Uitvoeringsbesluit voorzieningen in de huisvesting PO/VO

Geraadpleegd op 16-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 18-06-2003.
Geldend van 01-01-2002 t/m 31-12-2006

Besluit van 21 februari 1997 tot vaststelling van het drempelbedrag, bedoeld in artikel 76c, eerste lid, onder b, ten tweede, van de Wet op het voortgezet onderwijs, alsmede van enige minimum bruto vloeroppervlakten voor het basisonderwijs, het speciaal en het voortgezet speciaal onderwijs en het voortgezet onderwijs (Uitvoeringsbesluit voorzieningen in de huisvesting PO/VO)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, T. Netelenbos, van 12 november 1996, nr. 96028721/3702, directie Wetgeving en Juridische Zaken, gedaan mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Gelet op artikel 66, tweede lid, van de Wet op het basisonderwijs, artikel 74, tweede lid, van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs, artikel 76c, eerste lid, onder b, ten tweede, alsmede artikel 76c, tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs;

De Raad van State gehoord (advies van 20 december 1996, No. W05.960541);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, T. Netelenbos, van 13 februari 1997, nr. 97000450/3702, directie Wetgeving en Juridische Zaken, uitgebracht mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

a. wet: de Wet op het voortgezet onderwijs;

b. vwo: voorbereidend wetenschappelijk onderwijs als bedoeld in artikel 7 van de wet;

c. mavo: middelbaar algemeen voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 9 van de wet;

d. avo: hoger algemeen voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 8 van de wet of mavo;

e. vbo: voorbereidend beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 10a van de wet;

f. praktijkonderwijs: een school of afdeling voor praktijkonderwijs als bedoeld in artikel 10f van de wet;

g. vwo/avo: een scholengemeenschap die ten minste bestaat uit een school voor vwo en een school voor avo;

h. gemengde leerweg: de leerjaren 3 en 4 van de gemengde leerweg als bedoeld in artikel 10d van de wet;

i. vwo/avo/vbo: een scholengemeenschap die ten minste bestaat uit een school voor vbo en een school voor vwo of een school voor avo;

j. bruto vloeroppervlakte: de bruto vloeroppervlakte van alle ruimten die een school of instelling ter beschikking heeft, bepaald overeenkomstig NEN 2580: Oppervlakten en inhouden van gebouwen – Termen, definities en bepalingsmethoden, uitgegeven door het Nederlands Normalisatie-Instituut, zoals deze luidden op 6 januari 1998.

Paragraaf 2. Drempelbedrag

Artikel 2. Vaststelling drempelbedrag

  • 2 In afwijking van het eerste lid wordt voor scholen voor vwo, avo en vbo waarvan het aantal leerlingen is gedaald onder de norm genoemd in artikel 107 van de Wet op het voortgezet onderwijs bij de berekening van het in het eerste lid bedoelde drempelbedrag de norm in plaats van het in het eerste lid bedoelde aantal leerlingen gehanteerd. De eerste volzin is niet van toepassing op die scholen ten aanzien waarvan Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen dan wel Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij toepassing geeft aan artikel 108, vierde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs.

Paragraaf 3. Bruto vloeroppervlakte

Artikel 3. Bruto vloeroppervlakte basisonderwijs

  • 1 De bruto vloeroppervlakte per gelijktijdig aanwezige leerling die een school voor basisonderwijs tenminste dient te bevatten, bedraagt 3,5 m2. Tevens geldt per school en per nevenvestiging een vaste voet van tenminste 70m2.

  • 2 De bruto vloeroppervlakte per gelijktijdig aanwezige leerling die een speciale school voor basisonderwijs tenminste dient te bevatten, bedraagt 6,6 m2. Tevens geldt per school en per nevenvestiging een vaste voet van ten minste 90 m2.

  • 3 Indien aan een speciale school voor basisonderwijs een schoolsoort voor het speciaal of het voortgezet speciaal onderwijs is verbonden, is de schoolsoort met het grootste aantal leerlingen bepalend voor de vaste voet van de school, bedoeld in artikel 4.

Artikel 4. Bruto vloeroppervlakte (voortgezet) speciaal onderwijs

  • 1 De bruto vloeroppervlakte per gelijktijdig aanwezige leerling en de vaste voet die een school voor speciaal onderwijs, een school voor voortgezet speciaal onderwijs, een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs dan wel een instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs tenminste dient te bevatten bedragen voor de onderscheiden schoolsoorten in vierkante meters:

    speciaal onderwijs

    voortgezet speciaal onderwijs

     

    vaste

    per

    vaste

    per

     

    voet

    leerling

    voet

    leerling

    a. dove kinderen

    100

    13,5

    150

    13,5

    b. slechthorende kinderen

    130

    8,1

    160

    11,7

    c. kinderen met ernstige spraakmoeilijkheden die niet tevens behoren tot de onder a of b bedoelde kinderen

    130

    8,1

    160

    11,7

    d. visueel gehandicapte kinderen

    240

    8,1

    275

    11,7

    e. lichamelijk gehandicapte kinderen

    180

    11,3

    270

    14,4

    f. langdurig zieke kinderen

    130

    7,8

    165

    11,7

    g. moeilijk lerende kinderen

    _

    _

    200

    7,2

    h. zeer moeilijk lerende kinderen

    100

    8,1

    140

    7,7

    i. zeer moeilijk opvoedbare kinderen

    100

    8,0

    180

    11,7

    j. kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden

    _

    _

    160

    6,8

    k. kinderen in scholen verbonden aan pedologische instituten

    100

    9,5

    140

    11,3

    l. meervoudig gehandicapte kinderen, waaronder meervoudig gehandicapte, visueel gehandicapte kinderen

    200

    15,8

    220

    15,3

  • 2 Indien aan een school meer dan een schoolsoort is verbonden, is de schoolsoort met het grootste aantal leerlingen bepalend voor de vaste voet van de school. Indien aan een school twee of meer schoolsoorten zijn verbonden met hetzelfde grootste aantal leerlingen, is de schoolsoort met de grootste vaste voet bepalend.

  • 3 Voor het toekennen van de vaste voet wordt onder een school of instelling tevens begrepen een nevenvestiging van een instelling, genoemd in artikel X van de Wet van 31 mei 1995 (Stb. 319).

Artikel 5. Bruto vloeroppervlakte voortgezet onderwijs

  • 1 De bruto vloeroppervlakte per gelijktijdig aanwezige leerling die een school voor vwo, voor avo en voor vbo inclusief een of meer afdelingen tenminste dient te bevatten, bedraagt voor de onderscheiden schoolsoorten in vierkante meters:

    a. vwo, avo, vbo

    leerjaar 1 en 2

    7,0

    vwo/avo

       

    vwo/avo/vbo

       

    b. vwo, avo

    leerjaar 3 t/m 6

    5,7

    vwo/avo

       

    c. gemengde leerweg

    leerjaar 3 en 4

    7,0

    d. vbo

    leerjaar 3 en 4

    8,1

    handel en verkoop

       

    administratie

       

    e. vbo-grafisch

    leerjaar 3 en 4

    14,8

    f. vbo-nautisch

    leerjaar 1 t/m 4

    14,8

    g. vbo-landbouw en natuurlijke omgeving

    leerjaar 3 en 4

    7,0

    h. overige vbo-afdelingen

    leerjaar 3 en 4

    13,0

    i. praktijkonderwijs

    alle leerjaren

    7,0

    toeslag leerwegondersteunend onderwijs

    leerjaar 1 en 2

    0,7

    toeslag leerwegondersteunend onderwijs

    leerjaar 3 en 4

    1,2

  • 2 Per school en per nevenvestiging die voldoet aan de voorwaarden voor het verkrijgen van aanvullende personele bekostiging die zijn gesteld in onderdeel II.2 van de bijlage behorende bij de Regeling samenvoeging van scholen in het VO 1996, geldt tevens een vaste voet van tenminste 890 m2.

Artikel 6. Verticale scholengemeenschappen

Voor scholen voor vwo, avo en vbo die op 31 december 1996 deel uitmaken van een scholengemeenschap met een regionaal opleidingencentrum dan wel voor scholen voor vbo die deel uitmaken van een agrarisch opleidingencentrum als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs is dit besluit niet van toepassing.

Artikel 7. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 1997.

Artikel 8. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Uitvoeringsbesluit voorzieningen in de huisvesting PO/VO.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

Lech, 21 februari 1997

Beatrix

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

T. Netelenbos

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

J. J. van Aartsen

Uitgegeven de twintigste maart 1997

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager