U bent nu hier: Wettenbank
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving
Zoals belastingen, uitkeringen en subsidies.
Officiële publicaties van de overheid.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
[Regeling vervallen per 01-07-2009.]Geraadpleegd op 11-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 09-12-2005 en zichtdatum 21-09-2024. Geldend van 01-01-2005 t/m 31-12-2005
Regeling contingentering zeevis
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
Gelet op de artikelen 3, 4 en 6 van het Reglement zee- en kustvisserij 1977;
Na overleg met het Produktschap Vis;
Besluit:
[Regeling vervallen per 01-07-2009]
In deze regeling wordt verstaan onder:
Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;
degene te wiens naam het vissersvaartuig in het visserijregister, bedoeld in artikel 4 van het Besluit registratie vissersvaartuigen 1998, is geregistreerd;
vissoort, genoemd in de bijlage, onderdeel a;
vissoort, genoemd in de bijlage, onderdeel b;
kalenderjaar, vermeld in bijlage 3 van de Regeling vangstbeperking;
één of meerdere sectoren of deelgebieden als bedoeld in artikel 1 van de Regeling vangstbeperking, waarvoor in bijlage 3 van die regeling een te vangen hoeveelheid van een vissoort is vastgesteld, en voorzover genoemd in de bijlage, onderdeel a;
in kilogrammen uitgedrukte in het kalenderjaar in een vangstgebied te vangen hoeveelheid van een vissoort in levend gewicht, vermeerderd, onderscheidenlijk verminderd, met eventueel op grond van de artikelen 12 of 19 voor het kalenderjaar in gebruik gekregen, onderscheidenlijk in gebruik gegeven, hoeveelheden van de desbetreffende vissoort, die per vissersvaartuig ten hoogste mag worden aangeland;
rederijcontingent als bedoeld in artikel 15, vermeerderd, onderscheidenlijk verminderd, met eventueel op grond van de artikelen 12 of 19 voor het kalenderjaar in gebruik gekregen, onderscheidenlijk in gebruik gegeven, hoeveelheden van de desbetreffende vissoort;
groepscontingent als bedoeld in artikel 16, vermeerderd, onderscheidenlijk verminderd, met eventueel op grond van de artikelen 12 of 18 voor het kalenderjaar in gebruik gekregen, onderscheidenlijk in gebruik gegeven, hoeveelheden van de desbetreffende vissoort;
het contingent van een vissoort dat een ondernemer heeft ingebracht in een groepscontingent, vermeerderd met door hem gekochte en in gebruik gekregen hoeveelheden van die vissoort en verminderd met door hem verkochte en in gebruik gegeven hoeveelheden van die vissoort waarover hij als deelnemer aan een groepscontingent in het kalenderjaar kan beschikken;
door de minister op grond van artikel 2, tweede lid, van de Regeling vangstbeperking te verlenen vrijstelling voor de visserij op een vissoort in het voor die vissoort aangewezen vangstgebied.
2 Voor de toepassing van deze regeling vindt het aanlanden van een vissoort plaats op het tijdstip waarop het vissersvaartuig direct of indirect verbinding met de wal heeft gekregen.
3 Indien kabeljauw of wijting wordt aangeland in gefileerde of op enige andere wijze bewerkte toestand, met uitzondering van gestripte toestand, dan geldt telkens de helft van de in de bijlage genoemde hoeveelheden kilogram.
4 Deze regeling is van toepassing op vissersvaartuigen ten aanzien waarvan een visvergunning als bedoeld in artikel 1, onderdeel g, van de Regeling visvergunning is verleend en die behoren tot het segment MFL1, bedoeld in artikel 1, onderdeel l, van die regeling.
1 Het is verboden met een vissersvaartuig op een vissoort in het voor die vissoort aangewezen vangstgebied te vissen dan wel een vissoort uit dat gebied aan te landen of aan boord te houden indien:
a. de minister de vrijstelling heeft ingetrokken;
b. - voor zover het geen kabeljauw, wijting of horsmakreel betreft - aan dat vissersvaartuig geen contingent van de desbetreffende vissoort is toegekend, of
c. het document, bedoeld in artikel 25, niet aan boord aanwezig is.
2 Het is verboden met een vissersvaartuig op een grotere hoeveelheid van een vissoort in het voor die vissoort aangewezen vangstgebied te vissen, dan wel een grotere hoeveelheid van een vissoort uit dat gebied aan te landen of aan boord te houden, dan overeenkomt met het voor dat vissersvaartuig voor dat gebied toegekende contingent van de desbetreffende vissoort.
3 Het is verboden tong, onderscheidenlijk schol, uit het vangstgebied aan te landen met, of aan boord te houden van, een ander vaartuig dan waarmee op die vissoort is gevist.
1 Het is verboden met een vissersvaartuig op tong in het vangstgebied te vissen, dan wel tong uit dat gebied aan te landen of aan boord te houden, indien het voor dat vissersvaartuig toegekende contingent schol is opgevist.
2 Het is verboden met een vissersvaartuig op kabeljauw in het vangstgebied te vissen, dan wel kabeljauw uit dat gebied aan te landen of aan boord te houden, indien het voor dat vissersvaartuig toegekende contingent wijting is opgevist.
1 Het is verboden met een vissersvaartuig waarvan het toegekende contingent van een vissoort met andere contingenten van die vissoort is samengevoegd tot een groepscontingent, in het voor die vissoort aangewezen vangstgebied op de desbetreffende vissoort te vissen, dan wel die vissoort uit dat gebied aan te landen of aan boord te houden, indien het groepscontingent is opgevist.
2 Het is verboden met een vissersvaartuig waarvan de toegekende contingenten tong en schol met andere contingenten van die vissoorten zijn samengevoegd tot een groepscontingent, op tong in het vangstgebied te vissen, dan wel tong uit dat gebied aan te landen of aan boord te houden, indien het groepscontingent schol is opgevist.
3 Het is verboden met een vissersvaartuig waarvan de toegekende contingenten kabeljauw en wijting met andere contingenten van die vissoorten zijn samengevoegd tot een groepscontingent, op kabeljauw in het vangstgebied te vissen, dan wel kabeljauw uit dat gebied aan te landen of aan boord te houden, indien het groepscontingent wijting is opgevist.
1 Het is verboden met de vissersvaartuigen waarvoor de toestemming, bedoeld in artikel 15, eerste lid, is verleend, op een grotere hoeveelheid van een vissoort in het voor die vissoort aangewezen vangstgebied te vissen, dan wel een vissoort uit dat gebied aan te landen of aan boord te houden, indien het samengevoegde contingent van de desbetreffende vissoort is opgevist.
2 Het is verboden met de vissersvaartuigen waarvoor de toestemming, bedoeld in artikel 15, eerste lid, is verleend, tong in het vangstgebied te vissen, dan wel tong uit dat gebied aan te landen of aan boord te houden, indien het samengevoegde contingent schol is opgevist.
3 Het is verboden met de vissersvaartuigen waarvoor de toestemming, bedoeld in artikel 15, eerste lid, is verleend, op kabeljauw in het vangstgebied te vissen, dan wel kabeljauw uit dat gebied aan te landen of aan boord te houden, indien het samengevoegde contingent wijting is opgevist.
1 Het is verboden, indien voor meer dan één visservaartuig van één ondernemer contingenten van een vissoort zijn toegekend, op de desbetreffende vissoort met één van deze vissersvaartuigen in het vangstgebied te vissen, dan wel die vissoort uit dat gebied aan te landen of aan boord te houden, indien de som van de voor de vissersvaartuigen van die ondernemer toegekende, op dat gebied betrekking hebbende, contingenten van die vissoort is opgevist.
2 Het is verboden, indien voor meer dan één vissersvaartuig van één ondernemer contingenten tong en schol zijn toegekend, met één van deze vissersvaartuigen op tong in het vangstgebied te vissen, dan wel tong uit dat gebied aan te landen of aan boord te houden, indien de som van de voor de vissersvaartuigen van die ondernemer toegekende contingenten schol is opgevist.
3 Het is verboden, indien voor meer dan één vissersvaartuig van één ondernemer contingenten kabeljauw en wijting zijn toegekend, met één van deze vissersvaartuigen op kabeljauw in het vangstgebied te vissen, dan wel kabeljauw uit dat gebied aan te landen of aan boord te houden, indien de som van de voor de vissersvaartuigen van die ondernemer toegekende contingenten wijting is opgevist.
1 Het is verboden:
a. per kalendermaand meer dan de in de bijlage, onderdeel c, aangegeven hoeveelheden kabeljauw of wijting uit het vangstgebied aan boord te hebben van of aan te landen met een vissersvaartuig waarvoor geen contingent kabeljauw of wijting, doch enig ander contingent ingevolge artikel 10, 10a, 11, 13 of 14 is toegekend of waaraan een vergunning voor het vangen van garnalen overeenkomstig artikel 11 van de Beschikking visserij, visserijzone, zeegebied en kustwateren is verleend.
b. kabeljauw of wijting uit het vangstgebied aan boord te hebben van of aan te landen met een vissersvaartuig, behorende tot de groep van vissersvaartuigen waarvoor geen contingent ingevolge artikel 10, 10a, 11, 13 of 14 is toegekend en waarvoor geen vergunning is verleend voor het vangen van garnalen ingevolge artikel 11 van de Beschikking visserij, visserijzone, zeegebied en kustwateren, indien die vissersvaartuigen in een kalenderjaar gezamenlijk de in de bijlage, onderdeel f, bedoelde hoeveelheid kabeljauw of wijting hebben opgevist.
2 In afwijking van het eerste lid, is het verboden voor een vissersvaartuig met een brutotonnage van meer dan 1.200 BT waarmee de pelagische visserij wordt uitgeoefend:
a. in het kalenderjaar meer kabeljauw of wijting aan te landen dan de som van de ingevolge het eerste lid voor het kalenderjaar voor dat vaartuig toegestane hoeveelheden kabeljauw of wijting, of
b. kabeljauw of wijting aan boord te hebben nadat de som van de ingevolge het eerste lid voor het kalenderjaar voor dat vaartuig toegestane hoeveelheden kabeljauw of wijting is aangeland.
3 De ondernemer die met een vissersvaartuig waarvoor geen contingenten kabeljauw en wijting zijn toegekend, deelneemt aan een groepscontingent, wordt geacht de som van de ingevolge het eerste lid voor het kalenderjaar toegestane hoeveelheden kabeljauw of wijting ten titel van beheer in de groep te hebben ingebracht.
4 Het is verboden met vissersvaartuigen die aan een groepscontingent deelnemen en waarvoor geen contingenten kabeljauw of wijting zijn toegekend, een grotere hoeveelheid kabeljauw of wijting aan boord te houden of aan te landen dan de som van de op grond van het derde lid in een groep ingebrachte hoeveelheden kabeljauw of wijting.
a. per kalendermaand meer dan de in de bijlage, onderdeel d, aangegeven hoeveelheid makreel uit de sector IIa en deelgebied IV aan boord te hebben of aan te landen met een vissersvaartuig waarvoor geen contingent makreel, doch enig ander contingent ingevolge artikel 10, 10a, 11, 13 of 14 is toegekend, of waaraan een vergunning is verleend voor het vangen van garnalen overeenkomstig artikel 11 van de Beschikking visserij, visserijzone, zeegebied en kustwateren.
b. makreel uit de sector of het deelgebied, als bedoeld in onderdeel a, aan boord te hebben van of aan te landen met een vissersvaartuig, behorende tot de groep vissersvaartuigen waarvoor geen contingent is toegekend ingevolge artikel 10, 10a, 11, 13 of 14 en waarvoor geen vergunning is verleend voor het vangen van garnalen ingevolge artikel 11 van de Beschikking visserij, visserijzone, zeegebied en kustwateren, indien die vissersvaartuigen in een kalenderjaar gezamenlijk de in de bijlage, onderdeel f, bedoelde hoeveelheid makreel hebben opgevist.
2 De ondernemer die met een vissersvaartuig waarvoor geen contingent makreel is toegekend, deelneemt aan een groepscontingent, wordt geacht de som van de ingevolge het eerste lid voor het kalenderjaar toegestane hoeveelheden makreel ten titel van beheer in de groep te hebben ingebracht.
3 Het is verboden met vissersvaartuigen die aan een groepscontingent deelnemen en waarvoor geen contingent makreel is toegekend, een grotere hoeveelheid makreel uit sector IIa en deelgebied IV aan boord te houden of aan te landen dan de som van de op grond van het tweede lid in een groep ingebrachte hoeveelheid makreel.
Het is voor de vissersvaartuigen waaraan geen contingent horsmakreel uit sector IIa (EG-zone) en deelgebied IV (EG-zone) tezamen is toegewezen verboden per kalenderjaar gezamenlijk meer horsmakreel uit die sector en dat deelgebied tezamen aan boord te hebben of aan te landen, dan de hoeveelheid horsmakreel genoemd in de bijlage, onderdeel f.
1 Indien twee of meer vissersvaartuigen waarvoor contingenten haring betrekking hebbend op hetzelfde vangstgebied, kabeljauw en wijting, of makreel zijn toegekend, de visserij in span uitoefenen, wordt elk van de betrokken vissersvaartuigen geacht een evenredig deel van de totale door deze vissersvaartuigen aangelande hoeveelheid van de desbetreffende vissoort of vissoorten te hebben aangeland.
2 Alle tot het span te rekenen vissersvaartuigen als bedoeld in het eerste lid moeten in dezelfde haven aanlanden en gezamenlijk uitlossen.
1 De minister kent voor de duur van het kalenderjaar aan een ondernemer voor wie op 31 december van het voorafgaande jaar om 24.00 uur voor zijn vissersvaartuig een contingent van een vissoort was toegekend, een contingent van die vissoort toe tot een in de bijlage, onderdeel e, vermeld percentage van het in het voorafgaande jaar aan de ondernemer voor die vissoort toegekende contingent en met inachtneming van artikel 23.
2 Een contingent van een aanverwante vissoort wordt aan een ondernemer slechts tezamen met een contingent van de in de bijlage, onderdeel b, bij de desbetreffende aanverwante vissoort genoemde vissoort toegekend.
3 Bij de vaststelling van een contingent voor het kalenderjaar wordt het percentage waarmee het contingent voor het voorafgaande jaar is verhoogd, meegerekend, ongeacht of voor het voorafgaande jaar het contingent niet met dat percentage is verhoogd als gevolg van overschrijding van het desbetreffende contingent in dat jaar.
4 De minister wijzigt het in het eerste lid genoemde percentage voor een vissoort indien ten gevolge van een bindend besluit van de Raad van de Europese Unie, van het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk of van de Commissie van de Europese Gemeenschappen de voor de gezamenlijke Nederlandse vissers beschikbare hoeveelheid van die vissoort wordt verlaagd.
5 Tenzij de vrijstelling is ingetrokken, kan de minister ten behoeve van een ondernemer die het aan hem toegekende contingent van een vissoort nog niet heeft overschreden, het in het eerste lid genoemde percentage wijzigen indien:
a. de voor de gezamenlijke Nederlandse vissers beschikbare hoeveelheid van die vissoort daartoe ruimte biedt, of
b. ten gevolge van een ruil van quota als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van verordening (EEG) nr. 3760/92 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 20 december 1992 tot invoering van een communautaire regeling voor de visserij en de aquacultuur (PbEG L 389) wijziging optreedt in de voor de gezamenlijke Nederlandse vissers beschikbare hoeveelheid van die vissoort.
De minister kent voor de duur van een kalenderjaar aan een ondernemer een contingent grote zilvervis toe, met inachtneming van het aandeel van die ondernemer in de totale van die vissoort gevangen hoeveelheid in de kalenderjaren 1998, 1999 of 2000. Artikel 23, eerste lid, is van overeenkomstige toepassing.
1 In afwijking van artikel 10, eerste lid, kan de minister op verzoek van een ondernemer die meer dan één vissersvaartuig in eigendom heeft waarvoor een contingent van dezelfde vissoort is toegekend, die contingenten volgens een door de ondernemer aangegeven andere verdeling voor deze vissersvaartuigen opnieuw toekennen.
2
De minister willigt het verzoek, bedoeld in het eerste lid, slechts in:
a. - voorzover het contingenten van een aanverwante vissoort betreft - mits voor de betrokken vissersvaartuigen zowel een contingent van de desbetreffende aanverwante vissoort als een contingent van de in de bijlage, onderdeel b, bij die aanverwante vissoort genoemde vissoort wordt toegekend;
b. indien de contingenten van de desbetreffende vissoort of - in voorkomend geval - van de desbetreffende aanverwante vissoort van de betrokken vissersvaartuigen nog niet voor 90% zijn opgevist, dan wel niet als gevolg van de korting overeenkomstig artikel 23 zijn vastgesteld op nul op het moment van ontvangst van het verzoek, en
c. de vrijstelling nog niet is ingetrokken.
1 De minister kan een ondernemer op diens verzoek toestaan dat het contingent van een vissoort dat voor zijn vissersvaartuig is toegekend of waarvan de toekenning ingevolge artikel 14 is aangehouden, in het kalenderjaar geheel of voor een door de ondernemer gelijktijdig op te geven gedeelte wordt opgevist, aan boord gehouden en aangeland door:
a. een met name genoemde ondernemer met één of meer vissersvaartuigen waarvan het toegekende contingent van dezelfde vissoort of – in voorkomend geval – van de desbetreffende aanverwante vissoort op het moment van ontvangst van het verzoek nog niet voor 90% is opgevist, of
b. ondernemers die hun contingent van de desbetreffende vissoort hebben ingebracht in een groepscontingent, indien het groepscontingent van die vissoort of – in voorkomend geval – van de desbetreffende aanverwante vissoort op het moment van ontvangst van het verzoek nog niet voor 90% is opgevist.
2 De minister verleent de toestemming, bedoeld in het eerste lid, niet indien:
a. het verzoek betrekking heeft op de ingebruikgeving voor een vissersvaartuig of vissersvaartuigen waarvan het toegekende contingent van de desbetreffende vissoort of – in voorkomend geval – van de desbetreffende aanverwante vissoort als gevolg van de korting overeenkomstig artikel 23 is vastgesteld op nul, of
b. de vrijstelling is ingetrokken.
3 Onverminderd het eerste lid dient op het moment van het verzoek de periode waarvoor de kennisgeving van de toekenning van een contingent van een vissoort is aangehouden, ten minste gelijk te zijn aan de periode waarvoor het contingent van de desbetreffende vissoort waarvan de kennisgeving van de toekenning is aangehouden, geheel of gedeeltelijk in gebruik wordt gegeven.
1 Het aan een ondernemer toegekende contingent van een vissoort is op verzoek geheel of gedeeltelijk overdraagbaar aan één of meer ondernemers.
2 Een ondernemer die het aan hem toegekende contingent geheel of gedeeltelijk wil overdragen, dient daartoe een verzoek in bij de minister. Dit verzoek gaat vergezeld van het document, bedoeld in artikel 25.
3 Een geheel contingent van een aanverwante vissoort kan slechts worden overgedragen aan een ondernemer ten behoeve van een vissersvaartuig waarvoor reeds een contingent van die vissoort en van de in de bijlage, onderdeel b, bij die vissoort genoemde vissoort is toegekend.
4 Een gedeeltelijk contingent kabeljauw kan slechts worden overgedragen aan een ondernemer ten behoeve van een vissersvaartuig waarvoor reeds contingenten kabeljauw en wijting zijn toegekend.
5 Een gedeeltelijk contingent van een andere vissoort dan genoemd in het vierde lid kan slechts worden overgedragen aan een ondernemer ten behoeve van een vissersvaartuig waarvoor reeds een contingent van dezelfde vissoort is toegekend.
6 Een geheel contingent van een aanverwante vissoort kan slechts worden overgedragen tegelijkertijd met de gehele overdracht van het aan de desbetreffende ondernemer toegekende contingent van de in de bijlage, onderdeel b, bij de desbetreffende aanverwante vissoort genoemde vissoort, met dien verstande dat de minister op verzoek van die ondernemer kan toestaan het verzoek tot overdracht van laatstbedoelde vissoort voor een door hem vast te stellen periode aan te houden.
7 Indien ten behoeve van de ondernemer een pandrecht op het contingent van de desbetreffende vissoort is verleend, gaat een verzoek als bedoeld in het tweede lid eveneens vergezeld van een verklaring dat de pandhouder met de overdracht instemt.
8 De instemming, bedoeld in het achtste lid, is slechts vereist indien de pandhouder de minister door middel van een afschrift van de akte van verpanding in kennis heeft gesteld van het gevestigde pandrecht.
9 De overdracht vindt plaats door kennisgeving van de minister aan de ondernemer aan wie het contingent van een vissoort wordt overgedragen, dat voor een door de ondernemer aangewezen vissersvaartuig of vissersvaartuigen op zijn naam een contingent van dezelfde vissoort is toegekend, gelijk aan het eerder voor de ondernemer die overdraagt, toegekend contingent van die vissoort, en dat voor het lopende jaar dat contingent is verminderd met het eventueel reeds opgeviste deel daarvan en de hoeveelheden, bedoeld in artikel 23.
10 Indien de ondernemer aan wie de kennisgeving, bedoeld in het tiende lid, is gericht, meer dan één vissersvaartuig heeft aangewezen, geeft hij voor elk van deze vissersvaartuigen aan op welk deel van het desbetreffende contingent of van de desbetreffende contingenten de overdracht betrekking heeft.
11
De kennisgeving, bedoeld in het tiende lid, vindt voor het lopende jaar slechts plaats:
a. voorzover aan een ondernemer wordt overgedragen ten behoeve van een vissersvaartuig of vissersvaartuigen waarvoor een contingent van dezelfde vissoort met - in voorkomend geval - een contingent van de desbetreffende aanverwante vissoort is vastgesteld, indien het voor dat jaar aan de ondernemer aan wie wordt overgedragen, toegekende contingent van die vissoort of van die aanverwante vissoort nog niet voor 90% is opgevist, op het moment van ontvangst van het verzoek, bedoeld in het tweede lid;
b. voorzover niet aan een ondernemer wordt overdragen ten behoeve van een vissersvaartuig of vissersvaartuigen waarvoor het toegekende contingent van de desbetreffende vissoort of - in voorkomend geval - van de desbetreffende aanverwante vissoort als gevolg van de korting overeenkomstig artikel 23 is vastgesteld op nul;
c. indien de minister de vrijstelling nog niet heeft ingetrokken, en
d. - voorzover het de overdracht van een contingent haring, makreel, tong, blauwe wijting, grote zilvervis of schol betreft - aan een ondernemer ten behoeve van een vissersvaartuig waarvoor geen contingent van dezelfde vissoort of - in voorkomend geval - van de desbetreffende aanverwante vissoort is vastgesteld, indien in het kalenderjaar met dat vissersvaartuig geen hoeveelheden van die vissoort of van die aanverwante vissoort is aangeland.
1 De minister kan voor een door hem vast te stellen periode:
a. de toekenning van een contingent van een vissoort ten behoeve van een nader door de ondernemer aan te wijzen vissersvaartuig of vissersvaartuigen aanhouden, of
b. op verzoek van de ondernemer aan wie het contingent van een vissoort op grond van artikel 13 wordt overgedragen, de kennisgeving van de toekenning van het contingent, bedoeld in artikel 13, tiende lid, ten behoeve van een door de ondernemer aan te wijzen vissersvaartuig of vissersvaartuigen, aanhouden.
2 Indien de ondernemer overeenkomstig het eerste lid meer dan één vissersvaartuig heeft aangewezen, geeft hij voor elk van deze vaartuigen aan, voor welk deel van het aangehouden contingent hij de toekenning wenst.
3 De toekenning van een contingent van een vissoort, bedoeld in het tweede lid, kan alleen betrekking hebben op vissersvaartuigen waarvoor reeds een contingent van dezelfde of - in voorkomend geval - van de desbetreffende aanverwante vissoort is toegekend.
4 De toekenning van een aangehouden contingent van een aanverwante vissoort kan alleen betrekking hebben op vissersvaartuigen waarvoor reeds een contingent van die vissoort en van de in de bijlage, onderdeel b, bij die vissoort genoemde vissoort is toegekend.
5 De toekenning van een contingent tijdens de door de minister vastgestelde periode van aanhouding kan slechts plaatsvinden:
a. voorzover de ondernemer één of meer vissersvaartuigen heeft aangewezen waarvoor een contingent van dezelfde vissoort of - in voorkomend geval - van de desbetreffende aanverwante vissoort is vastgesteld, en het contingent van die vissoort of van die aanverwante vissoort nog niet voor 90% is opgevist op het moment van ontvangst van het verzoek tot toekenning;
b. indien de minister de vrijstelling nog niet heeft ingetrokken;
c. indien het contingent van de desbetreffende vissoort of - in voorkomend geval - van de desbetreffende aanverwante vissoort niet als gevolg van de korting overeenkomstig artikel 23 is vastgesteld op nul, en
d. - voorzover het een contingent haring, makreel, tong, blauwe wijting, grote zilvervis of schol betreft - indien de ondernemer een vissersvaartuig heeft aangewezen waarvoor geen contingent van de desbetreffende vissoort met - in voorkomend geval - een contingent van de desbetreffende aanverwante vissoort is vastgesteld en in het kalenderjaar met dat vissersvaartuig geen hoeveelheden van die vissoort of van die aanverwante vissoort zijn aangeland.
6 Indien de ondernemer binnen de door de minister vastgestelde periode van aanhouding geen vissersvaartuig of vissersvaartuigen heeft aangewezen ten behoeve waarvan een contingent kan worden toegekend, vervalt na afloop van deze periode de toekenning van het contingent.
1 De minister kan de ondernemer die meer dan één vissersvaartuig in eigendom heeft, op diens verzoek toestaan het totaal van de voor zijn vissersvaartuigen toegekende contingenten van dezelfde vissoort samen te voegen tot een rederijcontingent, en op andere wijze met die vissersvaartuigen te vissen, aan te landen, aan boord te houden, dan ingevolge de artikelen 2 tot en met 6 is toegestaan.
2 De minister verleent slechts de toestemming, bedoeld in het eerste lid, indien:
a. de contingenten van de desbetreffende vissoort of – in voorkomend geval – van de desbetreffende aanverwante vissoort nog niet voor 90% zijn opgevist, dan wel niet als gevolg van de korting overeenkomstig artikel 23 zijn vastgesteld op nul op het moment van ontvangst van het verzoek;
b. hij de vrijstelling nog niet heeft ingetrokken, en
c. het verzoek, bedoeld in het eerste lid, betrekking heeft op alle aan de ondernemer toegekende contingenten van de desbetreffende vissoort en – voorzover het contingenten van een aanverwante vissoort betreft – op alle aan de ondernemer toegekende contingenten van de in de bijlage, onderdeel b, bij de desbetreffende aanverwante vissoort genoemde vissoort.
3 De samenvoeging van contingenten als bedoeld in het eerste lid, geldt voor het kalenderjaar. De minister kan echter toestemming verlenen één of meer van de samengevoegde contingenten van een vissoort aan het samengevoegde contingent te onttrekken in het geval van:
a. definitieve bedrijfsbeëindiging;
b. faillissement van de ondernemer, of
c. overdracht van één of meer van de desbetreffende vissersvaartuigen.
4 Indien een ondernemer aan wie de toestemming, bedoeld in het eerste lid, is verleend, gedurende het kalenderjaar een contingent van dezelfde vissoort waarvan contingenten zijn ingebracht in het desbetreffende rederijcontingent, verwerft, wordt dit contingent toegevoegd aan de reeds ingevolge het eerste lid samengevoegde contingenten, tenzij het desbetreffende rederijcontingent van die vissoort of – in voorkomend geval – van de desbetreffende aanverwante vissoort voor meer dan 90% is opgevist.
1 Indien ondernemers de voor hun vissersvaartuigen toegekende contingenten van een vissoort voor het kalenderjaar ten behoeve van de vorming van een groepscontingent van die vissoort samenvoegen, kent de minister, mits hij vóór 1 februari van het kalenderjaar het daartoe strekkende verzoek heeft ontvangen, groepscontingenten van die vissoort toe gelijk aan de som van de gezamenlijke ingebrachte contingenten van die vissoort voor zoveel deze niet reeds zijn opgevist en aangeland en verminderd met de hoeveelheden, bedoeld in artikel 23, en met inachtneming van deze paragraaf.
2 Een groepscontingent wordt alleen toegekend aan een groep:
a. die bestaat uit ten minste 15 ondernemers die lid zijn van één dezelfde producentenorganisatie als bedoeld in artikel 4 van verordening (EEG) nr. 3759/92 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 17 december 1992, houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector visserijprodukten en produkten van de aquacultuur (PbEG L 388);
b. die rechtspersoonlijkheid bezit, en
c. die onder leiding staat van een voorzitter wiens benoeming door het Produktschap Vis moet zijn goedgekeurd.
3 Een ondernemer kan slechts deelnemen aan een groepscontingent indien:
a. hij alle aan hem toegekende, en gedurende het kalenderjaar eventueel nog toe te kennen, contingenten van de desbetreffende vissoort ten titel van beheer in de groep inbrengt;
b. - voorzover het een aanverwante vissoort betreft - hij alle aan hem toegekende, en gedurende het kalenderjaar eventueel nog toe te kennen contingenten van de in de bijlage, onderdeel b, bij die aanverwante vissoort genoemde vissoort ten titel van beheer in de groep inbrengt;
c. hij zijn contingenten van de desbetreffende vissoort of - in voorkomend geval - van de desbetreffende aanverwante vissoort nog niet voor 90% heeft opgevist op het tijdstip van ontvangst van het verzoek, bedoeld in het eerste lid, en
d. de voor het kalenderjaar aan zijn vissersvaartuig of vissersvaartuigen toegekende contingenten van de desbetreffende vissoort of - in voorkomend geval - van de desbetreffende aanverwante vissoort als gevolg van de korting overeenkomstig artikel 23 niet zijn vastgesteld op nul.
4 De ondernemer aan wie in het kalenderjaar voor zijn vissersvaartuig of vissersvaartuigen contingenten van verschillende vissoorten zijn toegekend, kan slechts met zijn vissersvaartuig of vissersvaartuigen aan één van de groepscontingenten deelnemen.
5 Indien een ondernemer die deelneemt aan een groepscontingent, gedurende het kalenderjaar een contingent van de vissoort waarvan contingenten zijn ingebracht in dat groepscontingent, verwerft, wordt dat contingent toegevoegd aan dat groepscontingent, tenzij dat groepscontingent of - in voorkomend geval - het groepscontingent van de desbetreffende aanverwante vissoort voor meer dan 90% is opgevist.
6 Het verzoek, bedoeld in het eerste lid, wordt door de groep ingediend waarbij de volgende bescheiden worden overgelegd:
a. een visplan;
b. de statuten van de groep waarin in ieder geval is bepaald dat de leden van de groep alle aan te voeren vis via bemiddeling van visafslagen moeten verhandelen en dat bij niet-naleving van de door de groep opgestelde bepalingen een sanctiesysteem zal worden toegepast en op welke wijze de geïnde boetes door de groep zullen worden besteed;
c. het huishoudelijk reglement van de groep, en
d. een ondertekende verklaring van alle leden van de groep waaruit blijkt dat zij de voor het kalenderjaar toegekende contingenten aan de groep in beheer hebben gegeven.
7 In het visplan, bedoeld in het zesde lid, onderdeel a, moet ten minste worden aangegeven:
a. de spreiding van de aanvoer van het beschikbare groepscontingent;
b. welke maatregelen genomen zijn of zullen worden genomen om de visserij-inspanning van de deelnemers aan het groepscontingent af te stemmen op de desbetreffende groepscontingenten.
8 De minister willigt het verzoek, bedoeld in het eerste lid, niet in indien:
a. de bescheiden, bedoeld in het zesde lid, niet zijn overgelegd, of
b. naar zijn oordeel de naleving van deze regeling en van de afspraken die binnen de groep zijn gemaakt, onvoldoende is verzekerd.
9
De minister kent een groepscontingent toe op naam van de groep en ten gunste van de vissersvaartuigen waarvan de contingenten aan de groep in beheer zijn gegeven.
Het groepsbestuur is verplicht om:
a. een visplan op te stellen en toe te zien op de naleving daarvan;
b. erop toe te zien dat de leden van de groep het groepscontingent niet overschrijden;
c. de visserij op de desbetreffende vissoort te verbieden indien het groepscontingent is opgevist;
d. in geval van overschrijding van het individueel aandeel of van het groepscontingent sanctiemaatregelen toe te passen;
e. huur- en verhuurtransacties te registreren en te administreren;
f. een deugdelijke administratie te voeren waaruit te allen tijde de omvang van het groepscontingent blijkt, alsmede welke hoeveelheden van de desbetreffende vissoort per vissersvaartuig, per deelgebied of sector zijn aangeland;
g. elke wijziging van de statuten en huishoudelijke reglementen, bedoeld in artikel 16, zesde lid, onverwijld aan de minister en aan het Produktschap Vis over te leggen;
h. De Algemene Inspectiedienst van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en het Produktschap Vis te allen tijde inzage te verlenen in de gegevens, bedoeld in onderdelen e en f;
i. op verzoek de minister een kopie te verstrekken van de gegevens, bedoeld in onderdeel h, en
j. de door het groepsbestuur ontvangen gegevens ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Regeling visserij-inspanning herstelplannen na ontvangst onverwijld door te sturen aan de minister.
1 De minister kan op verzoek van een groepsbestuur dat een groepscontingent van een vissoort beheert, een gedeelte van dit groepscontingent van die vissoort voegen bij een ander groepscontingent van die vissoort.
2 Een samenvoeging als bedoeld in het eerste lid, vindt slechts plaats indien het groepscontingent van de desbetreffende vissoort of - in voorkomend geval - van de desbetreffende aanverwante vissoort, beheerd door een groepsbestuur aan wie in gebruik wordt gegeven, nog niet voor 90% is opgevist op het moment van ontvangst van het verzoek, bedoeld in het eerste lid, en de minister de vrijstelling nog niet heeft ingetrokken.
1 De minister kan op verzoek van een groepsbestuur toestaan dat een gedeelte van het groepscontingent van een vissoort in het kalenderjaar wordt opgevist, aan boord gehouden en aangeland door een of meer met name genoemde ondernemers met een vissersvaartuig dat niet deelneemt aan een groepscontingent en waarvoor het toegekende contingent van die vissoort of - in voorkomend geval - van de desbetreffende aanverwante vissoort, nog niet voor 90% is opgevist op het moment van ontvangst van het verzoek.
a. het verzoek betrekking heeft op de ingebruikgeving aan een ondernemer of ondernemers, aan wie de voor het kalenderjaar voor hun vissersvaartuig of vissersvaartuigen toegekende contingent van de desbetreffende vissoort of - in voorkomend geval - van de desbetreffende aanverwante vissoort als gevolg van de korting overeenkomstig artikel 23 is vastgesteld op nul, of
b. hij de vrijstelling heeft ingetrokken.
1 De minister kan op verzoek van een groepsbestuur toestaan dat een gedeelte van de op grond van artikel 8, tweede lid, ingebrachte hoeveelheden makreel wordt opgevist, aan boord gehouden en aangeland door deelnemers aan een ander groepscontingent.
2 De minister verleent de toestemming, bedoeld in het voorgaande lid, alleen indien hij de op grond van artikel 2, tweede lid, van de Regeling vangstbeperking verleende vrijstelling op visserij op makreel in het vangstgebied nog niet heeft ingetrokken.
1 De ten behoeve van een groepscontingent samengevoegde contingenten van een vissoort kunnen gedurende een kalenderjaar niet aan het groepscontingent worden onttrokken.
2 Onverminderd het eerste lid kan de minister toestemming verlenen één of meer van de tot een groepscontingent samengevoegde contingenten van een vissoort, of een gedeelte daarvan, aan het groepscontingent te onttrekken in het geval van:
b. faillissement van een ondernemer;
c. overdracht van één of meer van de desbetreffende vissersvaartuigen, of
d. een verzoek tot onttrekking van de desbetreffende ondernemer of ondernemers, mits:
1°. het verzoek vergezeld gaat van een schriftelijke verklaring van het groepsbestuur dat het desbetreffende groepscontingent beheert, dat het met de onttrekking instemt, en
2°. het groepscontingent van de desbetreffende vissoort of - in voorkomend geval - van de desbetreffende aanverwante vissoort, op het moment van ontvangst van het verzoek nog niet voor 90% is opgevist.
3 Indien de minister de toestemming, bedoeld in het tweede lid, verleent, worden de te onttrekken contingenten van een vissoort verminderd met de vangsten die tot de datum van onttrekking op basis van die contingenten zijn gerealiseerd.
1 De minister kan op verzoek van het Produktschap Vis en het desbetreffende groepsbestuur een deelnemer aan een groepscontingent van verdere deelname uitsluiten indien de deelnemer de binnen de groep geldende regels niet naleeft.
2 De minister kent aan de uitgesloten deelnemer, bedoeld in het eerste lid, voor zijn vissersvaartuig een contingent van de desbetreffende vissoort en - in voorkomend geval - van de desbetreffende aanverwante vissoort- toe dat gelijk is aan het op grond van de artikelen 10, eerste lid, en 10a toegekende contingent van die vissoort, onderscheidenlijk van die aanverwante vissoort, verminderd met de tot de datum van uitsluiting met dat vissersvaartuig gerealiseerde vangsten of indien deze hoger zijn, verminderd met het evenredig aandeel van de vangsten gerealiseerd door de deelnemers aan het groepscontingent.
Bij de onttrekking van contingenten, bedoeld in artikel 21, tweede en derde lid, alsmede bij de toekenning van een contingent, bedoeld in artikel 22, tweede lid, gaat de minister bij de berekening van het desbetreffende toe te kennen contingent uit van de gegevens uit het Visserij Registratie en Informatie Systeem van het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, aangevuld met de gegevens uit de laatst door het groepsbestuur overgelegde kopie van de administratieve gegevens, bedoeld in artikel 17, onderdeel h, behoudens tegenbewijs van de belanghebbende bij dat contingent.
1 Het op grond van de artikelen 10, eerste lid, en 10a, toegekende contingent van een vissoort wordt voor het kalenderjaar verminderd met een eventuele overschrijding van een voor een aan het kalenderjaar voorafgaand jaar toegekend contingent van die vissoort inclusief de eventueel in het desbetreffende jaar in gebruik gekregen hoeveelheden van die vissoort, voorzover die overschrijding het voor het jaar voorafgaande aan het kalenderjaar toegekende contingent van de desbetreffende vissoort te boven gaat.
2 Indien aan de ondernemer in een jaar voorafgaande aan het kalenderjaar toestemming is verleend voor het samenvoegen van contingenten van een vissoort tot een rederijcontingent, dan wordt het op grond van de artikelen 10, eerste lid, en 10a, toegekende contingent van een vissoort voor het kalenderjaar verminderd met de hoeveelheid van die vissoort, die de ondernemer in een jaar voorafgaande aan het kalenderjaar heeft aangeland nadat het samengevoegde contingent van die vissoort inclusief de eventueel in gebruik gekregen hoeveelheden van die vissoort, was opgevist, voorzover die hoeveelheid het voor het jaar voorafgaande aan het kalenderjaar toegekende contingent van de desbetreffende vissoort te boven gaat.
3 Indien in een jaar voorafgaande aan het kalenderjaar een groepscontingent van een vissoort is overschreden, wordt het op grond van de artikelen 10, eerste lid, en 10a, toegekende contingent van die vissoort voor een ondernemer die in een jaar voorafgaande aan het kalenderjaar heeft deelgenomen aan dat groepscontingent van die vissoort voor het kalenderjaar verminderd met de hoeveelheid van die vissoort waarmee hij in een jaar voorafgaande aan het kalenderjaar zijn individueel aandeel van die vissoort in dat groepscontingent heeft overschreden, voorzover die overschrijding het voor het jaar voorafgaande aan het kalenderjaar toegekende contingent van de desbetreffende vissoort te boven gaat.
4 In afwijking van het eerste tot en met het derde lid, kan de minister op verzoek van de ondernemer de overschrijding van:
a. het contingent schol geheel of gedeeltelijk in mindering brengen op het op grond van artikel 10, eerste lid, toe te kennen contingent tong waarbij voor elke 5 kilogram schol 1 kilogram tong in mindering wordt gebracht, of
b. het contingent tong geheel of gedeeltelijk in mindering brengen op het op grond van artikel 10, eerste lid, toe te kennen contingent schol, waarbij voor elke kilogram tong 5 kilogram schol in mindering wordt gebracht.
1 Indien de ondernemer het voor het kalenderjaar toegekende contingent van een vissoort overschrijdt, wordt het voor het jaar volgend op het kalenderjaar toe te kennen contingent van die vissoort overeenkomstig gekort. Indien de hoeveelheid van die vissoort waarmee het voor het kalenderjaar toe te kennen contingent van die vissoort wordt overschreden, groter is dan de omvang van het voor het jaar volgend op het kalenderjaar toe te kennen contingent van die vissoort, wordt het voor de jaren na laatstbedoeld jaar toe te kennen contingent van die vissoort overeenkomstig gekort.
2 Indien de hoeveelheid van een vissoort waarmee het voor een aan het kalenderjaar voorafgaand jaar toegekende contingent van een vissoort werd overschreden, groter is dan de omvang van het voor een daaropvolgend jaar toegekend contingent van die vissoort, wordt het voor de op laatstbedoeld jaar volgende jaren toe te kennen contingent van die vissoort overeenkomstig gekort.
3 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing indien de ondernemer in het kalenderjaar de som van de voor zijn vissersvaartuigen toegekende contingenten overschrijdt.
4 Indien het voor het kalenderjaar gevormde groepscontingent van een vissoort wordt overschreden, wordt de hoeveelheid van de desbetreffende vissoort waarmee het groepscontingent is overschreden,op de voor het op het kalenderjaar volgende jaar toe te kennen contingenten van die vissoort van die deelnemers in mindering gebracht die in het kalenderjaar hun individueel aandeel van die vissoort in dat groepscontingent hebben overschreden. Indien de hoeveelheid van die vissoort waarmee het individueel aandeel in het groepscontingent in het kalenderjaar wordt overschreden groter is dan de omvang van het voor op het kalenderjaar volgende jaar toe te kennen contingent van die vissoort, wordt het voor de jaren na laatstbedoeld jaar toe te kennen contingent van die vissoort overeenkomstig gekort.
5 Indien de hoeveelheid van een vissoort waarmee het individueel aandeel van een vissoort in het groepscontingent in het aan het kalenderjaar voorafgaande jaar werd overschreden, groter is dan de omvang van het voor het kalenderjaar toe te kennen contingent van die vissoort wordt het voor het op het kalenderjaar volgende jaar en de daarop volgende jaren toe te kennen contingent van die vissoort overeenkomstig gekort.
6 Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op de ondernemer die de toestemming, bedoeld in artikel 15, heeft verkregen.
1 De minister reikt bij de toekenning van een contingent van een vissoort voor het kalenderjaar aan de ondernemer een document voor de desbetreffende vissoort uit, dat onder meer de volgende gegevens bevat:
a. de naam van de ondernemer op wiens naam het vissersvaartuig, waarop het document betrekking heeft, staat geregistreerd, en
b. de lettertekens en het nummer van het vissersvaartuig, bedoeld in onderdeel a.
2 Indien na ontbinding van een samenwerkingsverband dat een vissersvaartuig in exploitatie heeft, één of meer van de deelnemers van dit samenwerkingsverband de exploitatie van dat vissersvaartuig voortzetten, kan op verzoek van alle deelnemers van het samenwerkingsverband de tenaamstelling van het document, bedoeld in het eerste lid, worden gewijzigd.
3 Een verzoek als bedoeld in het tweede lid wordt bij de minister ingediend.
Indien het een contingent haring betreft, kan een verzoek als bedoeld in de artikelen 11, eerste lid, 12, eerste lid, 14, eerste lid, 15, eerste lid, 16, eerste lid,18, eerste lid, en, 19, eerste lid, alsmede een verzoek als bedoeld in artikel 13, tweede lid, voorzover verband houdend met gedeeltelijke overdracht, slechts worden ingewilligd, indien het betrekking heeft op één en hetzelfde vangstgebied.
1 Een verzoek als bedoeld in de artikelen 11, eerste lid, 12, eerste lid, 13, eerste en zesde lid, 14, eerste lid, 15, eerste lid, 18, eerste lid, 19, eerste lid, 20, eerste lid, 23, vierde lid en 25, tweede lid, wordt bij de minister ingediend op een daartoe bestemd formulier.
2 Een verzoek op grond van de in het eerste lid genoemde artikelen wordt slechts in behandeling genomen indien aan het eerste lid, en voorzover het een verzoek op grond van artikel 13, eerste lid, betreft, aan artikel 13, tweede en achtste lid, is voldaan.
3 Een verzoek als bedoeld in de artikelen 11, eerste lid, alsmede - indien het een contingent haring of makreel betreft - een verzoek als bedoeld in artikel 12, eerste lid, wordt vóór 1 december van het kalenderjaar ingediend.
4 Een verzoek als bedoeld in de artikelen 18, eerste lid, en 20, eerste lid, wordt voor 20 december van het kalenderjaar ingediend.
5 Een verzoek als bedoeld in de artikelen 19, eerste lid, en 23, vierde lid, alsmede - indien het een contingent van een andere vissoort dan genoemd in het derde lid betreft - een verzoek als bedoeld in artikel 12, eerste lid, wordt vóór 1 maart van het kalenderjaar ingediend.
De artikelen 11, tweede lid, aanhef en onderdeel b, 12, eerste lid, aanhef en onderdeel a, 13, twaalfde lid, aanhef en onderdeel a, 14, zevende lid, aanhef en onderdeel a, 15, tweede lid, aanhef en onderdeel a, en vierde lid, 16, derde lid, aanhef en onderdeel c, en 19, eerste lid, zijn - voorzover het betreft het nog niet voor 90% hebben opgevist van het contingent - niet van toepassing op tong en schol voor de ondernemer voor wie als gevolg van de korting, bedoeld in artikel 23, minder dan 10% van het op grond van artikel 10, eerste lid, toegekende contingent tong of schol resteert, onder de voorwaarde dat het contingent tong of schol nog niet is overschreden op het tijdstip van ontvangst van het verzoek.
De minister kan bij regeling een tijdstip vaststellen waarna verzoeken als bedoeld in de artikelen 13, eerste lid, en 15, eerste lid, voor een daarbij te noemen vissoort niet meer kunnen worden ingediend.
1 De Regeling contingentering haring 1996, de Regeling contingentering kabeljauw en wijting 1996, de Regeling contingentering makreel westelijke wateren 1996 en de Regeling contingentering tong en schol 1996 worden ingetrokken.
2 Het bepaalde bij of krachtens de regelingen, genoemd in het eerste lid, blijft van toepassing ten aanzien van op grond van die regelingen gedane verzoeken waarop vóór 1 januari 1997 nog niet onherroepelijk is beslist.
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 1997.
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling contingentering zeevis.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
Minister
J.J. van Aartsen
Vissoort
Vangstgebied
Blauwe wijting
in de deelgebieden
V, VI, VII, XII en XIV tezamen
Haring
I en II (EG- en Internationale wateren) tezamen
in deelgebied
Noordzee ten noorden van 53°30’ NB
in de sectoren
IVc en VIId tezamen
Vb (EG-wateren), VIa-Noord en VIb tezamen
VIa-Zuid en VIIb en c tezamen
VIIg, h, j en k tezamen
Horsmakreel
in de sector
IIa (EG-wateren) en
Noordzee (EG-wateren) tezamen
Vb (EG-wateren), VIIIa, b, d, e (excl. Spaanse en Portugese wateren) en
VI, VII, XII en XIV tezamen
Kabeljauw
Noordzee tezamen
Makreel
IIa (excl. EG-wateren), Vb (EG-wateren) en VIIIa, b, d, e en VI, VII, XII en XIV tezamen 1
Schol
IIa (EG-wateren) en Noordzee tezamen
Tong
II en Noordzee (EG-wateren) tezamen
Wijting
Grote zilvervis
V, VI, VII tezamen
bij Tong:
bij Schol:
bij Kabeljauw:
bij Wijting:
Kabeljauw:
123 kg
Wijting:
95 kg
Makreel:
49 kg
Percentage
V, VI, VII en XIV tezamen
226,2824
107,8883
113,3399
Ivc en VIId tezamen
113,3406
100,3372
VIa-Zuid en VIIb, c tezamen
100,0005
100,0010
86,5529
Vb (EG-wateren), VIIIa, b, d, e
(excl. Spaanse en Portugese wateren) en
101,0194
99,6145
IIa (excl. EG-wateren), Vb (EG-wateren) en VIIIa, b, d, e en
72,9894
97,3773
107,6833
162,5802
84,9476
40.255 kg
16.878 kg
1.456 kg
Horsmakreel:
592.382 kg
Voor een permanente link naar de door u bekeken versie, inwerkinggetreden op , kopieer één van de onderstaande links of verfijn de link in de Linktool.
Met behulp van de Linktool van LiDO is het mogelijk om een bredere link of een meer gedetailleerde link te maken.
Ga naar de Linktool
Op linkeddata.overheid.nl zijn onderstaande relaties bekend.
Er is geen andere versie beschikbaar waarmee u de huidige geselecteerde versie, inwerkinggetreden op , kan vergelijken.
Selecteer een andere versie van de regeling waarmee u de huidige versie , inwerkinggetreden op , wilt vergelijken.
Vergelijken van "Regeling contingentering zeevis", inwerkinggetreden op , met versie die inwerking is getreden op .
Doordat er een grote regeling is gekozen kan de vergelijking enkele minuten duren.
U kunt kiezen voor het toevoegen van de wetstechnische informatie aan de tekst.
U kunt kiezen in welk formaat de tekst geëxporteerd wordt.
U kunt de tekst inclusief afbeeldingen exporteren. De afbeeldingen worden dan met de tekst in een .zip-bestand geleverd
Via deze link kunt u meer informatie krijgen over de Europese richtlijn of verordening waarnaar in de tekst van de regeling verwezen wordt, inclusief de tekst daarvan. U wordt hiervoor doorgeleid naar EUR-LEX, de online databank van de Europese Unie waarin de Europese wetgeving is opgenomen.