Wet van 20 december 1996 tot wijziging van de Gemeentewet, de Waterschapswet, de Wet
op de inkomstenbelasting 1964, de Wet op de vermogensbelasting 1964, de Algemene wet
inzake rijksbelastingen, alsmede de Wet waardering onroerende zaken (Aanpassingswet
Wet waardering onroerende zaken)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de op de voet van de Wet waardering onroerende zaken vastgestelde waarde van toepassing te doen zijn voor de gemeentelijke onroerende-zaakbelastingen
en de waterschapsomslagen ter zake van gebouwde onroerende zaken en deze waarde stapsgewijs
te gaan benutten voor de eigen woning in de inkomstenbelasting en in de vermogensbelasting,
en in verband hiermee de Algemene wet inzake rijksbelastingen aan te passen, en voorts dat het wenselijk is enige wijzigingen aan te brengen in
de Gemeentewet teneinde het tarief van de gemeentelijke onroerende-zaakbelastingen voor woningen
en niet-woningen in beperkte mate te kunnen differentiëren, alsmede enige wijzigingen
aan te brengen in de Wet op de inkomstenbelasting 1964 teneinde te komen tot een jaarlijkse
bijstelling van het huurwaardeforfait en tenslotte enige wijzigingen aan te brengen
in de Wet waardering onroerende zaken;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: