Regeling overleg Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid

Geraadpleegd op 07-11-2024.
Geldend van 05-02-1997 t/m heden

Besluit van 13 januari 1997, houdende regeling van het overleg met centrales van overheidspersoneel en sectorwerkgevers verenigd in de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid, alsmede wijziging van het Algemeen Rijksambtenarenreglement in verband met de formalisering van het Sectoroverleg rijkspersoneel

Artikel 1

  • 1 Regelingen die specifiek betrekking hebben op overheids- en onderwijspersoneel in het algemeen worden niet tot stand gebracht dan nadat daarover door of namens Onze Minister van Binnenlandse Zaken overleg is gevoerd met de centrales van overheidspersoneel en de overheidswerkgevers of verenigingen van overheidswerkgevers, verenigd in de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid. In dit overleg hebben de centrales van overheidspersoneel evenveel stemmen als de overheidswerkgevers of verenigingen van overheidswerkgevers.

  • 2 Indien een regeling als bedoeld in het eerste lid betrekking heeft op arbeidsvoorwaardelijke rechten of verplichtingen van individuele ambtenaren dient over een desbetreffend voorstel overeenstemming te worden bereikt. Overeenstemming bestaat indien de helft of meer van het totale aantal stemmen voor het voorstel wordt uitgebracht, met dien verstande dat in ieder geval de meerderheid van de centrales van overheidspersoneel met het voorstel ingestemd moet hebben.

  • 3 Geen overeenstemming is vereist over een voorstel als bedoeld in het tweede lid indien het betreft:

    • a. invoering of wijziging van een wettelijke regeling voor ambtenaren met een overeenkomstige inhoud als een voorstel tot invoering of wijziging van een wettelijke regeling die betrekking heeft op werknemers die krachtens arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 1637a van het Burgerlijk Wetboek werkzaam zijn;

    • b. vantoepassingverklaring op ambtenaren van een wettelijke regeling die betrekking heeft op werknemers die krachtens arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 1637a van het Burgerlijk Wetboek werkzaam zijn en met die vantoepassingverklaring samenhangende wijzigingen in voor ambtenaren geldende regelingen, een en ander mits het totaal van rechten en verplichtingen van ambtenaren over het geheel beoordeeld niet ongunstiger wordt;

    • c. implementatie van verplichtingen voortvloeiend uit een internationaal verdrag.

  • 4 Indien in het overleg een geschil ontstaat over de vraag of bij een voorstel als bedoeld in het derde lid, onder b, voldaan wordt aan de voorwaarde dat het totaal van rechten en verplichtingen over het geheel beoordeeld niet ongunstiger wordt, wordt dat geschil onderworpen aan arbitrage door de Advies- en Arbitragecommissie, genoemd in artikel 110g van het Algemeen Rijksambtenarenreglement.

Artikel 2

  • 1 Het overleg staat onder leiding van Onze Minister van Binnenlandse Zaken. Hij is bevoegd de leiding van het overleg op te dragen aan de directeur-generaal Management en Personeelsbeleid van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, indien de aard van de te bespreken aangelegenheden dit toelaat.

  • 2 Het overleg wordt gevoerd op plaats, dag en uur door Onze Minister van Binnenlandse Zaken te bepalen.

Artikel 3

Het secretariaat van het overleg wordt gevoerd door het Centrum voor Arbeidsverhoudingen Overheidspersoneel.

Artikel 4

Indien de voorzitter dan wel een of meer van de deelnemers aan het overleg tot het oordeel komen dat het overleg niet tot een uitkomst zal leiden die de instemming van alle deelnemers aan dat overleg zal hebben, brengen zij dat oordeel schriftelijk ter kennis van de overige deelnemers aan het overleg.

Artikel 5

  • 1 Binnen twee weken na de kennisgeving, bedoeld in artikel 4, wordt een overlegvergadering gehouden.

  • 2 Tenzij wordt besloten het overleg voort te zetten dan wel te beëindigen, wordt in de vergadering nagegaan of overeenstemming bestaat over de vraag wat het onderwerp en de inhoud van het geschil is en of een oplossing van dat geschil zal worden gezocht door middel van voortzetting van het overleg nadat het advies is ingewonnen van de Advies- en Arbitragecommissie, genoemd in artikel 110g van het Algemeen Rijksambtenarenreglement.

  • 3 Tot het inwinnen van advies kan alleen worden besloten met minimaal de helft van het totale aantal stemmen, met dien verstande dat in ieder geval de meerderheid van de centrales van overheidspersoneel daarmee in moeten stemmen.

Artikel 6

  • 1 Binnen een week na de vergadering bedoeld in artikel 5, wordt het verzoek om advies ter kennis gebracht van de voorzitter van de Advies- en Arbitragecommissie. Het verzoek wordt ondertekend door de deelnemers aan het overleg die zich voor het inwinnen van advies hebben uitgesproken en bevat ten minste het onderwerp en de inhoud van het geschil, alsmede de visie daarop van de betreffende deelnemers.

  • 2 De overige deelnemers brengen eveneens binnen een week hun visie ter kennis van de voorzitter van de Advies- en Arbitragecommissie.

Artikel 9

Het standpunt van de centrales van overheidspersoneel en de overheidswerkgevers of verenigingen van overheidswerkgevers over de in het overleg besproken aangelegenheden wordt schriftelijk aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken bevestigd, waarbij desverlangd een samenvatting van de aan dat standpunt ten grondslag liggende argumenten wordt gegeven.

Van minderheidsstandpunten wordt desverlangd melding gemaakt.