Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-02-2003.
Goedkeuring statuten
[Regeling vervallen per 01-01-2012]
1 De statuten van het participatiefonds behoeven de goedkeuring van Onze Minister.
2 Onze Minister verleent de goedkeuring aan de statuten van het participatiefonds uitsluitend,
indien deze statuten ten minste de volgende bepalingen bevatten:
-
a. de bepaling dat het participatiefonds zich ten doel stelt de waarborgen te bieden,
bedoeld in de artikelen 184, eerste lid, van de WPO, 170, eerste lid, van de WEC en
98b, eerste lid, van de WVO;
-
b. de bepaling dat het bestuur van het participatiefonds wordt gevormd door vertegenwoordigers
van de centrales, genoemd in artikel 3, eerste lid, van het Overlegbesluit onderwijspersoneel,
en de organisaties, genoemd in artikel 24, eerste lid, van dat besluit;
-
c. de bepaling dat het bestuur van het participatiefonds ten minste een maal per jaar
overleg voert met Onze Minister of een door Onze Minister aan te wijzen vertegenwoordiger;
-
d. de bepaling dat het participatiefonds is gehouden de aanwijzingen die Onze Minister
geeft op grond van de artikelen 188, eerste lid, van de WPO, 173, eerste lid, van
de WEC en 123b, eerste lid, van de WVO, zomede op grond van dit besluit, op te volgen;
-
e. de bepaling dat het participatiefonds Onze Minister alle inlichtingen verschaft, die
noodzakelijk zijn voor het door Onze Minister uit te oefenen toezicht op het participatiefonds;
-
f. de bepaling dat het participatiefonds in het kader van zijn taakuitoefening, bedoeld
in onderdeel a , het bevoegd gezag bij reglement of anderszins verplichtingen van administratieve
aard oplegt:
-
1°. ten behoeve van de controle van de rechtmatigheid van de uitgaven van het participatiefonds,
-
2°. ten behoeve van het verkrijgen van betrouwbare gegevens met betrekking tot het ontstaan
van aanspraken op werkloosheidsuitkeringen of herplaatsingswachtgelden,
-
3°. ten behoeve van de doelmatige uitvoering van de werkzaamheden door het participatiefonds,
-
4°. ten behoeve van het voldoen aan verplichtingen van het participatiefonds uit hoofde
van de wet of dit besluit;
-
5°. ten behoeve van het vaststellen van de bijdrage die het bevoegd gezag aan het participatiefonds
moet voldoen;
-
g. de bepaling dat bij ontbinding of beëindiging van de werkzaamheden van het participatiefonds
de bestemming van het bij liquidatie aanwezige vermogen wordt vastgesteld in overeenstemming
met Onze Minister.
3 Bij de goedkeuring van besluiten van het bestuur van het participatiefonds tot wijziging
van de statuten is het tweede lid van overeenkomstige toepassing.
4 Onze Minister onthoudt zijn goedkeuring aan een besluit van het bestuur van het participatiefonds
tot wijziging van de statuten, indien een dergelijk besluit in strijd is met de wet
of met dit besluit, dan wel in strijd is met het algemeen belang of niet is te verenigen
met de waarborgen welke het participatiefonds zich ten doel stelt te bieden. Onze
Minister kan aan een besluit van het bestuur van het participatiefonds tot wijziging
van de statuten zijn goedkeuring onthouden, indien dat besluit naar zijn oordeel in
strijd is met een door hem gegeven of voorgenomen aanwijzing, bedoeld in het tweede
lid, onderdeel d.
Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-05-2004.
Goedkeuring statuten
[Regeling vervallen per 01-01-2012]
1 De statuten van het participatiefonds behoeven de goedkeuring van Onze Minister.
2 Onze Minister verleent de goedkeuring aan de statuten van het participatiefonds uitsluitend,
indien deze statuten ten minste de volgende bepalingen bevatten:
-
a. de bepaling dat het participatiefonds zich ten doel stelt de waarborgen te bieden,
bedoeld in de artikelen 184, eerste lid, van de WPO, 170, eerste lid, van de WEC en
98b, eerste lid, van de WVO;
-
b. de bepaling dat het bestuur van het participatiefonds wordt gevormd door vertegenwoordigers
van de centrales, genoemd in artikel 3, eerste lid, van het Overlegbesluit onderwijspersoneel,
en de organisaties, genoemd in artikel 24, eerste lid, van dat besluit, met uitzondering
van het Werkgeversverbond Voortgezet Onderwijs;
-
c. de bepaling dat het bestuur van het participatiefonds ten minste een maal per jaar
overleg voert met Onze Minister of een door Onze Minister aan te wijzen vertegenwoordiger;
-
d. de bepaling dat het participatiefonds is gehouden de aanwijzingen die Onze Minister
geeft op grond van de artikelen 188, eerste lid, van de WPO, 173, eerste lid, van
de WEC en 123b, eerste lid, van de WVO, zomede op grond van dit besluit, op te volgen;
-
e. de bepaling dat het participatiefonds Onze Minister alle inlichtingen verschaft, die
noodzakelijk zijn voor het door Onze Minister uit te oefenen toezicht op het participatiefonds;
-
f. de bepaling dat het participatiefonds in het kader van zijn taakuitoefening, bedoeld
in onderdeel a , het bevoegd gezag bij reglement of anderszins verplichtingen van administratieve
aard oplegt:
-
1°. ten behoeve van de controle van de rechtmatigheid van de uitgaven van het participatiefonds,
-
2°. ten behoeve van het verkrijgen van betrouwbare gegevens met betrekking tot het ontstaan
van aanspraken op werkloosheidsuitkeringen of herplaatsingswachtgelden,
-
3°. ten behoeve van de doelmatige uitvoering van de werkzaamheden door het participatiefonds,
-
4°. ten behoeve van het voldoen aan verplichtingen van het participatiefonds uit hoofde
van de wet of dit besluit;
-
5°. ten behoeve van het vaststellen van de bijdrage die het bevoegd gezag aan het participatiefonds
moet voldoen;
-
g. de bepaling dat bij ontbinding of beëindiging van de werkzaamheden van het participatiefonds
de bestemming van het bij liquidatie aanwezige vermogen wordt vastgesteld in overeenstemming
met Onze Minister.
3 Bij de goedkeuring van besluiten van het bestuur van het participatiefonds tot wijziging
van de statuten is het tweede lid van overeenkomstige toepassing.
4 Onze Minister onthoudt zijn goedkeuring aan een besluit van het bestuur van het participatiefonds
tot wijziging van de statuten, indien een dergelijk besluit in strijd is met de wet
of met dit besluit, dan wel in strijd is met het algemeen belang of niet is te verenigen
met de waarborgen welke het participatiefonds zich ten doel stelt te bieden. Onze
Minister kan aan een besluit van het bestuur van het participatiefonds tot wijziging
van de statuten zijn goedkeuring onthouden, indien dat besluit naar zijn oordeel in
strijd is met een door hem gegeven of voorgenomen aanwijzing, bedoeld in het tweede
lid, onderdeel d.