Besluit minimumloon en minimumvakantiebijslag

Geraadpleegd op 30-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2016 en zichtdatum 01-01-2016.
Geldend van 01-01-2016 t/m 31-12-2016

Besluit van 2 september 1996, houdende aanwijzing van een aantal arbeidsverhoudingen die als dienstbetrekking als bedoeld in artikel 2 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag worden beschouwd

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 27 maart 1996, Directie Arbeidsverhoudingen, nr. AV/RV/96/554;

Gelet op artikel 3, eerste lid, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag;

Gezien de adviezen van de Sociaal-Economische Raad (advies van 20 september 1991, nr. 91/19), de Emancipatieraad (advies van 6 september 1991, nr. III/19/91) en de Stichting van de Arbeid (advies van 21 december 1993, nr 10/93);

De Raad van State gehoord (advies van 6 mei 1996, No. W12.96.0141);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 27 augustus 1996, Directie Arbeidsverhoudingen, nr. AV/RV/96/1264;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 2

  • 1 Voor de toepassing van het bij of krachtens de wet bepaalde wordt onder dienstbetrekking als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van die wet mede verstaan de arbeidsverhouding van degene die krachtens een overeenkomst tegen beloning arbeid verricht voor ten hoogste twee anderen, tenzij deze overeenkomst is aangegaan in beroep en bedrijf.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde persoon verricht de aldaar bedoelde arbeid persoonlijk dan wel uitsluitend met behulp van zijn echtgenoot of bij hem inwonende bloedverwanten of aanverwanten of pleegkinderen.

  • 3 In dit besluit wordt als echtgenoot mede aangemerkt degene met wie de in het eerste lid bedoelde persoon een gezamenlijke huishouding voert.

  • 4 Van een gezamenlijke huishouding is sprake indien twee personen hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben en zij blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel anderszins.

  • 5 De duur van de in het eerste lid bedoelde arbeidsverhouding bedraagt ten minste drie maanden, waarbij de periode gedurende welke geen arbeid wordt verricht, minder dan 31 dagen bedraagt.

  • 6 De duur van de in het eerste lid bedoelde arbeid bedraagt gemiddeld ten minste vijf uren per week.

Artikel 3

  • 1 Na een herhaling van een overtreding of soortgelijke overtreding wordt een waarschuwing gegeven als bedoeld in artikel 18i, eerste lid, van de wet en indien een herhaling van die of een soortgelijke overtreding is geconstateerd als bedoeld in dat artikel van de wet, wordt een bevel opgelegd door de daartoe aangewezen ambtenaar dat de door hem aangewezen werkzaamheden voor een daarbij aangegeven periode worden stilgelegd dan wel niet mogen aanvangen.

  • 2 Indien een ernstige overtreding is geconstateerd, wordt in afwijking van het eerste lid, een waarschuwing als bedoeld in artikel 18i, eerste lid, van de wet gegeven bij de eerste overtreding en wordt, indien opnieuw dezelfde of een soortgelijke overtreding is geconstateerd die eveneens ernstig is, een bevel opgelegd door de daartoe aangewezen ambtenaar dat de door hem aangewezen werkzaamheden voor een daarbij aangegeven periode worden stilgelegd dan wel niet mogen aanvangen.

  • 3 Als een ernstige overtreding als bedoeld in het tweede lid wordt aangemerkt de overtreding waarbij:

    • a. ten minste 20 werknemers zijn betrokken en de onderbetaling ten minste 25 procent bedraagt;

    • b. de onderbetaling ten minste 50 procent bedraagt; of

    • c. artikel 18b, tweede lid, van de wet niet is nageleefd.

  • 4 Indien de aard van de overtreding of de met de overtreding samenhangende omstandigheden dan wel de gevolgen van een stillegging van de werkzaamheden daartoe aanleiding geven, kan worden afgezien van een waarschuwing als bedoeld in het eerste en tweede lid en kan worden afgezien van een bevel als bedoeld in het eerste en tweede lid.

Artikel 6

Artikel 6a

  • 1 De gegevens, bedoeld in artikel 18pa van de wet, worden door de toezichthouder of de door Onze Minister aangewezen ambtenaren geplaatst op een website met informatie van de toezichthouder of de door Onze Minister aangewezen ambtenaren, bedoeld in artikel 18pa, eerste lid, van de wet.

  • 2 De gegevens, bedoeld in artikel 18pa van de wet, blijven drie jaar na de datum van bekendmaking van het besluit, bedoeld in 18pa, eerste lid, van de wet, dan wel na verzending van een brief met de mededeling dat er geen overtreding is geconstateerd, beschikbaar op de website.

Artikel 6b

  • 1 De gegevens, bedoeld in artikel 18pa van de wet, betreffen:

    • a. de punten waarop is gecontroleerd en de wet of wetten die de grondslag daarvoor bieden;

    • b. de locatie waar het onderzoek heeft plaatsgevonden; en

    • c. de datum of periode waarop het onderzoek heeft plaatsgevonden.

  • 2 Indien het onderzoek heeft plaatsgevonden bij een normadressaat die is ingeschreven in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007, worden in aanvulling op het eerste lid met betrekking tot de normadressaat tevens openbaar gemaakt:

    • a. de naam en vestigingsplaats;

    • b. het nummer waaronder deze staat ingeschreven in het handelsregister; en

    • c. de sector of branche waarin deze normadressaat zijn economische activiteiten verricht.

  • 3 Indien na afronding van een onderzoek geen overtreding is geconstateerd die leidt tot de besluiten, genoemd in artikel 6c, wordt bij de gegevens, genoemd in het eerste lid, de opmerking geplaatst dat geen overtreding is geconstateerd.

Artikel 6c

  • 1 In aanvulling op artikel 6b, eerste lid, worden indien een onderzoek door de door Onze Minister aangewezen ambtenaren, bedoeld in artikel 18a, eerste en tweede lid, of artikel 18c, eerste lid, van de wet wordt gevolgd door een besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 18c, of een besluit tot bevel tot staken van de werkzaamheden als bedoeld in artikel 18i, tweede lid, van de wet, de volgende gegevens met betrekking tot dat besluit openbaar gemaakt:

    • a. welk besluit is genomen, de artikelen van de wet die de grondslag daarvoor bieden en de datum van dat besluit; en

    • b. welke rechtsmiddelen tegen het besluit zijn of kunnen worden aangewend en wat hiervan de uitkomst was, of dat het besluit onherroepelijk is geworden.

  • 2 Indien het besluit, bedoeld in het eerste lid, geheel of gedeeltelijk bestaat uit een bevel tot staken van de werkzaamheden, bedoeld in artikel 18i van de wet, bevat de openbaarmaking tevens de periode waarin de werkzaamheden worden gestaakt.

Artikel 6d

  • 1 De openbaarmaking van de gegevens, bedoeld in de artikelen 6b en 6c, geschiedt niet eerder dan tien werkdagen, doch uiterlijk dertig werkdagen na de datum waarop het besluit tot openbaarmaking van deze gegevens aan belanghebbende bekend is gemaakt.

  • 2 Indien wordt verzocht om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 18pa, zevende lid, van de wet, wordt de termijn van dertig werkdagen, bedoeld in het eerste lid, overeenkomstig opgeschort.

Artikel 6e

  • 1 Op verzoek van de belanghebbende kan een schriftelijke reactie over de openbaarmaking van de gegevens, bedoeld in de artikelen 6b en 6c, van ten hoogste 2.000 leestekens worden gegeven, die zal worden gevoegd bij de openbaar te maken gegevens op de website met informatie van de toezichthouder of de door Onze Minister aangewezen ambtenaren.

  • 2 Onderdelen van de schriftelijke reactie die persoonsgegevens, bedrijfsnamen of bedrijfsgegevens van derden dan wel strafbare of aanstootgevende uitlatingen bevatten, worden niet op de website gepubliceerd.

Artikel 6f

Indien in verband met een beslissing op bezwaar, beroep of hoger beroep wordt vastgesteld dat de gegevens, die op grond van artikel 18pa van de wet, en de artikelen 6b en 6c openbaar zijn gemaakt, niet meer juist of volledig zijn, worden deze gegevens aangepast, binnen tien werkdagen na vaststelling of na ontvangst van de desbetreffende beslissing door Onze Minister.

Artikel 7

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit minimumloon en minimumvakantiebijslag.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 2 september 1996

Beatrix

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. P. W. Melkert

Uitgegeven de derde oktober 1996

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager