Bijdragebesluit zorg

[Regeling vervallen per 01-01-2015.]
Geraadpleegd op 24-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2010 en zichtdatum 07-07-2010.
Geldend van 01-01-2010 t/m 20-06-2010

Besluit van 26 september 1996, houdende regeling van de bijdragen in de kosten van zorg ingevolge de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, en in de kosten van verzorging door een verzorgingshuis als bedoeld in de Overgangswet verzorgingshuizen (Bijdragebesluit zorg)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 12 juli 1996, VPZ/VU-961475, gedaan mede namens Onze Minister van Justitie en in overeenstemming met de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Gelet op artikel 6, derde lid, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, artikel 6a van de Wet persoonsregistraties en artikel 15 van de Overgangswet verzorgingshuizen;

De Raad van State gehoord (advies van 16 augustus 1996, No. W13.96.0305);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 25 september 1996, VPZ/VU-962243, uitgebracht mede namens Onze Minister van Justitie en in overeenstemming met de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Terugwerkende kracht

Stb. 2010, 261, datum inwerkingtreding 07-07-2010, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2009.

1 In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. de wet: de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten;

  • b. Besluit: Besluit zorgaanspraken AWBZ;

  • c. instelling: een instelling als bedoeld in de artikelen 9, 13 en 14 van het Besluit zorgaanspraken AWBZ;

  • d. dag: een kalenderdag;

  • e. peiljaar: het tweede kalenderjaar voorafgaande aan het jaar waarin de verzekerde zijn aanspraak op zorg tot gelding brengt;

  • f. inkomen:

    • 1°. indien over het peiljaar een aanslag of navorderingsaanslag inkomstenbelasting is of wordt vastgesteld: het inkomensgegeven, bedoeld in artikel 21, onderdeel e, onder 1°, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, vermeerderd met de correctie voor uitgaven voor specifieke zorgkosten, bedoeld in het tweede lid;

    • 2°. in de overige gevallen: het inkomensgegeven, bedoeld in artikel 21, onderdeel e, onder 2°, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;

  • g. belasting:

    • 1°. indien over het peiljaar een aanslag of navorderingsaanslag inkomstenbelasting is of wordt vastgesteld: de over dat jaar verschuldigde inkomstenbelasting, bedoeld in artikel 2.7 van de Wet inkomstenbelasting 2001, vermeerderd met de over dat jaar verschuldigde premie voor de volksverzekeringen, bedoeld in artikel 9 van de Wet financiering sociale verzekeringen;

    • 2°. in de overige gevallen: de in dat jaar ingehouden loonbelasting, bedoeld in artikel 20 van de Wet op de loonbelasting 1964, vermeerderd met de in dat jaar ingehouden premie voor de volksverzekeringen bedoeld in artikel 9 van de Wet financiering sociale verzekeringen;

  • h. centraal administratiekantoor: het centraal administratiekantoor, bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van het Administratiebesluit Bijzondere Ziektekostenverzekering;

  • i. [Red: door vernummering vervallen;]

  • j. zorgverzekering: een verzekering als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Zorgverzekeringswet;

  • k. zorgtoeslag: een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, van de Wet op de zorgtoeslag;

  • l. standaardpremie: het bedrag, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel g, van de Wet op de zorgtoeslag.

2 Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel f, subonderdeel 1°, wordt de correctie voor uitgaven voor specifieke zorgkosten gesteld op de uitgaven voor specifieke zorgkosten, bedoeld in afdeling 6.5 van de Wet inkomstenbelasting 2001, vermenigvuldigd met (1 minus het voor het peiljaar geldende gecombineerde heffingspercentage, bedoeld in artikel 8.1, onderdeel c, van de Wet inkomstenbelasting 2001).

Hoofdstuk II. Bijdrage bij verblijf in een instelling

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

§ 1. Bijdrageplicht

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De verzekerde van 18 jaren of ouder draagt bij in de kosten van de zorg, verleend door een instelling.

  • 2 Voor de toepassing van het eerste lid wordt afwezigheid uit de instelling, anders dan in verband met beëindiging van de zorgverlening, buiten beschouwing gelaten.

  • 3 Een wijziging in de burgerlijke staat van de verzekerde en het bereiken van een voor de toepassing van dit besluit van belang zijnde leeftijd door de verzekerde of zijn echtgenoot wordt in aanmerking genomen met ingang van de datum waarop de bijdrage wordt vastgesteld, met dien verstande dat bij de jaarlijkse herziening, bedoeld in artikel 5 of 15, derde lid, een verzekerde als 65 jaar wordt beschouwd indien hij uiterlijk op 31 januari van het kalenderjaar waarop de herziening betrekking heeft, de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De verzekerde is de bijdrage, bedoeld in artikel 2, verschuldigd aan het centraal administratiekantoor.

  • 2 Indien aan een verzekerde zorg wordt verleend met toepassing van artikel 6, vijfde lid, van de wet, is hij de bijdrage, in afwijking van het eerste lid verschuldigd aan Onze Minister van Justitie.

§ 2. Inkomensafhankelijke bijdrage

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De bijdrage bedraagt per maand voor de ongehuwde verzekerde die gedurende het etmaal in een instelling verblijft en voor de gehuwde verzekerden die beiden gedurende het etmaal in een instelling verblijven tezamen, een twaalfde gedeelte van het bijdrageplichtig inkomen, met dien verstande dat de uitkomst daarvan vervolgens wordt verhoogd met twee procent.

  • 2 De bijdrage, bedoeld in het eerste lid, bedraagt niet meer dan € 2 081,60 per maand of indien negentig procent van dertig maal het op grond van de Wet marktordening gezondheidszorg vastgestelde tarief per dag lager is, niet meer dan dat bedrag.

  • 3 Over een gedeelte van een maand is de bijdrage gelijk aan het vastgestelde bedrag per maand, vermenigvuldigd met twaalf maal het aantal dagen waarover de bijdrage binnen die maand verschuldigd is en gedeeld door 365.

  • 4 Van de voor gehuwde verzekerden gezamenlijk berekende bijdrage is ieder van de echtgenoten een gedeelte verschuldigd naar rato van ieders aandeel in het bijdrageplichtig inkomen.

  • 5 De met toepassing van het eerste tot en met het vierde lid vastgestelde bijdrage wordt verlaagd met:

    • a. 16% voor een ongehuwde verzekerde jonger dan 65 jaar, voor gehuwde verzekerden die beiden jonger zijn dan 65 jaar en voor gehuwde verzekerden indien een van beiden jonger is dan 65 jaar;

    • b. 8% voor de overige verzekerden.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De hoogte van de bijdrage wordt jaarlijks opnieuw berekend voor de periode van de eerste dag van januari tot en met de eenendertigste dag van de daaropvolgende maand december.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Het bijdrageplichtig inkomen wordt als volgt berekend:

    • a. het inkomen over het peiljaar van de ongehuwde verzekerde onderscheidenlijk de gehuwde verzekerden tezamen wordt verminderd met de door die verzekerde onderscheidenlijk die verzekerden verschuldigde of ingehouden belasting;

    • b. op het met toepassing van onderdeel a berekende bedrag worden in mindering gebracht:

  • 2 Inkomen dat in het buitenland wordt belast, dan wel is vrijgesteld van belasting op grond van bepalingen van internationaal recht, wordt mede in aanmerking genomen als ware dit aan de Nederlandse belastingwetgeving onderworpen. Op aanvraag van de verzekerde wordt daarop de in het buitenland verschuldigde belasting in mindering gebracht.

  • 3 De verzekerde meldt aan de zorgverzekeraar wijzigingen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, subonderdeel 1, en wijzigingen als bedoeld in artikel 2, derde lid.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De jaarlijkse herziening, bedoeld in artikel 5, geschiedt met toepassing van artikel 6.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Voor de berekening van het bijdrageplichtig inkomen over het jaar waarin een verzekerde of zijn echtgenoot voor het eerst inkomen geniet, wordt niet van het bedrag, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel a, uitgegaan, maar wordt uitgegaan van het inkomen dat de verzekerde of zijn echtgenoot over het desbetreffende kalenderjaar naar verwachting zal genieten, verminderd met de naar verwachting over dat kalenderjaar verschuldigde of ingehouden belasting.

  • 2 Voor de berekening van het bijdrageplichtig inkomen over het jaar volgende op het jaar waarin een verzekerde of zijn echtgenoot voor het eerst inkomen geniet, wordt niet van het bedrag, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel a, uitgegaan, maar wordt uitgegaan van het inkomen dat de verzekerde of zijn echtgenoot over het lopende kalenderjaar naar verwachting zal genieten, verminderd met de naar verwachting over dat kalenderjaar verschuldigde of ingehouden belasting.

  • 3 Voor de berekening van het bijdrageplichtig inkomen over het tweede jaar volgend op het jaar waarin een verzekerde of zijn echtgenoot voor het eerst inkomen geniet, wordt niet van het bedrag, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel a, uitgegaan, maar wordt uitgegaan van de in het tweede lid bedoelde bedragen.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 2 Indien artikel 8, eerste lid, van toepassing is en de werkzaamheden in de loop van het kalenderjaar aanvangen, worden de bedragen, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel b, naar rato van het deel van het kalenderjaar waarover de inkomsten worden verworven, in mindering gebracht.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 In afwijking van artikel 6, eerste lid, onderdeel a, vindt op aanvraag van de verzekerde een voorlopige vaststelling van het bijdrageplichtig inkomen plaats op basis van het redelijkerwijs gedurende het lopende kalenderjaar te verwachten inkomen en de over dat kalenderjaar te verwachten belasting indien toepassing van artikel 6, eerste lid, onderdeel a, ertoe zou leiden dat na afdracht van de bijdrage maandelijks gemiddeld minder over zou blijven dan het van toepassing zijnde bedrag, vermeld in artikel 23, eerste lid, van de Wet werk en bijstand, zoals dat geldt in het lopende kalenderjaar, alsmede een bedrag in verband met de standaardpremie gecorrigeerd met de zorgtoeslag. Het aldus berekende bijdrageplichtig inkomen wordt, om de per maand verschuldigde bijdrage vast te stellen, gedeeld door twaalf.

  • 2 Indien het eerste lid is toegepast, vindt na afloop van het jaar definitieve vaststelling plaats. Indien daaruit blijkt dat niet voldaan is aan het eerste lid, vindt definitieve vaststelling plaats met toepassing van artikel 6.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Op een aanvraag als bedoeld in de artikelen 10, eerste lid, en 15, derde lid, wordt beslist door het centraal administratiekantoor.

§ 3. Inkomensafhankelijke bijdrage in bijzondere gevallen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 14

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 In afwijking van artikel 4 bedraagt de bijdrage 12,5% van het bijdrageplichtig inkomen met een minimum van € 144,40 en een maximum van € 758, 60 per maand voor:

    • a. de gehuwde verzekerde wiens echtgenoot niet verblijft in een instelling;

    • b. de ongehuwde verzekerde gedurende de eerste zes maanden van verblijf in een instelling;

    • c. de gehuwde verzekerden die beiden in een instelling verblijven, zolang niet ten aanzien van elk van hen een periode van zes maanden of de periode, bedoeld in artikel 17, eerste lid, is verstreken, tezamen;

    • d. de ongehuwde verzekerde die moet of gehuwde verzekerden tezamen die moeten voorzien in de kosten van onderhoud van eigen, aangehuwde of pleegkinderen, mits voor die kinderen op grond van de artikelen 7 en 26 van de Algemene Kinderbijslagwet recht op een uitkering bestaat of aan die kinderen, voor zover ze de leeftijd van 27 jaar nog niet hebben bereikt, studiefinanciering is toegekend krachtens de Wet studiefinanciering 2000;

    • e. de ongehuwde verzekerde of de gehuwde verzekerden tezamen indien de zorgverzekeraar het waarschijnlijk acht dat het verblijf in de instelling voor de ongehuwde verzekerde, voor beide of voor een van de beide gehuwde verzekerden kan worden beëindigd en terugkeer naar de maatschappij mogelijk is en zal worden bewerkstelligd;

    • f. de ongehuwde verzekerde en de gehuwde verzekerde, ten aanzien van wie artikel 14 van het Besluit toepassing vindt;

    • g. de gehuwde verzekerden tezamen, indien artikel 14 van het Besluit ten aanzien van beiden toepassing vindt dan wel indien artikel 14 van het Besluit toepassing vindt ten aanzien van een van hen en de ander in een instelling verblijft.

  • 2 De onderdelen b en c van het eerste lid zijn niet van toepassing indien het verblijf aanvangt binnen zes maanden na beëindiging van een verblijf in een instelling waarvoor de ongehuwde verzekerde of de gehuwde verzekerden tezamen een bijdrage als bedoeld in artikel 4 verschuldigd was of waren.

  • 3 Voor de berekening van de periode van zes maanden worden perioden van verblijf in instellingen samengeteld, tenzij tussen twee zodanige perioden meer dan zestig dagen zijn verlopen. Voor deze berekening telt verblijf in instellingen waarvan de kosten niet ten laste van het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten komen, mee. De eerste volzin is niet van toepassing op verzekerden die maximaal twee weken per twee maanden in een instelling verblijven.

Artikel 15

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Voor de toepassing van artikel 14 is het bijdrageplichtig inkomen gelijk aan het inkomen over het peiljaar van de ongehuwde verzekerde onderscheidenlijk van de gehuwde verzekerden tezamen, doch zonder de correctie voor buitengewone uitgaven, bedoeld in artikel 1, tweede lid.

  • 3 In afwijking van het eerste lid vindt op aanvraag van de verzekerde een voorlopige vaststelling van het bijdrageplichtig inkomen plaats op basis van het redelijkerwijs gedurende het lopende kalenderjaar te verwachten inkomen, indien het inkomen in dat jaar ten minste € 1816 lager is dan het inkomen over het peiljaar dan wel algemene bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand of een inkomensvoorziening op grond van de Wet investeren in jongeren betreft.

  • 4 Indien het derde lid is toegepast, vindt na afloop van het jaar definitieve vaststelling plaats. Indien daaruit blijkt dat het bijdrageplichtig inkomen minder dan € 1816 lager is geweest dan het inkomen, bedoeld in het eerste lid, vindt definitieve vaststelling plaats overeenkomstig het eerste lid.

Terugwerkende kracht

Stb. 2010, 261, datum inwerkingtreding 07-07-2010, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2009.

1 Voor de toepassing van artikel 14 is het bijdrageplichtig inkomen gelijk aan het inkomen over het peiljaar van de ongehuwde verzekerde onderscheidenlijk van de gehuwde verzekerden tezamen, doch zonder de correctie voor uitgaven voor specifieke zorgkosten, bedoeld in artikel 1, tweede lid.

Hoofdstuk III. Bijdrage in andere gevallen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

§ 1. Bijdrageplicht

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 16a

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De verzekerde van 18 jaar of ouder draagt bij in de kosten van de zorg, bedoeld in de artikelen 4 en 5 van het Besluit, voor zover voor die zorg niet reeds op grond van de artikelen 4 of 14 een bijdrage is verschuldigd.

  • 2 De bijdrageplicht, bedoeld in het eerste lid, geldt ook gedurende perioden van onderbreking van zorg anders dan in verband met beëindiging van de zorgverlening.

  • 3 De eigen bijdrage, bedoeld in het eerste lid, wordt niet opgelegd voor zover:

    • a. binnen twee jaar na aanvang van de zorg voor de te betalen eigen bijdrage geen beschikking dan wel voorlopige beschikking tot vaststelling van deze bijdrage is verzonden;

    • b. binnen een jaar nadat de zorgaanbieder de naam, het adres en de woonplaats alsmede het aantal zorguren heeft aangeleverd bij het centraal administratiekantoor, het centraal administratiekantoor de naam, het adres en de woonplaats niet heeft teruggevonden in de gemeentelijke basisadministratie.

Artikel 16b

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De verzekerde is de bijdrage, bedoeld in artikel 16a, verschuldigd aan het centraal administratiekantoor.

§ 2. Bijdragen voor persoonlijke verzorging en verpleging, indien er geen sprake is van verblijf

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 16d

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De bijdrage voor de zorg, bedoeld in de artikelen 4 en 5 van het Besluit, bedraagt € 13 per uur. Indien er sprake is van zorgverlening gedurende een deel van een uur, wordt de bijdrage naar evenredigheid berekend.

  • 2 De bijdrage, bedoeld in het eerste lid, bedraagt niet meer dan:

    • a. voor de ongehuwde verzekerde jonger dan 65 jaar € 17,60 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn inkomen meer bedraagt dan € 22 222 het bedrag van € 17,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en € 22 222;

    • b. voor de ongehuwde verzekerde van 65 jaar of ouder € 17,60 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn inkomen meer bedraagt dan € 15 256 het bedrag van € 17,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en € 15 256;

    • c. voor de gehuwde verzekerden indien een van beiden jonger is dan 65 jaar of beiden jonger zijn dan 65 jaar € 25,20 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan € 27 222 het bedrag van € 25,20 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en € 27 222;

    • d. voor de gehuwde verzekerden die beiden 65 jaar of ouder zijn € 25,20 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan € 21 058 het bedrag van € 25,20 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en € 21 058.

  • 3 Bij de toepassing van het tweede lid wordt per kalenderjaar uitgegaan van twaalf perioden van vier weken en een periode die, afhankelijk van resterende dagen, vier of vijf weken bedraagt.

  • 4 Op het op grond van het eerste en tweede lid vastgestelde bedrag worden de eigen bijdrage die voor maatschappelijke ondersteuning verschuldigd is ingevolge de Wet maatschappelijke ondersteuning en het aandeel in de kosten van maatschappelijke ondersteuning dat bij de toekenning van een financiële tegemoetkoming ingevolge die wet voor eigen rekening komt, in mindering gebracht.

  • 5 Op de met toepassing van het eerste, tweede en vierde lid vastgestelde bijdrage wordt een korting van 33% toegepast.

  • 6 De bijdrage is niet verschuldigd:

    • a. indien de verzekerde of zijn echtgenoot, een bijdrage ingevolge de artikelen 4 of 14 verschuldigd is;

    • b. in die gevallen dat de zorgverzekeraar, op advies van een instelling voor algemeen maatschappelijk werk of de Raad voor de kinderbescherming, van oordeel is dat het verschuldigd zijn van de bijdrage ertoe leidt dat de zorg niet wordt verstrekt en dit mishandeling, verwaarlozing of ernstige schade voor de opvoeding of ontwikkeling van een minderjarige verzekerde tot gevolg heeft;

    • c. voor advies, instructie en voorlichting door een aan een instelling verbonden gespecialiseerde verpleegkundige.

Artikel 16e

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Voor de vaststelling van het bijdrageplichtig inkomen, bedoeld in artikel 16d, tweede lid, wordt uitgegaan van het inkomen over het peiljaar van de ongehuwde verzekerde onderscheidenlijk van de gehuwde verzekerden tezamen , doch zonder de correctie voor buitengewone uitgaven, bedoeld in artikel 1, tweede lid.

  • 2 Inkomen dat in het buitenland wordt belast, dan wel is vrijgesteld van belasting op grond van bepalingen van internationaal recht, wordt mede in aanmerking genomen als ware dit aan de Nederlandse belastingwetgeving onderworpen.

  • 3 In afwijking van het eerste lid vindt op aanvraag van de verzekerde een voorlopige vaststelling van het bijdrageplichtig inkomen plaats, indien redelijkerwijs te verwachten is dat het inkomen in het lopende jaar ten minste € 1816 lager zal zijn dan het inkomen, bedoeld in het eerste lid.

  • 4 Indien het derde lid is toegepast, vindt na afloop van het jaar definitieve vaststelling van het bijdrageplichtig inkomen over dat jaar plaats. Indien daarbij blijkt dat het bijdrageplichtig inkomen minder dan € 1816 lager is geweest dan het inkomen, bedoeld in het eerste lid, vindt definitieve vaststelling plaats overeenkomstig het eerste lid.

Terugwerkende kracht

Stb. 2010, 261, datum inwerkingtreding 07-07-2010, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2009.

1 Voor de vaststelling van het bijdrageplichtig inkomen, bedoeld in artikel 16d, tweede lid, wordt uitgegaan van het inkomen over het peiljaar van de ongehuwde verzekerde onderscheidenlijk van de gehuwde verzekerden tezamen , doch zonder de correctie voor uitgaven voor specifieke zorgkosten, bedoeld in artikel 1, tweede lid.

Hoofdstuk IV. Slot- en overgangsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 19

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Bij ministeriële regeling worden de bedragen, genoemd in de artikelen 4, eerste lid, 14 en 16d, voor zover het betreft de bedragen van € 17,20 en € 24,60, jaarlijks gewijzigd aan de hand van de prijsindex voor de gezinsconsumptie.

  • 2 De berekende bedragen worden naar beneden afgerond op een veelvoud van € 0,2.

  • 3 Bij de jaarlijkse toepassing van het eerste lid wordt de afronding, bedoeld in het tweede lid, buiten beschouwing gelaten.

Artikel 20

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Voor de berekening van enige in dit besluit genoemde periode worden zodanige perioden, voorafgaande aan de inwerkingtreding van dit besluit, mede in aanmerking genomen.

Artikel 21

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Het centraal administratiekantoor verlaagt ambtshalve de voor de verzekerde vastgestelde bijdrage indien in verband met structurele wijzigingen in het niveau van uitkeringen in het kader van regelingen inzake de sociale zekerheid zonder zodanige wijziging na afdracht van de bijdrage maandelijks voor persoonlijke uitgaven gemiddeld minder zou overblijven dan het van toepassing zijnde bedrag, vermeld in artikel 23, eerste lid, van de Wet werk en bijstand, zoals dat geldt in het lopende kalenderjaar.

Artikel 22

[Vervallen per 12-09-2001]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Terugwerkende kracht

Stb. 2010, 260, datum inwerkingtreding 07-07-2010, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-07-2009.

In geval van artikel 3, eerste lid, is het centraal administratiekantoor bevoegd tot verrekening van vorderingen krachtens de wet van of op de verzekerde met vorderingen van of op de verzekerde krachtens deze wet of de Wet maatschappelijke ondersteuning.

Artikel 27

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Dit besluit treedt in werking met ingang van een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel 28

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Dit besluit wordt aangehaald als: Bijdragebesluit zorg.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 26 september 1996

Beatrix

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. G. Terpstra

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Uitgegeven de achtste oktober 1996

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager