§ 2. Begrippen en reikwijdte van de regeling
[Regeling vervallen per 09-09-2006 met terugwerkende kracht tot en met 29-08-2006]
In de tekst van voornoemd artikel is zo veel mogelijk aansluiting gezocht bij de begrippen
zoals die in de wet van 4 juni 1981, Stb. 370 (de zgn. Wet ketenaansprakelijkheid)
waren opgenomen. Het gaat daarbij met name om de begrippen ‘aannemer’, ‘onderaannemer’
en ‘het uitvoeren van een werk van stoffelijke aard’.
Een aannemer is degene die zich tegen betaling jegens zijn opdrachtgever verbindt
een werk van stoffelijke aard uit te voeren. Als aannemer geldt ook de zgn. eigenbouwer,
dat is degene die zonder opdracht van een ander een werk uitvoert in de normale uitoefening
van zijn bedrijf. Aangezien de verleggingsregeling niet geldt voor werkzaamheden ten
behoeve van de opdrachtgever, maar wel voor werkzaamheden ten behoeve van de eigenbouwer,
moeten deze begrippen goed onderscheiden worden. Kenmerkend voor de eigenbouwer is,
dat de uitvoering van het werk tot zijn normale bedrijfsuitoefening behoort, ook indien
hij dat werk geheel of gedeeltelijk uitbesteedt. Zo is een ondernemer die zich toelegt
op de bouw van schepen eigenbouwer indien hij dat doet voor eigen rekening en risico
en vindt de verleggingsregeling toepassing als hij dat werk geheel of gedeeltelijk
uitbesteedt.
Als werken van stoffelijke aard kunnen niet worden aangemerkt de producties van in
hoofdzaak persoonsgebonden arbeid van geestelijke of intellectuele aard, zoals de
diensten van architecten en scheepsontwerpers.
Als onderaannemer geldt ook de verkoper van een toekomstige zaak indien die verkoop
verband houdt met het in onderaanneming uit te voeren werk. Opgemerkt zij dat de verleggingsregeling
niet van toepassing is, als het werk geheel of grotendeels wordt verricht op de plaats
van vestiging van de onderaannemer, of indien het werk ondergeschikt is aan de verkoop
van een bestaande zaak. In dit verband moet onder ‘geheel of grotendeels’ worden verstaan:
meer dan 50% van de werkzaamheden. Als plaats van vestiging van de onderaannemer geldt
diens gebouw en/of diens terrein waar hij zijn bedrijf uitoefent. De vraag in welke
gevallen het werk ondergeschikt is aan de verkoop van een zaak, is slechts van geval
tot geval aan de hand van de specifieke omstandigheden te beantwoorden.
De verleggingsregeling geldt ook voor het inlenen van personeel ten behoeve van werkzaamheden
die onder de verleggingsregeling vallen. Daarbij is niet van belang, of sprake is
van hoofdelijke aansprakelijkheid van de inlener voor de loonbelasting en de sociale
premies. De verleggingsregeling geldt voorts ook voor werkzaamheden van een onderaannemer
die geen werknemers heeft.
Opgemerkt zij nog dat voor de prestaties van buitenlandse onderaannemers en buitenlandse
uitleners van personeel op grond van artikel 12, lid 3, van de Wet op de omzetbelasting
1968 (hierna: de wet) een verleggingsregeling geldt, die ook van toepassing is als
deze prestaties worden verricht buiten de onder de verleggingsregeling vallende sectoren
van het bedrijfsleven, een en ander uiteraard voor zover ter zake Nederlandse omzetbelasting
verschuldigd is, hetgeen gelet op artikel 6, lid 2, van de wet veelal het geval zal
zijn.