Voorzieningenregeling voor militaire oorlogs- en dienstslachtoffers

Geraadpleegd op 24-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 11-03-2010 en zichtdatum 15-06-2010.
Geldend van 11-03-2010 t/m 14-06-2010

Voorzieningenregeling voor militaire oorlogs- en dienstslachtoffers

De Staatssecretaris van Defensie,

Gelet op artikel X 5, vierde lid, van de Algemene militaire pensioenwet;

Besluit:

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. betrokkene: de beroepsmilitair, de gewezen beroepsmilitair, de dienstplichtige militair, de gewezen dienstplichtige, alsmede de reservist en de gewezen reservist die ten gevolge van invaliditeit aantoonbare beperkingen ondervindt;

  • b. invaliditeit: de invaliditeit met dienstverband, bedoeld in artikel 2, derde lid, van het Besluit aanvullende arbeidsongeschiktheids- en invaliditeitsvoorzieningen militairen, ook indien sprake is van een invaliditeit van minder dan 10%;

  • c. voorziening: het middel dat direct dan wel indirect de nadelige gevolgen van de beperkingen die de betrokkene ten gevolge van zijn invaliditeit ondervindt, opheft of vermindert dan wel voorziet in een financiële tegemoetkoming in of een financiële vergoeding van de kosten die daarvan een gevolg zijn;

  • d. kosten: de kosten die de betrokkene in verband met invaliditeit noodzakelijkerwijs moet maken en zonder invaliditeit niet of niet in dezelfde mate gemaakt zouden worden;

  • e. financiële tegemoetkoming: een gedeeltelijke vergoeding van de kosten van een voorziening;

  • f. financiële vergoeding: een volledige vergoeding van de kosten van een voorziening;

  • g. begeleider: degene die de betrokkene begeleidt, omdat de toestand van de betrokkene begeleiding nodig maakt.

Hoofdstuk 2. Voorzieningenpakket

Artikel 2

Voorzieningen worden verleend in de vorm van:

  • a. leefvoorzieningen als bedoeld in hoofdstuk 3;

    deze voorzieningen kunnen betrekking hebben op:

    • 1. verplaatsing per taxi of auto;

    • 2. verplaatsing binnenshuis en buitenshuis per rolstoel;

    • 3. wonen;

    • 4. kosten verbonden aan op zich normale huishoudelijke uitgaven;

    • 5. ontspanning of ontwikkeling;

    • 6. conditietraining;

    • 7. verplaatsing per fiets;

    • 8. kosten verbonden aan alarmeringstoestellen;

    • 9. algemene dagelijkse levensverrichtingen;

  • b. werkvoorzieningen als bedoeld in hoofdstuk 4;

  • c. voorzieningen ter zake van de kosten van geneeskundige verzorging als bedoeld in hoofdstuk 4a;

  • d. bijzondere voorzieningen als bedoeld in hoofdstuk 5.

Artikel 3

Een voorziening als bedoeld in artikel 2 wordt slechts verleend indien:

  • a. de verstrekking daarvan in verband met de aanwezige invaliditeit om medische dan wel sociaal-medische redenen aangewezen is;

  • b. deze in overwegende mate op het individu gericht is;

  • c. deze voor langere tijd noodzakelijk is;

  • d. deze voor de betrokkene niet algemeen gebruikelijk is;

  • e. deze door betrokkene vooraf is aangevraagd. Ambtshalve toekenning kan plaatsvinden indien tijdens een medisch onderzoek in verband met de invaliditeit van betrokkene de medische noodzaak komt vast te staan;

  • f. deze de meest goedkope adequate is. De verstrekking kan hierdoor afwijken van de aangevraagde voorziening.

Hoofdstuk 3. Leefvoorzieningen

Artikel 4

Onder leefvoorzieningen die betrekking hebben op verplaatsing per taxi of auto worden verstaan:

  • a. de financiële tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van:

    • 1. een (rolstoel)taxi;

    • 2. een taxi in geval van slechtziendheid;

    • 3. vervoer door derden;

  • b. de financiële vergoeding van de kosten van:

    • 1. een standaard auto;

    • 2. een duurdere auto dan de standaard auto indien de standaard auto niet geschikt is; de meerprijs van de duurdere auto ten opzichte van de standaard auto wordt aangemerkt als aanpassingskosten als bedoeld in onderdeel d;

    De meerkosten die op grond van dit onderdeel worden vergoed, worden niet buiten beschouwing gelaten bij de vaststelling van de restwaarde van de auto op het moment van inruil.

  • c. de verstrekking van een al dan niet aangepaste auto in bruikleen indien de standaard auto bedoeld in onderdeel b, onder 1, of de duurdere auto, bedoeld in onderdeel b, onder 2, niet geschikt is;

  • d. de financiële vergoeding van de kosten van de noodzakelijke aanpassingen van een auto als bedoeld in onderdeel b en c die als restraint op het rijbewijs staan vermeld;

  • e. de financiële tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van:

    • 1. een eigen auto;

    • 2. een standaard auto als bedoeld in onderdeel b, onder 1;

    • 3. een duurdere auto als bedoeld in onderdeel b, onder 2;

    • 4. een auto in bruikleen als bedoeld in onderdeel c;

  • f. de financiële vergoeding van de kosten van:

    • 1. de aanleg alsmede de huur van een gehandicaptenparkeerplaats en/of Europese parkeerontheffing in verband met de invaliditeit van de betrokkene;

    • 2. het verlengen van het rijbewijs van de betrokkene in verband met de invaliditeit van de betrokkene;

    • 3. de keuring met het oog op het aanbrengen van noodzakelijke aanpassingen van een auto als bedoeld in onderdeel b en c in verband met de invaliditeit van de betrokkene;

  • g. de financiële tegemoetkoming in de kosten van:

    • 1. autorijlessen en proef- en gewenningslessen; deze tegemoetkomingen kunnen worden toegekend aan de betrokkene of aan diens begeleider in de meerijsituatie.

    • 2. aflevering van een auto als bedoeld in onderdeel b en c;

    • 3. de woonplaatsservice bij een organisatie die deze hulp biedt.

  • h. de financiële vergoeding van de kosten van het rij-examen; deze vergoeding kan worden toegekend aan de betrokkene of aan diens begeleider in de meerijsituatie.

Artikel 5

  • 2 Bij het vaststellen van de in het eerste lid bedoelde voorzieningen wordt geen rekening gehouden met bespaarde kosten op het openbaar vervoer.

  • 4 Indien de medische dan wel sociaal-medische redenen voor deze voorzieningen vervallen kunnen deze voorzieningen voor elke toegekende periode van vijf jaren gedurende een termijn van één jaar worden voortgezet doch ten hoogste voor de duur van drie jaar.

Artikel 6

  • 6 Indien het inkomen van de betrokkene meer bedraagt dan het op grond van het in het vierde lid vastgestelde bedrag worden de voorzieningen, bedoeld in artikel 4, onderdeel a en e, onder 1, gedeeltelijk toegekend overeenkomstig het hierna bepaalde:

    • -

      bij een overschrijding tot maximaal f 1250 wordt tot 90% van de op jaarbasis vastgestelde waarde van de voorziening tegemoetgekomen;

    • -

      bij een overschrijding met meer dan f 1.250, doch ten hoogste f 2.500 tot 80%;

    • -

      bij een overschrijding met meer dan f 2.500, doch ten hoogste f 3.750 tot 70%;

    • -

      bij een overschrijding met meer dan f 3.750, doch ten hoogste f 5.000 tot 60%;

    • -

      bij een overschrijding met meer dan f 5.000, doch ten hoogste f 6.250 tot 50%;

    • -

      bij een overschrijding met meer dan f 6.250, doch ten hoogste f 7.500 tot 40%;

    • -

      bij een overschrijding met meer dan f 7.500, doch ten hoogste f 8.750 tot 30%;

    • -

      bij een overschrijding met meer dan f 8.750, doch ten hoogste f 10.000 tot 20%;

    • -

      bij een overschrijding met meer dan f 10.000, doch ten hoogste f 11.250 tot 10%;

    • -

      indien de overschrijding f 11.250 te boven gaat wordt geen tegemoetkoming verstrekt.

  • 7 Een algehele beëindiging van een in het eerste lid bedoelde voorziening vindt niet eerder plaats dan zes maanden nadat de betrokkene van de voorgenomen beëindiging in kennis is gesteld.

  • 8 Een tussentijdse verhoging van een in het zesde lid bedoelde voorziening als gevolg van verlaging van het inkomen van de betrokkene vindt met onmiddellijke ingang plaats. Een tussentijdse verlaging van een in het zesde lid bedoelde voorziening als gevolg van een verhoging van het inkomen van de betrokkene vindt niet eerder plaats dan na verloop van een maand na kennisneming van de voorgenomen wijziging.

  • 9 De betrokkene, die voldoet aan het bepaalde in het eerste tot en met het zesde lid, is verplicht om zodra zich een wijziging voordoet in zijn inkomen met onmiddellijke ingang hiervan melding te doen aan de uitvoerende dienst.

  • 10 In afwijking van het achtste lid kan de tussentijdse verlaging op een vroeger tijdstip ingaan indien de betrokkene zijn informatieplicht, bedoeld in het negende lid niet is nagekomen.

Artikel 7

Onder leefvoorzieningen die betrekking hebben op verplaatsing binnenshuis en buitenshuis per rolstoel worden verstaan:

  • a. de verstrekking van een rolstoel in bruikleen;

  • b. de financiële vergoeding van de kosten van:

    • 1. de noodzakelijke aanpassingen van een rolstoel;

    • 2. de accessoires van een rolstoel;

    • 3. het onderhoud, de reparatie en de keuring van een rolstoel;

    • 4. een rolstoeltraining;

    • 5. de premie van de verzekering van een buitenrolstoel;

    • 6. een weer beschermende rolstoelkleding;

  • c. de financiële tegemoetkoming in de kosten van:

    • 1. een rolstoelgarderobe;

    • 2. een sportrolstoel of andere sportattributen, exclusief afleveringskosten;

    • 3. het onderhoud en de reparatie van een sportrolstoel of andere sportattributen.

Artikel 8

Onder leefvoorzieningen die betrekking hebben op wonen wordt verstaan:

  • a. de financiële vergoeding van de kosten van de verhuizing door een erkende verhuizer;

  • b. de financiële tegemoetkoming in de kosten van:

    • 1. de inrichting van de nieuwe woning;

    • 2. de herinrichting van de woning;

    • 3. de eigen bijdrage voor een woonvoorziening krachtens de Wet maatschappelijke ondersteuning.

Artikel 9

Onder leefvoorzieningen die betrekking hebben op de kosten verbonden aan op zich normale huishoudelijke uitgaven worden verstaan:

  • a. de financiële vergoeding van de kosten van:

    • 1. de eigen bijdrage voor huishoudelijke hulp voor zover deze hulp door een instelling voor gezinsverzorging kan worden verleend;

    • 2. de factuur in verband met de indicatiestelling van de onder 1, bedoelde instelling;

    • 3. het abonnement, alsmede de aanschaf en aansluiting van de telefoon;

    • 4. de extra huurkosten van een woning indien betrokkene voor het eerst zelfstandig gaat wonen en deze kosten een bedrag van 12% van het bruto jaarinkomen overschrijden. Voor verlenging van de voorziening kan betrokkene jaarlijks een verzoek hiertoe indienen.

  • b. de financiële tegemoetkoming in de kosten van:

    • 1. het zelf inhuren van huishoudelijke hulp volgens een jaarlijks vast te stellen uurloon indien de in onderdeel a, onder 1, bedoelde instelling deze hulp niet kan leveren;

    • 2. de extra slijtage van de kleding, schoeisel en het beddegoed;

    • 3. de vervanging van een garderobe in verband met de invaliditeit van de betrokkene;

    • 4. de extra verwarming en elektriciteit;

  • c. de financiële tegemoetkoming in de premiekosten met betrekking tot:

    • 1. een ongevallenverzekering, voor zover deze de risico’s, verbonden aan het uitgeoefende beroep, dekt;

    • 2. een verzekering ter verkrijging van een periodieke uitkering wegens inkomstenderving als gevolg van arbeidsongeschiktheid;

    • 3. een levensverzekering ten behoeve van nabestaanden;

    • 4. een pensioenverzekering ten behoeve van een nabestaandenpensioen;

    • 5. een verzekering van het WAO-hiaat.

Artikel 9a

  • 1 Onder leefvoorzieningen die betrekking hebben op ontspanning of ontwikkeling wordt verstaan:

    • a. een financiële tegemoetkoming in de kosten van hobbybeoefening;

    • b. een financiële tegemoetkoming in de kosten van de aanpassing van een attribuut benodigd voor het uitoefenen van de hobby.

  • 2 Onder leefvoorzieningen die betrekking hebben op conditietraining wordt verstaan een financiële tegemoetkoming in de kosten van apparatuur t.b.v. conditietraining.

  • 3 Onder leefvoorzieningen die betrekking hebben op het verplaatsen per fiets wordt verstaan:

    • a. een financiële tegemoetkoming in de meerkosten van een van de standaardfiets afwijkende fiets;

    • b. een financiële tegemoetkoming in de meerkosten van het onderhoudscontract.

  • 4 Onder leefvoorzieningen die betrekking hebben op kosten verbonden aan alarmeringstoestellen wordt verstaan:

    • a. een financiële vergoeding van de kosten van een aansluiting dan wel de abonnementskosten op het hulpnet draagbare alarminstallatie;

    • b. een financiële tegemoetkoming in de aanschafkosten van een mobiele telefoon, alsmede een tegemoetkoming in de kosten in verband met het inroepen van hulp.

  • 5 Onder leefvoorzieningen die betrekking hebben op algemene dagelijkse levensverrichtingen wordt verstaan een financiële tegemoetkoming in de kosten van middelen dan wel behandelingen betrekking hebbend op ondersteuning voor het verrichten van dagelijkse levensverrichtingen noodzakelijk tengevolge van de invaliditeit.

Hoofdstuk 4. Werkvoorzieningen

Artikel 10

  • 1 Onder werkvoorzieningen worden verstaan:

    • a. voorzieningen die het mogelijk maken dat betrokkene behouden blijft voor de arbeidsmarkt dan wel dat de arbeidsgeschiktheid van betrokkene behouden blijft in het geval betrokkene niet op grond van andere regelgeving in aanmerking komt voor een dergelijke voorziening;

    • b. de voorzieningen bedoeld in artikel 4, die betrekking hebben op woon-werkverkeer dan wel op een combinatie van woon-werkvervoer en leefvervoer.

Hoofdstuk 4a. Voorzieningen ter zake van de kosten van geneeskundige verzorging

Artikel 10a

Onder voorzieningen ter zake van de kosten van geneeskundige verzorging worden verstaan:

  • a. de financiële vergoeding van de kosten van:

    • 1. de eigen bijdrage voor de aanschaf van orthopedische schoenen indien sprake is van een eerste verstrekking dan wel van extra slijtage alsmede de ten gevolge van de orthopedische schoenen noodzakelijke steunzolen;

    • 2. de eigen bijdrage, bedoeld in

    • artikel 2 van het Bijdragebesluit zorg indien het verblijf in een instelling of verzorgingshuis vanwege het ontbreken van passende woonruimte noodzakelijk is;

    • 3. de eigen bijdrage voor de aanschaf van een ringleiding;

    • 4. de eigen bijdrage voor de aanschaf van een geruismaskeerder;

    • 5. de eigen bijdrage voor de aanschaf van een koptelefoon;

    • 6. de eigen bijdrage voor de aanschaf van elastische kousen;

    • 7. de aanpassing aan een specifiek hulpmiddel dan wel aan een algemeen gebruiksmiddel.

  • b. de financiële tegemoetkoming in de kosten van:

    • 1. een hoortoestel;

    • 2. een prothese;

    • 3. een sta-op-stoel;

    • 4. een sta-stoel;

    • 5. een bureaustoel i.v.m. thuis te verrichten werkzaamheden;

    • 6. twee éénpersoonsbedden inclusief de eerste aankleding;

    • 7. een speciaal bed inclusief de eerste aankleding bed en/of bodem en/of matras;

    • 8. een douche-toiletstoel;

    • 9. psychologische hulp;

    • 10. gezinsbegeleiding;

    • 11. zelfverzorgingsproducten voor brandwonden;

    • 12. geïndiceerde contactlenzen;

    • 13. geïndiceerde brillenglazen;

    • 14. een brilmontuur;

    • 15. een sportprothese.

  • c. de financiële tegemoetkoming in de kosten van kleine medische hulpmiddelen dan wel behandelingen noodzakelijk tengevolge van de invaliditeit;

  • d. de financiële tegemoetkoming in de kosten van de hogere premie voor een ziektekosten-verzekering indien deze extra kosten in redelijkheid niet te zijnen laste kunnen blijven.

  • e. de financiële tegemoetkoming in de kosten van het eigen risico van een zorgverzekering.

Hoofdstuk 5. Bijzondere voorzieningen

Artikel 11

In bijzondere gevallen kan de betrokkene in aanmerking komen voor een voorziening, verband houdende met zijn invaliditeit, indien hierin niet door een andere regeling wordt voorzien. Van een bijzonder geval is sprake indien niet toekenning van de bijzondere voorziening voor de betrokkene tot kosten zou leiden die redelijkerwijs niet ten laste van hem dienen te komen en bovendien zou leiden tot ernstige bestaansverschraling of psychische decompensatie van de betrokkene.

Hoofdstuk 6. Aanvullende bepalingen

Artikel 12

  • 1 Indien in verband met de ernst van de invaliditeit en de persoonlijke situatie van de betrokkene onverwijld een voorziening in de zin van deze regeling geboden is kan vooruitlopend op de uitkomsten van een nader onderzoek aan de betrokkene de gewenste voorziening op voorschotbasis worden toegekend.

  • 2 De voorziening, bedoeld in het eerste lid, kan geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd indien naderhand blijkt dat daarop geen recht bestaat.

Artikel 13

Indien voor het ter beschikking stellen van een voorziening in de zin van deze regeling bepaalde maatregelen dringend gewenst zijn en de ernst van de invaliditeit en de persoonlijke situatie van de betrokkene een onverwijld handelen noodzakelijk maken kan een renteloos voorschot worden verstrekt.

Artikel 14

  • 1 Indien een in bruikleen verstrekte voorziening wordt beëindigd kan de betrokkene in de gelegenheid worden gesteld die voorziening te kopen voor een prijs die de actuele waarde daarvan in het maatschappelijk verkeer niet te boven gaat.

  • 2 Indien een voorziening als bedoeld in artikel 4, onderdeel b, wordt beëindigd kan de eventuele restwaarde van de in dat onderdeel bedoelde auto geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd.

Artikel 15

In individuele gevallen, waarin de regeling niet of niet in redelijkheid voorziet, kan zo nodig in afwijking van het bepaalde in deze regeling een beslissing worden genomen, voor zover het betreft voorzieningen, die ten tijde van het in werking treden van deze regeling nog niet bekend zijn dan wel niet voorzienbaar waren en waarvan toevoeging aan deze regeling opportuun wordt geacht.

Hoofdstuk 7. De financiële tegemoetkoming

Artikel 16

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2010, 10021, datum inwerkingtreding 15-06-2010, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2010.

2 De financiële tegemoetkoming in de afleveringskosten, bedoeld in artikel 4, onderdeel g, onder 2, bedraagt maximaal € 329,–.

3 De financiële tegemoetkoming voor de woonplaatsservice, bedoeld in artikel 4, onderdeel g, onder 3, bedraagt € 43,–.

Artikel 17

  • 2 Ingeval van woon-werkvervoer worden de in het eerste lid bedoelde financiële tegemoetkomingen in de kosten van het gebruik van bedoelde (rolstoel)taxi of auto toegekend tot maximaal 80 werkkilometers vice versa per werkdag.

  • 3 In afwijking van het eerste en tweede lid bedraagt voor elk kalenderjaar ingeval van een combinatie van het woon-werkvervoer en leefvervoer de financiële tegemoetkoming in de kosten van:

    • a. het vervoer door derden, bedoeld in artikel 4, onderdeel a, onder 3, of het gebruik van een eigen auto als bedoeld in artikel 4, onderdeel e, onder 1:

      • -

        tot 15.000 kilometers f 0,46 per kilometer;

      • -

        tot 20.000 kilometers f 0,36 per kilometer;

      • -

        bij meer dan 25.000 kilometers f 0,32 per kilometer;

    • b. het gebruik van een standaard auto als bedoeld in artikel 4, onderdeel e, onder 2, of een duurdere auto als bedoeld in artikel 4, onderdeel e, onder 3:

      • -

        tot 15.000 kilometers f 0,49 per kilometer;

      • -

        tot 20.000 kilometers f 0,38 per kilometer;

      • -

        tot 25.000 kilometers f 0,34 per kilometer;

      • -

        tot 30.000 kilometers f 0,32 per kilometer;

      • -

        tot 33.000 kilometers f 0,29 per kilometer;

      • -

        bij meer dan 33.000 kilometers f 0,27 per kilometer;

    • c. het gebruik van een auto in bruikleen als bedoeld in artikel 4, onderdeel e, onder 4, bij meer dan 10.000 kilometers het feitelijk aantal kilometers X de kilometervergoeding die is afgestemd op het merk en type auto.

Artikel 18

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 2 De in artikel 7, onderdeel c, onder 2, bedoelde financiële tegemoetkoming in de kosten van een sportrolstoel of een ander sporttoestel bedraagt maximaal € 2391,-.

  • 3 De in artikel 7, onderdeel c, onder 3, bedoelde financiële tegemoetkoming in de kosten van het onderhoud en de reparatie van een sportrolstoel bedraagt voor een periode van drie jaar maximaal € 520,-.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2010, 10021, datum inwerkingtreding 15-06-2010, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2010.

1 De in artikel 7, onderdeel c, onder 1, bedoelde financiële tegemoetkoming in de kosten van een rolstoelgarderobe bedraagt maximaal € 2182,-.

2 De in artikel 7, onderdeel c, onder 2, bedoelde financiële tegemoetkoming in de kosten van een sportrolstoel of een ander sporttoestel bedraagt maximaal € 2509,-.

3 De in artikel 7, onderdeel c, onder 3, bedoelde financiële tegemoetkoming in de kosten van het onderhoud en de reparatie van een sportrolstoel bedraagt voor een periode van drie jaar maximaal € 547,-.

Artikel 19

De berekening van de in artikel 8, onderdeel b onder 1 en 2 bedoelde financiële tegemoetkoming in de kosten van inrichting van de woning vindt plaats overeenkomstig het Verplaatsingskostenbesluit militairen.

Artikel 20

  • 3 De in artikel 9, onderdeel b, onder 2, bedoelde financiële tegemoetkoming in de kosten van de extra slijtage van kleding en beddegoed wordt bepaald aan de hand van de orthobanda-lijst.

  • 4 De in artikel 9, onderdeel b, onder 3, bedoelde financiële tegemoetkoming in de kosten van de vervanging van een garderobe wordt bepaald aan de hand van de door het Nationaal instituut voor budgetvoorlichting vastgestelde normen.

  • 5 De in artikel 9, onderdeel b, onder 4, bedoelde financiële tegemoetkoming in de verwarmings- en elektriciteitskosten wordt slechts toegekend, voorzover die meer bedragen dan hetgeen, gegeven de situering en toestand van de woning van de betrokkene, gebruikelijk is.

  • 6 De in artikel 9, onderdeel c, bedoelde financiële tegemoetkoming betreft het premiedeel dat vanwege de invaliditeit van de betrokkene boven het gebruikelijke tarief in rekening wordt gebracht, tenzij deze verhoging onredelijk is. De financiële tegemoetkoming bedraagt niet meer dan de extra premie.

Artikel 20a

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 5 De in artikel 9a, vierde lid, onder b, bedoelde financiële tegemoetkomingen bedragen maximaal € 156,– per vijf jaar, respectievelijk maximaal € 42,– per jaar.

  • 6 De in artikel 9a, vijfde lid, bedoelde financiële tegemoetkoming bedraagt maximaal € 468,- per middel dan wel behandeling per jaar.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2010, 10021, datum inwerkingtreding 15-06-2010, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2010.

1 De in artikel 9a, eerste lid onderdeel a, bedoelde financiële tegemoetkoming bedraagt rekening houdend met de eigen bijdrage maximaal € 2182,- per jaar. De hoogte van de eigen bijdrage bedraagt:

  • a. bij een inkomen tot het bruto minimumloon 1% van het inkomen;

  • b. bij een inkomen hoger dan het bruto minimumloon, maar lager dan het bruto inkomen ingevolge de Regeling inkomenstoets vervoersvoorzieningen REA, zoals die luidde op de dag voorafgaande aan de dag waarop de regeling vervalt als gevolg van de inwerkingtreding van artikel 2.10 van de Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen of paragraaf 2 van de Reïntegratieregeling, 1,5% van het inkomen;

  • c. bij een inkomen hoger dan het bruto inkomen ingevolge de Regeling inkomenstoets vervoersvoorzieningen REA, zoals die luidde op de dag voorafgaande aan de dag waarop de regeling vervalt als gevolg van de inwerkingtreding van artikel 2.10 van de Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen of paragraaf 2 van de Reïntegratieregeling, 2% van het inkomen.

Bij de vaststelling van het inkomen is het bepaalde in artikel 6, tweede en derde lid van overeenkomstige toepassing.

2 De in artikel 9a, eerste lid onderdeel b, bedoelde financiële tegemoetkoming bedraagt maximaal € 547,- per jaar.

3 De in artikel 9a, tweede lid, bedoelde financiële tegemoetkoming bedraagt maximaal € 547,- per jaar.

4 De in artikel 9a, derde lid, onder a, bedoelde financiële tegemoetkoming bedraagt, rekening houdende met een eigen bijdrage van € 399,– maximaal € 547,–. De in artikel 9a, derde lid, onder b, bedoelde financiële tegemoetkoming bedraagt maximaal € 219,– per jaar.

5 De in artikel 9a, vierde lid, onder b, bedoelde financiële tegemoetkomingen bedragen maximaal € 165,– per vijf jaar, respectievelijk maximaal € 46,– per jaar.

6 De in artikel 9a, vijfde lid, bedoelde financiële tegemoetkoming bedraagt maximaal € 492,- per middel dan wel behandeling per jaar.

Artikel 20b

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De in artikel 10a, onderdeel b, onder 1, bedoelde financiële tegemoetkoming in de kosten van een hoortoestel bestaat ten hoogste uit de aanschaffingskosten van het hoortoestel minus de vergoeding van de ziektenkostenverzekering dan wel het ziekenfonds, minus de eventuele aanvullende vergoeding, bedoeld in artikel 4.7.4. van de bijlage van de Regeling ziektekostenverzekering militairen (PAV 7315/94029383).

  • 2 De in artikel 10a, onderdeel b, onder 2, bedoelde financiële tegemoetkoming in de kosten van een prothese bestaat ten hoogste uit de aanschaffingskosten van de prothese minus de vergoeding van de ziektenkostenverzekering dan wel het ziekenfonds minus de eventuele aanvullende vergoeding, bedoeld in artikel 4.7.1. van de bijlage van de Regeling ziektekostenverzekering militairen (PAV 7315/94029383). Naast het hiervoor gestelde bestaat de financiële tegemoetkoming voor gecompliceerde en dure protheses tevens uit een financiële vergoeding voor de kosten van een servicepakket behorende bij de desbetreffende prothese.

  • 3 De in het artikel 10a, onderdeel b, onder 3 tot en met 8 en 12 tot en met 15, bedoelde financiële tegemoetkomingen bestaan ten hoogste uit de aanschafkosten van de onder die punten vermelde verstrekkingen verminderd met de aanspraken op vergoedingen zoals een vergoeding van de zorgverzekering of een vergoeding op grond van de Regeling ziektekostenverzekering militairen en bedragen ten hoogste voor:

    • een sta-op-stoel € 2599,–;

    • een sta-stoel € 1040,–.;

    • een bureaustoel i.v.m. thuis te verrichten werkzaamheden € 1560,–;

    • twee eenpersoonsbedden inclusief de eerste aankleding € 2079,–;

    • een speciaal bed inclusief de eerste aankleding en of bodem en of matras € 2079,–;

    • een douche - toiletstoel € 3119,–;

    • psychologische hulp € 2079,– ;

    • gezinsbegeleiding € 2079,– ;

    • zelfverzorgingsproducten voor brandwonden € 1040-;

    • geïndiceerde contactlenzen: de kostprijs;

    • geïndiceerde brillenglazen: de kostprijs maximaal één maal per vier jaar;

    • een brilmontuur: één maal per vier jaar een maximum bedrag van € 138,–;

    • een sportprothese: € 10.100,–.

  • 4 De in artikel 10a, onder c, bedoelde financiële tegemoetkoming bedraagt maximaal € 468,– per middel dan wel behandeling per jaar.

  • 5 De in artikel 10a, onderdeel c, bedoelde financiële tegemoetkoming in de extra kosten van de premie van een ziektekostenverzekering bestaat ten hoogste uit het verschil tussen de verschuldigde hogere premie en de gemiddelde premie voor particuliere ziektekostenverze-keringen die als uitgangspunt wordt genomen voor de toepassing van het Interimbesluit ziektekosten burgerlijke ambtenaren defensie.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2010, 10021, datum inwerkingtreding 15-06-2010, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2010.

3 De in het artikel 10a, onderdeel b, onder 3 tot en met 8 en 12 tot en met 15, bedoelde financiële tegemoetkomingen bestaan ten hoogste uit de aanschafkosten van de onder die punten vermelde verstrekkingen verminderd met de aanspraken op vergoedingen zoals een vergoeding van de zorgverzekering of een vergoeding op grond van de Regeling ziektekostenverzekering militairen en bedragen ten hoogste voor:

  • een sta-op-stoel € 2726,–;

  • een sta-stoel € 1092,–;

  • een bureaustoel i.v.m. thuis te verrichten werkzaamheden € 1638,–;

  • twee eenpersoonsbedden inclusief de eerste aankleding € 2182,–;

  • een speciaal bed inclusief de eerste aankleding en of bodem en of matras € 2182,–;

  • een douche - toiletstoel € 3272,–;

  • psychologische hulp € 2182,– ;

  • gezinsbegeleiding € 2182,– ;

  • zelfverzorgingsproducten voor brandwonden € 1092,–;

  • geïndiceerde contactlenzen: de kostprijs;

  • geïndiceerde brillenglazen: de kostprijs maximaal één maal per vier jaar;

  • een brilmontuur: één maal per vier jaar een maximum bedrag van € 146,–;

  • een sportprothese: € 10.593,-.

4 De in artikel 10a, onder c, bedoelde financiële tegemoetkoming bedraagt maximaal € 492,– per middel dan wel behandeling per jaar.

Artikel 20c

De in de artikelen 16, tweede en derde lid, 18, 20, tweede, derde en vierde lid, 20a en 20b genoemde bedragen aan financiële tegemoetkomingen worden per 1 januari van elk kalenderjaar geïndexeerd aan de hand van het consumentenprijsindexcijfer. De geïndexeerde bedragen worden afgerond naar boven op gehele bedragen.

Hoofdstuk 8. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 21

  • 1 Indien een voorziening als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, b, en d voor de datum van de inwerkingtreding van deze regeling in het kader van de uitvoering van artikel X 5, tweede lid, van de Algemene militaire pensioenwet is verstrekt op basis van de regels zoals die tot 1 januari 1997 golden wordt deze voorziening na 1 januari 1997 gedurende de nog resterende looptijd voortgezet met toepassing van de regels, zoals die daarvoor golden, behoudens het bepaalde in het tweede lid.

  • 3 Ambtshalve wordt zo spoedig mogelijk een beslissing genomen, waarin de voorziening als bedoeld in het tweede lid wordt vastgelegd.

Artikel 22

De vóór 1 januari 1997 ingediende aanvragen voor een voorziening als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, b, en d worden afgehandeld op basis van de regels zoals die vóór de datum van de inwerkingtreding van deze regeling luidden, met dien verstande dat de voorziening vanaf 1 januari 1997 wordt toegekend met toepassing van de bepalingen van deze regeling.

Artikel 22a

  • 1 De betrokkene heeft vanaf 1 januari 1995 tot en met 31 december 1996 aanspraak op een voorziening als bedoeld in artikel 10a met overeenkomstige toepassing van de bepalingen van deze regeling.

  • 2 Aan de in het eerste lid bedoelde betrokkene, aan wie voor 1 januari 1995 een volledige vergoeding van de kosten van orthopedische schoenen alsmede de tengevolge van de orthopedische schoenen noodzakelijke steunzolen is verstrekt, wordt voor de periode genoemd in het eerste lid alsmede vanaf 1 januari 1997 de in artikel 10a, onderdeel a, onder 1, bedoelde financiële vergoeding van de kosten van orthopedische schoenen alsmede de tengevolge van de orthopedische schoenen noodzakelijke steunzolen toegekend, ook al is er geen sprake van extra slijtage.

Artikel 22b

In afwijking van artikel 6, derde lid, wordt de voorziening die met toepassing van het Besluit inkomensgrens vervoersvoorzieningen buitenshuis/AAW voor 1 juli 1998 is verstrekt, na 1 juli 1998 gedurende de resterende looptijd van de voorziening ongewijzigd voortgezet.

Artikel 22c

De in artikel 20, tweede lid, genoemde financiële tegemoetkoming in de kosten van de extra slijtage van kleding en beddengoed wordt éénmalig opgehoogd met een percentage van 14.

Artikel 23

Deze regeling treedt in werking op 1 januari 1997. Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De regeling zal worden geplaatst in de MP-31-serie.

Artikel 24

Deze regeling wordt aangehaald als: Voorzieningenregeling voor militaire oorlogs- en dienstslachtoffers.

De

Staatssecretaris

van Defensie,

J.C. Gmelich Meijling