Regeling aanvullende uitkering gemeentefonds

Geraadpleegd op 29-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 08-03-2006 en zichtdatum 28-11-2024.
Geldend van 08-03-2006 t/m 13-04-2006

Regeling aanvullende uitkering gemeentefonds

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, mw. A.G.M. van de Vondervoort, en de Staatssecretaris van Financiën,

Gelet op artikel 12 van de Financiële-verhoudingswet en artikel 8 van het Besluit financiële verhouding Rijk-gemeenten;

Besluiten:

Paragraaf 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. de ministers:

de Minister van Binnenlandse Zaken en de Minister van Financiën;

b. de wet:

de Financiële-verhoudingswet;

c. het besluit:

het Besluit financiële verhouding 2001;

d. de gemeente:

de gemeente die een aanvraag heeft ingediend op grond van artikel 12 van de wet.

Paragraaf 2. Voorschriften inzake het verslag van gedeputeerde staten en het toepassen van enkele begrippen

Artikel 2

  • 1 Het verslag van gedeputeerde staten, bedoeld in artikel 20 van het besluit, bevat in ieder geval:

    • a. een beschrijving van de maatregelen die gedeputeerde staten hebben getroffen om evenwicht in de begroting van de gemeente te brengen of te houden;

    • b. een analyse van de ontwikkelingen in de lasten en baten van de gemeente;

    • c. een analyse van de ontwikkelingen in de reserves en voorzieningen van de gemeente;

    • d. een analyse van de ontwikkelingen in de gegevens over de fysieke, sociale en financiële structuur van de gemeente;

    • e. een berekening en beoordeling van de mate waarin sprake is van een aanmerkelijk en structureel tekort van de gemeente en van het in artikel 24 van het besluit juncto artikel 4 van deze regeling bedoelde redelijk peil.

  • 2 Bij het verslag worden betrokken:

    • a. de vastgestelde begroting van de gemeente voor het jaar waarover de aanvullende uitkering wordt aangevraagd;

    • b. de begrotingswijzigingen die gelijktijdig met de begroting zijn vastgesteld;

    • c. de begrotingen voor de vijf jaren voorafgaand aan het onder a bedoelde jaar;

    • d. de rekeningen over de vier jaren die voorafgaan aan het jaar waarin een aanvullende uitkering voor een volgend jaar wordt aangevraagd.

  • 3 Gedeputeerde staten zenden het verslag gelijktijdig aan de ministers en de gemeenteraad.

Artikel 4

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Het tarief, bedoeld in artikel 24 , eerste lid onder a. van het besluit, bedraagt € 5,90 per € 2.268,- waarde van de onroerende zaken.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2006, 73, datum inwerkingtreding 14-04-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2005.

Het tarief, bedoeld in artikel 24 , eerste lid onder a. van het besluit, bedraagt € 7,05 per € 2.268,- waarde van de onroerende zaken.

Stcrt. 2009, 12762, datum inwerkingtreding 29-08-2009, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2005.

Het tarief, bedoeld in artikel 24, eerste lid, onder a, van het besluit, bedraagt € 4,95 per € 2.268 waarde van de onroerende zaken.

Stcrt. 2009, 12762, datum inwerkingtreding 29-08-2009, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2006.

Het tarief, bedoeld in artikel 24, eerste lid, onder a, van het besluit, bedraagt € 3,70 per € 2.500 waarde van de onroerende zaken.

Paragraaf 3. Beleidsregels bij het gebruik van de bevoegdheid tot het verlenen van een aanvullende uitkering

Artikel 5

  • 1 Bij het nemen van een besluit omtrent de verstrekking van een aanvullende uitkering aan de gemeente laten de ministers bij de bepaling van de financiële positie van de gemeente buiten beschouwing de besluiten van de gemeente, genomen na de indiening van de aanvraag, die:

    • a. leiden tot nieuwe lasten of tot verhoging van bestaande lasten of tot een verlaging van bestaande baten;

    • b. in de toekomst kunnen leiden tot nieuwe lasten of verhoging van bestaande lasten, verlaging van bestaande baten of de vermindering van het vermogen van de gemeente.

  • 2 De ministers kunnen afwijken van het eerste lid indien de gemeente het besluit neemt nadat de ministers te kennen hebben gegeven dat het besluit naar hun oordeel onontkoombaar en onuitstelbaar is en door de gemeente is voorzien van dekking.

  • 3 De ministers geven het in het tweede lid bedoelde oordeel op basis van een verzoek van de gemeente, dat hen bereikt door tussenkomst van gedeputeerde staten.

Artikel 6

De ministers verlenen slechts een aanvullende uitkering indien de eigen inkomsten van de gemeente vanaf het jaar waarover wordt aangevraagd ten minste liggen op het in artikel 24 van het besluit juncto artikel 4 van deze regeling bedoelde redelijk peil.

Artikel 7

De ministers verbinden aan een besluit tot verlening van een aanvullende uitkering aan de gemeente in ieder geval voorschriften die er toe strekken dat de eigen inkomsten van de gemeente ten minste op het in artikel 24 van het besluit juncto artikel 4 van deze regeling bedoelde redelijk peil blijven.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Staatssecretaris

van Binnenlandse Zaken,

A.G.M. van de Vondervoort

De

Staatssecretaris

van Financiën,

W.A.F.G. Vermeend