Stb. 2003, 466, datum inwerkingtreding 01-12-2003, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-04-2002.
1 De functionele autoriteit stelt voor de rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar
in opleiding, in overeenstemming met deze, een werktijdregeling vast. Voor een rechterlijk
ambtenaar in opleiding die een deelstage van zijn binnenstage elders dan bij een rechtbank
of arrondissementsparket doorbrengt, geschiedt die vaststelling door de rector.
2 Onder werktijdregeling wordt verstaan een voor een periode van langer dan een week
opgesteld en tevoren bekendgemaakt schema van aanvang en einde van de dagelijkse werktijden.
In de werktijdregeling wordt het aantal te werken uren, bedoeld in artikel 20, tweede,
derde of vierde lid, vermeld. Het in de werktijdregeling opgenomen aantal te werken
uren is op jaarbasis niet hoger dan gemiddeld 40 uur per week.
3 Op verzoek van de rechterlijk ambtenaar of de rechterlijk ambtenaar in opleiding kan,
indien het belang van de taakvervulling zich daartegen niet verzet, een werktijdregeling
worden vastgesteld waarbij het aantal te werken uren gelijk is aan het aantal kalenderdagen
per jaar, verminderd met het aantal zaterdagen en zondagen en niet op zaterdag of
zondag vallende feestdagen, bedoeld in het vijfde lid, vermenigvuldigd met acht. De
bepalingen die terzake gelden voor de burgerlijke rijksambtenaren zijn van overeenkomstige
toepassing. De rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding voor wie
de arbeidsduur op basis van artikel 20, eerste lid, op meer dan gemiddeld 36 uur per
week is vastgesteld, kan geen verzoek doen als bedoeld in de eerste volzin.
4 Van de vastgestelde werktijdregeling kan slechts worden afgeweken voor een beperkte
duur en indien het belang van de taakvervulling dit naar het oordeel van degene die
de werktijdregeling ingevolge het eerste lid heeft vastgesteld, onvermijdelijk maakt.
5 Geen werkzaamheden worden opgedragen op zondagen en dagen die bij of krachtens de
Algemene termijnenwet zijn aangemerkt als algemeen erkende feestdagen, tenzij het
belang van de taakvervulling dit naar het oordeel van de functionele autoriteit onvermijdelijk
maakt.
6 Op zaterdag kunnen werkzaamheden worden opgedragen, mits het belang van de taakvervulling
daartoe naar het oordeel van de functionele autoriteit aanleiding geeft.
7 In bijzondere gevallen kan van de vaststelling van een werktijdregeling als bedoeld
in het eerste lid worden afgezien. In dat geval zijn de artikelen 20 en 21, vierde,
vijfde en zesde lid, van overeenkomstige toepassing.