Wet op de Europese ondernemingsraden

Geraadpleegd op 24-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 11-09-2003 en zichtdatum 02-07-2004.
Geldend van 01-01-2002 t/m 31-03-2005

Wet van 23 januari 1997 tot uitvoering van richtlijn nr. 94/45/EG van de Raad van de Europese Unie van 22 september 1994 inzake de instelling van een Europese ondernemingsraad of van een procedure in ondernemingen of concerns met een communautaire dimensie ter informatie en raadpleging van de werknemers (Wet op de Europese ondernemingsraden)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is uitvoering te geven aan de richtlijn nr. 94/45/EG van de Raad van de Europese Unie van 22 september 1994 inzake de instelling van een Europese ondernemingsraad of van een procedure in ondernemingen of concerns met een communautaire dimensie ter informatie en raadpleging van de werknemers;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

  • 1 In deze wet wordt verstaan onder:

    • a. lid-staat: een lid-staat van de Europese Unie of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte;

    • b. richtlijn: de richtlijn nr. 94/45/EG van de Raad van de Europese Unie van 22 september 1994 inzake de instelling van een Europese ondernemingsraad of van een procedure in ondernemingen of concerns met een communautaire dimensie ter informatie en raadpleging van de werknemers (PbEG L 254);

    • c. een communautaire onderneming: een onderneming, die sinds twee jaar in ten minste twee lid-staten elk gemiddeld ten minste 150 werknemers en in de lid-staten samen gemiddeld ten minste 1000 werknemers heeft, tenzij zij behoort tot een communautaire groep;

    • d. een communautaire groep: het geheel van ondernemingen bestaande uit een moederonderneming als bedoeld in artikel 2 en de onderneming of ondernemingen waarover zij de zeggenschap uitoefent en waarvan:

      • 1°. ten minste twee ondernemingen in verschillende lid-staten zijn gevestigd en

      • 2°. sinds twee jaar ten minste een onderneming gemiddeld ten minste 150 werknemers in een lid-staat en een andere onderneming gemiddeld ten minste 150 werknemers in een andere lid-staat heeft en

      • 3°. alle ondernemingen tezamen sinds twee jaar gemiddeld ten minste 1000 werknemers in de lid-staten hebben;

    • e. hoofdbestuur: in het geval van een communautaire onderneming: het bestuur van deze onderneming; in het geval van een communautaire groep: het bestuur van de moederonderneming, bedoeld in artikel 2.

  • 2 Indien een communautaire onderneming haar woonplaats of zetel buiten de lid-staten heeft, wordt als hoofdbestuur aangemerkt:

    • a. een daartoe door de communautaire onderneming aangewezen persoon, belast met de feitelijke leiding van een van haar vestigingen binnen een lid-staat, dan wel, bij gebreke van zodanige aanwijzing:

    • b. degene of degenen die zijn belast met de feitelijke leiding van de vestiging die het grootste aantal werknemers heeft in één lid-staat.

  • 3 Indien de moederonderneming, bedoeld in artikel 2, haar woonplaats of zetel buiten de lid-staten heeft, kan zij als haar vertegenwoordiger aanwijzen het bestuur van een groepsonderneming met woonplaats of zetel binnen de lid-staten. Bij gebreke van zulk een aanwijzing wordt het bestuur van de groepsonderneming met woonplaats of zetel binnen de lid-staten die het grootste aantal werknemers heeft in één lid-staat, als zodanig aangemerkt.

  • 4 Handelen of nalaten door het hoofdbestuur, bedoeld in het eerste lid, onderdeel e onderscheidenlijk het derde lid, wordt toegerekend aan de natuurlijke persoon of rechtspersoon, die de communautaire onderneming of de moederonderneming onderscheidenlijk de in het derde lid bedoelde groepsonderneming in stand houdt.

Artikel 2

  • 1 In deze wet wordt onder moederonderneming verstaan: de onderneming die binnen een communautaire groep direct of indirect een overheersende zeggenschap kan uitoefenen op een andere onderneming en die zelf geen onderneming is waarover door een andere onderneming direct of indirect een overheersende zeggenschap wordt uitgeoefend. Een onderneming wordt, tenzij het tegendeel blijkt, vermoed moederonderneming te zijn, indien zij:

    • a. meer dan de helft van de leden van het bestuursorgaan of van het leidinggevend dan wel toezichthoudend orgaan van de andere onderneming kan benoemen, of

    • b. meer dan de helft van de stemrechten in de algemene vergadering van de andere onderneming kan uitoefenen of

    • c. de meerderheid van het geplaatste kapitaal van de andere onderneming verschaft.

  • 2 Voor de toepassing van het eerste lid worden onder de rechten van de moederonderneming ten aanzien van het kapitaal, het stemrecht en de benoeming mede begrepen:

    • a. de overeenkomstige rechten van andere ondernemingen waarop zij overheersende zeggenschap uitoefent;

    • b. de overeenkomstige rechten van personen of organen die handelen onder eigen naam doch voor rekening van de moederonderneming of van een of meer van haar groepsondernemingen.

  • 3 Voor de toepassing van het eerste lid worden de rechten ten aanzien van het kapitaal en het stemrecht niet toegerekend aan een onderneming, indien zij deze voor rekening van anderen houdt.

  • 4 Voor de toepassing van het eerste lid worden stemrechten, verbonden aan verpande aandelen, toegerekend aan de pandhouder, indien hij mag bepalen hoe de rechten worden uitgeoefend. Zijn de aandelen evenwel verpand voor een lening die de pandhouder heeft verstrekt in de gewone uitoefening van zijn bedrijf, dan worden de stemrechten hem slechts toegerekend, indien hij deze in eigen belang heeft uitgeoefend.

  • 6 Het recht dat op een onderneming van toepassing is, bepaalt of die onderneming een moederonderneming is als bedoeld in het eerste lid. Indien dat recht niet het recht van een lid-staat is, wordt dat bepaald door het recht dat van toepassing is op de groepsonderneming, waarvan het bestuur de moederonderneming vertegenwoordigt krachtens artikel 1, derde lid.

  • 7 Indien meer ondernemingen van een groep aan een of meer criteria van het eerste lid voldoen,

    • a. wordt de onderneming die voldoet aan het criterium onder a) aangemerkt als moederonderneming, waarbij het benoemingsrecht met betrekking tot het leidinggevend orgaan voorrang heeft;

    • b. heeft, indien toepassing van onderdeel a niet leidt tot aanmerking van één onderneming als moederonderneming, het criterium onder b) voorrang boven dat onder c);

    een en ander onverminderd het bewijs dat een andere onderneming een overheersende invloed kan uitoefenen.

Artikel 3

  • 1 In deze wet wordt, voor zover het in Nederland werkzame personen betreft, onder werknemer verstaan: degene die krachtens een arbeidsovereenkomst werkzaam is in de communautaire onderneming of de communautaire groep, en voor zover het in de overige lid-staten werkzame personen betreft: hetgeen het recht van die lid-staat daaronder verstaat.

Artikel 4

  • 1 Ten aanzien van de in Nederland werkzame werknemers die lid zijn van een bijzondere onderhandelingsgroep of van een Europese ondernemingsraad dan wel optreden als vertegenwoordigers bij een andere wijze van informatieverstrekking en raadpleging van werknemers, gelden het tweede tot en met het zevende lid.

  • 2 Deze werknemers behouden hun aanspraak op loon voor de tijd gedurende welke zij niet de bedongen arbeid hebben verricht ten gevolge van het bijwonen van een vergadering van de bijzondere onderhandelingsgroep of van de Europese ondernemingsraad, dan wel van een vergadering in het kader van de andere wijze van informatieverstrekking en raadpleging.

  • 3 Voor zover dat redelijkerwijs noodzakelijk is voor de vervulling van hun taak, wordt hun in werktijd en met behoud van loon de gelegenheid geboden tot onderling beraad en overleg met andere personen over aangelegenheden waarbij zij in de uitoefening van hun functie zijn betrokken en om scholing en vorming te ontvangen.

  • 4 Zij zijn verplicht tot geheimhouding van alle zaken- en bedrijfsgeheimen die zij in hun hoedanigheid vernemen, alsmede van alle aangelegenheden ten aanzien waarvan hun geheimhouding is opgelegd of waarvan zij, in verband met opgelegde geheimhouding, het vertrouwelijke karakter moeten begrijpen. Deze verplichting geldt ook voor personen die een functie als bedoeld in het eerste lid vervullen zonder werknemer te zijn.

  • 5 De verplichting tot geheimhouding geldt niet tegenover hem die wordt benaderd voor overleg of als deskundige als bedoeld in de artikelen 12 en 20, mits het hoofdbestuur of degene die de geheimhouding heeft opgelegd, vooraf daarvoor toestemming heeft gegeven en de betrokken persoon schriftelijk heeft verklaard dat hij zich ten aanzien van de betrokken aangelegenheid tot geheimhouding verplicht. In dat geval is ten aanzien van de bedoelde persoon de geheimhoudingsplicht van toepassing.

  • 6 De plicht tot geheimhouding vervalt niet door beëindiging van de in het eerste lid bedoelde functie, noch door beëindiging van de werkzaamheden van de betrokkene in de onderneming.

  • 7 De werkgever draagt er zorg voor, dat degenen die kandidaat staan of gestaan hebben voor een functie als bedoeld in het eerste lid, alsmede degenen die deze functie vervullen of hebben vervuld, niet uit hoofde hiervan worden benadeeld in hun positie in de onderneming.

  • 8 Iedere in Nederland werkzame werknemer of werknemersvertegenwoordiger kan van de werkgever verlangen dat deze hem een overzicht geeft van het aantal werknemers dat bij de communautaire onderneming of groep werkzaam is, alsmede van de verdeling van deze werknemers over de verschillende lid-staten.

  • 9 De werkgever van een in Nederland werkzame werknemer die is aangewezen of gekozen als lid van een bijzondere onderhandelingsgroep of van een Europese ondernemingsraad doet van die verkiezing of aanwijzing mededeling aan het hoofdbestuur.

Artikel 5

Iedere belanghebbende kan de ondernemingskamer van het gerechtshof te Amsterdam verzoeken te bepalen dat gevolg dient te worden gegeven aan hetgeen is bepaald bij deze wet, met uitzondering van artikel 4, eerste tot en met zevende lid, of bij een overeenkomst als bedoeld in de artikelen 11 of 24. Een bijzondere onderhandelingsgroep of de leden daarvan en een Europese ondernemingsraad, ingesteld krachtens deze wet, kunnen niet in de proceskosten van deze procedure worden veroordeeld.

Hoofdstuk 2. Informatieverstrekking en raadpleging van werknemers in Nederlandse communautaire ondernemingen en groepen

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 6

  • 1 Dit hoofdstuk is van toepassing op een communautaire onderneming en een moederonderneming met woonplaats of zetel in Nederland.

  • 2 Ingeval een communautaire onderneming of moederonderneming haar woonplaats of zetel buiten de lid-staten heeft, is dit hoofdstuk van toepassing, indien de in artikel 1, tweede en derde lid, bedoelde vestiging onderscheidenlijk groepsonderneming woonplaats of zetel heeft in Nederland.

Artikel 7

De communautaire onderneming of de moederonderneming is verplicht op verzoek van werknemers of werknemersvertegenwoordigers een overzicht te geven van het aantal werknemers dat bij de communautaire onderneming of de communautaire groep werkzaam is en de verdeling van deze werknemers over de verschillende lid-staten.

Paragraaf 2. Overeenkomsten omtrent informatieverstrekking en raadpleging

Artikel 8

  • 1 Het hoofdbestuur kan een bijzondere onderhandelingsgroep oprichten teneinde daarmee in onderhandeling te treden over een overeenkomst tot instelling van een Europese ondernemingsraad, al dan niet overeenkomstig paragraaf 3, of tot een regeling waarbij op een andere wijze wordt voorzien in het verstrekken van inlichtingen aan en het raadplegen van werknemers of hun vertegenwoordigers over grensoverschrijdende aangelegenheden.

  • 2 Het hoofdbestuur is verplicht tot instelling van een bijzondere onderhandelingsgroep als bedoeld in het eerste lid, indien van ten minste 100 werknemers of hun vertegenwoordigers afkomstig uit tenminste twee ondernemingen of vestigingen in ten minste twee verschillende lid-staten een schriftelijk verzoek daartoe is ontvangen. Indien een verzoek daartoe is ontvangen door een tot de communautaire onderneming of groep behorende vestiging of onderneming, draagt het hoofdbestuur er zorg voor dat het verzoek onverwijld naar hem wordt doorgezonden en dat van de doorzending mededeling wordt gedaan aan de verzoekers.

  • 3 De in het tweede lid bedoelde verplichting geldt, indien de bijzondere onderhandelingsgroep een besluit heeft genomen als bedoeld in artikel 11, tweede lid, niet gedurende twee jaar na het nemen van dat besluit, tenzij het hoofdbestuur en de bijzondere onderhandelingsgroep anders zijn overeengekomen.

Artikel 9

  • 1 De bijzondere onderhandelingsgroep bestaat uit één lid voor elke lid-staat waar werknemers van de communautaire onderneming of groep werkzaam zijn en één, twee, onderscheidenlijk drie aanvullende leden voor elke lid-staat waar ten minste een kwart, de helft, onderscheidenlijk driekwart van die werknemers werkzaam is.

  • 2 Elk lid wordt gekozen of aangewezen overeenkomstig het recht van de lid-staat waarin hij werkzaam is.

  • 3 De zetelverdeling wordt in overeenstemming gehouden met het eerste lid; indien dat er toe leidt dat het aantal aanvullende leden voor een lid-staat wijzigt zonder dat met betrekking tot de bezetting van die zetels een nieuwe verkiezing of aanwijzing heeft plaatsgevonden, hebben de voor die lid-staat zitting hebbende leden voor de toepassing van artikel 13 samen zoveel stemmen als overeenkomt met het aantal zetels dat voor die lid-staat krachtens het eerste lid is vastgesteld.

Artikel 10

  • 1 Met betrekking tot de Nederlandse vestigingen en ondernemingen worden de leden van de bijzondere onderhandelingsgroep aangewezen, dan wel wordt hun aanwijzing ingetrokken, door de bij die vestigingen of ondernemingen ingestelde ondernemingsraden.

  • 2 Indien met betrekking tot ondernemingsraden als bedoeld in het eerste lid een of meer centrale ondernemingsraden zijn ingesteld, geschiedt de aanwijzing of intrekking door die raad of raden.

  • 3 Indien geen centrale ondernemingsraad is ingesteld, maar wel een of meer groepsondernemingsraden, geschiedt de aanwijzing of intrekking door die raad of raden.

  • 4 Indien niet alle ondernemingsraden of groepsondernemingsraden zijn vertegenwoordigd in een centrale ondernemingsraad of groepsondernemingsraad, geschiedt de aanwijzing of intrekking door de centrale onderscheidenlijk groepsondernemingsraad of raden en de niet-vertegenwoordigde ondernemingsraden gezamenlijk.

  • 5 Indien er geen enkele ondernemingsraad is ingesteld, worden de leden van de bijzondere onderhandelingsgroep gekozen door de gezamenlijke in Nederland werkzame werknemers van de communautaire onderneming of groep. De verkiezing geschiedt bij geheime schriftelijke stemming, waarbij elke werknemer één stem heeft. Ten behoeve van de verkiezing is een vereniging van werknemers, die bedoelde werknemers onder haar leden telt, krachtens haar statuten ten doel heeft de belangen van haar leden als werknemers te behartigen en als zodanig binnen de betrokken onderneming of groep werkzaam is en voorts in het bezit is van volledige rechtsbevoegdheid, bevoegd een kandidatenlijst in te dienen, mits zij met haar leden binnen de onderneming of groep over de samenstelling van de kandidatenlijst overleg heeft gepleegd.

  • 6 Bij de toepassing van het eerste tot en met vierde lid worden werknemers van Nederlandse vestigingen of ondernemingen die niet in een ondernemingsraad, groepsondernemingsraad of centrale ondernemingsraad vertegenwoordigd zijn in de gelegenheid gesteld zich over de als lid van de bijzondere onderhandelingsgroep aan te wijzen personen uit te spreken.

  • 7 Personen die behoren tot het varend personeel in de koopvaardij, kunnen niet als lid van een bijzondere onderhandelingsgroep worden aangewezen of verkozen.

Artikel 11

  • 1 Na de oprichting van de bijzondere onderhandelingsgroep belegt het hoofdbestuur met deze een vergadering teneinde te onderhandelen over een overeenkomst als bedoeld in artikel 8, eerste lid. Het stelt de groep in de gelegenheid om bijeen te komen voordat deze vergadering plaatsvindt.

  • 2 Zolang een overeenkomst als bedoeld in artikel 8, eerste lid, niet tot stand is gekomen, kan de bijzondere onderhandelingsgroep besluiten om geen onderhandelingen aan te gaan, dan wel reeds lopende onderhandelingen af te breken.

  • 3 Indien het hoofdbestuur en de bijzondere onderhandelingsgroep overeenkomen een Europese ondernemingsraad in te stellen, dan wordt bij overeenkomst tevens het reglement van de raad vastgesteld. Tenzij het hoofdbestuur en de bijzondere onderhandelingsgroep anders overeenkomen, regelt het reglement tenminste de volgende aangelegenheden:

    • a. voor welke vestigingen of ondernemingen van de communautaire onderneming of groep de Europese ondernemingsraad is ingesteld;

    • b. de omvang en samenstelling van de raad en de zittingsduur van zijn leden;

    • c. het werkterrein en de bevoegdheden van de raad;

    • d. de wijze waarop de raad wordt ingelicht en geraadpleegd;

    • e. de frequentie, duur en plaats van de vergaderingen van de raad;

    • f. de financiële en materiële middelen waarover de raad kan beschikken.

  • 4 Indien het hoofdbestuur en de bijzondere onderhandelingsgroep een andere procedure van informatieverstrekking en raadpleging van werknemers of hun vertegenwoordigers dan de instelling van een Europese ondernemingsraad overeenkomen, wordt bij overeenkomst tevens vastgelegd op welke wijze dit zal gebeuren. Daarbij wordt tenminste voorzien in het navolgende:

    • a. voor welke vestigingen of ondernemingen van de communautaire onderneming of groep de procedure geldt;

    • b. hoe de werknemers of hun vertegenwoordigers worden ingelicht en geraadpleegd over grensoverschrijdende aangelegenheden die belangrijke gevolgen voor de werknemers hebben;

    • c. de wijze waarop de werknemers of hun vertegenwoordigers over de in onderdeel b bedoelde aangelegenheden kunnen vergaderen;

    • d. de financiële en materiële middelen die voor de uitvoering van de procedure ter beschikking worden gesteld.

  • 5 Het hoofdbestuur en de bijzondere onderhandelingsgroep kunnen overeenkomen dat voor delen van de communautaire onderneming of groep afzonderlijke Europese ondernemingsraden zullen worden ingesteld, dan wel afzonderlijke procedures zullen gelden. Eveneens kunnen zij overeenkomen dat voor een of meer delen van de communautaire onderneming of groep een of meer Europese ondernemingsraden worden ingesteld en voor andere delen een of meer procedures zullen gelden.

  • 6 De overeenkomst tussen het hoofdbestuur en de bijzondere onderhandelingsgroep houdt bepalingen in omtrent de duur van de overeenkomst, de wijze van onderhandelen over een nieuwe overeenkomst en de wijze waarop de overeenkomst wordt aangepast aan wijzigingen in de structuur of grootte van de communautaire onderneming of groep en in de aantallen werknemers die in de lid-staten werkzaam zijn. Indien deze bepalingen niet inhouden, dat werknemers of hun vertegenwoordigers van ondernemingen of vestigingen, die na het sluiten van de overeenkomst tot de communautaire onderneming of groep zijn gaan behoren, binnen twee jaar worden betrokken bij de vernieuwing of aanpassing daarvan dan wel niet binnen twee jaar worden vertegenwoordigd in de Europese ondernemingsraad of bij de andere procedure van informatieverstrekking en raadpleging, is het hoofdbestuur verplicht om een nieuw samengestelde bijzondere onderhandelingsgroep in te stellen indien tenminste 100 zodanige werknemers of hun vertegenwoordigers daarom verzoeken.

  • 7 Het hoofdbestuur behoeft geen informatie te verstrekken, voor zover dat in redelijkheid het functioneren van de communautaire onderneming of de groep ernstig zou belemmeren dan wel schaden. Het hoofdbestuur kan terzake van de informatieverstrekking geheimhouding opleggen, indien daarvoor een redelijke grond bestaat; zoveel mogelijk vóór de behandeling van de betrokken aangelegenheid wordt meegedeeld, welke grond bestaat voor het opleggen van de geheimhouding, welke schriftelijk of mondeling verstrekte gegevens onder de geheimhouding vallen, hoelang deze dient te duren, alsmede of er personen zijn ten aanzien van wie de geheimhouding niet in acht behoeft te worden genomen.

  • 8 Het hoofdbestuur staat in voor de naleving van rechten en verplichtingen, opgenomen in de overeenkomst.

Artikel 12

  • 1 De bijzondere onderhandelingsgroep kan zich in de onderhandelingen doen bijstaan door een of meer deskundigen.

  • 2 De kosten die redelijkerwijze noodzakelijk zijn voor de vervulling van de taak van de bijzondere onderhandelingsgroep komen ten laste van de communautaire onderneming of de moederonderneming. Voor de kosten van het raadplegen van een of meer deskundigen of van het voeren van rechtsgedingen geldt dit slechts, indien de communautaire onderneming of de moederonderneming vooraf van de te maken kosten in kennis is gesteld.

Artikel 13

  • 1 Ieder lid van de bijzondere onderhandelingsgroep heeft, onverminderd artikel 9, derde lid, één stem. De bijzondere onderhandelingsgroep besluit bij volstrekte meerderheid van het aantal uitgebrachte stemmen.

  • 2 Een besluit als bedoeld in artikel 11, tweede lid, behoeft een meerderheid van twee derden van het aantal uitgebrachte stemmen.

  • 3 Een besluit tot het aangaan van een overeenkomst als bedoeld in artikel 11, eerste lid, behoeft tenminste zoveel stemmen als overeenkomt met de meerderheid van het aantal stemmen dat kan worden uitgebracht wanneer de bijzondere onderhandelingsgroep voltallig vergadert.

Artikel 14

Het hoofdbestuur draagt er zorg voor dat binnen de communautaire onderneming of groep de samenstelling van de bijzondere onderhandelingsgroep alsmede het tijdstip waarop een vergadering als bedoeld in artikel 11 zal worden gehouden, wordt bekendgemaakt.

Paragraaf 3. Subsidiaire bepalingen over informatieverstrekking en raadpleging buiten overeenkomst

Artikel 15

Het hoofdbestuur is verplicht overeenkomstig deze paragraaf een Europese ondernemingsraad in te stellen indien:

  • a. het hoofdbestuur er blijk van heeft gegeven niet binnen zes maanden na de ontvangst van een verzoek als bedoeld in artikel 8, tweede lid, te zullen onderhandelen met een bijzondere onderhandelingsgroep;

  • b. het hoofdbestuur en de bijzondere onderhandelingsgroep geen overeenkomst als bedoeld in artikel 11, eerste lid, hebben gesloten binnen drie jaar na de ontvangst van een verzoek als bedoeld in artikel 8, tweede lid, dan wel, indien het hoofdbestuur de bijzondere onderhandelingsgroep eigener beweging heeft ingesteld, binnen drie jaar na de datum van de instelling, tenzij een besluit als bedoeld in artikel 11, tweede lid, van kracht is.

Artikel 16

  • 1 Indien de communautaire onderneming of groep minder dan 5000 werknemers heeft, bestaat de Europese ondernemingsraad uit één lid voor elke lid-staat waar de werknemers werkzaam zijn en één, twee, onderscheidenlijk drie aanvullende leden voor elke lid-staat waar ten minste een kwart, de helft, onderscheidenlijk driekwart van die werknemers werkzaam zijn.

  • 2 Indien er 5000 of meer werknemers zijn, bestaat de Europese ondernemingsraad uit een lid voor elke lid-staat waar de werknemers werkzaam zijn en één, drie, zes, onderscheidenlijk negen aanvullende leden voor elke lid-staat waar tenminste een tiende, een kwart, de helft, onderscheidenlijk driekwart van die werknemers werkzaam zijn.

  • 3 Elk lid wordt gekozen of aangewezen overeenkomstig het recht van de lid-staat waar hij werkzaam is.

  • 4 De zetelverdeling wordt in overeenstemming gehouden met het eerste en tweede lid; indien dat er toe leidt dat het aantal aanvullende leden voor een lid-staat wijzigt zonder dat met betrekking tot de bezetting van die zetels een nieuwe verkiezing of aanwijzing heeft plaatsgevonden, hebben de voor die lid-staat zitting hebbende leden, voor de toepassing van de relevante bepalingen inzake de stemverhoudingen binnen de Europese ondernemingsraad, samen zoveel stemmen als overeenkomt met het aantal zetels dat voor die lid-staat krachtens het eerste en tweede lid is vastgesteld.

Artikel 17

  • 1 Met betrekking tot de Nederlandse vestigingen en ondernemingen worden de leden van de Europese ondernemingsraad aangewezen of verkozen, dan wel wordt hun aanwijzing ingetrokken, overeenkomstig artikel 10, met dien verstande dat die leden zitting hebben voor de duur van vier jaren.

  • 2 Alleen werknemers van de communautaire onderneming of groep kunnen als lid worden aangewezen of verkozen. Het lidmaatschap eindigt van rechtswege wanneer het lid ophoudt werknemer te zijn. Personen die behoren tot het varend personeel in de koopvaardij, kunnen niet als lid worden aangewezen of verkozen.

Artikel 18

  • 1 De Europese ondernemingsraad kiest uit zijn midden een voorzitter en een of meer plaatsvervangende voorzitters. De voorzitter, of bij diens verhindering de plaatsvervangende voorzitter, vertegenwoordigt de Europese ondernemingsraad in rechte.

  • 2 De Europese ondernemingsraad kan uit zijn midden een beperkt comité bestaande uit ten hoogste drie leden kiezen.

  • 3 De Europese ondernemingsraad stelt een reglement van orde vast. Alvorens het reglement wordt vastgesteld wordt het hoofdbestuur in de gelegenheid gesteld zijn standpunt kenbaar te maken. Indien een beperkt comité is gekozen regelt het reglement de bevoegdheden daarvan.

Artikel 19

  • 1 De bevoegdheid van de Europese ondernemingsraad is beperkt tot informatieverschaffing en raadpleging over de vraagstukken die van belang zijn voor de hele onderneming met een communautaire dimensie of de hele groep met een communautaire dimensie, of voor ten minste twee vestigingen of ondernemingen van de groep in verschillende lid-staten. Die bevoegdheid is beperkt tot de aangelegenheden die van belang zijn voor alle vestigingen of alle ondernemingen van het concern in de lid-staten dan wel voor ten minste twee van de vestigingen of ondernemingen van het concern in verschillende lid-staten.

  • 2 Het hoofdbestuur en de Europese ondernemingsraad komen ten minste één maal per kalenderjaar in vergadering bijeen. In de vergadering wordt de Europese ondernemingsraad aan de hand van een door het hoofdbestuur opgesteld schriftelijk rapport geïnformeerd en geraadpleegd over de ontwikkeling van de werkzaamheden en de vooruitzichten van de communautaire onderneming of groep. De informatie en raadpleging betreft in het bijzonder de structuur van de communautaire onderneming of groep, de financieel-economische positie, de vermoedelijke ontwikkeling van de activiteiten, produktie en afzet, de investeringen, wezenlijke veranderingen in de organisatie, de invoering van een nieuwe arbeids- of produktiewijze, de zorg voor het milieu, fusie, verplaatsing, inkrimping of sluiting van ondernemingen, vestigingen of belangrijke onderdelen daarvan, de stand en de ontwikkeling van de werkgelegenheid en collectief ontslag.

  • 3 Het hoofdbestuur licht zo spoedig mogelijk de Europese ondernemingsraad of het beperkte comité in over alle bijzondere omstandigheden en voorgenomen besluiten die aanzienlijke gevolgen hebben voor de belangen van de werknemers van tenminste twee vestigingen of ondernemingen van de communautaire onderneming of groep in verschillende lid-staten, in het bijzonder betreffende verplaatsing of sluiting van vestigingen of collectief ontslag.

  • 4 Indien de Europese ondernemingsraad of het beperkte comité dat verzoekt, komt deze met het hoofdbestuur of een ander geschikter bestuursniveau binnen de communautaire onderneming of groep met een eigen beslissingsbevoegdheid inzake de te behandelen onderwerpen in vergadering bijeen, om aan de hand van een door de communautaire onderneming of groep opgesteld schriftelijk rapport over de in het derde lid genoemde omstandigheden nader te worden geïnformeerd en geraadpleegd. Deze vergadering vindt plaats op een zodanig tijdstip dat die informatie en raadpleging nog zinvol is. Over het rapport kan na afloop van de vergadering of binnen een redelijke termijn na de vergadering een advies door de Europese ondernemingsraad of het beperkte comité worden uitgebracht. Voor een vergadering met het beperkte comité worden mede uitgenodigd de leden van de Europese ondernemingsraad die mede gekozen zijn door de werknemers van de vestigingen of ondernemingen die door de maatregelen rechtstreeks worden geraakt. De vergadering doet geen afbreuk aan de bevoegdheden van het hoofdbestuur.

  • 5 Het hoofdbestuur behoeft geen informatie te verstrekken, voor zover dat in redelijkheid het functioneren van de communautaire onderneming of groep ernstig zou belemmeren dan wel schaden. Het hoofdbestuur kan terzake van de informatieverstrekking geheimhouding opleggen, indien daarvoor een redelijke grond bestaat; zoveel mogelijk vóór de behandeling van de betrokken aangelegenheid wordt meegedeeld, welke grond bestaat voor het opleggen van de geheimhouding, welke schriftelijk of mondeling verstrekte gegevens onder de geheimhouding vallen, hoelang deze dient te duren, alsmede of er personen zijn ten aanzien van wie de geheimhouding niet in acht behoeft te worden genomen.

  • 6 De Europese ondernemingsraad of het beperkte comité is gerechtigd om voor elke vergadering met het hoofdbestuur te vergaderen zonder dat laatstbedoelde daarbij aanwezig is. De vierde volzin van het vierde lid is van overeenkomstige toepassing.

  • 7 Onverminderd enige op hen rustende verplichting tot geheimhouding informeren de leden van de Europese ondernemingsraad de werknemersvertegenwoordigers binnen de communautaire onderneming of groep, of, bij afwezigheid van werknemersvertegenwoordigers, alle werknemers over de inhoud en de resultaten van de informatie- en raadplegingsprocedure die overeenkomstig deze paragraaf heeft plaatsgevonden.

  • 8 Het voorzitterschap van een bijeenkomst als bedoeld in het tweede of vierde lid wordt, tenzij anders wordt afgesproken, afwisselend bekleed door het hoofdbestuur en de Europese ondernemingsraad.

Artikel 20

  • 1 De Europese ondernemingsraad en het beperkt comité kunnen zich doen bijstaan door deskundigen van hun keuze voor zover dit voor het verrichten van hun taken noodzakelijk is.

  • 2 De kosten die redelijkerwijze noodzakelijk zijn voor de vervulling van de taak van de Europese ondernemingsraad en het beperkt comité komen ten laste van de communautaire onderneming of de moederonderneming. De verplichting tot het dragen van de kosten van door de Europese ondernemingsraad ingeschakelde deskundigen beperkt zich tot één deskundige per agendaonderwerp, tenzij de Europese ondernemingsraad en de communautaire onderneming of de moederonderneming anders overeenkomen.

  • 3 De eerste volzin van het tweede lid is eveneens van toepassing op het voeren van rechtsgedingen, echter onder de voorwaarde dat de communautaire onderneming of de moederonderneming vooraf van de te maken kosten in kennis is gesteld.

Artikel 21

  • 1 Uiterlijk vier jaar na zijn instelling besluit de Europese ondernemingsraad, al dan niet op voorstel van het hoofdbestuur, of het wenselijk is met het hoofdbestuur in onderhandeling te treden over het sluiten van een overeenkomst als bedoeld in artikel 11, eerste lid.

Artikel 22

Het hoofdbestuur draagt er zorg voor dat binnen de communautaire onderneming of groep de samenstelling van de Europese ondernemingsraad alsmede het tijdstip waarop een vergadering als bedoeld in artikel 19 zal worden gehouden, wordt bekendgemaakt.

Hoofdstuk 3. Informatieverstrekking en raadpleging van werknemers in niet-Nederlandse communautaire ondernemingen en groepen

Artikel 23

Indien ter uitvoering van de richtlijn in een andere lid-staat dan Nederland bij een communautaire onderneming of groep een bijzondere onderhandelingsgroep dan wel een Europese ondernemingsraad als bedoeld in de bijlage bij de richtlijn wordt ingesteld, zijn op de Nederlandse vestigingen of ondernemingen van die communautaire onderneming of groep de artikelen 10 en 17 van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 4. Slotbepalingen

Artikel 24

  • 1 Deze wet is, behoudens artikel 5, niet van toepassing ten aanzien van een communautaire onderneming of groep die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet partij is bij een of meer in werking getreden overeenkomsten, die voorzien in een regeling terzake van informatieverstrekking aan en raadpleging van de werknemers over grensoverschrijdende aangelegenheden, en gesloten zijn met een werknemersvertegenwoordiging die de communautaire onderneming of groep redelijkerwijs representatief mocht achten voor de werknemers uit de betrokken lid-staten.

  • 2 Indien deze overeenkomsten niet inhouden of binnen vijf jaar na inwerkingtreding van deze wet gaan inhouden, dat werknemers of hun vertegenwoordigers van ondernemingen of vestigingen, die na het sluiten van de overeenkomsten tot de communautaire onderneming of groep zijn gaan behoren, binnen die termijn worden betrokken bij de vernieuwing of aanpassing daarvan dan wel worden vertegenwoordigd in de afgesproken procedure van informatie en raadpleging, wordt deze wet na die termijn op de betrokken communautaire onderneming of groep van toepassing.

  • 4 Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op een communautaire onderneming of groep, die met ingang van 15 december 1999 onder de werking van deze wet zou komen te vallen uitsluitend als gevolg van het gaan gelden van de richtlijn voor het Verenigd Koninkrijk, maar die op die datum partij is bij een of meer in werking getreden overeenkomsten als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 25

  • 1 Voor de toepassing van artikel 9 behoeft slechts rekening te worden gehouden met die lid-staten, waar de communautaire onderneming of groep werknemers heeft en waarvan de wetgeving ter uitvoering van de richtlijn in werking is getreden.

  • 2 Indien een overeenkomst als bedoeld in artikel 11 niet een bepaling bevat, dat werknemers of hun vertegenwoordigers van ondernemingen of vestigingen van de communautaire onderneming of groep in lid-staten, waarmee overeenkomstig het eerste lid geen rekening is gehouden bij de samenstelling van de bijzondere onderhandelingsgroep, binnen twee jaar na de inwerkingtreding van de wetgeving van die lid-staat ter uitvoering van de richtlijn worden betrokken bij de vernieuwing of aanpassing van die overeenkomst dan wel binnen die termijn worden vertegenwoordigd in de Europese ondernemingsraad of bij de andere procedure van inlichting en raadpleging, wordt die overeenkomst herzien met inachtneming van artikel 9.

Artikel 27

Deze wet treedt in werking met ingang van 22 september 1996. Indien het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst wordt uitgegeven na 21 september 1996, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 23 januari 1997

Beatrix

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. P. W. Melkert

Uitgegeven de vierde februari 1997

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager