Met het vereiste van een bestemming zoals verwoord in artikel 3, onderdeel a, van
de Wet BZM, wordt tot uitdrukking gebracht dat een motorrijtuig, waarvan het gebruik
niet uitsluitend ligt in de sfeer van het goederenvervoer over de weg, in beginsel
niet is onderworpen aan de belasting. Dit leidt er toe dat motorrijtuigen die overigens
voldoen aan de definitie (een toegestane maximum massa van 12.000 kg of meer), maar
waarbij het goederenvervoer een andere bestemming dient dan het enkele transport van
goederen buiten de heffing blijven.
Het vorenstaande houdt in dat, om buiten de heffing te vallen, het goederenvervoer
dat met het betreffende motorrijtuig wordt verricht feitelijk ondergeschikt moet zijn
aan het eigenlijke gebruiksdoel van het motorrijtuig. Dat er sprake is van een ander
gebruiksdoel dan het vervoer van goederen is veelal af te leiden uit de bouw en/of
inrichting van het motorrijtuig. Veelal zijn die zodanig dat het duidelijk is dat
het motorrijtuig een andere functie heeft dan het vervoer van goederen en dat de bouw
en/of inrichting niet rechtstreeks dienstbaar zijn aan het transport. Dergelijke voorzieningen
dienen in of op het motorrijtuig vast te zijn te zijn aangebracht, dat wil zeggen
dat zij niet naar believen kunnen worden verwijderd.
Een inrichting om de goederen tijdens het transport in een zelfde toestand te houden
(bijvoorbeeld het koelen) of om de goederen voor het transport meer geschikt te maken
(bijvoorbeeld het persen) is dienstbaar aan het vervoer en heeft geen zelfstandige
functie ten opzichte van het vervoer van de goederen.
Ook een inrichting of apparatuur voor het laden en/of lossen van goederen die met
het motorrijtuig vervoerd worden, heeft geen zelfstandige functie, maar is dienstbaar
aan dat vervoer.
Op grond van het bovenstaande kunnen de volgende voorbeelden worden vermeld waar de
vraag of sprake is van een voor de wet belast motorrijtuig of voertuig-combinatie
een rol speelt.
a. Voorbeelden van motorrijtuigen die niet aan de belasting zijn onderworpen
-
– een bibliotheekbus, bedoeld als uitleenbus, met vast aangebrachte bibliotheek-attributen;
-
– een kraakperswagen, met vast aangebrachte apparatuur bestemd om het volume van de
goederen substantieel te verminderen;
-
– een landbouwwerktuig, waarbij het werktuig een zelfstandige functie heeft, te weten
het bewerken van goederen al dan niet op het voertuig zelf aanwezig;
-
– een rijdende werkplaats;
-
– een schooltandverzorgingsbus, met vaste apparatuur voor de tandverzorging en zitplaatsen;
-
– een strooi-auto, voorzien van apparatuur om het strooimiddel op de weg te strooien;
-
– een telecommunicatie-auto, voorzien van een vaste inrichting zoals kantoor-meubilair
en communicatieapparatuur.
-
– een tentoonstellingsvoertuig, dat bedoeld is om als tentoonstellingsruimte te fungeren
met vast aangebrachte tentoonstellings-attributen;
-
– een winkelwagen, gebruikt in de uitoefening van de detailhandel, voorzien van een
voor het publiek toegankelijke besloten ruimte die blijvend is ingericht als winkel;
-
– motorrijtuigen voor rioolreinigingswerkzaamheden, (hogedrukwagens, vacumwagens en
combiwagens).
Voor deze motorrijtuigen geldt er geen belastingplicht voor de Belasting zware motorrijtuigen,
voor zover deze worden gebruikt overeenkomstig de hiervoor bedoelde bestemming
b. Voorbeelden van motorrijtuigen die onder bepaalde voorwaarden niet aan de belasting
zijn onderworpen:
-
– een bergingsvoertuig, mits daadwerkelijk gebruikt voor het bergen van motorrijtuigen;
-
– een huisvuilauto, mits het motorrijtuig als zodanig wordt gebruikt en voorzien is
met apparatuur om de te vervoeren goederen te bewerken, zoals het pletten of een speciale
inrichting om vuilcontainers te ledigen;
-
– een lesvoertuig, mits de lesbestemming blijkt uit de dubbele bediening en er feitelijk
geen goederen mee worden vervoerd anders dan als lesobject.
c. Voorbeelden van motorrijtuigen die te allen tijde aan de belasting zijn onderworpen:
-
– een betonmortelauto, al dan niet met een betonpompinstallatie voor het pompen van
het beton;
-
– een motorrijtuig met een afzetbare huisvuilpersinstallatie, waarbij de installatie
als lading wordt beschouwd;
-
– een koelwagen, waarbij de koelapparatuur dient om de te vervoeren goederen tijdens
het vervoer te conserveren;
-
– een zgn. vacupress-auto, bestemd voor het zuigen/blazen van (droge) stoffen, het opslaan
en vervoeren van deze stoffen in een op het voertuig aanwezige opslagplaats.
-
– een trekker zonder oplegger