Besluit subsidies economie, ecologie en technologie

[Regeling vervallen per 01-01-2004.]
Geraadpleegd op 27-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2002 en zichtdatum 01-01-2002.
Geldend van 01-01-2002 t/m 15-07-2003

Besluit van 18 december 1996, houdende regels inzake de verstrekking van subsidies voor technologische projecten in het belang van economische ontwikkeling en ecologische duurzaamheid (Besluit subsidies economie, ecologie en technologie)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken van 28 augustus 1996, nr.WJA/JZ 96054042, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen;

Gelet op artikel 2 van de Kaderwet verstrekking financiële middelen EZ;

De Raad van State gehoord (advies van 9 oktober 1996, nr. W10.96.0412);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Economische Zaken van 16 december 1996, nr. WJA/JZ9607502, uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§ 1. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. een E.E.T.-project: een samenhangend geheel van voor Nederland nieuwe activiteiten, bestaande uit fundamenteel onderzoek, industrieel onderzoek, pre-concurrentiële ontwikkeling of een combinatie van deze activiteiten, dat op middellange termijn een aanmerkelijke bijdrage kan leveren aan het bereiken van bij regeling van Onze Minister, handelend in overeenstemming met Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, vastgestelde doelstellingen in het kader van het streven naar ecologische duurzaamheid;

  • b. fundamenteel onderzoek: het uitbreiden van de algemene wetenschappelijke en technische kennis, zonder industriële of commerciële doelstellingen;

  • c. industrieel onderzoek: het opdoen van nieuwe kennis met het doel deze te gebruiken bij de ontwikkeling van nieuwe producten, processen of diensten of om bestaande producten, processen of diensten aanmerkelijk te verbeteren;

  • d. pre-concurrentiële ontwikkeling: het omzetten van de resultaten van industrieel onderzoek in plannen, schema’s of ontwerpen voor nieuwe, gewijzigde of verbeterde producten, processen of diensten;

  • e. een ondernemer: een natuurlijke persoon of rechtspersoon, niet zijnde een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, die een onderneming in stand houdt, niet zijnde een onderneming die bij regeling van Onze Minister is uitgesloten;

  • f. een samenwerkingsverband: een geen rechtspersoonlijkheid bezittend verband, bestaande uit ten minste twee, niet in een groep verbonden natuurlijke personen of rechtspersonen, onder wie ten minste één ondernemer;

  • g. een groep: een economische eenheid, waarin organisatorisch zijn verbonden:

    • 1°. een natuurlijke persoon of privaatrechtelijke rechtspersoon, die direkt of indirekt:

      • meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft aan,

      • volledig aansprakelijk vennoot is van of

      • overwegende zeggenschap heeft over

      een of meer rechtspersonen of vennootschappen en

    • 2°. laatstbedoelde rechtspersonen of vennootschappen.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

  • 1 Onze Minister verstrekt op een aanvraag een subsidie aan de deelnemers in een samenwerkingsverband die voor gezamenlijke rekening en risico een E.E.T.-project uitvoeren. Onze Minister kan bij ministeriële regeling regels vaststellen omtrent de minimale omvang van de eigen bijdrage van een deelnemer in een samenwerkingsverband aan diens aandeel in de projectkosten.

  • 2 De subsidie wordt verstrekt aan de deelnemers gezamenlijk en betaald aan de deelnemer die als indiener van de aanvraag in de zin van dit besluit is opgetreden.

  • 3 Geen subsidie wordt verstrekt, indien voor het E.E.T.-project reeds door Onze Minister subsidie is verstrekt.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

  • 1 De subsidie bedraagt:

    • a. 62,5 procent van de projectkosten die betrekking hebben op fundamenteel onderzoek;

    • b. 40 procent van de projectkosten die betrekking hebben op industrieel onderzoek;

    • c. 25 procent van de projectkosten die betrekking hebben op pre-concurrentiële ontwikkeling,

      doch niet meer dan het gevraagde bedrag en niet meer dan een bij regeling van Onze Minister vast te stellen bedrag.

  • 2 Indien ter zake van de projectkosten of een deel daarvan reeds door een ander bestuursorgaan of de Commissie van de Europese Gemeenschappen subsidie is verstrekt, wordt slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt, dat het totale bedrag aan subsidie niet meer bedraagt dan het bedrag ingevolge het eerste lid.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

  • 1 Als projectkosten worden uitsluitend in aanmerking genomen:

    • a. de volgende rechtstreeks aan het project toe te rekenen, na de indiening van de aanvraag door een subsidie-ontvanger gemaakte en betaalde kosten:

      • 1°. loonkosten, met dien verstande dat wordt uitgegaan van een uurloon, berekend op basis van het bruto jaarloon bij een volledige dienstbetrekking volgens de kolommen 3, 4 en 13 van de loonstaat van het betrokken directe personeel en, tot een maximum van 10 procent van de loonkosten per subsidie-ontvanger, van het met projectmanagement belaste personeel, exclusief volledig winstafhankelijke uitkeringen, verhoogd met de wettelijke dan wel de op grond van een individuele of collectieve arbeidsovereenkomst verschuldigde opslagen voor sociale lasten, en van 1600 productieve uren per jaar;

      • 2°. kosten van verbruikte materialen en hulpmiddelen, gebaseerd op historische aanschafprijzen, exclusief winstopslagen bij transacties binnen een groep;

      • 3°. de kosten van aangeschafte machines en apparatuur, met dien verstande dat wordt uitgegaan van de aan het project toe te rekenen lease-termijnen, met uitzondering van financieringskosten, of afschrijvingstermijnen, berekend op basis van de historische aanschafwaarde exclusief winstopslagen bij transacties binnen een groep, een lineaire afschrijvingsmethode en een levensduur van vijf jaar;

      • 4°. aan derden verschuldigde kosten ter zake van studies en onderzoekactiviteiten en ter zake van de aanschaf van kennis en intellectuele eigendomsrechten alsmede ter zake van de bescherming van die rechten en, tot een maximum van 10 procent van de projectkosten, ter zake van projectmanagement, exclusief winstopslagen bij transacties binnen een groep;

      • 5°. reis- en verblijfskosten alsmede de kosten van deelneming aan wetenschappelijke symposia, tot een maximum van 10 procent van de onder 1° bedoelde loonkosten;

    • b. een opslag voor algemene kosten, groot 25 procent van de onder a, aanhef en onder 1°, bedoelde kosten.

  • 2 Indien geen loonkosten als bedoeld in het eerste lid, onder a, aanhef en onder 1°, worden gemaakt, maar niettemin arbeid ten behoeve van het E.E.T.-project wordt verricht, kan Onze Minister daarvoor een redelijk bedrag vaststellen, dat als projectkosten mede in aanmerking wordt genomen.

  • 3 Onze Minister kan toestaan dat in afwijking van het eerste lid het uurloon en de opslag voor algemene kosten worden vastgesteld overeenkomstig een in de gehele organisatie van een subsidie-ontvanger gebruikelijke, controleerbare methodiek.

  • 4 De kosten worden in aanmerking genomen met inbegrip van omzetbelasting, indien de subsidie-ontvanger die de kosten heeft gemaakt omzetbelasting niet kan verrekenen met door hem af te dragen omzetbelasting.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

  • 1 Er is een Adviescommissie E.E.T., die tot taak heeft Onze Minister op zijn verzoek te adviseren omtrent aanvragen om subsidie op grond van dit besluit.

  • 2 De commissie bestaat uit een voorzitter en ten minste vier en ten hoogste acht andere leden.

  • 3 De voorzitter en de leden worden door Onze Minister voor een termijn van ten hoogste drie jaar benoemd. Zij zijn te allen tijde opnieuw benoembaar.

  • 4 De commissie stelt haar eigen werkwijze vast.

  • 5 Een lid van de commissie neemt niet deel aan de voorbereiding en vaststelling van een advies, indien hij een persoonlijk belang heeft bij de beschikking op de aanvraag.

  • 6 Onze Minister kan waarnemers aanwijzen, die het recht hebben de vergaderingen van de commissie bij te wonen.

  • 7 In het secretariaat van de commissie wordt door Onze Minister voorzien.

  • 8 Het beheer van de bescheiden betreffende de werkzaamheden van de commissie geschiedt op overeenkomstige wijze als bij het Ministerie van Economische Zaken. De bescheiden worden na beëindiging van de werkzaamheden van de commissie opgeborgen in het archief van dat ministerie.

§ 2. Aanvraag en beslissing op de aanvraag

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

  • 1 Onze Minister stelt bij ministeriële regeling perioden vast, na afloop waarvan de aanvragen die in die periode zijn ontvangen worden behandeld.

  • 2 Onze Minister stelt voorts bij ministeriële regeling een subsidieplafond vast voor het verlenen van subsidies op in een periode ontvangen aanvragen. Daarbij kan hij afzonderlijke subsidieplafonds vaststellen voor bepaalde categorieën aanvragers en voor bepaalde categorieën projecten.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

  • 1 Een aanvraag om subsidie wordt door één der deelnemers in het samenwerkingsverband mede namens de andere deelnemers ingediend.

  • 2 Een aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van het origineel van een ondertekend formulier, dat door Onze Minister wordt vastgesteld. Onze Minister kan bij ministeriële regeling hiervan vrijstelling verlenen.

  • 3 Een aanvraag gaat vergezeld van een projectplan en een overeenkomst waarin de samenwerking tussen de deelnemers in het samenwerkingsverband is geregeld alsmede van andere bescheiden, overeenkomstig hetgeen in het formulier is vermeld.

  • 4 Bij regeling van Onze Minister kunnen regels worden gesteld omtrent het voorafgaand aan de aanvraag verkrijgen van een pre-advies van de Adviescommissie E.E.T. over de globale opzet van het E.E.T.-project.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

  • 1 Onze Minister wint omtrent een aanvraag het advies in van de Adviescommissie E.E.T.

  • 2 De commissie geeft aan Onze Minister in ieder geval een negatief advies:

    • a. indien de aanvraag niet voldoet aan dit besluit en de daarop berustende bepalingen;

    • b. indien zij het onaannemelijk acht, dat het E.E.T-project binnen tien jaren kan worden uitgevoerd;

    • c. indien onvoldoende vertrouwen bestaat in de technische en economische haalbaarheid van het project;

    • d. indien gegronde vrees bestaat dat de aanvragers het project niet kunnen financieren;

    • e. indien onvoldoende vertrouwen bestaat dat de aanvragers de capaciteiten hebben om het project naar behoren uit te voeren;

    • f. indien van het project onvoldoende positieve gevolgen voor de Nederlandse economie te verwachten zijn.

  • 3 De commissie rangschikt per groep van aanvragen waarvoor een subsidieplafond geldt de aanvragen waaromtrent zij positief adviseert zodanig, dat een project hoger gerangschikt wordt naar mate het meer bijdraagt aan de doelstellingen, bedoeld in artikel 1, onder a, en andere bij regeling van Onze Minister vast te stellen economische en technologische doelstellingen.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

Onze Minister geeft op de aanvraag een beschikking binnen vier maanden na afloop van de in artikel 6 bedoelde periode. Indien de beschikking niet binnen vier maanden kan worden gegeven, stelt Onze Minister de aanvrager daarvan in kennis en noemt hij daarbij een redelijke termijn waarop de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

  • 1 Onze Minister beslist in ieder geval afwijzend op een aanvraag:

    • a. indien de Adviescommissie E.E.T. een negatief advies heeft uitgebracht;

    • b. voorzover subsidieverlening in strijd zou zijn met bij regeling van Onze Minister vastgestelde regels omtrent de mate waarin aan aanvragers meerdere malen subsidie kan worden verleend op grond van dit besluit.

  • 2 Onze Minister kan, indien vooralsnog onvoldoende vertrouwen bestaat in de technische en economische haalbaarheid van een E.E.T.-project, de aanvraag gedeeltelijk afwijzen, met dien verstande dat subsidie wordt verleend ter zake van projectkosten, verbonden aan de uitvoering van een eerste fase van het project, gedurende een in de beschikking tot subsidieverlening te vermelden periode.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

  • 1 Onze Minister verdeelt het beschikbare bedrag in de volgorde van de rangschikking van de aanvragen door de Adviescommissie E.E.T.

  • 2 Onze Minister kan afwijken van het eerste lid en van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder a, indien een advies van de Adviescommissie E.E.T. in strijd is met dit besluit dan wel niet op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen.

§ 3. Verplichtingen van de subsidie-ontvanger

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

Artikel 12

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

  • 1 Aan de subsidieverlening zijn voor alle subsidie-ontvangers de in deartikelen 13, 14 en 15 opgenomen verplichtingen verbonden, met dien verstande dat de in artikel 14 opgenomen verplichtingen slechts gelden voor de subsidie-ontvanger die als indiener van de aanvraag om subsidie in de zin van dit besluit is opgetreden.

  • 2 De in de artikelen 13 en 14 opgenomen verplichtingen gelden tot de dag waarop de subsidie wordt vastgesteld. De in artikel 15 opgenomen verplichtingen gelden totdat vijf jaren na die dag zijn verstreken.

Artikel 13

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

  • 1 De subsidie-ontvanger voert het E.E.T.-project uit overeenkomstig het projectplan waarop de subsidieverlening betrekking heeft en voor het bij de subsidieverlening bepaalde tijdstip, behoudens voorafgaande schriftelijke ontheffing van Onze Minister voor het vertragen, essentieel wijzigen, of stopzetten van het project.

  • 2 De subsidie-ontvanger voert het E.E.T.-project in Nederland uit, behoudens voorafgaande schriftelijke ontheffing van Onze Minister voor gedeeltelijke uitvoering buiten Nederland.

  • 3 De subsidie-ontvanger voert een administratie die zodanig is ingericht, dat daaruit te allen tijde op eenvoudige en duidelijke wijze alle projectkosten kunnen worden afgelezen, gespecificeerd overeenkomstig de in artikel 4, eerste lid, onderscheiden kostensoorten, met dien verstande dat ter zake van de loonkosten een door middel van een sluitende tijdschrijving vastgestelde urenverantwoording per werknemer aanwezig dient te zijn.

  • 4 De subsidie-ontvanger doet onverwijld mededeling aan Onze Minister van de indiening bij de rechtbank van een verzoek tot het op hem van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, tot verlening van surséance van betaling aan hem of tot faillietverklaring van hem.

Artikel 14

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

  • 1 De subsidie-ontvanger brengt steeds na afloop van een periode van zes maanden aan Onze Minister schriftelijk verslag uit omtrent de uitvoering van het E.E.T-project, met inbegrip van een vergelijking van die uitvoering met het projectplan en de bij de subsidieverlening vermelde raming van de projectkosten.

  • 2 De subsidie-ontvanger dient zijn aanvraag tot subsidievaststelling binnen zes maanden na het tijdstip waarop het E.E.T.-project ingevolge artikel 13, eerste lid, moet zijn uitgevoerd bij Onze Minister in.

  • 3 De aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van het origineel van een ondertekend formulier, dat door Onze minister wordt vastgesteld. Onze Minister kan bij ministeriële regeling hiervan vrijstelling verlenen.

  • 4 De aanvraag gaat vergezeld van een accountantsverklaring en een eindverslag omtrent de uitvoering en de resultaten van het project, overeenkomstig hetgeen in het formulier is vermeld.

Artikel 15

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

  • 1 De subsidie-ontvanger draagt, behoudens voorafgaande schriftelijke ontheffing van Onze Minister, met betrekking tot de resultaten van het project zorg voor:

    • a. de tenaamstelling op eigen naam en de verwerving van rechten van intellectuele eigendom op de resultaten die daarvoor in aanmerking komen;

    • b. de instandhouding van de in het eerste lid bedoelde rechten;

    • c. de instandhouding van andere voor de uitvoering van het project van belang zijnde en door de uitvoering van het project opgedane kennis.

  • 2 De subsidie-ontvanger stelt, behoudens voorafgaande schriftelijke ontheffing van Onze Minister, niet ter beschikking van derden:

    • a. rechten van intellectuele eigendom op de resultaten van het project;

    • b. aanspraken op een intellectueel eigendomsrecht op de resultaten van het project;

    • c. rechten die voortvloeien uit een aanvraag om een intellectueel eigendomsrecht op de resultaten van het project;

    • d. niet door rechten van intellectuele eigendom beschermde resultaten van het project.

  • 3 De subsidie-ontvanger belast, behoudens voorafgaande schriftelijke ontheffing van Onze Minister, de in het tweede lid bedoelde rechten en aanspraken niet met een zekerheidsrecht ten behoeve van een derde.

  • 4 De subsidie-ontvanger brengt desgevraagd aan Onze Minister verslag uit omtrent de toepassing van de resultaten van het project.

  • 5 De subsidie-ontvanger zal, behoudens voorafgaande schriftelijke ontheffing van Onze Minister, niet:

    • a. indien hij een rechtspersoon is, de rechtspersoon ontbinden of geheel of gedeeltelijk vervreemden noch zijn statutaire zetel verplaatsen buiten Nederland;

    • b. indien hij deelneemt in een vennootschap onder firma of maatschap, meewerken aan de ontbinding ervan of aan het uittreden van een of meer deelnemers ervan.

Artikel 16

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

  • 1 Onze Minister geeft op een aanvraag om een ontheffing als bedoeld in de artikelen 13 en 15 een beschikking binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag. Indien de beschikking niet binnen acht weken kan worden gegeven, stelt Onze Minister de aanvrager daarvan in kennis en noemt hij daarbij een redelijke termijn waarop de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

  • 2 Onze Minister kan aan een ontheffing voorschriften verbinden.

Artikel 17

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

Onze Minister kan bij de subsidieverlening verplichtingen opleggen met betrekking tot:

  • a. het geven van bekendheid aan het E.E.T.-project en de resultaten ervan;

  • b. de samenwerking met derden bij of in verband met de uitvoering van het project.

§ 4. Voorschotten

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

Artikel 18

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

  • 1 Op een subsidie ter zake waarvan een beschikking tot subsidieverlening geldt kunnen op aanvraag van de subsidie-ontvangers door Onze Minister voorschotten worden verstrekt.

  • 2 Een voorschot wordt berekend naar rato van de gemaakte en betaalde projectkosten, voor zover deze nog niet eerder bij de verstrekking van een voorschot in aanmerking zijn genomen. In totaal zal het bedrag aan voorschotten niet groter zijn dan 80 procent van het bij de subsidieverlening vermelde maximale subsidiebedrag.

  • 3 Bij de toepassing van het tweede lid wordt de opslag, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel b, geacht gemaakt en betaald te zijn voor zover de kosten waarover hij wordt berekend zijn gemaakt en betaald.

  • 4 Een voorschot wordt slechts verstrekt, indien het bedrag aan voorschot ten minste € 45 000 bedraagt.

Artikel 19

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

  • 1 Een aanvraag wordt ingediend gelijktijdig met het uitbrengen van een verslag als bedoeld in artikel 14, eerste lid.

  • 2 Een aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van het origineel van een ondertekend formulier, dat door Onze Minister wordt vastgesteld. Onze Minister kan bij ministeriële regeling hiervan vrijstelling verlenen.

  • 3 Een aanvraag wordt mede namens de andere subsidie-ontvangers ingediend door de subsidie-ontvanger die als indiener van de aanvraag om subsidie in de zin van dit besluit is opgetreden en gaat, indien het een eerste voorschot betreft, vergezeld van een verklaring van de indiener van de aanvraag waarin hij zich aansprakelijk stelt voor terugbetaling van de subsidie, voor zover de subsidie-ontvangers daartoe verplicht zijn, overeenkomstig hetgeen in het formulier is vermeld.

Artikel 20

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

Onze Minister geeft op de aanvraag een beschikking binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag. Indien de beschikking niet binnen acht weken kan worden gegeven, stelt Onze Minister de aanvrager daarvan in kennis en noemt hij daarbij een redelijke termijn waarop de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

Artikel 21

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

Onze Minister kan in ieder geval afwijzend beschikken op een aanvraag, indien een subsidie-ontvanger niet heeft voldaan aan ingevolge de subsidieverlening voor hem geldende verplichtingen.

§ 5. Subsidievaststelling

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

Artikel 22

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

Onze Minister geeft de beschikking tot subsidievaststelling binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag daartoe dan wel nadat de voor het indienen ervan geldende termijn is verstreken. Indien de beschikking niet binnen dertien weken kan worden gegeven, stelt Onze Minister de betrokkene daarvan in kennis en noemt hij daarbij een redelijke termijn waarop de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

§ 6. Overgangs- en slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

Artikel 23

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

Tot het tijdstip waarop de Kaderwet EZ-subsidies in werking treedt gelden de volgende bepalingen:

Artikel 24

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

  • 1 De Subsidieregeling economie, ecologie en technologie wordt ingetrokken, met dien verstande dat hij van toepassing blijft op subsidies waarvoor de aanvraag is ingediend voor de inwerkingtreding van dit besluit.

  • 2 Onze Minister kan op aanvragen om subsidie, die op grond van de Subsidieregeling economie, ecologie en technologie moeten worden afgewezen wegens overschrijding van het subsidieplafond, subsidie verlenen op grond van dit besluit.

Artikel 25

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Artikel 26

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit subsidies economie, ecologie en technologie.

Lasten en bevelen, dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 18 december 1996

Beatrix

De Minister van Economische Zaken,

G. J. Wijers

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

J. M. M. Ritzen

Uitgegeven zestiende januari 1997

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager