Regeling Communautair Initiatief ADAPT-II

[Regeling vervallen per 25-09-2008.]
Geraadpleegd op 28-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-09-2002.
Geldend van 03-04-1997 t/m 24-09-2008

Regeling Communautair Initiatief ADAPT-II

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Overwegende dat aan Nederland gelden uit het Europees Sociaal Fonds zijn toegewezen ter realisatie van het initiatief ’Adapt’,

Besluit:

Artikel 1. definities

[Regeling vervallen per 25-09-2008]

In deze regeling wordt verstaan onder:

transnationaal project:

een project ten aanzien waarvan de Nederlandse subsidie-aanvrager een samenwerkingsverband is aangegaan met een of meer instanties in andere EU-landen die vergelijkbare activiteiten ontplooien, en die worden gefinancierd in het kader van het communautair initiatief Adapt (Pb(EG)94/C180/09) dan wel het communautair initiatief Werkgelegenheid en ontwikkeling van de menselijke hulpbronnen (Pb(EG)94/C180/10);

informatie- en communicatietechnologie:

technologie, gebaseerd op het complex van wetenschappelijke kennis dat is gericht op het met behulp van elektronica opslaan, bewerken, toegankelijk maken en doorgeven van gegevens, informatie, beeld of geluid.

Artikel 2. subsidiabele projecten

[Regeling vervallen per 25-09-2008]

  • 1 Een natuurlijk of rechtspersoon die een transnationaal project uitvoert of doet uitvoeren dat past binnen het communautair initiatief Adapt kan, overeenkomstig de navolgende artikelen, in aanmerking komen voor subsidie, afkomstig uit het Europees Sociaal Fonds.

  • 2 Voor subsidie komen in aanmerking:

    • a1 projecten ter ondersteuning van ondernemingen bij de identificatie van veranderingen in de bedrijfsomgeving en het opstellen van daarop afgestemde bedrijfsplannen, met aandacht voor opleiding;

    • a2 projecten waarbij door ondernemingen gezamenlijk opleidingsplannen worden ontwikkeld en uitgevoerd;

    • a3 projecten, gericht op de ontwikkeling en beschikbaarstelling van beroepskeuze-, voorlichtings- en adviessystemen ten behoeve van aanpassing van werknemers aan technologische en organisatorische veranderingen;

    • a4 projecten, gericht op het opzetten en uitvoeren van programma’s voor voortdurende opleiding van werknemers;

    • a5 opleidingsprojecten ten behoeve van ondernemers en middel- en hoger management;

    • b1 projecten ter stimulering van samenwerking bij de aanpassing van ondernemingen aan arbeidsmarkttrends, wijzigingen in kwalificatievereisten, en andere voor het functioneren van ondernemingen van belang zijnde ontwikkelingen;

    • b2 projecten ter stimulering van samenwerking en opleiding op nieuwe terreinen van economische activiteit, met het oog op nieuwe kansen op werk;

    • b3 lokale werkgelegenheidsinitiatieven, daaronder begrepen steun bij het opzetten van kleine ondernemingen, gericht op het creëren van nieuwe banen voor werknemers, werkzaam in ondernemingen als bedoeld in het derde lid onder a, van wie de huidige functies vervallen, dan wel recent zijn komen te vervallen;

    • c1 projecten, gericht op verbetering van de samenwerking tussen onderzoeksinstellingen, kenniscentra, opleidingsinstellingen en ondernemingen;

    • c2 opleiding en training van personeel dat binnen de onderneming is belast met de overdracht van kennis en vaardigheden;

    • c3 projecten, gericht op bevordering van de interregionale en transnationale samenwerking van ondernemingen op het gebied van scholing, onderzoek en marketing;

    • d1 —;

    • d2 projecten ter bevordering van de verspreiding van de zgn. good practices;

    • d3 studies met betrekking tot de gewijzigde omstandigheden in het bedrijfsleven en de gevolgen daarvan voor werkgelegenheid en de vereiste kwalificaties van het personeel.

  • 3 De in het tweede lid omschreven projecten komen slechts voor subsidie in aanmerking:

    • a. voor zover zij zich richten op ondernemingen waarin minder dan 250 werknemers werkzaam zijn, en de personen die in die ondernemingen werkzaam zijn dan wel tot voor kort werkzaam waren, en

    • b. indien zij in Nederland worden uitgevoerd, en deel zullen uitmaken van een transnationaal samenwerkingsverband, als bedoeld in artikel 1.

  • 4 Voor de toepassing van het derde lid onder a wordt elk als juridisch zelfstandige eenheid optredend organisatorisch verband als onderneming beschouwd.

Artikel 3. subsidieplafond

[Regeling vervallen per 25-09-2008]

  • 1 Voor de uitvoering van deze regeling is in totaal f 113.000.000 beschikbaar, welk bedrag als volgt is verdeeld over de verschillende typen projecten, als bedoeld in artikel 2, eerste lid:

    a1: 3%;

    a2: 3%;

    a3: 4%;

    a4: 16%;

    a5: 14%;

    b1: 3%;

    b2: 11%;

    b3: 10%;

    c1: 14%;

    c2: 6%;

    c3: 7%;

    d2: 2%;

    d3: 3%.

  • 2 Van het bedrag, genoemd in het eerste lid, wordt f 5.000.000 gereserveerd voor projecten, uitgevoerd in de provincie Flevoland.

Artikel 4. algemene criteria

[Regeling vervallen per 25-09-2008]

  • 1 Een project komt slechts voor subsidiëring in aanmerking:

    • a. indien het project wordt uitgevoerd binnen de periode 31 juli 1997 tot en met 31 december 1999, en

    • b. indien een overheidsinstelling of een scholings-, opleidings- of ontwikkelingsfonds dat in een collectieve arbeidsovereenkomst genoemd wordt deelneemt aan de financiering van het project, tot een bedrag dat tenminste gelijk is aan het bedrag aan subsidie dat op basis van deze regeling wordt verkregen, en er met die overheidsinstelling of dat fonds schriftelijke en controleerbare afspraken zijn gemaakt over omvang en tijdstip van de betalingen die uit dien hoofde zullen plaatsvinden, en

    • c. indien een bankinstelling, overheidsinstelling of fonds, als bedoeld onder b, zich garant heeft gesteld voor het project door het opmaken van een onherroepelijke verklaring als bedoeld in de bij dit besluit behorende bijlage I;

    • d. indien voldoende zekerheid bestaat over de financiering van de totale noodzakelijkerwijs ten behoeve van de uitvoering van het project te maken kosten;

    • e. indien de kosten van het project in een redelijke verhouding staan tot de beoogde effecten;

    • f. indien geen sprake is van een project dat uit anderen hoofde wordt gefinancierd ten laste van Europese subsidieprogramma’s;

    • g. indien het project een vernieuwend karakter heeft;

    • h. indien het project aantoonbaar in een maatschappelijke behoefte voorziet;

    • i. indien de resultaten van het project in potentie overdraagbaar zijn of andere verwante activiteiten zullen stimuleren, en

    • j. indien het project voorziet in een evenredige deelname van vrouwen.

  • 2 Indien de aanvraag een project betreft dat in de provincie Flevoland wordt uitgevoerd en dat uitsluitend wordt gefinancierd met subsidie op basis van deze regeling in combinatie met de in het eerste lid onder b bedoelde medefinanciering, kan de omvang van die medefinanciering, in afwijking van het eerste lid onder b, worden beperkt tot 35% van de kosten van het project.

  • 3 Aan projecten mogen uitsluitend die vreemdelingen deelnemen die beschikken over een krachtens de Vreemdelingenwet afgegeven vergunning, welke ingevolge artikel 4 van de Wet arbeid vreemdelingen is voorzien van een aantekening waaruit blijkt dat aan die vergunning geen beperkingen zijn verbonden voor het verrichten van arbeid. Met een dergelijke aantekening wordt gelijkgesteld een verklaring, verleend krachtens artikel 2 of 3 van de Wet arbeid buitenlandse werknemers.

  • 4 Uitgezonderd van subsidie zijn:

    • a. projecten ten behoeve van personen die werkzaam zijn bij Rijk, provincies of gemeenten;

    • b. projecten ten behoeve van personen die werkzaam zijn in een dienstbetrekking welke wordt bekostigd in het kader van de Wet sociale werkvoorziening, de Rijksbijdrageregeling banenpools of de Jeugdwerkgarantiewet;

    • c. projecten met betrekking tot scholing, terzake waarvan het Rijk een bekostigingsregeling heeft getroffen;

    • d. projecten met betrekking tot scholing waarop de Wet educatie en beroepsonderwijs van toepassing is.

Artikel 5. voorkeursprojecten

[Regeling vervallen per 25-09-2008]

  • 1 In de eerste plaats komen die projecten voor subsidie in aanmerking:

    • a. die aansluiten bij andere communautaire en nationale subsidieprogramma’s;

    • b. die in relatie staan tot de informatie- en communicatietechnologie;

    • c. die zich richten op ondernemingen met minder dan 100 werknemers, en

    • d. voor zover het betreft projecten, als bedoeld in artikel 2, onder b1, b2 en c1: die worden uitgevoerd in de 25 grote steden.

  • 2 Voorts zal een nadere selectie plaatsvinden, indien dit nodig is om een spreiding van de subsidiëring over verschillende typen projecten, alsmede over de verschillende regio’s, te bewerkstelligen.

Artikel 6. de aanvraag

[Regeling vervallen per 25-09-2008]

  • 1 De subsidie-aanvraag dient voor 16 april 1997 schriftelijk te worden ingediend bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Bureau Uitvoering Europese Subsidie-instrumenten.

  • 2 De subsidie-aanvraag dient te geschieden door middel van een ondertekend en volledig ingevuld aanvraagformulier met bijlagen, overeenkomend met het als bijlage II bij dit besluit gevoegde model, dat verkrijgbaar is bij het in het eerste lid genoemde Bureau. Bij de aanvraag dient een verklaring van de medefinancierende instantie, als bedoeld in artikel 4, eerste lid onder b, te worden gevoegd, inhoudende dat het project in een bij die verklaring weergegeven mate zal worden medegefinancierd. Indien de aanvraag betrekking heeft op een project dat wordt uitgevoerd in de provincie Flevoland, moet deze tevens zijn voorzien van een advies van het Regionaal Bestuur voor de Arbeidsvoorziening Flevoland.

  • 3 De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid beslist voor 1 augustus 1997 of een subsidie-aanvraag al dan niet wordt ingewilligd.

  • 4 De volgorde van afhandeling van aanvragen wordt, behoudens voor zover de subsidie onmiddellijk kan worden geweigerd met toepassing van artikel 7, eerste lid onder a, in de eerste plaats bepaald door de mate waarin de voor subsidie voorgedragen projecten voldoen aan de in de artikelen 4, eerste lid, en 5 opgenomen maatstaven. Voor zover die maatstaven niet tot selectie leiden, vindt afhandeling van de aanvragen plaats in volgorde van ontvangst.

Artikel 7. afwijzing subsidie-aanvraag

[Regeling vervallen per 25-09-2008]

  • 1 De subsidie wordt geweigerd:

    • a. indien niet wordt voldaan aan de in artikelen 2 en 4 genoemde voorwaarden;

    • b. indien, gelet op het totaal der toekenningen die hebben plaatsgevonden, het ter beschikking staande budget, als vermeld in artikel 3, naar verwachting zal worden uitgeput.

  • 2 Indien de subsidie wordt geweigerd, uitsluitend op grond van hetgeen in het eerste lid onder b is bepaald, kan het project, na overleg met de aanvrager, ambtshalve alsnog voor subsidie in aanmerking worden gebracht indien de afwijzingsgrond nadien komt te vervallen.

Artikel 8. toewijzing subsidie-aanvraag

[Regeling vervallen per 25-09-2008]

  • 1 In de toekenningsbeschikking wordt het maximumbedrag bepaald dat aan subsidie tegemoet kan worden gezien. Bij de bepaling van dit bedrag wordt uitgegaan van het totaal van de voorbereidings-, uitvoerings- en beheerskosten van het project, zoals door de aanvrager geraamd in zijn subsidie-aanvraag, met dien verstande dat bepaalde, in de toekenningsbeschikking te vermelden, kostenposten buiten beschouwing kunnen worden gelaten dan wel op een lager bedrag kunnen worden vastgesteld, voor zover de desbetreffende uitgaven redelijkerwijs niet noodzakelijk geacht kunnen worden voor de uitvoering van het project.

  • 2 Aan de toekenningsbeschikking wordt de voorwaarde verbonden dat de aanvrager, met gebruikmaking van een transnationaliteitsdocument overeenkomstig bijlage III, voor 1 januari 1998 aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid opgave doet van de instantie of instanties in andere EU-landen die deelnemen aan het transnationale project.

  • 3 Indien de in het tweede lid bedoelde opgave niet tijdig wordt gedaan, vervalt de toekenning, behoudens een daarin begrepen bedrag van maximaal f 10.000 ter bekostiging van de activiteiten die voor 1 januari 1998 hebben plaatsgevonden voor het leggen van contacten en het plegen van overleg met potentiële projectuitvoerders in andere EU-landen, teneinde te komen tot een transnationaal samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 1, onder a.

Artikel 9. beschikking

[Regeling vervallen per 25-09-2008]

De beslissing en, indien deze geheel of gedeeltelijk afwijzend luidt, de motivering, wordt schriftelijk vastgelegd en aan de aanvrager toegezonden dan wel uitgereikt.

Artikel 10. hoogte van de subsidie

[Regeling vervallen per 25-09-2008]

  • 1 De subsidie wordt berekend over het totaal van de noodzakelijk ten behoeve van de voorbereiding, de uitvoering en het beheer van een project gemaakte kosten, voor zover deze bestaan uit:

    • a. kosten van instructiepersoneel;

    • b. kosten van aanschaf of afschrijving van voor het project noodzakelijke verbruiksgoederen en gereedschappen;

    • c. kosten van huur en gebruik van kantoorruimtes en leslokalen, daaronder begrepen de kosten van aanpassing van die lokalen teneinde deze toegankelijk te maken voor gehandicapten;

    • d. kosten van studiemateriaal en van eventueel bij de studie te dragen kleding;

    • e. aan deelnemers verstrekte reiskostenvergoedingen, voor zover geen betrekking hebbend op het normale woon-werkverkeer;

    • f. de kosten van aan deelnemers verstrekte inkomensvervangende uitkeringen of van loondoorbetaling aan deelnemers over niet gewerkte scholingsuren;

    • g. aan het project toerekenbare overheadkosten;

    • h. kosten, gemaakt voor het plegen van overleg met deelnemers aan het transnationale project in andere EU-landen.

  • 2 Bij de toepassing van het eerste lid blijven buiten beschouwing:

    • a. kosten die toegerekend kunnen worden aan de normale bedrijfsvoering, en

    • b. kosten die zijn gemaakt voor het tijdstip waarop de in artikel 8, tweede lid, bedoelde opgave is ontvangen, behoudens voor zover de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor het maken van die kosten vooraf schriftelijk toestemming heeft verleend.

  • 3 De subsidie is gelijk aan het totaal van de kosten van het project, als bedoeld in het eerste lid, verminderd met het bedrag aan kosten dat wordt gedragen door anderen dan degene aan wie de subsidie werd toegekend, met als maximum het laagste van de navolgende bedragen:

    • a. 40% van de kosten van het project, als bedoeld in het eerste lid;

    • b. het bedrag dat de overheidsinstelling of het fonds, als bedoeld in artikel 4, eerste lid onder b, heeft bijgedragen aan de bekostiging van het project;

    • c. het krachtens artikel 8, eerste lid, vastgestelde maximumbedrag.

  • 4 Het in het derde lid onder a vermelde subsidiepercentage bedraagt 65% voor kosten, gemaakt ten behoeve van een project dat wordt uitgevoerd in de provincie Flevoland, indien de resterende 35% van de kosten van het project wordt gefinancierd door een overheidsinstelling of een fonds, als bedoeld in artikel 4, eerste lid onder b, dan wel een dienovereenkomstig lager percentage dan 65% al naar gelang de laatstbedoelde medefinanciering meer dan 35% bedraagt.

  • 5 Het subsidiebedrag, berekend overeenkomstig de voorgaande leden, wordt vermeerderd met de kosten van de activiteiten die tussen het tijdstip van subsidietoekenning en 1 januari 1998 hebben plaatsgevonden voor het leggen van contacten en het plegen ven overleg met potentiële projectuitvoerders in andere EU-landen, teneinde te komen tot een transnationaal samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 1, onder a, voor zover deze kosten een bedrag van f 10.000 niet te boven gaan.

Artikel 11. bevoorschotting

[Regeling vervallen per 25-09-2008]

  • 1 Aan degene aan wie subsidie is toegekend worden, op diens verzoek, voorschotten verleend, met dien verstande dat de voorschotten kunnen worden geweigerd zolang de desbetreffende gelden nog niet door de Europese Commissie aan Nederland zijn overgemaakt.

  • 2 Voorschotbetalingen zullen als volgt worden gedaan:

    • a. Een eerste voorschot van f 10.000, ter bekostiging van het leggen van contacten en het plegen van overleg met potentiële deelnemers aan het transnationale project in andere EU-landen, wordt direct verstrekt bij de subsidietoekenning;

    • b. een tweede voorschot, waarbij het eerste voorschot wordt aangevuld tot 50% van het subsidiebedrag voor het eerste subsidiejaar, wordt verstrekt nadat de in artikel 12, tweede lid, bedoelde opgave is ontvangen;

    • c. een derde voorschot, waarbij het eerste en tweede voorschot wordt aangevuld tot 80% van het subsidiebedrag voor het eerste subsidiejaar, kan op verzoek worden verstrekt, indien door middel van tussentijdse rapportage is aangetoond dat het tweede voorschot voor tenminste de helft is gebruikt voor de uitvoering van het betrokken project, en de daaraan voorafgaande voorschotten volledig zijn gebruikt, en de prognose niet is verlaagd;

    • d. de voorschotten voor het tweede en eventueel derde subsidiejaar worden op vergelijkbare wijze verstrekt, mits door middel van tussentijdse rapportage is aangetoond dat het laatst uitgekeerde voorschot voor tenminste de helft is gebruikt, en de daaraan voorafgaande voorschotten volledig zijn gebruikt.

  • 3 Voorschotverzoeken dienen te worden ingediend bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Bureau Uitvoering Europese Subsidie-instrumenten.

Artikel 12. administratievoorschriften

[Regeling vervallen per 25-09-2008]

  • 1 Degene aan wie subsidie krachtens deze regeling is toegekend zal een inzichtelijke en controleerbare aparte administratie bijhouden of doen bijhouden met betrekking tot de uitvoering van het project en de in verband daarmee gedane uitgaven. Deze administratie zal bestaan uit een deelnemersadministratie en een financiële administratie, waarin alle noodzakelijke gegevens tijdig, betrouwbaar en volledig zijn vastgelegd en zijn te verifiëren met bewijsstukken.

  • 2 De deelnemersadministratie geeft inzicht in de geplande en gerealiseerde prestaties in termen van deelnemers en uren, dan wel in termen van geleverde producten en/of diensten.

  • 3 De financiële administratie geeft inzicht in de subsidiabele kosten en de wijze waarop de inkomsten en uitgaven aan het project worden toegerekend.

  • 4 De administratie dient aldus te zijn opgezet dat deze voldoende waarborgen biedt voor correcte en adequate tussentijdse rapportages.

  • 5 De administratie biedt voldoende mogelijkheden voor een goede accountantscontrole op de juiste naleving van de subsiedievoorwaarden.

  • 6 Indien de administratie niet in eigen beheer wordt uitgevoerd, wordt bij de aanvraag opgave gedaan van de instelling die de administratie voert.

  • 7 Degene aan wie subsidie krachtens deze regeling is toegekend zal aan door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid dan wel de Europese Commissie daartoe aangewezen personen desgevraagd inzage in of informatie uit deze administratie geven of doen geven. Tevens zal hij de voornoemde personen desgevraagd informatie verschaffen over de voortgang van het voor subsidie in aanmerking gebrachte project.

Artikel 13. einddeclaratie

[Regeling vervallen per 25-09-2008]

  • 1 Degene aan wie subsidie krachtens deze regeling is toegekend dient binnen zes maanden na beëindiging van het project een verzoek in om definitieve vaststelling van het subsidiebedrag waarop aanspraak bestaat. Bij dit verzoek wordt een declaratie gevoegd van de gemaakte kosten, als bedoeld in artikel 10, eerste lid.

  • 3 De hoogte van het definitieve vastgestelde subsidiebedrag wordt schriftelijk medegedeeld aan degene aan wie de subsidie was toegekend.

Artikel 14. intrekking subsidietoekenning

[Regeling vervallen per 25-09-2008]

  • 1 De subsidietoekenning kan geheel of gedeeltelijk worden ingetrokken, en de op basis daarvan uitbetaalde bedragen kunnen worden teruggevorderd:

    • a. indien de aanvrager bij zijn aanvraag onjuiste of onvolledige informatie heeft verstrekt, en de subsidie bij juiste of volledige informatie niet, dan wel tot een lager bedrag zou zijn toegekend;

    • b. in geval het project wordt uitgevoerd in afwijking van de bij de aanvraag gevoegde projectbeschrijving, voor zover de subsidietoekenning daarop was gebaseerd;

    • c. indien de doelstellingen van het project ten gevolge van nalatigheid van degene aan wie de subsidie is toegekend niet of slechts ten dele worden gerealiseerd, of

    • d. indien degene aan wie de subsidie is toegekend een der voorschriften, vervat in de artikelen 12, 13 of 15 niet naleeft.

  • 2 Intrekking en terugvordering krachtens het eerste lid, onder b, vindt niet plaats, indien de afwijking vooraf aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is voorgelegd, en deze daarmee schriftelijk heeft ingestemd.

Artikel 15. evaluatie

[Regeling vervallen per 25-09-2008]

Degene aan wie subsidie krachtens deze regeling is toegekend zal alle medewerking verlenen aan de opstelling van evaluatierapporten m.b.t. deze subsidieregeling, en zal, indien het gesubsidieerde project niet in eigen beheer wordt uitgevoerd, zorgdragen dat de feitelijke uitvoerder van het project deze medewerking verleent.

Artikel 16

[Regeling vervallen per 25-09-2008]

  • 1 Dit besluit wordt in de Nederlandse Staatscourant bekend gemaakt.

  • 2 Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na die van haar bekendmaking in de Staatscourant.

  • 3 Deze regeling kan worden aangehaald als Regeling Communautair Initiatief Adapt-II.

’s-Gravenhage, 12 februari 1997

De

Minister

voornoemd,

A.P.W. Melkert