Stb. 2006, 548, datum inwerkingtreding 15-11-2006, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-04-2006.
1 Aan de rechterlijk ambtenaar, die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid
wegens ziekte, kan door de Hoge Raad een andere taak worden opgedragen bij een gerecht
of binnen het gezagsbereik van Onze Minister, indien sprake is van passende arbeid.
Onder passende arbeid wordt verstaan: alle arbeid die voor de krachten en bekwaamheden
van de rechterlijk ambtenaar is berekend, tenzij aanvaarding om redenen van lichamelijke,
geestelijke of sociale aard niet van de rechterlijk ambtenaar kan worden gevergd.
De rechterlijk ambtenaar is verplicht de hem opgedragen taak te aanvaarden.
2 In afwijking van het eerste lid kan de opdracht, indien de daar bedoelde voorwaarden
zijn vervuld en de rechterlijk ambtenaar daarom verzoekt, worden gegeven bij koninklijk
besluit op voordracht van Onze Minister. Voor de rechtsgevolgen wordt een zodanige
opdracht gelijkgesteld met een door de Hoge Raad overeenkomstig het eerste lid gegeven
opdracht.
3 Indien de rechterlijk ambtenaar een andere taak wordt opgedragen die wordt vervuld
in een ambt waarin hij niet voor het leven wordt benoemd, wordt hij door de Hoge Raad
onderscheidenlijk bij koninklijk besluit tevens ontslagen als voor het leven benoemd
rechterlijk ambtenaar.
4 Indien de rechterlijk ambtenaar een taak wordt opgedragen die wordt vervuld in een
ambt waarin hij voor het leven wordt benoemd en die taak minder uren omvat dan zijn
oorspronkelijke taak, wordt hij door de Hoge Raad onderscheidenlijk bij koninklijk
besluit tevens ontslagen voor het meerdere aantal uren.
5 Het eerste tot en met vierde lid zijn niet van toepassing op de raadsheren in buitengewone
dienst bij en de advocaten-generaal in buitengewone dienst bij de Hoge Raad, de raadsheren-plaatsvervangers
in de gerechtshoven en de rechters-plaatsvervangers in de rechtbanken.
Stb. 2006, 548, datum inwerkingtreding 15-11-2006, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2004.
1 Aan de rechterlijk ambtenaar kan, wanneer hij wegens ziekte ongeschikt is tot het
verrichten van zijn arbeid, door de Hoge Raad een andere taak worden opgedragen bij
een gerecht dan wel binnen het gezagsbereik van Onze Minister.
2 Gedurende de eerste 104 weken dat de rechterlijk ambtenaar wegens ziekte ongeschikt
is tot het verrichten van zijn arbeid alsmede gedurende het tijdvak waarin de rechterlijk
ambtenaar nog ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte en de
wachttijd, bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering
op grond van het zevende lid van dat artikel is verlengd, is hij verplicht een hem
opgedragen taak te aanvaarden indien sprake is van passende arbeid. Onder passende
arbeid wordt verstaan: alle arbeid die voor de krachten en bekwaamheden van de rechterlijk
ambtenaar is berekend, tenzij aanvaarding daarvan om redenen van lichamelijke, geestelijke
of sociale aard niet van de rechterlijk ambtenaar kan worden gevergd.
3 Indien de rechterlijk ambtenaar na ommekomst van het in het tweede lid bedoelde tijdvak
nog wegens ziekte ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, is hij verplicht
een hem opgedragen taak te aanvaarden indien sprake is van gangbare arbeid als bedoeld
in artikel 6, derde lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
4 Dit artikel is van overeenkomstige toepassing indien aan de rechterlijk ambtenaar
de eigen taak wordt opgedragen onder andere voorwaarden.
5 In afwijking van het eerste lid kan de opdracht, indien de daar bedoelde voorwaarden
zijn vervuld en de rechterlijk ambtenaar daarom verzoekt, worden gegeven bij koninklijk
besluit op voordracht van Onze Minister. Voor de rechtsgevolgen wordt een zodanige
opdracht gelijkgesteld met een door de Hoge Raad overeenkomstig het eerste lid gegeven
opdracht.
6 Indien de rechterlijk ambtenaar een andere taak wordt opgedragen die wordt vervuld
in een ambt waarin hij niet voor het leven wordt benoemd, wordt hij door de Hoge Raad
onderscheidenlijk bij koninklijk besluit tevens ontslagen als voor het leven benoemd
rechterlijk ambtenaar.
7 Indien de rechterlijk ambtenaar een taak wordt opgedragen die wordt vervuld in een
ambt waarin hij voor het leven wordt benoemd en die taak minder uren omvat dan zijn
oorspronkelijke taak, wordt hij door de Hoge Raad onderscheidenlijk bij koninklijk
besluit tevens ontslagen voor het meerdere aantal uren.
8 Het eerste tot en met zevende lid zijn niet van toepassing op de raadsheren in buitengewone
dienst bij en de advocaten-generaal in buitengewone dienst bij de Hoge Raad, de raadsheren-plaatsvervangers
in de gerechtshoven en de rechters-plaatsvervangers in de rechtbanken.
Stb. 2006, 548, datum inwerkingtreding 15-11-2006, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-04-2002.
1 Aan de rechterlijk ambtenaar kan, wanneer hij wegens ziekte ongeschikt is tot het
verrichten van zijn arbeid, door de Hoge Raad een andere taak worden opgedragen bij
een gerecht dan wel binnen het gezagsbereik van Onze Minister.
2 Gedurende het eerste jaar dat de rechterlijk ambtenaar wegens ziekte ongeschikt is
tot het verrichten van zijn arbeid alsmede gedurende het tijdvak waarin de rechterlijk
ambtenaar nog ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte en de
wachttijd, bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering
op grond van het zevende lid van dat artikel is verlengd, is hij verplicht een hem
opgedragen taak te aanvaarden indien sprake is van passende arbeid. Onder passende
arbeid wordt verstaan: alle arbeid die voor de krachten en bekwaamheden van de rechterlijk
ambtenaar is berekend, tenzij aanvaarding daarvan om redenen van lichamelijke, geestelijke
of sociale aard niet van de rechterlijk ambtenaar kan worden gevergd.
3 Gedurende het tweede jaar en de daarop volgende jaren dat de rechterlijk ambtenaar
wegens ziekte ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, is hij verplicht een
hem opgedragen taak te aanvaarden indien sprake is van gangbare arbeid als bedoeld
in artikel 6, derde lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
4 Dit artikel is van overeenkomstige toepassing indien aan de rechterlijk ambtenaar
de eigen taak wordt opgedragen onder andere voorwaarden.
5 In afwijking van het eerste lid kan de opdracht, indien de daar bedoelde voorwaarden
zijn vervuld en de rechterlijk ambtenaar daarom verzoekt, worden gegeven bij koninklijk
besluit op voordracht van Onze Minister. Voor de rechtsgevolgen wordt een zodanige
opdracht gelijkgesteld met een door de Hoge Raad overeenkomstig het eerste lid gegeven
opdracht.
6 Indien de rechterlijk ambtenaar een andere taak wordt opgedragen die wordt vervuld
in een ambt waarin hij niet voor het leven wordt benoemd, wordt hij door de Hoge Raad
onderscheidenlijk bij koninklijk besluit tevens ontslagen als voor het leven benoemd
rechterlijk ambtenaar.
7 Indien de rechterlijk ambtenaar een taak wordt opgedragen die wordt vervuld in een
ambt waarin hij voor het leven wordt benoemd en die taak minder uren omvat dan zijn
oorspronkelijke taak, wordt hij door de Hoge Raad onderscheidenlijk bij koninklijk
besluit tevens ontslagen voor het meerdere aantal uren.
8 Het eerste tot en met zevende lid zijn niet van toepassing op de raadsheren in buitengewone
dienst bij en de advocaten-generaal in buitengewone dienst bij de Hoge Raad, de raadsheren-plaatsvervangers
in de gerechtshoven en de rechters-plaatsvervangers in de rechtbanken.
Stb. 2013, 182, datum inwerkingtreding 30-05-2013, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 29-12-2005.
2 Onverminderd het bepaalde in het eerste lid kan de rechterlijk ambtenaar die door
het in artikel 46j, eerste lid, bedoelde Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen minder dan 35% arbeidsongeschikt
is verklaard, door de Hoge Raad op voorstel van de functionele autoriteit wordt herplaatst
in een ander ambt of andere functie bij een parket of gerecht of anderszins binnen
het gezagsbereik van Onze Minister, indien sprake is van passende arbeid, tenzij een
zwaarwegend dienstbelang zich daartegen verzet.
3 In afwijking van het eerste lid kan de opdracht, indien de daar bedoelde voorwaarden
zijn vervuld en de rechterlijk ambtenaar daarom verzoekt, worden gegeven bij koninklijk
besluit op voordracht van Onze Minister. Voor de rechtsgevolgen wordt een zodanige
opdracht gelijkgesteld met een door de Hoge Raad overeenkomstig het eerste lid gegeven
opdracht.
4 Indien aan de rechterlijk ambtenaar een ander ambt of andere functie, niet zijnde
een ambt als bedoeld in artikel 2, eerste lid, wordt opgedragen, wordt hij door de Hoge Raad onderscheidenlijk bij koninklijk besluit
tevens ontslagen als voor het leven benoemd rechterlijk ambtenaar.
5 Indien aan de rechterlijk ambtenaar een ambt als bedoeld in artikel 2, eerste lid, wordt opgedragen voor minder uren dan het aantal uren dat hij zijn oorspronkelijke
ambt gemiddeld per week vervulde, wordt hij door de Hoge Raad onderscheidenlijk bij
koninklijk besluit tevens ontslagen voor het meerdere aantal uren.
6 Het eerste tot en met vijfde lid zijn niet van toepassing op de raadsheren in buitengewone
dienst bij en de advocaten-generaal in buitengewone dienst bij de Hoge Raad, de raadsheren-plaatsvervangers
in de gerechtshoven en de rechters-plaatsvervangers in de rechtbanken.