst Wegverkeer vergewist zich van de echtheid van het overgelegde document en zendt het terug naar het gezag dat het heeft afgegeven.

§ 2. Eisen ten aanzien van de bestelling, het transport, de beveiliging, de controle en de administratie van rijbewijzen

Artikel 119

  • 1 Rijbewijzen worden door tussenkomst van de Dienst Wegverkeer bij de leverancier besteld.

  • 2 De met de afgifte van rijbewijzen belaste autoriteiten houden een registratie bij van de voor de bestelling van rijbewijzen geautoriseerde medewerkers.

  • 3 Bestelling vindt plaats volgens de daarvoor bij ministeriële regeling vastgestelde procedure.

Artikel 120

Het transport van rijbewijzen van de leverancier naar de met de afgifte van rijbewijzen belaste autoriteiten vindt plaats volgens de daarvoor bij ministeriële regeling vastgestelde procedure.

Artikel 121

Rijbewijzen worden terstond na aflevering veilig gesteld in de in artikel 125 bedoelde voorziening.

§ 3. Beveiliging

Artikel 122

  • 1 De met de afgifte belaste autoriteiten registreren de ontvangst van de afgeleverde rijbewijzen in het rijbewijzenregister en controleren de levering op juistheid en volledigheid. Onjuist vervaardigde dan wel onjuist afgeleverde rijbewijzen worden volgens een bij ministeriële regeling vastgestelde procedure naar de Dienst Wegverkeer gezonden, waar ze worden vernietigd.

  • 2 De met de afgifte belaste autoriteiten controleren maandelijks aan de hand van de in het rijbewijzenregister opgeslagen gegevens welke rijbewijzen niet binnen drie maanden na de datum waarop het besluit tot afgifte is genomen, zijn uitgereikt. Deze rijbewijzen worden volgens een bij ministeriële regeling vastgestelde procedure naar de Dienst Wegverkeer gezonden, waar ze worden vernietigd.

Artikel 123

  • 1 De Dienst Wegverkeer zendt in de eerste helft van elke kalendermaand aan de gemeenten een factuur voor en een opgave van de in de aan die maand voorafgaande maand door de burgemeesters van die gemeenten bestelde rijbewijzen en de bij die burgemeesters ingediende, tot de Dienst Wegverkeer gerichte aanvragen.

  • 2 De afdracht van het op grond van de in het eerste lid bedoelde factuur verschuldigde bedrag vindt plaats door middel van automatische verrekening bij de NV Bank Nederlandse Gemeenten op de eerste werkdag van de derde kalendermaand volgende op die waarin de betrokken factuur is verzonden.

Artikel 123a

De met de afgifte van rijbewijzen belaste autoriteiten vernietigen de in het kader van de aanvraag overgelegde en door de uitreiking van een nieuw dan wel vervangend rijbewijs ongeldig geworden rijbewijzen.

Artikel 124

  • 1 De met de afgifte van rijbewijzen belaste autoriteiten treffen maatregelen om de onder hen berustende rijbewijzen en de met de afgifte van rijbewijzen verband houdende materialen en apparatuur te beveiligen tegen ontvreemding dan wel vernietiging ten gevolge van inbraak, diefstal, verduistering, overvallen, brand of anderszins.

  • 2 De met de afgifte van rijbewijzen belaste autoriteiten dragen er zorg voor dat toegangspassen en gebruikerscodes tot de met de afgifte van rijbewijzen verband houdende apparatuur alleen worden gebruikt door de onder hen ressorterende, met de afgifte van rijbewijzen belaste medewerkers aan wie de desbetreffende toegangspassen en gebruikerscodes zijn toegekend.

Artikel 125

De met de afgifte van rijbewijzen belaste autoriteiten dragen er zorg voor dat de voorraad rijbewijzen en de met de afgifte van rijbewijzen verband houdende materialen worden opgeslagen in een inbraakvertragende en brandwerende voorziening met een bij ministeriële regeling vast te stellen waardebergingsindicatie, welke voorziening dient te zijn geplaatst in een af te sluiten ruimte. De met de afgifte van rijbewijzen verband houdende apparatuur wordt geplaatst in een beveiligde ruimte.

Artikel 126

De met de afgifte van rijbewijzen belaste autoriteiten dragen er zorg voor dat de plaatsen waar rijbewijzen en met de afgifte van rijbewijzen verband houdende materialen en apparatuur zijn opgeslagen, zijn uitgerust met een electronisch inbraakalarmeringssysteem dat voorziet in een permanente vaste lijn-verbinding met een door de rijksoverheid toegelaten alarmcentrale.

Artikel 127

De met de afgifte van rijbewijzen belaste autoriteiten dragen er zorg voor dat de werkvoorraad rijbewijzen en de werkvoorraad met de afgifte van rijbewijzen verband houdende materialen en apparatuur zich tijdens de werkuren onder voortdurend toezicht bevinden, op een voor het publiek onzichtbare en voor onbevoegden onbereikbare plaats. Buiten de werkuren dienen de werkvoorraden alsmede de onjuist vervaardigde dan wel onjuist afgeleverde documenten te worden opgeslagen in de in artikel 125 bedoelde voorziening.

Artikel 128

  • 1 De met de afgifte van rijbewijzen belaste autoriteiten dragen zorg voor een op schrift gestelde beveiligingsprocedure, die in ieder geval voorschriften bevat met betrekking tot:

    • a. de toegang van personen tot en het beheer van rijbewijzen, de met de afgifte van rijbewijzen verband houdende materialen, apparatuur, toegangspassen en gebruikerscodes tot de apparatuur;

    • b. de verantwoordelijkheden van de beveiligingsfunctionaris, bedoeld in het zesde lid;

    • c. de functiescheiding tussen de bij de aanvraag en de uitreiking van rijbewijzen betrokken functionarissen.

  • 2 Indien het als gevolg van de omvang van het ambtelijk apparaat van een met de afgifte van rijbewijzen belaste autoriteit niet mogelijk is om te allen tijde te voldoen aan de in het eerste lid, onder c, gestelde eis van functiescheiding, kan daarvan met inachtneming van het derde en vierde lid worden afgeweken.

  • 3 In de situatie, bedoeld in het tweede lid, wordt schriftelijk vastgelegd:

    • a. de reden waarom tijdelijk niet aan de eis van functiescheiding kan worden voldaan;

    • b. de periode waarin niet aan de eis van functiescheiding wordt voldaan;

    • c. de namen van de functionarissen die in de onder b bedoelde periode zijn belast met de aanvraag en de uitreiking van rijbewijzen.

  • 4 Na afloop van de periode, bedoeld in het derde lid, controleert de beveiligingsfunctionaris, bedoeld in het zesde lid, of de aanvraag en de uitreiking van rijbewijzen op de voorgeschreven wijze hebben plaatsgevonden. Indien de aanvraag en de uitreiking van rijbewijzen niet op de voorgeschreven wijze hebben plaatsgevonden, wordt gehandeld overeenkomstig artikel 130, tweede lid.

  • 5 In de situatie, bedoeld in het tweede lid, wordt een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs niet vernietigd dan nadat de in het vierde lid bedoelde controle heeft plaatsgevonden.

  • 6 De met de afgifte van rijbewijzen belaste autoriteiten wijzen een beveiligingsfunctionaris aan, die is belast met het beheer van en het toezicht op de naleving van de beveiligingsprocedure.

  • 7 De in het eerste lid bedoelde maatregelen maken deel uit van de reguliere accountantscontrole.

  • 8 De met de afgifte van rijbewijzen belaste autoriteiten dragen er zorg voor dat de beveiligingsprocedure, bedoeld in het eerste lid, telkenjare wordt geëvalueerd en zonodig wordt aangepast.

Artikel 129

De met de afgifte van rijbewijzen belaste autoriteiten dragen er zorg voor dat de onder hen ressorterende, met de afgifte van rijbewijzen belaste medewerkers regelmatig worden geïnformeerd over ontvreemdings- en frauderisico’s en ten minste eenmaal per jaar worden geïnstrueerd met betrekking tot risicobeperkende afspraken en maatregelen ter zake.

Artikel 130

  • 1 De met de afgifte belaste autoriteiten controleren maandelijks de voorraad rijbewijzen aan de hand van de in het rijbewijzenregister opgeslagen gegevens.

  • 2 De met de afgifte van rijbewijzen belaste autoriteiten dienen terstond na constatering van ontvreemding dan wel vermissing of vernietiging van rijbewijzen en met de afgifte van rijbewijzen verband houdende materialen en apparatuur ten gevolge van inbraak, diefstal, verduistering, overvallen, brand of anderszins, aangifte te doen bij de plaatselijke politie en, voor zover het de afgifte van rijbewijzen door de burgemeester betreft, de Dienst Wegverkeer in kennis te stellen.

  • 3 Een kennisgeving als bedoeld in het eerste lid bevat de navolgende gegevens:

    • a. het tijdstip en de exacte toedracht van de ontvreemding of vernietiging;

    • b. het nummer alsmede de persoonsgegevens van ieder ontvreemd, vermist of vernietigd rijbewijs;

    • c. de overige ontvreemde, vermiste of vernietigde materialen.

  • 4 Zodra het door de plaatselijke politie opgemaakte proces-verbaal beschikbaar is, wordt daarvan een afschrift gezonden aan de Dienst Wegverkeer.

Hoofdstuk VI. Maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid

Artikel 131

Tot het doen van de schriftelijke mededeling, bedoeld in artikel 130, eerste lid, van de wet zijn bevoegd:

Artikel 131a

Bij de uitvoering van de maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid raadpleegt het CBR de in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens ingeschreven persoonsgegevens van betrokkene.

Artikel 132

  • 1 Het tijdstip waarop en de plaats waar betrokkene de hem opgelegde educatieve maatregelen, bedoeld in een der artikelen 131, vijfde lid, of 134, vierde lid, van de wet dient te ondergaan, worden door het CBR vastgesteld.

  • 2 Indien betrokkene niet op de vastgestelde tijd en plaats aanwezig is, worden tijd en plaats waarop betrokkene de hem opgelegde educatieve maatregelen dient te ondergaan, door het CBR opnieuw vastgesteld, tenzij naar het oordeel van het CBR geen sprake is van een geldige reden van verhindering.

  • 3 Indien betrokkene niet op de vastgestelde tijd en plaats aanwezig is zonder dat van een geldige reden van verhindering blijkt, wordt daarvan door de aangewezen deskundige of deskundigen mededeling gedaan aan het CBR.

  • 4 De bevindingen van de met de toepassing van de educatieve maatregelen belaste deskundige of deskundigen worden aan het CBR medegedeeld. Het CBR stelt op basis van die bevindingen vast of betrokkene aan de hem opgelegde verplichtingen heeft voldaan.

Artikel 133

  • 1 Tijdstip en plaats van het in artikel 131 van de wet bedoelde onderzoek naar de rijvaardigheid of geschiktheid of, indien het onderzoek in gedeelten plaatsvindt, van die gedeelten worden door het CBR vastgesteld.

  • 2 Indien betrokkene niet op de voor het onderzoek vastgestelde tijd en plaats aanwezig is, worden tijd en plaats van het onderzoek door het CBR opnieuw vastgesteld tenzij naar het oordeel van het CBR geen sprake is van een geldige reden van verhindering.

  • 3 Indien betrokkene niet op de vastgestelde tijd en plaats aanwezig is zonder dat van een geldige reden van verhindering blijkt, wordt daarvan door de aangewezen deskundige of deskundigen mededeling gedaan aan het CBR.

Artikel 134

  • 1 Het in artikel 131 van de wet bedoelde onderzoek naar de rijvaardigheid omvat een theorie-gedeelte en een praktijk-gedeelte.

  • 2 Indien het onderzoek betrekking heeft op meerdere rijbewijscategorieën, wordt de kennis van de theorie van alle categorieën gezamenlijk onderzocht.

  • 3 Het praktijk-gedeelte bestaat uit een rijproef voor elk van de categorieën waarop het onderzoek betrekking heeft.

  • 4 Indien het onderzoek betrekking heeft op een of meer van de rijbewijscategorieën B, C, C1, D, D1 en E dan wel mede op een of meer van die rijbewijscategorieën, bestaat het praktijk-gedeelte in afwijking van het derde lid uit een of meerdere rijproeven, afgenomen overeenkomstig artikel 135.

  • 5 Bij ministeriële regeling worden richtlijnen vastgesteld omtrent de wijze van beoordelen van de rijvaardigheid van betrokkene.

Artikel 134a

Indien het in artikel 131 van de wet bedoelde onderzoek naar de rijvaardigheid een onderzoek betreft op basis van feiten of omstandigheden die het rijgedrag betreffen, dan bestaat het onderzoek alleen uit een praktijkonderzoek. Artikel 134, derde tot en met vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 135

  • 1 Indien het onderzoek betrekking heeft op de rijbewijscategorieën B, C, C1, D, D1 en E, wordt eerst een rijproef voor de categorie E bij C afgenomen. Indien betrokkene blijkens die rijproef aan de voor die categorie gestelde eisen voldoet, wordt aangenomen dat hij mede voldoet aan de eisen voor de categorieën C, E bij C1, C1, E bij D, D, E bij D1, D1, E bij B en B.

  • 2 Indien betrokkene blijkens de rijproef voor de categorie E bij C niet aan de voor die categorie gestelde eisen voldoet, wordt een rijproef voor de categorie C afgenomen. Indien betrokkene blijkens die rijproef aan de voor die categorie gestelde eisen voldoet, wordt aangenomen dat hij mede voldoet aan de eisen voor de categorieën E bij C1, C1, E bij D, D, E bij B en B.

  • 3 Indien betrokkene blijkens de rijproef voor de categorie C niet aan de voor die categorie gestelde eisen voldoet, wordt een rijproef voor de categorie E bij D afgenomen. Indien betrokkene blijkens die rijproef aan de voor die categorie gestelde eisen voldoet, wordt aangenomen dat hij mede voldoet aan de eisen voor de categorieën D, E bij D1, D1, E bij B en B.

  • 4 Indien betrokkene blijkens de rijproef voor de categorie E bij D niet aan de voor die categorie gestelde eisen voldoet, wordt een rijproef voor de categorie D afgenomen. Indien betrokkene blijkens die rijproef aan de voor die categorie gestelde eisen voldoet, wordt aangenomen dat hij mede voldoet aan de eisen voor de categorieën E bij D1, D1, E bij B en B.

  • 5 Indien betrokkene blijkens de rijproef voor de categorie D niet aan de voor die categorie gestelde eisen voldoet, wordt een rijproef voor de categorie E bij C1 afgenomen. Indien betrokkene blijkens die rijproef aan de voor die categorie gestelde eisen voldoet, wordt aangenomen dat hij mede voldoet aan de eisen voor de categorie E bij D1, D1, E bij B en B.

  • 6 Indien betrokkene blijkens de rijproef voor de categorie E bij C1 niet aan de voor die categorie gestelde eisen voldoet, wordt een rijproef voor de categorie C1 afgenomen. Indien betrokkene blijkens die rijproef aan de voor die categorie gestelde eisen voldoet, wordt aangenomen dat hij mede voldoet aan de eisen voor de categorie E bij D1, D1, E bij B en B.

  • 7 Indien betrokkene blijkens de rijproef voor de categorie C1 niet aan de voor die categorie gestelde eisen voldoet, wordt een rijproef voor de categorie E bij D1 afgenomen. Indien betrokkene blijkens die rijproef aan de voor die categorie gestelde eisen voldoet, wordt aangenomen dat hij mede voldoet aan de eisen voor de categorie D1, E bij B en B.

  • 8 Indien betrokkene blijkens de rijproef voor de categorie E bij D1 niet aan de voor die categorie gestelde eisen voldoet, wordt een rijproef voor de categorie D1 afgenomen. Indien betrokkene blijkens die rijproef aan de voor die categorie gestelde eisen voldoet, wordt aangenomen dat hij mede voldoet aan de eisen voor de categorie E bij B en B.

  • 9 Indien betrokkene blijkens de rijproef voor de categorie D1 niet aan de voor die categorie gestelde eisen voldoet, wordt een rijproef voor de categorie E bij B afgenomen. Indien betrokkene blijkens die rijproef aan de voor die categorie gestelde eisen voldoet, wordt aangenomen dat hij mede voldoet aan de eisen voor de categorie B.

  • 10 Indien betrokkene blijkens de rijproef voor de categorie E bij B niet aan de voor die categorie gestelde eisen voldoet, wordt een rijproef voor de categorie B afgenomen.

Artikel 136

  • 2 In afwijking van het eerste lid vindt het in artikel 134a bedoelde onderzoek plaats aan de hand van de bij ministeriële regeling ter uitvoering van de artikelen 61 tot en met 64 en 70 vastgestelde eisen met betrekking tot het onderdeel rijgedrag.

Artikel 137

  • 1 De rijproef wordt afgelegd met een motorrijtuig dan wel een samenstel van trekkend motorrijtuig en aanhangwagen van de rijbewijscategorie waarop het onderzoek betrekking heeft. De artikelen 71 tot en met 81 zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 2 Het motorrijtuig dan wel het samenstel van trekkend motorrijtuig en aanhangwagen, waarmee de rijproef wordt afgelegd, dient naar het oordeel van het CBR daartoe geschikt te zijn.

Artikel 138

De duur van de rijproef bedraagt voor de rijbewijscategorieën A, B en E bij B ten minste 35 minuten en voor de rijbewijscategorieën C, D, E bij C en E bij D ten minste 60 minuten.

Artikel 139

De rijproef kan binnen de voorgeschreven tijd worden gestaakt, indien betrokkene naar het oordeel van de deskundige of deskundigen door zijn wijze van rijden de veiligheid op de weg in gevaar brengt. Indien het onderzoek naar de rijvaardigheid betrekking heeft op de rijbewijscategorie A, kan de rijproef eveneens binnen de voorgeschreven tijd worden gestaakt, indien betrokkene naar het oordeel van de deskundige of deskundigen de bijzondere verrichtingen niet op juiste en veilige wijze uitvoert.

Artikel 140

Indien betrokkene bij een rijproef blijkt aan de eisen te voldoen doch bij het theorie-gedeelte wordt afgewezen, wordt hij in de gelegenheid gesteld binnen zes weken na het onderzoek aan een nieuw onderzoek voor dit theorie-gedeelte deel te nemen.

Artikel 141

  • 1 Het CBR deelt de uitslag van het onderzoek en het naar aanleiding daarvan door hem genomen besluit mede aan degene die de in artikel 130 van de wet bedoelde mededeling heeft gedaan.

  • 2 Indien de uitslag van het onderzoek inhoudt dat betrokkene niet de rijvaardigheid bezit voor een of meer categorieën motorrijtuigen die in de vordering zijn vermeld, deelt het CBR de uitslag van het onderzoek en het naar aanleiding daarvan door hem genomen besluit tevens mede aan:

    • a. degene die het rijbewijs heeft afgegeven, indien het ongeldig is verklaard voor alle categorieën waarvoor het is afgegeven;

    • b. degene die is belast met de afgifte van rijbewijzen, indien het niet voor alle categorieën waarvoor het is afgegeven, ongeldig is verklaard dan wel indien de ongeldigverklaring betrekking heeft op een deel van de geldigheidsduur.

Artikel 142

Het in artikel 131 van de wet bedoelde onderzoek naar de geschiktheid vindt plaats aan de hand van de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid en mag slechts betreffen:

  • a. indien betrokkene de leeftijd van 70 jaren nog niet heeft bereikt, de punten waaromtrent in de eigen verklaring vragen zijn gesteld;

  • b. indien betrokkene de leeftijd van 70 jaren heeft bereikt, bovendien de punten waaromtrent in het geneeskundig verslag vragen zijn gesteld.

Artikel 143

  • 1 Het CBR deelt de uitslag van het onderzoek en het naar aanleiding daarvan door hem genomen besluit mede aan degene die de in artikel 130 van de wet bedoelde mededeling heeft gedaan.

  • 2 Indien de uitslag van het onderzoek inhoudt dat betrokkene niet voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van een of meer categorieën van motorrijtuigen of dat er redelijke grond bestaat voor de verwachting dat betrokkene slechts aan die eisen voldoet voor een termijn die korter is dan de tijdsduur waarvoor het rijbewijs op het tijdstip van het onderzoek nog geldig is, deelt het CBR de uitslag van het onderzoek en het naar aanleiding daarvan door hem genomen besluit tevens mede aan degene die is belast met de afgifte van rijbewijzen.

Hoofdstuk VII. Registratie van gegevens met betrekking tot rijbewijzen

Artikel 144

De Dienst Wegverkeer is verantwoordelijke voor de verwerking van persoonsgegevens in het rijbewijzenregister.

Artikel 145

  • 1 In het rijbewijzenregister worden de navolgende gegevens opgenomen:

    • a. geslachtsnaam, voorvoegsels, eerste voornaam voluit, voorletters van eventuele overige voornamen, burgerlijke staat, plaats en datum en eventueel land van geboorte, geslacht, en sociaal-fiscaal nummer van degenen aan wie een rijbewijs is afgegeven;

    • b. indien in het rijbewijs op verzoek van de houder diens adellijke titel of predikaat zijn vermeld, adellijke titel of predikaat;

    • c. indien in het rijbewijs op verzoek van de houder naamsgegevens van diens huidige echtgenoot, echtgenote of geregistreerd partner, dan wel van de laatste gewezen echtgenoot, echtgenote of geregistreerd partner zijn vermeld, geslachtsnaam, voorvoegsels en adellijke titel of predikaat van die huidige echtgenoot, echtgenote of geregistreerd partner, dan wel van de laatste gewezen echtgenoot, echtgenote of geregistreerd partner;

    • d. het adres van degenen aan wie een rijbewijs is afgegeven en het adres zoals het bekend was ten tijde van de afgifte;

    • e. pasfoto en handtekening van degene aan wie een rijbewijs is afgegeven;

    • f. verklaringen van rijvaardigheid;

    • g. verklaringen van geschiktheid;

    • h. historische datum van afgifte en datum van einde geldigheidsduur per categorie waarvoor het rijbewijs is afgegeven;

    • i. eventuele beperkende aantekeningen, al dan niet in de vorm van een bij ministeriële regeling vastgestelde codering, per categorie waarvoor het rijbewijs is afgegeven;

    • j. nummer en datum van afgifte en uitreiking van het document, alsmede afgevende instantie;

    • k. datum van vermissing of diefstal van afgegeven rijbewijzen;

    • l. verblijfplaats van rijbewijzen die niet in het bezit zijn van de houder;

    • m. gegevens omtrent de inlevering van rijbewijzen en van Nederlandse omwisselingscertificaten, ingevolge de artikelen 120, tweede lid, en 124a, derde lid, van de wet;

    • n. gegevens omtrent het verlies van geldigheid van rijbewijzen ingevolge artikel 123a van de wet;

    • o. gegevens omtrent de ongeldigverklaring van rijbewijzen, van getuigschriften van vakbekwaamheid, van getuigschriften van nascholing en van Nederlandse omwisselingscertificaten, ingevolge de artikelen 124 en 124a, eerste lid, van de wet;

    • p. gegevens omtrent de toepassing van de artikelen 131 tot en met 134 van de wet;

    • q. gegevens omtrent de invordering en inhouding van rijbewijzen alsmede omtrent de schorsing van de inhouding;

    • r. gegevens omtrent de oplegging van de bijkomende straf van ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen;

    • s. gegevens omtrent de toepassing van het dwangmiddel van inneming van het rijbewijs, bedoeld in de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften;

    • t. gegevens omtrent autorisaties van medewerkers van de met de afgifte belaste autoriteit en omtrent aanvragen van rijbewijzen, waaronder het aanvraagnummer, de status van de aanvraag en inloggegevens van de bij de aanvraag betrokken medewerkers van de met de afgifte belaste autoriteit;

    • u. gegevens omtrent blanco rijbewijzen die ter beschikking zijn gesteld aan de met de afgifte van rijbewijzen belaste instanties;

    • v. gegevens omtrent instanties die zijn belast met de afgifte van rijbewijzen, getuigschriften van vakbekwaamheid, getuigschriften van nascholing en van Nederlandse omwisselingscertificaten;

    • w. gegevens omtrent verklaringen van vakbekwaamheid en verklaringen van nascholing;

    • x. gegevens omtrent getuigschriften van vakbekwaamheid en getuigschriften van nascholing die in de vorm van een bij ministeriële regeling vastgestelde code zijn verstrekt, per categorie waarvoor het rijbewijs is afgegeven;

    • y. gegevens omtrent Nederlandse omwisselingscertificaten.

  • 2 De gegevens blijven bewaard nadat een rijbewijs zijn geldigheid heeft verloren.

Artikel 146

  • 2 Degene die is belast met de afgifte en de ongeldigverklaring van getuigschriften van vakbekwaamheid, getuigschriften van nascholing en van Nederlandse omwisselingscertificaten verwerkt in het rijbewijzenregister gegevens omtrent:

  • 3 Degene bij wie ingevolge artikel 124a, derde lid, van de wet de ongeldig verklaarde getuigschriften van vakbekwaamheid en getuigschriften van nascholing moeten worden ingeleverd, verwerkt de gegevens omtrent de inlevering in het rijbewijzenregister.

Artikel 147

Degene die een rijbewijs ongeldig verklaart ingevolge artikel 124, eerste lid, van de wet verwerkt in het rijbewijzenregister gegevens omtrent:

Artikel 148

Het CBR verwerkt in het rijbewijzenregister gegevens omtrent:

Artikel 149

De betrokken ambtenaar, belast met de uitvoering van de politietaak, verwerkt in het rijbewijzenregister gegevens omtrent:

  • a. de vordering tot overgifte van rijbewijzen, bedoeld in de artikelen 130, tweede lid, en 164, eerste lid, van de wet;

  • b. het feitelijk innemen van die rijbewijzen;

  • c. het feitelijk innemen van rijbewijzen ingevolge de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften;

  • d. het voldoen van de administratieve sanctie;

  • e. de verblijfplaats van rijbewijzen, bedoeld in artikel 145, onderdeel h.

Artikel 150

De officier van justitie verwerkt in het rijbewijzenregister gegevens omtrent:

  • a. de inhouding van rijbewijzen, bedoeld in artikel 164, vierde lid, van de wet;

  • b. de schorsing van de inhouding van rijbewijzen;

  • c. de teruggave van rijbewijzen die ingevorderd of ingehouden zijn geweest;

  • d. de oplegging van de bijkomende straf van ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen;

  • e. de verblijfplaats van rijbewijzen, bedoeld in artikel 145, onderdeel h.

Artikel 151

Het Centraal Justitieel Incassobureau verwerkt in geval van toepassing van het dwangmiddel van inneming van het rijbewijs, bedoeld in de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften, in het rijbewijzenregister gegevens omtrent:

  • a. de vordering tot inlevering van rijbewijzen;

  • b. de datum waarop de inlevering dient plaats te vinden;

  • c. de duur van de inneming;

  • d. het bedrag van de verschuldigde sanctie;

  • e. het feitelijk innemen van rijbewijzen;

  • f. de verblijfplaats van rijbewijzen, bedoeld in artikel 145, onderdeel h;

  • g. de teruggave van rijbewijzen die ingehouden zijn geweest.

Artikel 152

De Dienst Wegverkeer verwerkt in het rijbewijzenregister de gegevens omtrent:

  • a. de blanco rijbewijzen die ter beschikking zijn gesteld aan de met de afgifte van rijbewijzen belaste instanties;

  • b. de ongeldigheid van rijbewijzen ingevolge artikel 123, eerste lid, onderdeel b, van de wet;

  • c. vermissing of diefstal, bedoeld in artikel 145, onderdeel k;

  • d. de aanvraag van rijbewijzen, waaronder de stand van zaken betreffende de aanvraag;

  • e. verklaringen van vakbekwaamheid en verklaringen van nascholing ten behoeve van aanvragers van een rijbewijs die één van de volgende documenten overleggen:

    • i. een door de bevoegde autoriteit van een lidstaat van de Europese Gemeenschap overeenkomstig de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders aan de aanvrager afgegeven geldige kwalificatiekaart bestuurder;

    • ii. een buitenlands omwisselingscertificaat, dan wel

    • iii. een Nederlands omwisselingscertificaat.

Artikel 153a

Indien een rijbewijs dat op grond van artikel 124, eerste lid, onderdeel d, van de wet voor ongeldigverklaring in aanmerking komt, niet ongeldig kan worden verklaard omdat het zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur, plaatst het CBR in het rijbewijzenregister een aantekening waaruit blijkt dat de houder bij de aanvraag van een nieuw rijbewijs een verklaring van geschiktheid dient over te leggen voor iedere rijbewijscategorie waarop de aantekening betrekking heeft.

Artikel 153b

Indien een rijbewijs dat op grond van artikel 132, tweede lid, van de wet voor ongeldigverklaring in aanmerking komt, niet ongeldig kan worden verklaard omdat het zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur, plaatst het CBR in het rijbewijzenregister een aantekening waaruit blijkt dat de houder bij de aanvraag van een nieuw rijbewijs voor iedere rijbewijscategorie waarop het in artikel 131, eerste lid, van de wet bedoelde onderzoek betrekking had, al naar gelang de aard van het onderzoek hetzij een verklaring van rijvaardigheid en een verklaring van geschiktheid hetzij een verklaring van geschiktheid dient over te leggen.

Artikel 153c

Indien een rijbewijs dat op grond van artikel 134, tweede lid, van de wet voor ongeldigverklaring in aanmerking komt, niet ongeldig kan worden verklaard omdat het zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur, plaatst het CBR in het rijbewijzenregister een aantekening waaruit blijkt dat de houder bij de aanvraag van een nieuw rijbewijs voor iedere rijbewijscategorie waarvoor op grond van de uitslag van het in artikel 131, eerste lid, van de wet bedoelde onderzoek aanleiding tot ongeldigverklaring bestond, al naar gelang de aard van het onderzoek hetzij een verklaring van rijvaardigheid en een verklaring van geschiktheid hetzij een verklaring van geschiktheid dient over te leggen.

Artikel 154

Het in artikel 129 van de wet bedoelde reglement alsmede de wijziging en intrekking daarvan wordt voor een ieder ter inzage gelegd bij de Dienst Wegverkeer te Veendam alsmede bij de secretarie van iedere gemeente.

Artikel 154a

De Dienst Wegverkeer verstrekt op verzoek van Onze Minister de gegevens uit het rijbewijzenregister die noodzakelijk zijn ter uitvoering van de in artikel 7:6, eerste lid, onder a, van de Arbeidstijdenwet genoemde taak.

Artikel 155

  • 1 Uit het rijbewijzenregister worden door de Dienst Wegverkeer aan de met de afgifte van rijbewijzen belaste autoriteiten in andere lidstaten van de Europese Gemeenschap en in andere staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland inlichtingen verstrekt omtrent rijbewijzen waarvan de houder zich heeft gevestigd in de betrokken staat en aldaar om omwisseling heeft verzocht.

  • 2 Uit het rijbewijzenregister worden door de Dienst Wegverkeer aan de met de afgifte van rijbewijzen belaste autoriteiten buiten Nederland, anders dan in een andere lid-staat van de Europese Gemeenschap of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, inlichtingen verstrekt omtrent rijbewijzen waarvan de houder zich heeft gevestigd in de Nederlandse Antillen, in Aruba of in de betrokken staat en aldaar om omwisseling heeft verzocht.

Artikel 155a

  • 1 De Dienst Wegverkeer verstrekt informatie aan de met de afgifte van rijbewijzen of kwalificatiekaarten bestuurders belaste autoriteiten van andere lidstaten van de Europese Gemeenschap omtrent

    • a. in de vorm van een code op het rijbewijs vermelde getuigschriften van vakbekwaamheid of getuigschriften van nascholing;

    • b. Nederlandse omwisselingscertificaten;

    • c. bestuurdersattesten en

    • d. nationale certificaten, waarvan de houder zich heeft gevestigd in de betrokken staat en aldaar om omwisseling heeft verzocht. Daartoe verstrekken de aangewezen exameninstantie en de Stichting Nationale en Internationale Wegvervoerorganisatie gegevens aan de Dienst Wegverkeer.

  • 2 De Dienst Wegverkeer meldt de aangewezen exameninstantie de einddatum van in de vorm van een code op het rijbewijs vermelde getuigschriften van vakbekwaamheid en getuigschriften van nascholing.

Artikel 156

Uit het rijbewijzenregister worden door de Dienst Wegverkeer inlichtingen verstrekt aan de volgende belanghebbenden:

  • a. degenen omtrent wie gegevens in het register zijn opgenomen;

  • b. het Centraal Bureau voor de Statistiek, voor statistische doeleinden, voor zover het betreft niet tot personen herleidbare informatie;

  • c. het Verbond van Verzekeraars en andere belanghebbenden, ten behoeve van het vaststellen van rechten en plichten in het kader van de uitvoering van verzekeringsovereenkomsten, voor zover het betreft de datum van afgifte en de geldigheid van rijbewijzen alsmede omtrent de categorie of categorieën van motorrijtuigen waarvoor rijbewijzen zijn afgegeven;

  • d. het Verbond van Verzekeraars, ten behoeve van het vaststellen van rechten en plichten in het kader van de uitvoering van verzekeringsovereenkomsten, voor zover het betreft de oplegging van de bijkomende straf van ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen;

  • e. personen werkzaam bij een postkantoor van Postkantoren BV voor zover zij de gegevens nodig hebben voor de afgifte van kentekenbewijzen en voor zover het betreft gegevens omtrent de geldigheid van rijbewijzen;

  • f. voertuigbedrijven voor zover het de verificatie van als identiteitsdocument aan het bedrijf getoonde rijbewijzen betreft ter bescherming van het eigendom van het bedrijf in het kader van de verhuur van de voertuigen van het bedrijf alsmede voor zover zij de gegevens nodig hebben voor de afgifte van kentekenbewijzen;

  • g. instellingen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, voor zover het betreft gegevens omtrent de geldigheid van rijbewijzen;

  • h. personen en instanties aan wie de desbetreffende rijbewijzen worden getoond op grond van een wettelijke identificatieplicht, voor zover het betreft gegevens omtrent de geldigheid van rijbewijzen;

  • i. het Meldpunt ongebruikelijke transacties, bedoeld in de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, voor zover het betreft de gegevens, bedoeld in artikel 145, onderdelen a, b, c en d;

  • j. overige belanghebbenden voor zover deze de gegevens gebruiken voor statistische doeleinden en slechts nadat de gegevens door de Dienst Wegverkeer zijn ontdaan van alle elementen die de gegevens herleidbaar maken tot individuele personen;

  • k. overige door Onze Minister aangewezen belanghebbenden ten behoeve van het bij de aanwijzing aangegeven doel.

Hoofdstuk VIIa. Verklaringen van vakbekwaamheid en verklaringen van nascholing voor bestuurders goederen- en personenvervoer over de weg

§ 1. Algemeen

Artikel 156a

  • 1 Verklaringen van vakbekwaamheid en verklaringen van nascholing worden op aanvraag en tegen betaling van het daarvoor vastgestelde tarief door de aangewezen exameninstantie in het rijbewijzenregister geregistreerd ten behoeve van een ieder die de basiskwalificatie heeft behaald dan wel de nascholing heeft afgerond.

  • 2 Nederlandse omwisselingscertificaten worden op aanvraag en tegen betaling van het daarvoor vastgestelde tarief door de aangewezen exameninstantie afgegeven aan een ieder die de basiskwalificatie heeft behaald dan wel de nascholing heeft afgerond en deze op een in een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap af te geven rijbewijs of kwalificatiekaart bestuurder wil laten vermelden.

  • 3 Deelcertificaten worden op aanvraag en tegen betaling van het daarvoor vastgestelde tarief door de aangewezen exameninstantie afgegeven aan een ieder die een nascholingsonderdeel heeft gevolgd en de nascholing in een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap wil afronden.

  • 4 In afwijking van het eerste lid worden verklaringen van vakbekwaamheid en verklaringen van nascholing tegen overlegging van een door de bevoegde autoriteit van een lidstaat van de Europese Gemeenschap overeenkomstig de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders aan de aanvrager afgegeven geldige kwalificatiekaart bestuurder dan wel een buitenlands omwisselingscertificaat door de Dienst Wegverkeer in het rijbewijzenregister geregistreerd.

Artikel 156b

  • 1 Het voor de aanvraag van verklaringen van vakbekwaamheid, verklaringen van nascholing, Nederlandse omwisselingscertificaten of deelcertificaten verschuldigde tarief wordt vastgesteld door de aangewezen exameninstantie onder goedkeuring van Onze Minister.

  • 2 Het in het eerste lid bedoelde tarief dient vóór de indiening van de aanvraag te zijn voldaan door overmaking op een door de aangewezen exameninstantie aangewezen bankrekening.

Artikel 156c

  • 1 De aangewezen exameninstantie is verantwoordelijk voor:

    • a. het ontwikkelen van de vakbekwaamheidsexamens met inbegrip van de exameneisen;

    • b. het afnemen van de vakbekwaamheidsexamens;

    • c. het periodiek vaststellen van het raamwerk van nascholingscursussen;

    • d. het voor het verrichten van nascholing erkennen van opleidingscentra en het certificeren van nascholingscursussen die door die opleidingscentra worden aangeboden;

    • e. het uitoefenen van toezicht op de erkende opleidingscentra;

    • f. het registreren van toetsresultaten;

    • g. het registreren van gevolgde nascholingsuren;

    • h. het registreren van verklaringen van vakbekwaamheid, verklaringen van nascholing en van Nederlandse omwisselingscertificaten in het rijbewijzenregister;

    • i. het uitreiken van Nederlandse omwisselingscertificaten;

    • j. het uitreiken van deelcertificaten;

    • k. het ongeldig verklaren van getuigschriften van vakbekwaamheid, getuigschriften van nascholing en Nederlandse omwisselingscertificaten.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld inzake de taken, bevoegdheden en werkwijze van de aangewezen exameninstantie.

§ 2. Aanvraag van verklaringen van vakbekwaamheid, verklaringen van nascholing, Nederlandse omwisselingscertificaten en deelcertificaten

Artikel 156d

  • 1 De aanvraag van een verklaring van vakbekwaamheid, een verklaring van nascholing, een Nederlands omwisselingscertificaat of een deelcertificaat geschiedt op de door de aangewezen exameninstantie vastgestelde wijze.

  • 2 De aanvraag van een verklaring van vakbekwaamheid dan wel een verklaring van nascholing als bedoeld in artikel 156a, vierde lid, geschiedt op de door de Dienst Wegverkeer vastgestelde wijze.

  • 3 Bij de aanvraag raadpleegt de aangewezen exameninstantie dan wel de Dienst Wegverkeer de in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens ingeschreven persoonsgegevens van de aanvrager.

§ 3. Stelsel van basiskwalificatie

Artikel 156e

Het stelsel van basiskwalificatie omvat:

  • a. een theorie-examen vakbekwaamheid bestaande uit drie toetsen, en

  • b. een praktijkexamen vakbekwaamheid bestaande uit drie toetsen.

§ 4. Theorie-examen vakbekwaamheid

Artikel 156f

  • 1 Het theorie-examen vakbekwaamheid voor de rijbewijscategorieën C en E bij C kan slechts worden afgelegd door personen die de leeftijd van zeventien jaren hebben bereikt.

  • 2 Het theorie-examen vakbekwaamheid voor de rijbewijscategorieën D en E bij D kan slechts worden afgelegd door personen die de leeftijd van twintig jaren hebben bereikt.

Artikel 156g

Voor toelating tot het theorie-examen vakbekwaamheid zijn de voorwaarden voor toelating tot het theorie-examen voor de rijbewijscategorieën C of D van overeenkomstige toepassing.

Artikel 156h

  • 1 Het theorie-examen vakbekwaamheid voor rijbewijscategorie C bestaat uit theorietoets rijbewijs en vakbekwaamheid 1, theorietoets vakbekwaamheid 2 en theorietoets vakbekwaamheid 3.

  • 2 Bij het theorie-examen vakbekwaamheid voor de rijbewijscategorie C wordt getoetst of een aanvrager beschikt over grondige kennis van de onderwerpen die voor bestuurders van motorrijtuigen van die categorie zijn opgenomen in bijlage I van de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders alsmede het op juiste wijze toepassen van die kennis.

  • 3 De aanvrager die het theorie-examen vakbekwaamheid voor de rijbewijscategorie C met goed gevolg heeft afgelegd, is vrijgesteld van het theorie-examen voor rijbewijscategorie C.

  • 4 De aanvrager die reeds beschikt over een geldig rijbewijs van de categorie C1, C of E bij C, verwerft het theorie-examen vakbekwaamheid voor rijbewijscategorie C door in aanvulling op dat rijbewijs met goed gevolg de bij ministeriële regeling vastgestelde onderdelen van dat theorie-examen af te leggen.

  • 5 De aanvrager die het theorie-examen vakbekwaamheid voor rijbewijscategorie D met goed gevolg heeft afgelegd, verwerft het theorie-examen vakbekwaamheid voor rijbewijscategorie C door met goed gevolg de bij ministeriële regeling vastgestelde additionele onderdelen af te leggen.

Artikel 156i

  • 1 Het theorie-examen vakbekwaamheid voor rijbewijscategorie D bestaat uit theorietoets rijbewijs en vakbekwaamheid 1, theorietoets vakbekwaamheid 2 en theorietoets vakbekwaamheid 3.

  • 2 Bij het theorie-examen vakbekwaamheid voor de rijbewijscategorie D wordt getoetst of een aanvrager beschikt over grondige kennis van bij ministeriële regeling vastgestelde eisen omtrent de onderwerpen die voor bestuurders van motorrijtuigen van die categorie zijn opgenomen in bijlage I van de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders alsmede het op juiste wijze toepassen van die kennis.

  • 3 De aanvrager die het theorie-examen vakbekwaamheid voor de rijbewijscategorie D met goed gevolg heeft afgelegd, is vrijgesteld van het theorie-examen voor rijbewijscategorie D.

  • 4 De aanvrager die reeds beschikt over een geldig rijbewijs van de categorie D1, D of E bij D, verwerft het theorie-examen vakbekwaamheid voor rijbewijscategorie D door in aanvulling op dat rijbewijs met goed gevolg de bij ministeriële regeling vastgestelde onderdelen van dat theorie-examen af te leggen.

  • 5 De aanvrager die het theorie-examen vakbekwaamheid voor rijbewijscategorie C met goed gevolg heeft afgelegd, verwerft het theorie-examen vakbekwaamheid voor rijbewijscategorie D door met goed gevolg de bij ministeriële regeling vastgestelde additionele onderdelen af te leggen.

§ 5. Praktijkexamen vakbekwaamheid

Artikel 156j

  • 1 Het gedeelte van het praktijkexamen vakbekwaamheid dat niet op de openbare weg wordt afgelegd, kan worden afgelegd:

    • a. door personen die de leeftijd van zeventien jaren hebben bereikt indien het betreft een praktijkexamen vakbekwaamheid voor de rijbewijscategorieën C en E bij C, of

    • b. door personen die de leeftijd van twintig jaren hebben bereikt indien het betreft een praktijkexamen vakbekwaamheid voor de rijbewijscategorieën D en E bij D.

  • 2 Het gedeelte van het praktijkexamen vakbekwaamheid dat op de openbare weg wordt afgelegd kan slechts worden afgelegd:

    • a. door personen die de leeftijd van achttien jaren hebben bereikt indien het betreft een praktijkexamen vakbekwaamheid voor rijbewijscategorie C en E bij C, of

    • b. door personen die de leeftijd van éénentwintig jaar hebben bereikt indien het betreft een praktijkexamen vakbekwaamheid voor rijbewijscategorie D en E bij D.

Artikel 156k

  • 1 Voor toelating tot het praktijkexamen vakbekwaamheid op de openbare weg zijn de voorwaarden voor toelating voor het praktijkexamen voor de rijbewijscategorieën C, E bij C, D of E bij D van overeenkomstige toepassing.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld inzake de toegang tot het praktijkexamen vakbekwaamheid.

Artikel 156l

  • 1 Het praktijkexamen vakbekwaamheid voor rijbewijscategorie C bestaat uit een rijproef die geïntegreerd wordt afgelegd met het praktijkexamen voor het rijbewijs C, en uit de praktijktoetsen vakbekwaamheid 1 en 2. De praktijktoets vakbekwaamheid 1 bestaat uit een praktische test. De praktijktoets vakbekwaamheid 2 kan op een besloten terrein of een simulator worden afgelegd.

  • 2 De eisen voor het praktijkexamen vakbekwaamheid voor rijbewijscategorie C worden bij ministeriële regeling vastgesteld en betreffen in ieder geval:

    • a. bedrevenheid in rationeel rijden op basis van veiligheidsvoorschriften;

    • b. het kunnen toepassen van voorschriften omtrent de onderwerpen die voor bestuurders van motorvoertuigen van die categorie zijn opgenomen in bijlage I van de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders;

    • c. het op juiste en veilige wijze kunnen toepassen van kennis en vaardigheden met betrekking tot een aantal bijzondere onderwerpen die voor bestuurders van motorvoertuigen van die categorie zijn opgenomen in bijlage I van de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders.

  • 3 De aanvrager die reeds beschikt over een geldig rijbewijs van de categorie C1 of C, verwerft het praktijkexamen vakbekwaamheid voor rijbewijscategorie C door in aanvulling op dat rijbewijs met goed gevolg de bij ministeriële regeling vastgestelde onderdelen van dat praktijkexamen af te leggen.

Artikel 156m

  • 1 Het praktijkexamen vakbekwaamheid voor rijbewijscategorie D bestaat uit een rijproef die geïntegreerd wordt afgelegd met het praktijkexamen voor het rijbewijs D, en uit de praktijktoetsen vakbekwaamheid 2 en 3. De praktijktoets vakbekwaamheid 1 bestaat uit een praktische toets. De praktijktoets vakbekwaamheid 2 kan op een besloten terrein of een simulator worden afgelegd.

  • 2 De eisen voor het praktijkexamen vakbekwaamheid voor rijbewijscategorie D worden bij ministeriële regeling vastgesteld en betreffen in ieder geval:

    • a. bedrevenheid in rationeel rijden op basis van veiligheidsvoorschriften;

    • b. het kunnen toepassen van voorschriften omtrent de onderwerpen die voor bestuurders van motorvoertuigen van die categorie zijn opgenomen in bijlage I van de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders;

    • c. het op juiste en veilige wijze kunnen toepassen van kennis en vaardigheden met betrekking tot een aantal bijzondere onderwerpen die voor bestuurders van motorvoertuigen van die categorie zijn opgenomen in bijlage I van de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders.

  • 3 De aanvrager die reeds beschikt over een geldig rijbewijs van de categorie D1 of D, verwerft het praktijkexamen vakbekwaamheid voor rijbewijscategorie D door in aanvulling op dat rijbewijs met goed gevolg de bij ministeriële regeling vastgestelde onderdelen van dat praktijkexamen af te leggen.

Artikel 156n

  • 1 De aangewezen exameninstantie kan een rij-instructeur die ingevolge de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 bevoegd is tot het geven van rijonderricht en die voldoet aan de door haar opgestelde eisen, aanwijzen tot het afnemen van praktijktoetsen vakbekwaamheid 1 en 2 voor de rijbewijscategorieën C en D.

  • 2 Een rij-instructeur als bedoeld in het eerste lid neemt de praktijktoetsen af met gebruikmaking van de exameneisen.

  • 3 Een rij-instructeur als bedoeld in het eerste lid meldt aan de aangewezen exameninstantie binnen de door deze vastgestelde termijn of een aanvrager voldoet aan de exameneisen.

Artikel 156p

Op een praktijktoets vakbekwaamheid bedoeld in hoofdstuk VIIA zijn de artikelen 78, 81, 82, eerste lid, en 84 van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat in plaats van «rijproef» telkens wordt gelezen «praktijktoets vakbekwaamheid», en dat in artikel 82, eerste lid, in plaats van «het CBR» wordt gelezen: de aangewezen exameninstantie.

§ 6. Vrijstellingen basiskwalificatie

Artikel 156q

  • 1 De volgende bestuurders zijn vrijgesteld van het behalen van een getuigschrift van vakbekwaamheid:

    • a. een bestuurder die houder is van een geldig rijbewijs van één van de categorieën D1, E bij D1, D of E bij D of van een als gelijkwaardig erkend rijbewijs, mits dat rijbewijs uiterlijk op 9 september 2008 is afgegeven;

    • b. een bestuurder die houder is van een geldig rijbewijs van één van de categorieën C1, E bij C1, C of E bij C of van een als gelijkwaardig erkend rijbewijs, mits dat rijbewijs uiterlijk op 9 september 2009 is afgegeven.

  • 2 Een bestuurder als bedoeld in artikel 151d, tweede lid, onderdeel a, van de wet is bij het behalen van een getuigschrift van vakbekwaamheid vrijgesteld van het afleggen van bij ministeriële regeling te bepalen onderdelen van het vakbekwaamheidsexamen.

  • 3 Een bestuurder als bedoeld in artikel 151d, tweede lid, onderdeel b, van de wet die een op het beroep van chauffeur goederenvervoer gerichte beroepsopleiding als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs of een bij ministeriële regeling daaraan gelijkwaardig verklaarde opleiding volgt, is éénmaal voor een aaneengesloten periode van maximaal drie jaar voor Nederlands grondgebied vrijgesteld van de verplichting over een getuigschrift van vakbekwaamheid te beschikken indien hij:

    • a. een door het bevoegd gezag van de opleiding gewaarmerkte verklaring kan overleggen waaruit blijkt sinds welke datum hij de opleiding volgt, en

    • b. hij door middel van een geldig bewijs van inschrijving kan aantonen dat hij nog staat ingeschreven bij de opleiding.

  • 4 Een bestuurder die houder is van een getuigschrift van vakbekwaamheid voor één van de in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde rijbewijscategorieën is vrijgesteld van de verplichting een dergelijk getuigschrift te behalen voor de overige in genoemd onderdeel vermelde rijbewijscategorieën.

  • 5 Een bestuurder die houder is van een getuigschrift van vakbekwaamheid voor één van de in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde rijbewijscategorieën is vrijgesteld van de verplichting een dergelijk getuigschrift te behalen voor de overige in genoemd onderdeel vermelde rijbewijscategorieën.

  • 6 Een bestuurder, geboren vóór 1 juli 1955, is vrijgesteld van de verplichting een getuigschrift van vakbekwaamheid te behalen.

  • 7 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de vrijstelling bedoeld in het zesde lid.

§ 7. Stelsel van nascholing

Artikel 156r

  • 1 Het stelsel van nascholing, bedoeld in hoofdstuk VIIA van de wet, bevat de verplichting van de bestuurder om bij een of meer erkende opleidingscentra per vijf jaren 35 uur nascholingscursussen te volgen.

  • 2 Voor bestuurders bedoeld in artikel 156q, eerste lid, wordt de periode waarin de eerste nascholing kan worden gevolgd verlengd tot zeven jaren.

Artikel 156s

  • 1 De nascholing bestaat uit nascholingscursussen die worden aangeboden in eenheden van ten minste 7 uur, waarin de onderwerpen die zijn opgenomen in bijlage I van de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders opnieuw worden bestudeerd en uitgediept.

  • 2 Het raamwerk van nascholingscursussen wordt periodiek vastgesteld door de aangewezen exameninstantie, die daarbij rekening houdt met de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen voor nascholingscursussen.

  • 3 Bij de nascholingscursussen kan gebruik worden gemaakt van simulatoren.

Artikel 156t

  • 1 Een bestuurder die tegen overlegging van bewijsstukken, afgegeven door bevoegde autoriteiten van andere lidstaten van de Europese Gemeenschap, ten genoegen van de aangewezen exameninstantie kan aantonen dat hij een gedeelte van de nascholing aldaar heeft gevolgd, kan het voor hem nog resterende gedeelte van de nascholing in Nederland afronden.

  • 2 De aangewezen exameninstantie kan bij de toetsing van de in het eerste lid bedoelde bewijsstukken de hulp van de Dienst Wegverkeer inroepen.

  • 3 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld inzake de toekenning van de nascholing.

Artikel 156u

  • 1 Een erkend opleidingscentrum meldt binnen de door de aangewezen exameninstantie vastgestelde termijn voorafgaand aan de dag waarop een nascholingscursus wordt gehouden de voorgenomen cursus aan de aangewezen exameninstantie. De melding bevat de door de aangewezen exameninstantie bepaalde onderwerpen.

  • 2 Een erkend opleidingscentrum meldt binnen de door de aangewezen exameninstantie vastgestelde termijn aan deze het feit dat een bestuurder een nascholingsonderdeel heeft gevolgd.

§ 8. Vrijstellingen nascholing

Artikel 156v

  • 1 Een bestuurder die houder is van een getuigschrift van nascholing voor één van de rijbewijscategorieën C, C1, D, D1, E bij C, E bij C1, E bij D of E bij D1 is vrijgesteld van de verplichting een getuigschrift van nascholing te behalen voor de overige genoemde rijbewijscategorieën.

  • 2 Een bestuurder, geboren vóór 1 juli 1955, is vrijgesteld van de verplichting een getuigschrift van nascholing te behalen.

§ 9. Erkenning opleidingscentra

Artikel 156w

  • 1 De aangewezen exameninstantie kan aan een natuurlijke persoon of rechtspersoon een erkenning verlenen waardoor deze gerechtigd is nascholing te organiseren.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen voorschriften worden vastgesteld die aan een erkenning worden verbonden en kunnen met betrekking tot die voorschriften regels worden vastgesteld.

Artikel 156x

  • 1 Een erkenning als opleidingscentrum voor het verrichten van nascholing wordt op aanvraag en tegen betaling, op de door de aangewezen exameninstantie vastgestelde wijze, van het daarvoor door deze instantie vastgestelde tarief verleend indien is voldaan aan de bij ministeriële regeling gestelde eisen.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde eisen kunnen onder meer betrekking hebben op:

    • a. de certificering van de aangeboden nascholingscursussen;

    • b. de kwalificaties en werkterreinen van de nascholingsdocenten en -instructeurs;

    • c. de cursuslocaties;

    • d. het voor het praktijkgedeelte gebruikte wagenpark, en

    • e. de omvang van het aantal deelnemers per nascholingscursus.

  • 3 Een erkenning heeft een geldigheidsduur van maximaal vijf jaren.

  • 4 Een erkenning als bedoeld in het eerste lid kan door de aangewezen exameninstantie worden geschorst of ingetrokken indien:

    • a. de handelingen waarvoor de erkenning is verleend, niet meer worden verricht, of

    • b. niet meer aan de in het tweede lid bedoelde eisen wordt voldaan.

  • 5 Bij ministeriële regeling kunnen nadere eisen worden vastgesteld met betrekking tot de aanvraag, schorsing en intrekking van een erkenning.

§ 10. Onderricht

Artikel 156y

  • 1 Degene die in het kader van hoofdstuk VIIA van de wet onderricht verricht anders dan rijonderricht bedoeld in de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993, dan wel in het kader van dat hoofdstuk betrokken is bij de training, instructie of scholing van bestuurders, voldoet aan:

    • a. de eisen die zijn opgenomen in onderdeel 5.2.3 van bijlage I van de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders, en

    • b. de bij ministeriële regeling bepaalde eisen.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld aan het toezicht op de in het eerste lid bedoelde personen.

Artikel 156z

Indien bij een praktijkexamen vakbekwaamheid of bij een nascholingscursus gebruik wordt gemaakt van een simulator voldoet deze aan de door de aangewezen exameninstantie gestelde en door Onze Minister goedgekeurde eisen.

§ 11. Registratie van verklaringen van vakbekwaamheid en verklaringen van nascholing

Artikel 156aa

  • 1 Indien de aanvrager naar het oordeel van de aangewezen exameninstantie de basiskwalificatie heeft behaald, registreert de aangewezen exameninstantie in het rijbewijzenregister ten behoeve van de aanvrager een verklaring van vakbekwaamheid voor de rijbewijscategorieën waarvoor de aanvrager de basiskwalificatie heeft behaald.

  • 2 Nadat uit de in artikel 156u bedoelde meldingen is gebleken dat een bestuurder de nascholing heeft afgerond, registreert de aangewezen exameninstantie ten behoeve van de aanvrager in het rijbewijzenregister een verklaring van nascholing.

  • 3 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de in dit artikel bedoelde registraties en meldingen.

Artikel 156ab

  • 1 Een getuigschrift van vakbekwaamheid behaald voor één van de rijbewijscategorieën C1, E bij C1, C of E bij C wordt op het rijbewijs tevens vermeld naast alle andere van deze categorieën voor zover de desbetreffende bestuurder daarover beschikt.

  • 2 Een getuigschrift van vakbekwaamheid behaald voor één van de rijbewijscategorieën D1, E bij D1, D of E bij D wordt op het rijbewijs tevens vermeld naast alle andere van deze categorieën voor zover de desbetreffende bestuurder daarover beschikt.

  • 3 Een getuigschrift van nascholing behaald voor de rijbewijscategorieën C1, E bij C1, C, E bij C, D1, E bij D1, D of E bij D wordt op het rijbewijs tevens vermeld naast alle andere categorieën waarvoor de desbetreffende bestuurder over een getuigschrift van vakbekwaamheid beschikt.

  • 4 Een Nederlands omwisselingscertificaat geeft aan

    • a. voor welke rijbewijscategorieën een bestuurder de basiskwalificatie heeft behaald of

    • b. dat de bestuurder de nascholing heeft afgerond.

Artikel 156ac

Voor de toepassing van hoofdstuk VIIA wordt met een geldig rijbewijs van de rijbewijscategorieën C1, E bij C1, C, E bij C, D1, E bij D1, D of E bij D gelijkgesteld een geldig rijbewijs, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap, in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of in Zwitserland.

Artikel 156ad

Een wijziging van bijlage I van de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders gaat voor de toepassing van hoofdstuk VIIA gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven.

Hoofdstuk VIII. Bromfietscertificaten

§ 6. Het register betreffende de afgifte van bromfietscertificaten

Artikel 168

De Dienst Wegverkeer is verantwoordelijke voor de verwerking van persoonsgegevens in het kader van het register betreffende de afgifte van bromfietscertificaten.

Artikel 169

In het register betreffende de afgifte van bromfietscertificaten worden de navolgende gegevens verwerkt:

  • a. geslachtsnaam, voorvoegsels, voorletters, plaats en datum en eventueel land van geboorte van degenen aan wie een bromfietscertificaat is afgegeven;

  • b. adres van degenen aan wie een bromfietscertificaat is afgegeven, zoals dat bekend was ten tijde van de afgifte;

  • c. nummer en datum van afgifte van bromfietscertificaten;

  • d. gegevens omtrent de ongeldigverklaring van bromfietscertificaten.

Artikel 170

Het CBR verwerkt in het rijbewijzenregister gegevens omtrent de afgifte van bromfietscertificaten alsmede omtrent de ongeldigverklaring van bromfietscertificaten.

Artikel 172

Het in artikel 145 van de wet bedoelde reglement alsmede de wijziging en intrekking daarvan wordt voor een ieder ter inzage gelegd bij de Dienst Wegverkeer te Veendam alsmede bij de vestigingen van het CBR.

Artikel 173

Uit het register betreffende de afgifte van bromfietscertificaten worden door de Dienst Wegverkeer inlichtingen verstrekt aan de volgende belanghebbenden:

  • a. degenen omtrent wie gegevens in het register zijn opgenomen;

  • b. het CBR;

  • c. het Centraal Bureau voor de Statistiek, voor statistische doeleinden, voor zover het betreft niet tot personen herleidbare informatie;

  • d. het Verbond van Verzekeraars, ten behoeve van het vaststellen van rechten en plichten in het kader van de uitvoering van verzekeringsovereenkomsten, voor zover het betreft de datum van afgifte van bromfietscertificaten;

  • e. overige door Onze Minister aangewezen belanghebbenden ten behoeve van het bij de aanwijzing aangegeven doel.

Hoofdstuk IX. Overgangsbepalingen

Artikel 174

Aanvragen van rijbewijzen die betrekking hebben op de afgifte van een rijbewijs tegen overlegging van een op basis van de Wegenverkeerswet aan de aanvrager afgegeven rijbewijs dat na 30 juni 1985 zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur en dat behoort tot een bij ministeriële regeling aangewezen model, dienen:

  • a. indien de aanvrager woonachtig is in Nederland, te zijn gericht tot de Dienst Wegverkeer en te worden ingediend bij de burgemeester van de gemeente waar de aanvrager woonachtig is;

  • b. indien de aanvrager niet in Nederland woonachtig is, te zijn gericht tot en te worden ingediend bij de Dienst Wegverkeer.

Artikel 178

Voor de toepassing van artikel 9, eerste lid, onderdeel d, wordt onder een rijbewijs B mede verstaan een op basis van de Wegenverkeerswet afgegeven rijbewijs B dat op het moment van de aanvraag na 30 juni 1985 zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur en dat niet behoort tot een bij ministeriële regeling aangewezen model.

Artikel 179

  • 1 Voor de toepassing van artikel 18, eerste lid, wordt onder een rijbewijs B dat is voorzien van een bij ministeriële regeling vastgestelde code waaruit blijkt dat de houder van dat rijbewijs het praktijk-examen heeft afgelegd in een motorrijtuig dat is voorzien van een automatische gangwissel of van een automatische koppeling mede verstaan een op basis van de Wegenverkeerswet afgegeven rijbewijs B met de aanduiding «Automaat».

  • 2 Voor de toepassing van artikel 18, tweede lid, wordt onder een rijbewijs dat zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur mede verstaan een op basis van de Wegenverkeerswet afgegeven rijbewijs dat zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur en dat niet behoort tot een bij ministeriële regeling aangewezen model.

  • 3 Voor de toepassing van artikel 18, vijfde lid, onderdeel a, wordt onder een rijbewijs B dat zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur mede verstaan een op basis van de Wegenverkeerswet afgegeven rijbewijs B dat na 30 juni 1985 zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur.

Artikel 183

  • 1 Voor de toepassing van de artikelen 35, aanhef en onderdeel a, 36 en 38 tot en met 43, wordt onder een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs mede verstaan een eerder op basis van de Wegenverkeerswet aan de aanvrager afgegeven rijbewijs dat op het moment van de aanvraag na 30 juni 1985 zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur.

  • 2 Voor de toepassing van artikel 35, onderdeel b, onder III, wordt onder een rijbewijs waarvan de geldigheidsduur verstrijkt op of na de dag waarop hij de leeftijd van 70 jaren bereikt, mede verstaan een op basis van de Wegenverkeerswet afgegeven rijbewijs waarvan de geldigheidsduur verstrijkt op of na de dag waarop hij de leeftijd van 70 jaren bereikt.

  • 3 Voor de toepassing van de artikelen 44, derde lid, 45, derde lid, 46, derde en vijfde lid, 107 en 108 wordt onder een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs mede verstaan een eerder op basis van de Wegenverkeerswet aan de aanvrager afgegeven rijbewijs dat op het moment van de aanvraag na 30 juni 1985 zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur of door omwisseling tegen een rijbewijs dat is afgegeven door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland.

Artikel 184

  • 1 Voor de toepassing van de artikelen 36, 43 en 59, derde lid, wordt onder een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs mede verstaan een eerder op basis van de Wegenverkeerswet aan de aanvrager afgegeven rijbewijs dat op het moment van de aanvraag na 30 juni 1985 zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur en dat niet behoort tot een bij ministeriële regeling aangewezen model.

  • 2 Voor de toepassing van artikel 59, eerste lid, onderdeel e, wordt onder een aan de aanvrager afgegeven rijbewijs B dat zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur mede verstaan een op basis van de Wegenverkeerswet aan de aanvrager afgegeven rijbewijs B dat hetzij nog geldig is, hetzij na 30 juni 1985 zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur.

Artikel 185

Voor de toepassing van de artikelen 45, eerste lid, onderdeel b onder II, 47, eerste lid, onderdeel c onder II, en 48, eerste lid, onderdeel c onder II, worden in het overgelegde rijbewijs omschreven eisen ten aanzien van de inrichting van het voertuig en de eis dat de aanvrager corrigerende lenzen draagt, niet aangemerkt als beperkende aantekeningen die niet zijn aangeduid met de geharmoniseerde codes van de Europese Gemeenschap.

Artikel 186

  • 1 Voor de toepassing van artikel 67, derde lid, wordt onder een rijbewijs B, al dan niet voorzien van een bij ministeriële regeling vastgestelde codering waaruit blijkt dat de houder het praktijkexamen heeft afgelegd in een motorrijtuig zonder koppelingspedaal, dat zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur mede verstaan een op basis van de Wegenverkeerswet afgegeven rijbewijs B, al dan niet voorzien van een bij ministeriële regeling vastgestelde codering waaruit blijkt dat de houder het praktijkexamen heeft afgelegd in een motorrijtuig zonder koppelingspedaal, dat na 30 juni 1985 zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur en dat niet behoort tot een bij ministeriële regeling aangewezen model.

  • 2 Voor de toepassing van artikel 67, vierde lid, wordt onder een rijbewijs voor het trekkende motorrijtuig, al dan niet voorzien van een bij ministeriële regeling vastgestelde codering waaruit blijkt dat de houder van dat rijbewijs het praktijkexamen heeft afgelegd in een motorrijtuig dat is voorzien van een automatische gangwissel of van een automatische koppeling, dat zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur mede verstaan een op basis van de Wegenverkeerswet afgegeven rijbewijs voor het trekkende motorrijtuig, al dan niet voorzien van een bij ministeriële regeling vastgestelde codering waaruit blijkt dat de houder van dat rijbewijs het praktijkexamen heeft afgelegd in een motorrijtuig dat is voorzien van een automatische gangwissel of van een automatische koppeling, dat na 30 juni 1985 zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur en dat niet behoort tot een bij ministeriële regeling aangewezen model.

Artikel 187

Voor de toepassing van artikel 69, tweede lid, onderdeel a, wordt onder een rijbewijs dat zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur mede verstaan een op basis van de Wegenverkeerswet afgegeven rijbewijs dat op het moment van de aanvraag zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur en dat niet behoort tot een bij ministeriële regeling aangewezen model.

Artikel 191

Voor de toepassing van de artikelen 145 tot en met 152 wordt onder rijbewijzen mede verstaan rijbewijzen als bedoeld in artikel 9, eerste lid onder 3e, van de Wegenverkeerswet.

Artikel 193

Indien de aanvraag van een rijbewijs betrekking heeft op de afgifte van een rijbewijs in verband met het verstrijken van de geldigheidsduur van een voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit op basis van de Wegenverkeerswet afgegeven rijbewijs dat geldig is voor de rijbewijscategorie A wordt, indien de aanvrager ten behoeve van het besturen van een motorrijtuig op drie wielen, waarvan de ledige massa niet meer bedraagt dan 400 kg, belang heeft bij afgifte van een rijbewijs dat geldig is voor het besturen van motorrijtuigen van de rijbewijscategorie B, tegen overlegging van dat eerder afgegeven rijbewijs en een vóór 1 juni 1996 op zijn naam gesteld kentekenbewijs dat is afgegeven voor een motorrijtuig als hier bedoeld, een rijbewijs afgegeven voor de rijbewijscategorieën A en B, dat voor wat betreft de rijbewijscategorie B slechts geldig is voor het besturen van motorrijtuigen op drie wielen, waarvan de ledige massa niet meer bedraagt dan 400 kg. In het rijbewijs is deze beperking aangeduid met een bij ministeriële regeling vastgestelde codering.

Artikel 194

Indien de aanvraag van een rijbewijs betrekking heeft op de afgifte van een rijbewijs tegen overlegging van een op basis van de Wegenverkeerswet aan de aanvrager afgegeven rijbewijs dat na 30 juni 1985 zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur en waarin de aanduiding «Automatische gangwissel of koppeling», al dan niet in combinatie met de aanduiding «Tot één jaar na datum van afgifte beperkt geldig» is geplaatst, wordt een rijbewijs afgegeven zonder die beperkende aanduiding of aanduidingen.

Artikel 195

  • 1 Indien de aanvraag van een rijbewijs betrekking heeft op de afgifte van een rijbewijs tegen overlegging van een op basis van de Wegenverkeerswet aan de aanvrager afgegeven rijbewijs dat na 30 juni 1985 zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur en waarin vermeldingen of beperkende aantekeningen zijn aangebracht, wordt een rijbewijs afgegeven waarin die vermeldingen of beperkende aantekeningen zijn aangeduid met een bij ministeriële regeling vastgestelde codering.

  • 2 Indien het op basis van de Wegenverkeerswet aan de aanvrager afgegeven rijbewijs, bedoeld in het eerste lid, niet kan worden overgelegd omdat het verloren is geraakt of teniet is gegaan, neemt degene die een rijbewijs afgeeft de in het rijbewijzenregister opgenomen vermeldingen of beperkende aantekeningen in de vorm van een bij ministeriële regeling vastgestelde codering over in het af te geven rijbewijs.

Artikel 196

Indien de aanvrager van een rijbewijs in het bezit is van:

  • a. een op basis van de Wegenverkeerswet afgegeven rijbewijs C met de aanduiding «Automaat», dat na 30 juni 1985 zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur en dat niet behoort tot een bij ministeriële regeling aangewezen model, en hij ter verkrijging van een rijbewijs D een verklaring van rijvaardigheid overlegt waaruit blijkt dat hij het praktijkexamen heeft afgelegd met een motorrijtuig zonder koppelingspedaal,

  • b. een op basis van de Wegenverkeerswet afgegeven rijbewijs D met de aanduiding «Automaat», dat na 30 juni 1985 zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur en dat niet behoort tot een bij ministeriële regeling aangewezen model, en hij ter verkrijging van een rijbewijs C een verklaring van rijvaardigheid overlegt waaruit blijkt dat hij het praktijkexamen heeft afgelegd met een motorrijtuig zonder koppelingspedaal,

  • c. een op basis van de Wegenverkeerswet afgegeven rijbewijs C dat na 30 juni 1985 zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur en dat niet behoort tot een bij ministeriële regeling aangewezen model, en hij ter verkrijging van een rijbewijs D een verklaring van rijvaardigheid overlegt waaruit blijkt dat hij het praktijkexamen heeft afgelegd met een motorrijtuig zonder koppelingspedaal, dan wel

  • d. een op basis van de Wegenverkeerswet afgegeven rijbewijs D dat na 30 juni 1985 zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur en dat niet behoort tot een bij ministeriële regeling aangewezen model, en hij ter verkrijging van een rijbewijs C een verklaring van rijvaardigheid overlegt waaruit blijkt dat hij het praktijkexamen heeft afgelegd met een motorrijtuig zonder koppelingspedaal,

wordt een rijbewijs afgegeven voor het besturen van de betrokken, in het van toepassing zijnde onderdeel a, b, c of d bedoelde categorieën van motorrijtuigen, zonder dat voor één van die categorieën een beperking tot motorrijtuigen zonder koppelingspedaal geldt.

Hoofdstuk XI. Slotbepalingen

Artikel 199

De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 30 mei 1996

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat a.i.,

Margaretha de Boer

Uitgegeven de éénendertigste mei 1996

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager