-
2 Waar in een wettelijk voorschrift of enige andere regeling sprake is van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie
of een van haar organen als bedoeld in de Arbeidsvoorzieningswet, wordt als zodanig
beschouwd de Arbeidsvoorzieningsorganisatie dan wel het daartoe behorende orgaan,
bedoeld in de Arbeidsvoorzieningswet 1996.
Aan de voorzitter, de plaatsvervangend voorzitters, de leden en de plaatsvervangende
leden van het Centraal Bestuur voor de Arbeidsvoorziening en van de Regionale Besturen
voor de Arbeidsvoorziening die op de dag voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding
van deze wet die functies bekleden wordt met ingang van die datum ontslag verleend.
Aan de leden van de raad, bedoeld in artikel 74 van de Arbeidsvoorzieningswet, die
op de dag voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van deze wet die functie
bekleden wordt met ingang van die datum ontslag verleend.
De ontslagcommissie, bedoeld in artikel 37 van de Arbeidsvoorzieningswet, de benoemingen
van leden en plaatsvervangende leden van die commissie, voor de daarbij vastgestelde
tijd, en de regels die zijn gesteld op grond van het zevende en het achtste lid van genoemd artikel, berusten met ingang van de datum van inwerkingtreding van de
Arbeidsvoorzieningswet 1996 op artikel 43 van die wet.
De algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 61, eerste lid, onderdeel
d, van de Arbeidsvoorzieningswet berust met ingang van de datum van inwerkingtreding
van de Arbeidsvoorzieningswet 1996 op artikel 69, eerste lid, onderdeel d, van die wet.
De door het Centraal Bestuur op grond van de artikelen 18 en 21, derde lid, onderscheidenlijk
66, eerste lid, 67 en 69 van de Arbeidsvoorzieningswet gestelde regels berusten met
ingang van de datum van inwerkingtreding van de Arbeidsvoorzieningswet 1996 op artikel 23, onderscheidenlijk de artikelen 74, eerste lid, 75 en 77 van die wet.
Het reglement, bedoeld in artikel 19 van de Wet persoonsregistraties en vastgesteld
door het Centraal Bestuur op grond van artikel 66, tweede lid, van de Arbeidsvoorzieningswet
berust met ingang van de datum van inwerkingtreding van de Arbeidsvoorzieningswet 1996, doch uiterlijk tot en met de laatste dag van de vijfde kalendermaand na die datum,
op artikel 74, tweede lid, van die wet.
De door het Centraal Bestuur op grond van artikel 14, tweede lid, van de Arbeidsvoorzieningswet
gestelde en door Onze Minister op grond van artikel 109 van die wet goedgekeurde regels
berusten met ingang van de datum van inwerkingtreding van de Arbeidsvoorzieningswet 1996, doch uiterlijk tot en met de laatste dag van de vijfde kalendermaand na die datum,
op artikel 19, onderdeel b, van die wet en gelden voor hetzelfde tijdvak als goedgekeurd door Onze Minister
op grond van artikel 87 van laatstbedoelde wet.
De door het Centraal Bestuur op grond van artikel 27 van de Arbeidsvoorzieningswet
gestelde regels berusten met ingang van de datum van inwerkingtreding van de Arbeidsvoorzieningswet 1996, doch uiterlijk tot en met de laatste dag van de vijfde kalendermaand na die datum,
op artikel 32 van die wet en gelden voor hetzelfde tijdvak als goedgekeurd door Onze
Minister op grond van artikel 87 van laatstbedoelde wet.
De door het Centraal Bestuur op grond van artikel 99 van de Arbeidsvoorzieningswet
gestelde regels en de daarop steunende besluiten berusten met ingang van de datum
van inwerkingtreding van de Arbeidsvoorzieningswet 1996 op artikel 81, eerste en tweede lid, van die wet.
De vaststelling van het aantal en de werkgebieden van de Regionale Besturen, zoals
deze ingevolge besluit van het Centraal Bestuur op grond van artikel 9 van de Arbeidsvoorzieningswet
geldt, berust met ingang van de datum van inwerkingtreding van de Arbeidsvoorzieningswet 1996 op artikel 13 van die wet.
-
1 Ten aanzien van de oprichting of mede-oprichting van en deelneming in stichtingen,
maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen
door de Arbeidsvoorzieningsorganisatie die heeft plaatsgevonden vóór de datum van
inwerkingtreding van deze wet, is artikel 10, tweede lid, van de Arbeidsvoorzieningswet 1996 eerst na verloop van één jaar na die datum van toepassing.
-
2 Ten aanzien van een oprichting, mede-oprichting of deelneming als bedoeld in het
eerste lid waaruit geen verplichtingen, rechten of bevoegdheden van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie
met betrekking tot de stichting, maatschap, vennootschap, vereniging, coöperatie of
onderlinge waarborgmaatschappij zijn voortgevloeid of nog kunnen voortvloeien, is
artikel 10, tweede lid, van de Arbeidsvoorzieningswet 1996 niet van toepassing.
-
1 Onze Minister is bevoegd in plaats van de tijdstippen, genoemd in de Afdelingen 3
en 4 van hoofdstuk II van de Arbeidsvoorzieningswet 1996, andere tijdstippen vast
te stellen alsmede te bepalen dat anderszins wordt afgeweken van de bij of krachtens
die afdelingen gegeven regels dan wel dat de toepassing daarvan achterwege blijft,
voor zover dat in verband met de datum van inwerkingtreding van die wet noodzakelijk
is.
-
2 Onze Minister is bevoegd, voor zover dat in verband met de datum van inwerkingtreding
van de Arbeidsvoorzieningswet 1996 noodzakelijk is, regels te stellen met betrekking tot de bevoegdheid van het Centraal
Bestuur en de Regionale Besturen tot het aangaan van verplichtingen en het doen van
uitgaven en de daaraan ten grondslag te leggen begrotingen en beleidsplannen.
Artikel 18
[Vervallen per 01-07-1998]