Wet gevolgen privatisering ABP voor het personeel van de Koninklijke Hofhouding

Geraadpleegd op 26-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 10-12-2014 en zichtdatum 18-12-2024.
Geldend van 01-01-2007 t/m heden

Artikel 1

In deze wet wordt verstaan onder:

  • a. overeenkomst: iedere overeenkomst op het terrein van pensioenen, vervroegd uittreden en sociale zekerheid van het personeel van de Koninklijke Hofhouding die de Stichting aangaat met het doel de uitvoering van die pensioenen, of uitkeringen ter zake van vervroegd uittreden of sociale zekerheid over te dragen aan een derde, of overeenkomst tot wijziging van een dergelijke overeenkomst;

  • b. personeel van de Koninklijke Hofhouding: zij die door de Koning in dienst zijn genomen om bij de Koninklijke Hofhouding werkzaam te zijn, alsmede de Administrateur van het Kroondomein en het personeel, bedoeld in artikel 5, derde lid, van de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis;

  • c. [Red: vervallen;]

  • d. Stichting: de Stichting tot verzorging van de pensioenen van het personeel van de Koninklijke Hofhouding van het Huis van Oranje-Nassau, opgericht te 's-Gravenhage bij notariële akte van 24 maart 1960;

  • e. Stichting Pensioenfonds ABP: de Stichting Pensioenfonds ABP, bedoeld in artikel 6, van de Wet Privatisering ABP.

Artikel 2

  • 1 Een overeenkomst komt slechts tot stand na instemming van Onze Ministers van Binnenlandse Zaken en van Financiën.

  • 2 Onze Minister van Binnenlandse Zaken brengt het aangaan van een overeenkomst alsmede het wijzigen daarvan onverwijld ter kennis van de Staten-Generaal.

Artikel 3

  • 1 Voor de toepassing van de Pensioenwet:

    • a. wordt de Stichting niet beschouwd als een ondernemingspensioenfonds;

    • b. wordt de Stichting beschouwd als werkgever;

    • c. worden de deelnemers aan de pensioenregeling voor het personeel van de Koninklijke Hofhouding beschouwd als werknemer.

  • 2 De uitvoeringsovereenkomst, bedoeld in de Pensioenwet, wordt door middel van een overeenkomst tussen de Stichting en de Stichting Pensioenfonds ABP bij laatstgenoemde stichting neergelegd, tenzij Onze Ministers van Binnenlandse Zaken en van Financiën op verzoek van de Stichting anders besluiten.

Artikel 7

De op 19 augustus 1960 tussen de Stichting en het Algemeen burgerlijk pensioenfonds gesloten overeenkomst, welke overeenkomst laatstelijk op 21 februari 1992 is gewijzigd en op 1 januari 1996 ingevolge artikel 24 van de Wet Privatisering ABP onder algemene titel is overgegaan op de Stichting Pensioenfonds ABP, wordt aangemerkt als een overeenkomst als bedoeld in artikel 3, tweede lid.

Artikel 8

Indien de werkgevers behorende tot de sector Rijk de toezegging omtrent pensioen gezamenlijk door een andere pensioenuitvoerder dan de Stichting Pensioenfonds ABP laten uitvoeren, wordt de uitvoering van de door de Stichting gedane toezegging omtrent pensioen door middel van een overeenkomst tussen de Stichting en deze andere pensioenuitvoerder bij laatstbedoelde pensioenuitvoerder ondergebracht, tenzij Onze Ministers van Binnenlandse Zaken en van Financiën op verzoek van de Stichting anders besluiten.

Artikel 9

De Wet van 27 juli 1960, houdende maatregelen met betrekking tot de pensioenen van het personeel van de Koninklijke Hofhouding (Stb.1960, 314) wordt ingetrokken.

Artikel 10

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 1996.

Artikel 11

Deze wet wordt aangehaald als: Wet gevolgen privatisering ABP voor het personeel van de Koninklijke Hofhouding.