Status van de systematiek voor de bepaling van het saneringstijdstip
[Regeling vervallen per 01-10-2008]
De in deze circulaire beschreven systematiek voor de bepaling van het saneringstijdstip
is totstandgekomen op initiatief van het IPO in samenwerking met en met instemming
van andere overheden (de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, VNG; het Directoraat-Generaal
Milieubeheer, DGM) en maatschappelijke organisaties (de Stichtingen Bodemsanering
bedrijfsterreinen, BSB; het Buro Milieu en Ruimtelijke Ordening van de Raad van Nederlandse
Werkgeversverbonden VNO en NCW, BMRO; de Nederlandse Orde van Raadgevend Ingenieurs,
ONRI).
De systematiek heeft betrekking op alle, al dan niet omvangrijke, gevallen van ernstige
verontreiniging waarvan de sanering urgent is met uitzondering van:
-
– gevallen van ernstige waterbodemverontreiniging;
-
– gevallen waarvoor afspraken zijn gemaakt in het kader van het Besluit tankstations
milieubeheer;
-
– oude stortplaatsen waarvoor als uitwerking van de actiepunten A46 en A60 uit het NMP
een plan van aanpak wordt vastgesteld.
Dit betekent dat de systematiek zowel betrekking heeft op overheidssaneringen als
op saneringen door derden. Dit betekent ook dat de systematiek van toepassing is op
gevallen die deel uitmaken van de BSB-operatie. De in deze circulaire beschreven systematiek
vervangt hiermee de methode die door de Commissie BSB is ontworpen ten behoeve van
de definitieve indeling van BSB-bedrijven in urgentieklassen (PR-4).
Voor de goede orde merk ik op dat de bepaling van ernst van de verontreiniging, urgentie
en tijdstip van de sanering geen rol speelt bij de uitvoering van de zorgplicht in
het kader van artikel 13. Besluitvorming over ernst, urgentie en tijdstip zijn bedoeld
voor de ordening van de aanpak van gevallen van bodemverontreiniging die dateren van
vóór 1987. In dat jaar werd immers de zorgplicht van kracht, waardoor voor latere
gevallen van bodemverontreiniging geldt dat ze zo spoedig mogelijk moeten worden gesaneerd.
Overigens biedt daarbij artikel 27 het bevoegd gezag de mogelijkheid tot nadere invulling
van de te nemen maatregelen.
De systematiek is bedoeld om door het bevoegd gezag gehanteerd te worden voor de bepaling
van het saneringstijdstip voor saneringsurgente gevallen van ernstige verontreiniging.
Landelijke toepassing van de systematiek leidt ertoe dat voor gevallen van bodemverontreiniging
welke met betrekking tot milieuhygiënische en maatschappelijke factoren vergelijkbaar
zijn ook een vergelijkbaar saneringstijdstip wordt vastgesteld.
Het is echter niet uit te sluiten dat het bevoegd gezag in specifieke gevallen op
basis van lokale factoren of omstandigheden tot de conclusie komt dat de in deze circulaire
beschreven systematiek niet zonder meer toepasbaar is. Het kan zijn dat aanvullende
informatie of inzichten beschikbaar of benodigd zijn voor het bepalen van een saneringstijdstip.
Met uitzondering van toepassing van de onderhavige systematiek voor BSB-gevallen is
in het DUIV-overleg afgesproken dat een bevoegd gezag, welke thans een eigen systematiek
voor tijdstipbepaling hanteert, met een overgangstermijn haar eigen systematiek zal
afstemmen op de onderhavige systematiek.