Arbeidsomstandighedenregeling

Geraadpleegd op 23-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 30-10-2004 en zichtdatum 22-12-2024.
Geldend van 01-09-2004 t/m 02-12-2004

Regeling houdende bepalingen ter uitvoering van bij en krachtens de Arbeidsomstandighedenwet en enige andere wetten gestelde regels

Hoofdstuk 1. Algemene Bepalingen

Paragraaf 1.1a. Certificatie

Artikel 1.1a. Jaarverslag

In het jaarverslag van een certificerende instelling, bedoeld in artikel 1.5b, eerste lid, van het besluit worden ten minste de volgende onderwerpen behandeld:

  • a. de door de instelling afgegeven, ingetrokken dan wel geweigerde certificaten;

  • b. wijzigingen in de op het werkveld van de instelling betrekking hebbende accreditaties, reglementen en procedures;

  • c. wijzigingen in de op het werkveld van de instelling betrekking hebbende taakverdeling;

  • d. wijzigingen in de bestuurssamenstelling;

  • e. wijzigingen in de statuten of het huishoudelijk reglement;

  • f. aan derden uitbestede werkzaamheden;

  • g. structurele knelpunten op het werkveld van de instelling die zich in de uitvoeringspraktijk hebben voorgedaan;

  • h. het gevoerde overleg en de samenwerking op het werkveld met andere certificerende instellingen;

  • i. door de instelling ontvangen klachten en de wijze van afhandeling daarvan;

  • j. tegen de beslissingen van de instelling ingediende bezwaren en ingestelde beroepen en de wijze van afhandeling daarvan;

  • k. een financieel verslag betreffende de activiteiten waarvoor de instelling is aangewezen.

Paragraaf 1.2. Algemene bepalingen over opleidingen

Artikel 1.2. Algemeen

Voor zover in deze regeling regels zijn gesteld over opleidingen zijn de artikelen 1.3 tot en met 1.8 van toepassing.

Artikel 1.3. Materiaal

De opleiding wordt gegeven aan de hand van aan de cursisten ter beschikking gesteld overzichtelijk schriftelijk opleidingsmateriaal van voldoende didactische kwaliteit.

Artikel 1.4. Docenten

De docenten beschikken voor de onderwerpen die zij tijdens de opleiding behandelen aantoonbaar over ruime theoretische, praktische en didactische kennis of vaardigheden.

Artikel 1.5. Faciliteiten

  • 1 De opleidingsinstelling beschikt over adequate opleidingsfaciliteiten.

  • 2 De opleidingsinstelling biedt de opleiding ten minste twee maal per jaar aan en voert haar ten minste eenmaal per jaar uit.

  • 3 De opleidingsinstelling legt de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van alle betrokkenen bij de opleiding schriftelijk vast.

  • 4 De opleidingsinstelling treft adequate maatregelen om de veiligheid van de cursisten zoveel mogelijk te waarborgen.

Artikel 1.6. Toetsing eindtermen

  • 1 De toetsing van de eindtermen vindt plaats door middel van een examen.

  • 2 De opleidingsinstelling neemt de examens af aan de hand van een deugdelijk en op schrift gesteld examenreglement.

Artikel 1.7. Diploma

De opleidingsinstelling overhandigt de cursist die het examen met goed gevolg heeft afgelegd, een op naam gesteld schriftelijk bewijs, getekend door twee leden van de examencommissie dan wel het hoofd van de opleidingsinstelling.

Artikel 1.8. Administratie

De opleidingsinstelling voert een deugdelijke administratie waarin de persoonlijke gegevens van de cursist en de datum waarop het schriftelijk bewijs, bedoeld in artikel 1.7 is uitgereikt in ieder geval zijn opgenomen en waarin de periode is bepaald gedurende welke de examenopgaven en de uitwerkingen daarvan worden bewaard.

Paragraaf 1.4. Melding arbeidsongevallen en beroepsziekten

Artikel 1.10. Gegevens arbeidsongevallen

De schriftelijke mededeling van arbeidsongevallen, bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de wet omvat ten minste de gegevens, bedoeld in bijlage I bij deze regeling.

Artikel 1.11. Gegevens beroepsziekten

  • 1 In dit artikel wordt verstaan onder beroepsziekte: een ziekte of aandoening als gevolg van een belasting die in overwegende mate in arbeid of arbeidsomstandigheden heeft plaatsgevonden.

  • 2 De mededeling van een beroepsziekte, bedoeld in artikel 9, derde lid, van de wet omvat ten minste de volgende, niet tot een individuele natuurlijke persoon herleidbare, gegevens:

    • a. de diagnose;

    • b. het geslacht en het geboortejaar van de werknemer;

    • c. de aard en de mate van de belasting in arbeid of arbeidsomstandigheden;

    • d. de aard van de werkzaamheden ten tijde van het ontstaan van de beroepsziekte;

    • e. het beroep van de werknemer ten tijde van de blootstelling, en

    • f. de economische activiteit van de werkgever ten tijde van de blootstelling.

Paragraaf 1.6. Fiscale faciliëring arbo-investeringen

Artikel 1.16. Aanwijzing bedrijfsmiddelen

Als bedrijfsmiddelen in het belang van de arbeidsomstandigheden, bedoeld in artikel 3.32, tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 en artikel 26a, derde lid, van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen worden aangewezen de bedrijfsmiddelen, opgenomen in bijlage II bij deze regeling, mits zij in overeenstemming zijn met de bestemming voor zover aangegeven in die bijlage en bestaan uit de in die bijlage genoemde bestanddelen.

Artikel 1.17. Gelijkstelling bedrijfsmiddelen

Met bedrijfsmiddelen als bedoeld in artikel 1.16 worden gelijkgesteld bedrijfsmiddelen die rechtmatig zijn geproduceerd of in de handel zijn gebracht in een andere lidstaat van de Europese Unie, dan wel rechtmatig zijn geproduceerd in een staat die partij is bij een overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte, en die ten minste aan gelijkwaardige technische en veiligheidseisen voldoen.

Hoofdstuk 2. Aanvullende voorschriften risico-inventarisatie en -evaluatie arbodiensten

Paragraaf 2.1. Nadere voorschriften risico-inventarisatie en -evaluatie

Artikel 2.0. Veiligheidsbeheerssysteem

[Treedt in werking op 25-02-2005]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 2.0a. Procedures risico-inventarisatie en -evaluatie

  • 1 De procedures voor de systematische identificatie van de ongewenste gebeurtenissen en de evaluatie van de risico’s van zware ongevallen, bedoeld in artikel 2.5b, eerste lid, onder a, van het besluit, hebben betrekking op:

    • a. het verrichten van systematisch onderzoek naar de aan een installatie verbonden risico’s van een zwaar ongeval tijdens het ontwerp, de bouw, het gebruik en het onderhoud van de installatie, alsmede bij voorgenomen wijzigingen daarvan;

    • b. de criteria voor het bepalen van de methoden voor het onderzoek als bedoeld onder a;

    • c. de methode voor de evaluatie van de risico’s van zware ongevallen.

  • 2 De in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde onderzoeksmethode is afgestemd op de in dat lid, onderdeel a, bedoelde fasen.

  • 3 De methode, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, is geschikt om vast te stellen welke maatregelen nodig zijn ter voorkoming van zware ongevallen of ter beperking van de gevolgen daarvan.

Artikel 2.0b. Beschrijving van scenario’s

  • 1 De beschrijving van de scenario’s, bedoeld in artikel 2.5b, eerste lid, onder b, van het besluit, heeft betrekking op de onderdelen van installaties die de grootste risico’s van een zwaar ongeval met zich meebrengen. De identificatie van de betreffende onderdelen van de installaties vindt plaats op basis van een gedocumenteerde methode.

  • 2 Bij de beschrijving van de scenario’s, bedoeld in het eerste lid, wordt ten minste in aanmerking genomen welke van de volgende voorvallen deze scenario’s op gang kunnen brengen: corrosie, erosie, externe belasting, impact, overdruk, onderdruk, lage temperatuur, hoge temperatuur, trillingen, menselijke fouten tijdens gebruik, wijziging of onderhoud.

  • 3 Van elk scenario wordt aangegeven wat de waarschijnlijkheid en het effect is en welke maatregelen getroffen zijn om te voorkomen dat het scenario zich voordoet.

  • 4 Voorts wordt van elk scenario, met inachtneming van de reeds getroffen maatregelen, een samenhangend inzicht geboden in:

    • a. de resterende kans dat een zwaar ongeval geschiedt;

    • b. de ernst van de gevolgen die het ongeval in dat geval zal hebben;

    • c. welke verdere maatregelen technisch mogelijk zijn om de kans op een zwaar ongeval verder te verkleinen tot een daarbij aan te geven niveau;

    • d. een indicatie van de kosten die verbonden zouden zijn aan het treffen van de maatregelen, bedoeld in onderdeel c.

Artikel 2.0c. Intern noodplan

Het intern noodplan, bedoeld in artikel 2.5c van het besluit, bevat ten minste de gegevens en de beschrijvingen, bedoeld in bijlage IB bij deze regeling.

Paragraaf 2.2. Taken van arbodiensten

Artikel 2.1. Risico-inventarisatie en -evaluatie

Bij de uitvoering van zijn taken op grond van artikel 14, derde lid, onder a, van de wet verricht de arbodienst de volgende werkzaamheden:

  • a. het toetsen of de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5 van de wet, volledig en betrouwbaar is;

  • b. het toetsen of in de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld onder a, de actuele inzichten op het terrein van arbeidsomstandigheden zijn verwerkt;

  • c. het op basis van de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld onder a, uitbrengen van een advies aan de werkgever. Dit advies gaat in op de in het plan van aanpak, bedoeld in artikel 5, derde lid, van de wet, voorgestelde wijze waarop de geconstateerde tekortkomingen kunnen worden verholpen en de prioriteiten en de volgorde waarin de maatregelen worden genomen.

Artikel 2.2. Ziekteverzuimbegeleiding

Bij de uitvoering van zijn taken op grond van artikel 14, derde lid, onder b, van de wet ondersteunt de arbodienst de werkgever bij het adequaat begeleiden van werknemers die door ziekte niet in staat zijn om hun arbeid te verrichten teneinde een verantwoorde werkhervatting te bevorderen. Voor het uitvoeren van deze taak legt de arbodienst vast:

  • a. op welke wijze deze taak wordt uitgevoerd en welke procedures daarbij worden gevolgd;

  • b. op welke wijze wordt omgegaan met de gegevens over het verzuim van werknemers;

  • c. op welke wijze de persoonlijke levenssfeer van individuen is gewaarborgd.

Artikel 2.3. Arbeidsgezondheidskundig onderzoek

Bij de uitvoering van zijn taak op grond van artikel 14, derde lid, onderdeel c, onder 1°, van de wet legt de arbodienst vast:

  • a. op welke wijze deze taak wordt uitgevoerd en welke procedures daarbij worden gevolgd;

  • b. op welke wijze de periodiciteit en de inhoud van het arbeidsgezondheidskundig onderzoek zijn geregeld;

  • c. hoe met bedrijven afspraken worden gemaakt over de wijze waarop werknemers van het recht op het arbeidsgezondheidskundig onderzoek gebruik kunnen maken;

  • d. op welke indicaties groepsgewijze arbeidsgezondheidskundige onderzoeken plaats kunnen vinden;

  • e. op welke wijze wordt omgegaan met de gegevens die uit arbeidsgezondheidskundige onderzoeken voortvloeien;

  • f. op welke wijze de persoonlijke levenssfeer van individuen is gewaarborgd.

Artikel 2.4. Aanstellingskeuring

Bij de uitvoering van zijn taak op grond van artikel 14, derde lid, onderdeel c, onder 2°, van de wet legt de arbodienst vast:

  • a. op welke wijze de aanstellingskeuring wordt uitgevoerd en welke procedures daarbij worden gevolgd;

  • b. op welke wijze wordt omgegaan met de gegevens die uit het onderzoek in het kader van de aanstellingskeuring voortvloeien;

  • c. op welke wijze de persoonlijke levenssfeer van individuen wordt gewaarborgd.

Artikel 2.5. Arbeidsomstandighedenspreekuur

Bij de uitvoering van zijn taak op grond van artikel 14, derde lid, onder d, van de wet legt de arbodienst vast:

  • a. op welke wijze deze taak wordt uitgevoerd;

  • b. welke gegevens uit het arbeidsomstandighedenspreekuur worden vastgelegd;

  • c. op welke wijze wordt geadviseerd ten aanzien van onderwerpen die op het arbeidsomstandighedenspreekuur aan de orde komen;

  • d. op welke wijze wordt omgegaan met gegevens uit het arbeidsomstandighedenspreekuur die een relatie hebben met het werk of de werkplek;

  • e. op welke wijze de persoonlijke levenssfeer van individuele werknemers die op het arbeidsomstandighedenspreekuur komen is gewaarborgd.

Artikel 2.6. Melding gegevens

  • 1 De arbodienst meldt een wijziging van zijn organisatievorm terstond aan de minister of, indien de minister een certificerende instelling heeft aangewezen, aan de certificerende instelling, bedoeld in artikel 2.7.

  • 2 Indien zich een wijziging voordoet in de gegevens, bedoeld in de artikelen 2.12, eerste lid, onder a of b, of 2.13, eerste lid, onder a, meldt de arbodienst onderscheidenlijk de werkgever dit zo spoedig mogelijk aan de minister of, indien de minister een certificerende instelling heeft aangewezen, aan de certificerende instelling, bedoeld in het eerste lid.

Paragraaf 2.3. Certificatie

Artikel 2.7. Aanwijzing certificerende instelling

Als certificerende instelling als bedoeld in artikel 2.14, eerste en tweede lid, van het besluit kan worden aangewezen een instelling die voldoet aan de criteria, opgenomen in het Reglement Certificatie Arbodiensten van 17 februari 1998 van de Stichting Beheer Certificatie Arbodiensten.

Artikel 2.8. Medeling inzake certificaat

Een certificerende instelling als bedoeld in artikel 2.7 doet mededeling aan de minister van de afgifte, de weigering of de intrekking van een certificaat als bedoeld in artikel 2.11, onder opgave van de redenen. Van de afgifte of de intrekking van een certificaat doet zij tevens mededeling in de Staatscourant.

Artikel 2.9. Klachtenprocedure

Een certificerende instelling als bedoeld in artikel 2.7 heeft een procedure voor het behandelen van klachten aangaande de dienstverlening door arbodiensten. Vastgelegd wordt op welke wijze deze taak wordt uitgevoerd, welke procedures daarbij worden gevolgd en op welke wijze klachten zo nodig zullen leiden tot correcties en preventieve maatregelen.

Artikel 2.10. Verrichten controle

Een certificerende instelling als bedoeld in artikel 2.7 verricht jaarlijks controle bij de arbodienst ten behoeve waarvan door de instelling een certificaat arbodienst is afgegeven.

Artikel 2.11. Afgifte certificaat arbodienst

  • 3 Een certificaat als bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt afgegeven voor een periode van ten hoogste vier jaar.

Artikel 2.12. Verstrekken gegevens bij aanvraag certificaat externe arbodienst

  • 1 Een externe arbodienst verstrekt aan de minister dan wel, indien de minister een certificerende instelling als bedoeld in artikel 2.7 heeft aangewezen, aan de certificerende instelling, bij de aanvraag van een certificaat arbodienst als bedoeld in artikel 2.11, eerste lid, de volgende gegevens:

    • a. met betrekking tot de deskundigen die voor de arbodienst werkzaam zijn:

    • b. met betrekking tot de organisatie-eisen, bedoeld in artikel 2.10 van het besluit:

      • 1º. een actueel bewijs van inschrijving bij de Kamer van Koophandel en de statuten van de arbodienst, en

      • 2º. een afschrift van de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd dan wel van de publiekrechtelijke aanstelling van de deskundigen in vaste dienst, waarbij de omvang van het dienstverband wordt vermeld;

    • c. met betrekking tot de werkgevers aan wie bijstand wordt verleend:

      • 1º. een lijst van verzorgde bedrijven, waarin opgenomen zijn de namen, adressen en telefoonnummers van die bedrijven en hun vestigingen, de economische hoofdactiviteit en het aantal werknemers per bedrijf of vestiging, en

      • 2º. een overzicht van het totaal aantal verzorgde werknemers.

  • 2 Indien een externe arbodienst niet de in het eerste lid, onder a tot en met c, bedoelde gegevens verstrekt, wordt de aanvraag van het certificaat arbodienst niet in behandeling genomen.

Artikel 2.13. Verstrekken gegevens bij aanvraag certificaat interne arbodienst

  • 1 De werkgever verstrekt aan de minister of, indien de minister een certificerende instelling als bedoeld in artikel 2.7 heeft aangewezen, aan de certificerende instelling, bij de aanvraag van een certificaat arbodienst als bedoeld in artikel 2.11, tweede lid, de volgende gegevens:

    • a. met betrekking tot de deskundigen die voor de arbodienst werkzaam zijn:

      • 1º. een overzicht van het aantal deskundigen, bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, van het besluit;

      • 2º. een overzicht van het aantal deskundigen dat per vakgebied, bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van het besluit, binnen de arbodienst werkzaam is;

      • 3º. een afschrift van de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd of publiekrechtelijke aanstelling in vaste dienst van de deskundigen in vaste dienst, waarbij de omvang van het dienstverband en het aantal formatieplaatsen worden vermeld;

      • 4º. van elk van de deskundigen een afschrift van het certificaat van vakbekwaamheid, bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van het besluit of een EG-verklaring als bedoeld in artikel 2.8 van het besluit, en

      • 5º. het aantal deskundigen op andere vakgebieden en de aard van die deskundigheden;

    • b. met betrekking tot zijn bedrijf of de vestigingen van zijn bedrijf:

      • 1º. naam, adres en telefoonnummer van het bedrijf of vestigingen, de economische hoofdactiviteit en het aantal werknemers van het bedrijf of van elke vestiging, en

      • 2º. een overzicht van het totaal aantal verzorgde werknemers;

  • 2 Indien de werkgever niet de in het eerste lid, onder a en b, bedoelde gegevens verstrekt, wordt de aanvraag van het certificaat arbodienst niet in behandeling genomen.

Artikel 2.14. Afgifte certificaat van vakbekwaamheid arbeids- en bedrijfsgeneeskunde

  • 1 Een certificaat van vakbekwaamheid arbeids- en bedrijfsgeneeskunde als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van het besluit wordt door de minister of, indien de minister een certificerende instelling heeft aangewezen, de certificerende instelling, afgegeven indien de aanvrager een opleiding heeft gevolgd die voldoet aan de opleidingseisen voor de hoofdstroom arbeid en gezondheid, bedoeld in het Besluit CSG no. 1-1996 van het College voor Sociale Geneeskunde, die heeft geleid tot registratie als sociaal-geneeskundige voor arbeid en gezondheid.

  • 2 Een certificaat als bedoeld in het eerste lid, wordt afgegeven voor een periode van ten hoogste vijf jaar.

Artikel 2.15. Afgifte certificaat van vakbekwaamheid arbeidshygiëne

  • 1 Een certificaat van vakbekwaamheid arbeidshygiëne als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van het besluit wordt door de minister of, indien de minister een certificerende instelling heeft aangewezen, de certificerende instelling, afgegeven indien de aanvrager voldoet aan de eisen, bedoeld in de regeling Certificering van arbeidshygiënisten van juni 1997 van de Stichting ter Certificering van Arbeidshygiënisten.

  • 2 Een certificaat als bedoeld in het eerste lid, wordt afgegeven voor een periode van ten hoogste vier jaar.

Artikel 2.16. Afgifte certificaat van vakbekwaamheid veiligheidskunde

  • 1 Een certificaat van vakbekwaamheid veiligheidskunde als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van het besluit wordt door de minister of, indien de minister een certificerende instelling heeft aangewezen, de certificerende instelling, afgegeven indien de aanvrager voldoet aan de eisen voor de certificatie van veiligheidskundigen niveau 3, bedoeld in de Regelingen Schema Veiligheidskundigen van 3 juli 1997 van de Stichting voor de Certificatie van Vakbekwaamheid SKO.

  • 2 Een certificaat als bedoeld in het eerste lid, wordt afgegeven voor een periode van ten hoogste vier jaar.

Artikel 2.17. Afgifte certificaat van vakbekwaamheid arbeids- en organisatiekunde

  • 1 Een certificaat arbeids- en organisatiekunde als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van het besluit wordt door de minister of, indien de minister een certificerende instelling heeft aangewezen, de certificerende instelling, afgegeven indien de aanvrager voldoet aan de certificatie-eisen voor arbeids- en organisatiedeskundigen, bedoeld in paragraaf 2 van hoofdstuk 6.11 van Bijlage 6.1 van het Kwaliteitshandboek stichting registratie arbeids- en organisatiedeskundigen van 13 januari 1998 van de Stichting Registratie Arbeids- en Organisatie-deskundigen.

  • 2 Een certificaat als bedoeld in het eerste lid, wordt afgegeven voor een periode van ten hoogste vier jaar.

Artikel 2.18. Verstrekken gegevens certificaat van vakbekwaamheid arbeids- en bedrijfsgeneeskunde, arbeidshygiëne, veiligheidskunde en arbeids- en organisatiekunde

De aanvrager van een certificaat als bedoeld in de artikelen 2.14 tot en met 2.17 verstrekt aan de minister of, indien de minister een certificerende instelling heeft aangewezen, aan de certificerende instelling, bij de aanvraag de relevante gegevens met betrekking tot opleiding, kennis en beroepservaring in verband met de eisen, bedoeld in de desbetreffende artikelen.

Paragraaf 2.4. EG-verklaring

Artikel 2.19. Aanvraag

  • 1 In deze paragraaf wordt verstaan onder lidstaat: een lidstaat van de Europese Unie of een andere staat die partij is bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.

Artikel 2.20. Vereisten

Bij de schriftelijke aanvraag, bedoeld in artikel 2.19, tweede lid, wordt aangegeven dan wel overgelegd:

  • a. een gewaarmerkte kopie van het diploma dan wel de diploma’s, bedoeld in artikel 2 dan wel 3 van de Algemene wet erkenning EG-hoger-onderwijsdiploma’s waarvan gelijkstelling door middel van een EG-verklaring wordt verlangd alsmede een gewaarmerkte kopie van de daarbij behorende cijferlijst of beoordelingen;

  • b. een overzicht van relevante studiegegevens, in ieder geval bevattende de totale cursusduur, de bestudeerde hoofdvakken, en eventueel andere vakken, gegevens omtrent gevolgde stages, gemaakte verslagen en publicaties en, indien beschikbaar, tevens een globale leerstofomschrijving van deze vakken met de daarbij behorende studietijd;

  • c. een schriftelijke verklaring van een daartoe bevoegde instantie in de lidstaat waar het diploma is behaald of erkend waaruit blijkt welke bevoegdheid de aanvrager in de lidstaat op grond van zijn diploma heeft;

  • d. indien de opleiding overwegend buiten de lidstaat is genoten, een bewijsstuk gewaarmerkt door de daartoe bevoegde instantie in de lidstaat waar het diploma is behaald of erkend, dat ten minste drie jaren beroepservaring is opgedaan;

  • e. indien de aanvraag en de in dit artikel bedoelde stukken in een andere dan de Nederlandse of Engelse taal zijn gesteld, een, zo mogelijk, door een beëdigd tolk vertaler opgestelde vertaling daarvan in één van deze talen.

Artikel 2.21. Afgifte

  • 1 Een EG-verklaring wordt afgegeven indien:

    • 1º. de vakgebieden van de opleiding die ten grondslag heeft gelegen aan het door de aanvrager behaalde diploma als bedoeld in artikel 2 of artikel 3 van de Algemene wet erkenning EG-hoger-onderwijsdiploma’s niet of in geringe mate verschillen van de wezenlijke vakgebieden van de Nederlandse opleidingen die de diploma’s afgeven die zijn vereist voor afgifte van een certificaat van vakbekwaamheid als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van het besluit, en

    • 2º. de cursusduur van de gevolgde opleiding minder dan een jaar korter is dan die van de Nederlandse opleidingen, bedoeld onder 1°, of

    • 3º. de cursusduur van de gevolgde opleiding ten minste een jaar korter is dan de cursusduur van de Nederlandse opleiding, bedoeld onder 1°, indien de aanvrager aantoont te beschikken over ten minste twee jaar beroepservaring, of

    • 4º. de aanvrager een deeltijdse opleiding heeft gevolgd, dan wel een opleiding heeft gevolgd die in de lidstaat waar het diploma is afgegeven of erkend gelijkwaardig is verklaard met de aldaar vereiste opleiding.

Artikel 2.22. Proeve van bekwaamheid en aanpassingsstage

  • 1 Bij een proeve van bekwaamheid wordt de volgende procedure gevolgd:

    • a. op grond van de door aanvrager overgelegde gegevens wordt een lijst opgesteld van de vakgebieden die, in vergelijking met de vereiste Nederlandse opleiding, meer dan in geringe mate verschillen van de opleiding die de aanvrager heeft gevolgd, en waarvan de kennis een wezenlijke voorwaarde is om in Nederland een certificaat van vakbekwaamheid als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van het besluit te verkrijgen;

    • b. de proeve van bekwaamheid heeft betrekking op de onder a bedoelde vakgebieden en wordt afgenomen door een in het kader van de aanvraag aan te wijzen Nederlandse instelling die een relevante opleiding verzorgt;

    • c. in het kader van de aanvraag wordt op basis van de omvang van de af te leggen proeve de hoogte van het door de aanvrager aan de desbetreffende instelling te betalen examengeld bepaald;

    • d. aan aanvrager wordt schriftelijk meegedeeld op welke vakgebieden de proeve betrekking zal hebben, welke instelling de proeve af zal nemen en wat de hoogte van het examengeld is;

    • e. de desbetreffende instelling doet de aanvrager schriftelijk opgave van de te bestuderen literatuur;

    • f. de desbetreffende instelling stelt de criteria vast voor de beoordeling van de proeve;

    • g. de desbetreffende instelling biedt binnen vier maanden nadat de aanvrager te kennen heeft gegeven de proeve van bekwaamheid te willen afleggen en hij tevens het examengeld heeft betaald, de gelegenheid tot het afleggen van de proeve;

    • h. de proeve wordt naar keuze van de aanvrager in de Nederlandse of Engelse taal afgenomen;

    • i. de desbetreffende instelling deelt het resultaat van de proeve zo spoedig mogelijk mee aan de aanvrager en aan de minister.

  • 2 Een aanpassingsstage wordt als volgt vormgegeven:

    • a. de aanvrager verricht gedurende een in het kader van de aanvraag te bepalen periode van ten hoogste drie jaar werkzaamheden op het desbetreffende vakgebied;

    • b. de aanvrager verricht tijdens deze periode werkzaamheden onder verantwoordelijkheid en begeleiding van een deskundige die in het bezit is van een certificaat van vakbekwaamheid als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van het besluit op het desbetreffende vakgebied;

    • c. na overleg tussen de aanvrager en diens begeleider kan de begeleider besluiten dat aan de stage een aanvullende opleiding wordt gekoppeld;

    • d. de stage wordt beoordeeld op de vraag of de aanvrager de vakgebieden bedoeld in artikel 2.20, tweede lid, in voldoende mate beheerst, en

    • e. het resultaat van de beoordeling wordt zo spoedig mogelijk meegedeeld aan de aanvrager en de minister.

  • 3 Indien de proeve van bekwaamheid niet met positief resultaat is afgelegd of de aanpassingsstage negatief is beoordeeld, heeft de aanvrager het recht nog een maal, naar keuze, een proeve van bekwaamheid af te leggen of een aanpassingsstage te doorlopen.

Paragraaf 2.5. Vrijstelling

Artikel 2.23. Vrijstelling bijstand arbodienst bij ziekteverzuim

Ten behoeve van werkgevers die uitsluitend:

  • a. personen onder hun gezag arbeid laten verrichten zonder arbeidsovereenkomst of publiekrechtelijke aanstelling;

  • b. personen arbeid laten verrichten op incidentele oproep, jegens wie na afloop van de oproep geen loondoorbetalingsplicht bij ziekte op grond van artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek bestaat;

wordt tot 1 januari 2005 vrijstelling verleend van artikel 14, derde lid, laatste volzin, van de wet wat betreft de bijstand door een arbodienst met betrekking tot de taak, bedoeld in artikel 14, derde lid, onder b, van de wet.

Artikel 2.24. Vrijstelling bijstand arbodienst bij risico-inventarisatie en -evaluatie

  • 1 Ten behoeve van werkgevers die personen arbeid laten verrichten voor een tijdsduur van in totaal ten hoogste 40 uren per week, wordt tot 1 januari 2005 vrijstelling verleend van artikel 14, derde lid, lid, laatste volzin, van de wet wat betreft de bijstand door een arbodienst met betrekking tot de taak, bedoeld in artikel 14, derde lid, onder a, van de wet.

  • 2 Bij de toepassing van het eerste lid wordt buiten beschouwing gelaten de tijdsduur van arbeid die een werkgever laat verrichten door personen, die geen werknemer zijn in de zin van de Ziektewet omdat de arbeid onbezoldigd wordt verricht.

  • 3 Bij de toepassing van het eerste lid wordt buiten beschouwing gelaten de tijdsduur van arbeid verricht door een directeur-grootaandeelhouder als bedoeld in de Regeling aanwijzing directeur-grootaandeelhouder.

Hoofdstuk 3. Bouwproces en winningsindustrieën met behulp van boringen

Paragraaf 3.2. Winningsindustrieën met behulp van boringen

Artikel 3.2. Definities

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

a. risico-analyse:

systematisch onderzoek van risico's voor de veiligheid en de gezondheid op basis waarvan een beoordeling van die risico's wordt gemaakt als bedoeld in artikel 5 van de wet;

b. acceptatiecriteria:

de grenzen waarbinnen risico's aanvaardbaar zijn;

c. prestatienormen:

duidelijke en meetbare parameters ten aanzien van die prestaties van een procesinstallatie of componenten daarvan, van apparatuur en van beheerssystemen, die direct bijdragen aan de verwezenlijking van veiligheids- en gezondheidsdoelstellingen;

d. mijnbouwwerk:

een werk als bedoeld in artikel 1, onderdeel n, van de Mijnbouwwet;

e. mijnbouwinstallatie:

een installatie als bedoeld in artikel 1.1, derde lid, onderdeel f, van het besluit;

f. veiligheids- en gezondheidszorgsysteem:

een systeem als bedoeld in artikel 2.42e van het besluit;

g. veiligheids- en gezondheidsdocument:

een document als bedoeld in artikel 2.42f van het besluit.

Artikel 3.2a. Bepaling risico’s en grenzen

  • 2 De grenzen in het kader van bepaling van de acceptatiecriteria, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, onderdeel b, worden, voor zover mogelijk, kwantitatief bepaald. Voor zover dit niet mogelijk is, worden deze grenzen kwalitatief bepaald.

Artikel 3.3. Veiligheids- en gezondheidszorgsysteem

Het veiligheids- en gezondheidszorgsysteem is gebaseerd op een procesgerichte internationaal erkende norm voor de beheersing van veiligheid, gezondheid, kwaliteitszorg of milieu.

Artikel 3.4. Vastlegging veiligheids- en gezondheidszorgsysteem

  • 1 Het veiligheids- en gezondheidszorgsysteem wordt schriftelijk vastgelegd.

  • 2 In de beschrijving van het veiligheids- en gezondheidszorgsysteem wordt aangegeven wat de onderdelen van dit systeem inhouden en hoe de samenhang is tussen deze onderdelen.

Artikel 3.5. Doorlichting veiligheids- en gezondheidszorgsysteem

  • 1 Het veiligheids- en gezondheidszorgsysteem wordt regelmatig doorgelicht op basis van internationaal erkende normen voor het doorlichten van zorgsystemen.

  • 2 De aard en de frequentie van de doorlichting wordt zodanig gekozen dat de doeltreffendheid van het veiligheids- en gezondheidszorgsysteem telkens na een periode van drie jaar kan worden bepaald.

Artikel 3.6. Veiligheids- en gezondheidsdocument

  • 1 Er wordt een veiligheids- en gezondheidsdocument opgesteld voor de volgende mijnbouwwerken:

    • a. ieder mijnbouwwerk op het land;

    • b. iedere vast opgestelde mijnbouwinstallatie;

    • c. iedere als een geheel verplaatsbare mijnbouwinstallatie, en

    • d. iedere andere verplaatsbare installatie met behulp waarvan boorgaten worden geboord of werkzaamheden in of aan een bestaand boorgat worden uitgevoerd;

  • 2 Het veiligheids- en gezondheidsdocument, bedoeld in het eerste lid, is op de mijnbouwwerken, bedoeld in het eerste lid, aanwezig.

Artikel 3.7. Veiligheids- en gezondheidsdocument voor werkzaamheden

  • 1 Voor zover niet reeds bij het opstellen van het veiligheids- en gezondheidsdocument, bedoeld in artikel 3.6, hiermee rekening is gehouden, wordt er een veiligheids- en gezondheidsdocument opgesteld voor de volgende bijzondere werkzaamheden:

    • a. het boren van een boorgat;

    • b. het uitvoeren van werkzaamheden in of aan een bestaand boorgat, en

    • c. het gelijktijdig uitvoeren van werkzaamheden op een mijnbouwwerk of op of in de nabijheid van een mijnbouwinstallatie, indien het gelijktijdig uitvoeren van deze werkzaamheden een gevaar voor de veiligheid en de gezondheid vormt.

  • 2 Het veiligheids- en gezondheidsdocument, bedoeld in het eerste lid, is bij de uit te voeren werkzaamheden aanwezig.

Artikel 3.8. Onderdelen veiligheids- en gezondheidsdocument voor mijnbouwwerken

  • 1 Het veiligheids- en gezondheidsdocument, bedoeld in artikel 3.6, onderdelen a en b, bestaat uit de volgende onderdelen:

    • a. het voorontwerprapport;

    • b. het gedetailleerd ontwerp, opstarten en gebruik;

    • c. het addendum gebruik;

    • d. het addendum grote wijzigingen, en

    • e. het addendum verlaten en verwijderen.

  • 2 Het veiligheids- en gezondheidsdocument, bedoeld in artikel 3.6, onderdelen c en d, bestaat uit de volgende onderdelen:

    • a. het gedetailleerd ontwerp, opstarten en gebruik;

    • b. het addendum gebruik, en

    • c. het addendum grote wijzigingen.

Artikel 3.9. Inhoud veiligheids- en gezondheidsdocument voor mijnbouwwerken

Het veiligheids- en gezondheidsdocument, bedoeld in artikel 3.6, bevat:

  • a. een duidelijke en nauwkeurige beschrijving van het mijnbouwwerk alsmede van de werkzaamheden die op het mijnbouwwerk worden uitgevoerd, met inbegrip van een aanduiding van de voorzieningen die in het ontwerp van het mijnbouwwerk zijn opgenomen ter uitsluiting of vermindering van de risico's;

  • b. in aanvulling op onderdeel a, de informatie, bedoeld in bijlage IIIA bij deze regeling;

  • c. de informatie, bedoeld in bijlage IIIB bij deze regeling, met betrekking tot het brandbestrijdingsplan;

  • d. de informatie, bedoeld in onderdeel c, is gebaseerd op de opgave, bedoeld in artikel 2.42f, eerste lid, onder a, van het besluit;

  • e. een opgave van de acceptatiecriteria;

  • f. een lijst van alle geïdentificeerde en geanalyseerde risico's, inclusief een samenvatting van het onderzoek dat in dit kader is verricht voor het mijnbouwwerk op het land of de vast opgestelde mijnbouwinstallatie als bedoeld in bijlage IIIC bij deze regeling of voor de als een geheel verplaatsbare mijnbouwinstallatie of een andere verplaatsbare installatie met behulp waarvan boorgaten worden geboord of werkzaamheden in een bestaand boorgat worden uitgevoerd, bedoeld in bijlage IIID bij deze regeling;

  • g. een specificatie van de bronnen, die zijn gebruikt bij het identificeren, analyseren en evalueren van de risico's, met inbegrip van een beschrijving van de wijze waarop de geschiktheid en betrouwbaarheid van de bronnen is vastgesteld;

  • h. een beoordeling van de doeltreffendheid en geschiktheid van het veiligheids- en gezondheidszorgsysteem voor het mijnbouwwerk met inbegrip van de resultaten en de noodzakelijk bevonden wijzigingen of aanvullingen van dat zorgsysteem;

  • i. een samenvatting, in niet-technische terminologie, van het onderzoek, bedoeld in bijlage IIIC en IIID bij deze regeling, dat is verricht in het kader van het opstellen van het veiligheids- en gezondheidsdocument;

  • j. een opgave van de noodzakelijk geachte risicoverminderende maatregelen, inclusief een samenvatting van al het onderzoek dat in dit kader is verricht;

  • k. een opgave van de prestatienormen;

  • l. de grenzen waarbinnen de op het mijnbouwwerk gebruikte apparatuur en beheerssystemen normaal kunnen functioneren;

  • m. een actieplan met tijdpad voor de realisatie van de maatregelen, bedoeld in onderdeel j;

  • n. een toetsing van de vermelde risico's aan de acceptatiecriteria;

  • o. een toetsing van de prestaties van een procesinstallatie of componenten daarvan, van apparatuur en van beheerssystemen aan de prestatienormen, en

  • p. een schriftelijke verklaring dat de risico's ten minste binnen de van tevoren vastgestelde acceptatiecriteria en prestatienormen vallen.

Artikel 3.10. Inhoud veiligheids- en gezondheidsdocument voor werkzaamheden

  • 1 Het veiligheids- en gezondheidsdocument, bedoeld in artikel 3.7, bevat:

    • a. een overzichtstekening waarop de combinaties, bedoeld in het tweede lid, zijn aangegeven;

    • b. een opgave van de acceptatiecriteria;

    • c. een beoordeling en een evaluatie van de gevaren en de daarmee samenhangende risico's die specifiek zijn voor de locatie en voor de werkzaamheden waarop het veiligheids- en gezondheidsdocument betrekking heeft;

    • d. een specificatie van de bronnen, die zijn gebruikt bij het identificeren, analyseren en evalueren van de risico's, met inbegrip van een beschrijving van de wijze waarop de geschiktheid en betrouwbaarheid van de bronnen is vastgesteld;

    • e. een evaluatie van alle beheerssystemen die bijdragen aan de vermindering van de risico's;

    • f. een opgave van de noodzakelijk geachte risicoverminderende maatregelen, inclusief een samenvatting van al het onderzoek dat in dit kader is verricht;

    • g. een opgave van de prestatienormen;

    • h. een toetsing van de vermelde risico's aan de acceptatiecriteria, en

    • i. een toetsing van de prestaties van een procesinstallatie of componenten daarvan, van apparatuur en van beheerssystemen aan de prestatienormen.

Artikel 3.11. Toezenden gegevens

  • 3 Het addendum gebruik, bedoeld in artikel 3.8, eerste en tweede lid, wordt voor de eerste maal vijf jaar na toezending van het gedetailleerd ontwerp, opstarten en gebruik en vervolgens eenmaal in de vijf jaar in tweevoud toegezonden aan een daartoe aangewezen ambtenaar als bedoeld in artikel 24 van de wet.

  • 5 Het addendum verlaten en verwijderen, bedoeld in artikel 3.8, eerste lid, wordt acht weken voor het verlaten van een mijnbouwwerk of het verwijderen van een vast opgestelde mijnbouwinstallatie in tweevoud toegezonden aan een daartoe aangewezen ambtenaar als bedoeld in artikel 24 van de wet.

Artikel 3.12. Toezenden van het veiligheids- en gezondheidsdocument voor werkzaamheden

  • 1 Het veiligheids- en gezondheidsdocument, bedoeld in artikel 3.7, wordt vier weken voor de aanvang van de werkzaamheden in tweevoud toegezonden aan een daartoe aangewezen ambtenaar als bedoeld in artikel 24 van de wet.

  • 2 Dit veiligheids- en gezondheidsdocument gaat vergezeld van het werkprogramma, bedoeld in artikel 74 van het Mijnbouwbesluit indien het de volgende werkzaamheden betreft:

    • a. het boren van een boorgat;

    • b. het uitvoeren van werkzaamheden in een bestaand boorgat.

Artikel 3.13. Naleving veiligheids- en gezondheidsdocument

  • 2 De werkgever die verantwoordelijk is voor het mijnbouwwerk, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, beoordeelt regelmatig en systematisch de naleving en de doeltreffendheid van het veiligheids- en gezondheidsdocument.

  • 3 Indien de resultaten van de beoordeling, bedoeld in het tweede lid, daartoe aanleiding geven, herziet de werkgever die verantwoordelijk is voor de arbeidsplaats het veiligheids- en gezondheidsdocument. De herziene delen van het veiligheids- en gezondheidsdocument worden, alvorens het gewijzigde veiligheids- en gezondheidsdocument wordt uitgevoerd, in tweevoud toegezonden aan een daartoe aangewezen ambtenaar als bedoeld in artikel 24 van de wet.

Artikel 3.14. Noodplan

Hoofdstuk 4. Gevaarlijke Stoffen

Paragraaf 4.1. Veiligheid aan op of in tankschepen

Artikel 4.1. Algemene bepalingen

Voor de toepassing van deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a. brandbare vloeistoffen: vloeistoffen waarvan het vlampunt niet hoger is dan 100°C;

  • b. K0-, K1- en K2-vloeistoffen: brandbare vloeistoffen, met een vlampunt lager of gelijk aan 55°C, waaronder mede begrepen brandbare gassen, al dan niet in vloeibare vorm, voor zover niet begrepen onder KT-vloeistoffen;

  • c. K3-vloeistoffen: brandbare vloeistoffen, geen KT-vloeistoffen zijnde, waarvan het vlampunt hoger is dan 55°C;

  • d. KT-vloeistoffen: brandbare vloeistoffen, waaronder mede begrepen brandbare gassen, al dan niet in vloeibare vorm, welke gevaar voor vergiftiging, bedwelming of verstikking kunnen opleveren;

  • e. T-vloeistoffen: vloeistoffen, niet zijnde brandbare vloeistoffen, waaronder mede begrepen gassen, al dan niet in vloeibare vorm, welke gevaar voor vergiftiging bedwelming of verstikking kunnen opleveren;

  • f. K1-ruimte: een tot een schip behorende ruimte waarin K0-, K1- of K2-vloeistoffen en geen KT-vloeistoffen of resten daarvan anders dan in verpakking voorkomen;

  • g. K3-ruimte: een tot een schip behorende ruimte waarin geen andere brandbare vloeistoffen dan K3-vloeistoffen of resten daarvan anders dan in verpakking voorkomen;

  • h. KT-ruimte:een tot een schip behorende ruimte waarin KT-vloeistoffen of resten daarvan anders dan in verpakking voorkomen;

  • i. T-ruimte: een tot een schip behorende ruimte waarin T-vloeistoffen en geen KT-vloeistoffen of resten daarvan anders dan in verpakking voorkomen;

  • j. K1-schip: een schip waarvan een of meer van de ladingtanks een K1-ruimte is of voor het schoonmaken daarvan was;

  • k. K3-schip: een schip, in de ladingtanks waarvan noch andere brandbare vloeistoffen dan K3-vloeistoffen geen T-vloeistoffen of resten van een van die vloeistoffen anders dan in verpakking voorkomen;

  • l. KT-schip: een schip waarvan een of meer van de ladingtanks een KT-ruimte is of voor het schoonmaken daarvan was;

  • m. T-schip: een schip, niet zijnde een K1- of KT-schip, waarvan een of meer van de ladingtanks een T-ruimte is of voor het schoonmaken daarvan was;

  • n. vuur: vuur, vonkvorming, open licht of elk oppervlak met een temperatuur welke gelijk is aan of hoger is dan de minimumontstekingstemperatuur van de vloeistoffen of de gassen die de ladingtanks bevatten of waarvan resten in die tanks voorkomen;

  • o. werk met vuur: werkzaamheden waarbij vuur wordt gebruikt of kan ontstaan;

  • p. koud werk: werkzaamheden waarbij geen vuur wordt gebruikt of kan ontstaan;

  • q. schoonmaken: iedere handeling die gericht is op of verband houdt met het schoon-, gasvrij- of droogmaken van een K1-, KT-, K3- of T-ruimte;

  • r. ladingzone: de ladingtanks en alle rechtstreeks aan deze tanks grenzende tanks of andere ruimten, welke als afscheiding dienen tussen de ladingtanks en de overige ruimten van het schip;

  • s. gasdeskundige: een deskundig persoon als bedoeld in artikel 4.7, derde lid, van het besluit die voldoet aan de artikelen 4.14 en 4.15;

  • t. veiligheids- en gezondheidsverklaring: een door een gasdeskundige na een doeltreffend onderzoek afgegeven verklaring als bedoeld in artikel 4.7, derde lid, van het besluit, overeenkomstig een van de bij bijlage IVA van deze regeling vastgestelde modellen.

Artikel 4.2. Toepassingsgebied

Deze paragraaf is van toepassing op de in artikel 4.7, eerste lid, van het besluit bedoelde werkzaamheden op K1-, K3-, KT- of T-schepen.

Artikel 4.3. Veiligheidsmaatregelen

Indien zich bij of als gevolg van het verrichten van de werkzaamheden, bedoeld in artikel 4.7, eerste lid, van het besluit gevaarlijke gassen concentreren en deze door onvoldoende luchtbeweging niet snel genoeg worden verdund of afgevoerd, worden maatregelen getroffen om deze concentraties te beperken. Indien dit niet in voldoende mate mogelijk is, worden de tankdeksels gesloten en de desbetreffende werkzaamheden gestaakt.

Artikel 4.4. Schoonmaken

  • 1 Alvorens werknemers de schoon te maken ruimten betreden, is vastgesteld dat zulks zonder gevaar voor de veiligheid en gezondheid kan geschieden.

  • 2 Een schoon te maken ruimte wordt niet betreden zolang als gevolg van werkzaamheden in een aangrenzende ruimte de temperatuur van de schotten aanmerkelijk hoger kan worden dan de omgevingstemperatuur.

  • 3 Een schoon te maken ruimte wordt evenmin betreden zolang in een aangrenzende ruimte een explosief mengsel aanwezig is en deze ruimte niet is gesloten.

  • 4 Tijdens het schoonmaken worden aan dek en in de ladingzone geen andere werkzaamheden verricht dan die welke verband houden met het schoonmaken.

Artikel 4.5. Onderzoek

Tijdens het schoonmaken wordt zo dikwijls als dit nodig is, onderzocht of als gevolg van vrijkomende vloeistoffen, gassen of dampen gevaar voor brand, ontploffing, bedwelming, verstikking of vergiftiging ontstaat.

Artikel 4.6. Voorkomen gevaren

  • 1 Het schoonmaken van K1-, K3- en KT-ruimten is erop gericht de concentratie van gassen en dampen onder de onderste explosiegrens te houden of op veilige wijze tot onder die grens terug te brengen. Indien tijdens het schoonmaken een gassamenstelling optreedt, welke gevaar oplevert voor een ontploffing, wordt de duur van deze toestand zo kort mogelijk gehouden. Indien het schoonmaken geschiedt met gebruikmaking van inert gas, wordt dit op zodanige wijze uitgevoerd, dat een ontplofbaar mengsel niet kan ontstaan.

  • 2 Het schoonmaken van K1-, K3-, KT- en T-ruimten wordt zo uitgevoerd, dat binnen en buiten die ruimten naar redelijke verwachting geen gevaar voor bedwelming, verstikking of vergiftiging kan ontstaan. Indien het schoonmaken geschiedt met gebruikmaking van inert gas, wordt dit op zodanige wijze uitgevoerd, dat een ontplofbaar mengsel niet kan optreden.

Artikel 4.7. Veiligheidsvoorwaarden

  • 1 Het schoonmaken van K1-, K3- of KT-ruimten aan boord van K1-, K3-, of KT-schepen vindt slechts plaats indien binnen een afstand van 25 meter van de ladingzone geen vuur aanwezig is noch naar redelijke verwachting kan ontstaan.

  • 2 Het schoonmaken van K1-, K3- of KT-ruimten aan boord van K1-, K3-, of KT-schepen vindt slechts plaats indien binnen een afstand van 25 meter van de ladingzone geen gevaar bestaat voor vonkvorming of ontstekingsgevaar door elektrostatische ladingen.

  • 3 Het schoonmaken van K1-, K3- of KT-ruimten aan boord van K1-, K3-, of KT-schepen vindt slechts plaats indien binnen een afstand van 25 meter van de ladingzone niet gerookt wordt.

  • 4 Het schoonmaken van K1-, K3- of KT-ruimten aan boord van K1-, K3-, of KT-schepen vindt slechts plaats indien er binnen een afstand van 25 meter van de ladingzone geen onbevoegden kunnen komen.

  • 5 De ladingtanks in de gehele ladingzone van K1,- K3- en KT-schepen worden niet geopend dan nadat aan het eerste tot en met vierde lid is voldaan.

  • 6 De ladingtanks in de gehele ladingzone van T-schepen worden niet geopend dan nadat aan het vierde lid is voldaan.

Artikel 4.8. Veiligheids- en gezondheidsverklaring

De artikelen 4.4, vierde lid, en 4.7 zijn niet van toepassing op K3-ruimten buiten de ladingzone op K1-, KT- en T-schepen indien met betrekking tot deze schepen een veiligheids- en gezondheidsverklaring als bedoeld in artikel 4.1, onder t, is afgegeven.

Artikel 4.9. Onderhouden, verbouwen, herstellen en slopen

  • 1 Het onderhouden, verbouwen, herstellen en slopen van K1-, K3-, KT- of T-schepen vindt slechts plaats nadat een onderzoek, uitgevoerd overeenkomstig de bij artikel 4.10 gestelde regels heeft plaatsgevonden en in verband met dit onderzoek een volledig en correct ingevulde veiligheids- en gezondheidsverklaring is uitgereikt aan de werkgever die de onderhouds-, herstellings-, verbouwings-, of sloopwerkzaamheden zal uitvoeren.

  • 2 Het onderhouden, verbouwen, herstellen en slopen van K1-, K3-, KT- of T-schepen vindt voorts slechts plaats voor zover die werkzaamheden en de ruimten waarin deze worden uitgevoerd, zijn vermeld in de in het eerste lid bedoelde veiligheids- en gezondheidsverklaring als zijnde toegestaan.

  • 3 Een veiligheids- en gezondheidsverklaring als bedoeld in het eerste lid wordt bij een gasdeskundige aangevraagd.

  • 4 Bij de aanvraag worden alle inlichtingen verstrekt, welke met het oog op de afgifte van de veiligheids- en gezondheidsverklaring van belang zijn, terwijl desverlangd nadere inlichtingen ter zake worden verstrekt.

Artikel 4.10. Onderzoek gasdeskundige

  • 1 Het in artikel 4.9 bedoelde onderzoek wordt ingesteld door de gasdeskundige, die de uitslag van dat onderzoek vermeldt op de door hem uit te reiken veiligheids- en gezondheidsverklaring.

  • 2 De gasdeskundige strekt dit onderzoek uit over alle ruimten ten aanzien waarvan hij dit in verband met de aard van de te verrichten werkzaamheden noodzakelijk acht. Bij het onderzoek betrekt de gasdeskundige zo nodig een goed geoutilleerd laboratorium. Hij maakt gebruik van deugdelijke, in goede staat verkerende meet- en andere hulpapparatuur.

  • 3 Hij stelt vast of de te onderzoeken ruimten:

    • a. K1-, KT-, K3- of T-ruimten zijn;

    • b. veilig voor mensen zijn in die zin, dat:

      • 1º. werknemers die ruimten zonder gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen kunnen betreden, en

      • 2º. geen gevaar voor bedwelming, verstikking, vergiftiging of letsel bestaat, met dien verstande dat een ruimte ten aanzien waarvan het voorgaande niet is gebleken, op de veiligheids- en gezondheidsverklaring wordt aangeduid als “niet veilig voor mensen”;

    • c. veilig voor vuur zijn in die zin, dat:

      • 1º. de resten van brandbare vloeistoffen daaruit zijn verwijderd zodat geen gevaar bestaat voor brand;

      • 2º. eventueel nog aanwezige brandbare gassen of dampen nergens een concentratie in de lucht vormen, welke hoger ligt dan 20% van de onderste explosiegrens;

      • 3º. de aangrenzende ruimten hetzij voldoen aan het onder 1° en 2° gestelde, hetzij tot de top zijn gevuld met water waarop zich geen K0-, K1-, K2- of KT-vloeistoffen bevinden, hetzij op andere wijze brand- en explosie-veilig zijn gemaakt,

      met dien verstande, dat een ruimte ten aanzien waarvan het voorgaande niet is gebleken, op de veiligheids- en gezondheidsverklaring wordt aangeduid als “niet veilig voor vuur”.

  • 4 De gasdeskundige reikt een veiligheids- en gezondheidsverklaring uit, indien hij heeft vastgesteld, dat:

    • a. de ruimten waarin koud werk moet worden verricht, veilig voor mensen zijn;

    • b. de ruimten waarin werk met vuur moet worden verricht, zowel veilig voor mensen als veilig voor vuur zijn;

    • c. de toestand waarin andere dan de onder a en b bedoelde ruimten zich bevinden en de wijze waarop zij zijn afgesloten, zodanig zijn dat de in de verklaring aangewezen werkzaamheden zonder gevaar voor de veiligheid en gezondheid van de werknemers uitgevoerd kunnen worden.

  • 5 Hij reikt een veiligheids- en gezondheidsverklaring voor het verrichten van werk met vuur in een deel van de ladingzone van K1- en KT-schepen slechts uit, indien hem ten minste zes uren na de in het vierde lid bedoelde vaststelling uit een doeltreffend onderzoek is gebleken, dat de in dat lid vermelde ruimten nog steeds voldoen aan de daarbij gestelde eisen.

  • 6 In afwijking van het vierde lid reikt hij een veiligheids- en gezondheidsverklaring voor het verrichten van werk met vuur in de ladingzone van K1- en KT-schepen slechts uit, indien hij heeft vastgesteld, dat:

    • a. de gehele ladingzone veilig voor mensen als bedoeld in het derde lid, onder b, en veilig voor vuur als bedoeld in het derde lid, onder c, is, en

    • b. de toestand waarin andere dan de onder a bedoelde ruimten zich bevinden en de wijze waarop zij zijn afgesloten, zodanig zijn dat de in de veiligheids- en gezondheidsverklaring aangewezen werkzaamheden veilig uitgevoerd kunnen worden en indien hem ten minste zes uren na die vaststelling uit een doeltreffend onderzoek is gebleken, dat geen wijziging heeft plaatsgevonden in de onder a en b bedoelde toestand.

  • 7 Een veiligheids- en gezondheidsverklaring is niet van toepassing op leidingen in of buiten het tankschip en is alleen geldig als zij volledig en juist is ingevuld en zolang de toestand op grond waarvan de verklaring is verleend ongewijzigd is.

Artikel 4.11. Werken met vuur zonder veiligheids- en gezondheidsverklaring

Werk met vuur boven dan wel in een deel van de ladingzone aan een K1- of KT-schip dat niet veilig voor vuur is als bedoeld in artikel 4.10, derde lid, onder c en waarbij in afwijking van artikel 4.9 niet de daartoe vereiste veiligheids- en gezondheidsverklaring is uitgereikt is alleen dan toegestaan indien:

  • a. de aard van de werkzaamheden, de plaats of plaatsen waar deze werkzaamheden zullen worden uitgevoerd en de periode waarin zij zullen worden verricht, nauwkeurig zijn aangeduid door de reparateur;

  • b. de plaatsen waar vonken of gloeiende metaaldelen kunnen neerkomen door de werkzaamheden, nauwkeurig zijn aangeduid door de reparateur;

  • c. de plaatsen waar aanmerkelijke temperatuurverhoging kan optreden als gevolg van de werkzaamheden, nauwkeurig zijn aangeduid door de reparateur;

  • d. door een gasdeskundige een gedagtekende verklaring is uitgereikt waaruit blijkt dat op de onder a tot en met c bedoelde plaatsen de resten van brandbare vloeistoffen zijn verwijderd, zodat geen brandgevaar bestaat;

  • e. door een gasdeskundige een volledig en juist ingevulde veiligheids- en gezondheidsverklaring is afgegeven waaruit blijkt dat ruimten waarin gewerkt moet worden en aangrenzende ruimten veilig voor mensen zijn of geïnertiseerd als bedoeld in artikel 4.10, derde lid, onder b.

Artikel 4.12. Werken met vuur zonder veiligheids- en gezondheidsverklaring, binnen 25 meter van de ladingzone

  • 1 Binnen 25 meter van de ladingzone op een K1, of KT-schip dat niet veilig voor vuur is als bedoeld in artikel 4.10, derde lid, onder c, en waarvoor, in afwijking van artikel 4.9 niet de daartoe vereiste veiligheids- en gezondheidsverklaring is uitgereikt, is de aanwezigheid van vuur slechts toegestaan indien door een gasdeskundige voor de aanvang van de werkzaamheden een verklaring is afgegeven waaruit blijkt, dat de ladingzone veilig voor mensen is als bedoeld in artikel 4.10, derde lid, onder b.

  • 2 De aanwezigheid van vuur, bedoeld in het eerste lid, is voorts toegestaan indien blijkt uit de verklaring, bedoeld in voornoemd lid, dat:

  • a. de brandbare gassen in de atmosfeer van de ladingzone nergens een concentratie van meer dan 20% van de onderste explosiegrens vormen, of

  • b. de toestand van de in de ladingzone aanwezige atmosfeer zodanig is dat bij verdunning daarvan met lucht geen brandbaar of explosief mengsel ontstaat.

Artikel 4.13. Melding werkzaamheden

Indien de situaties, bedoeld in de artikelen 4.11 en 4.12, zich voordoen ontvangt de in artikel 24, eerste lid, van de wet daartoe aangewezen ambtenaar voor de aanvang van de werkzaamheden een volledig en juist ingevuld meldingsformulier overeenkomstig het bij bijlage IVB bij deze regeling vastgestelde model.

Artikel 4.14. Afgifte certificaat van vakbekwaamheid gasdeskundige

  • 1 Een certificaat van vakbekwaamheid gasdeskundige als bedoeld in artikel 4.7, vierde lid, van het besluit wordt door de minister of, indien de minister een certificerende instelling heeft aangewezen, de certificerende instelling, afgegeven indien de aanvrager:

    • a. in het bezit is van een diploma van een opleiding die voldoet aan de artikelen 1.3 tot en met 1.8 en opleidt tot de eindtermen, bedoeld in bijlage IVC bij deze regeling. Het diploma is niet langer dan één jaar geleden afgegeven;

    • b. op de hoogte is van de laatste stand van de techniek;

    • c. in een periode van een jaar, direct voorafgaand aan de eerste aanvraag van een certificaat als bedoeld in de aanhef, onder toezicht van een gasdeskundige:

      • 1º. voor ten minste veertig veiligheids- en gezondheidsverklaringen al het noodzakelijke onderzoek, bedoeld in artikel 4.10, heeft verricht, waarvan ten minste vijfentwintig K1- of KT-schepen, en

      • 2º. voor ten minste tien verklaringen als bedoeld in de artikelen 4.11 en 4.12 al het noodzakelijke onderzoek heeft verricht, of

    • d. in een periode van twee jaar, direct voorafgaand aan een hernieuwde aanvraag van een certificaat als bedoeld in de aanhef, ten minste twintig veiligheids- en gezondheidsverklaringen heeft afgegeven, waarvan ten minste tien voor K1- of KT-schepen.

  • 2 Een certificaat als bedoeld in het eerste lid, wordt afgegeven voor een periode van ten hoogste drie jaar.

  • 3 Een certificaat als bedoeld in het eerste lid, wordt eenmaal voor een periode van drie jaar verlengd, indien de aanvrager van een verlenging in een periode van twee jaar, direct voorafgaand aan de aanvraag van een verlenging ten minste twintig veiligheids- en gezondheidsverklaringen heeft afgegeven, waarvan ten minste tien voor K1- of KT-schepen.

Artikel 4.15. Verstrekken gegevens bij aanvraag certificaat

  • 1 De aanvrager van een certificaat als bedoeld in artikel 4.14 verstrekt aan de minister of, indien de minister een certificerende instelling heeft aangewezen, aan de certificerende instelling, bij de eerste aanvraag van het certificaat de volgende gegevens:

    • a. een afschrift van het diploma, bedoeld in artikel 4.14, eerste lid, onder a;

    • b. door een gasdeskundige gewaarmerkte afschriften van afgegeven veiligheids- en gezondheidsverklaringen waarvoor de aanvrager al het noodzakelijke onderzoek, bedoeld in artikel 4.14, eerste lid, onder c, heeft verricht.

  • 2 Bij een hernieuwde aanvraag van een certificaat als bedoeld in het eerste lid, verstrekt de aanvrager de volgende gegevens:

    • a. een afschrift van het diploma, bedoeld in het eerste lid, onder a;

    • b. door de aanvrager afgegeven veiligheids- en gezondheidsverklaringen, bedoeld in artikel 4.14, eerste lid, onder d.

  • 3 Bij een aanvraag voor verlenging van een certificaat als bedoeld in het eerste lid, verstrekt de aanvrager door hem afgegeven veiligheids- en gezondheidsverklaringen, bedoeld in artikel 4.14, eerste lid, onder d.

Paragraaf 4.2. Veilig werken met explosieven

Artikel 4.16. Afgifte certificaat van vakbekwaamheid springmeester

  • 1 Een certificaat van vakbekwaamheid springmeester als bedoeld in artikel 4.8, tweede lid, van het besluit wordt door de minister of, indien de minister een certificerende instelling heeft aangewezen, de certificerende instelling, afgegeven indien de aanvrager:

    • a. in het bezit is van een diploma van een opleiding die voldoet aan de artikelen 1.3 tot en met 1.8 en opleidt tot de eindtermen met betrekking tot de soort arbeid die hij verricht, bedoeld in bijlage V bij deze regeling;

    • b. op de hoogte is van de laatste stand van de techniek;

    • c. in een periode van drie jaar, direct voorafgaand aan de eerste aanvraag van een certificaat als bedoeld in de aanhef, onder toezicht van een springmeester ten minste tweemaal de desbetreffende soort arbeid heeft verricht, of

    • d. in een periode van drie jaar, direct voorafgaand aan een hernieuwde aanvraag van een certificaat als bedoeld in de aanhef, ten minste tweemaal de desbetreffende soort arbeid heeft verricht.

  • 2 Een certificaat als bedoeld in het eerste lid, wordt afgegeven voor een periode van ten hoogste drie jaar.

Artikel 4.17. Verstrekken gegevens bij aanvraag certificaat

  • 1 De aanvrager van een certificaat als bedoeld in artikel 4.16 verstrekt aan de minister of, indien de minister een certificerende instelling heeft aangewezen, de certificerende instelling, bij de eerste aanvraag van het certificaat de volgende gegevens:

    • a. een afschrift van het diploma, bedoeld in artikel 4.16, eerste lid, onder a;

    • b. een overzicht van de werkzaamheden verricht in de periode, bedoeld in artikel 4.16, eerste lid, onder c.

  • 2

Bij een hernieuwde aanvraag van een certificaat als bedoeld in het eerste lid, verstrekt de aanvrager de volgende gegevens:

  • a. een afschrift van het diploma, bedoeld in het eerste lid, onder a;

  • b. een overzicht van de werkzaamheden verricht in de periode, bedoeld in artikel 4.16, eerste lid, onder d.

Paragraaf 4.2a. Veilig werken met professioneel vuurwerk

Artikel 4.17a. Definities

  • 1 In deze paragraaf wordt verstaan onder:

    a. groot vuurwerk:

    professioneel vuurwerk dat bestemd is voor gebruik buiten tijdens een evenement of voorstelling;

    b. pyrotechnische speciale effecten:

    professioneel vuurwerk dat bestemd is voor gebruik tijdens een evenement of voorstelling met geringe publieksafstanden en waarvan door de fabrikant of importeur is aangegeven dat het voor dit gebruik geschikt is.

  • 2 Voor de toepassing van deze paragraaf wordt consumentenvuurwerk als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, van het Vuurwerkbesluit, dat wordt bestemd voor gebruik tijdens een evenement of voorstelling of dat wordt bewerkt ten behoeve van een evenement of voorstelling aangemerkt als groot vuurwerk.

Artikel 4.17b. Afgifte certificaat van vakbekwaamheid professioneel vuurwerk

  • 1 Een certificaat van vakbekwaamheid professioneel vuurwerk als bedoeld in artikel 4.8a, tweede lid, van het besluit wordt door de minister of, indien de minister een certificerende instelling heeft aangewezen, de certificerende instelling, afgegeven indien de aanvrager:

    • a. in het bezit is van een diploma van een opleiding die voldoet aan de artikelen 1.3 tot en met 1.8 en opleidt tot de eindtermen met betrekking tot de soort arbeid die hij verricht, bedoeld in bijlage VA bij deze regeling;

    • b. op de hoogte is van de laatste stand van de techniek;

    • c. in een periode van vijf jaar, direct voorafgaand aan de eerste aanvraag van een certificaat als bedoeld in de aanhef, onder toezicht van een gecertificeerde persoon ten minste tienmaal de desbetreffende soort arbeid heeft verricht, of

    • d. in een periode van vijf jaar, direct voorafgaand aan een hernieuwde aanvraag van een certificaat als bedoeld in de aanhef, tenminste tienmaal de desbetreffende soort arbeid heeft verricht.

    De voorwaarden onder c en d gelden niet als de aanvrager het certificaat uitsluitend aanvraagt ten behoeve van het verrichten van arbeid, als bedoeld in het vijfde lid, onder c.

  • 2 Een bewijs van vakbekwaamheid dat, met betrekking tot het veilig werken met professioneel vuurwerk, door een lidstaat van de Europese Unie anders dan Nederland of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte is voorgeschreven en dat naar het oordeel van de minister of, indien de minister een certificerende instelling heeft aangewezen, de certificerende instelling, qua vereist niveau van vakbekwaamheid gelijkwaardig is, wordt gelijkgesteld aan het certificaat van vakbekwaamheid, bedoeld in het eerste lid.

  • 3 Een certificaat als bedoeld in het eerste lid wordt afgegeven voor een periode van ten hoogste vijf jaar.

  • 4 Op het certificaat worden de volgende gegevens vermeld:

    • a. de soort arbeid;

    • b. de geldigheidsduur.

  • 5 Een opleiding als bedoeld in het eerste lid, onder a , heeft betrekking op een of meer van de volgende soorten van arbeid:

    • a. arbeid, bestaande uit het ter plaatse tot ontbranding brengen, opbouwen, installeren, monteren, assembleren en na ontbranding verwijderen van groot vuurwerk, alsmede uit het bewerken van groot vuurwerk in een inrichting als bedoeld in artikel 3.2.1 van het Vuurwerkbesluit;

    • b. arbeid, bestaande uit het ter plaatse tot ontbranding brengen, opbouwen, installeren, monteren, assembleren en na ontbranding verwijderen van pyrotechnische speciale effecten, alsmede uit het bewerken van pyrotechnische speciale effecten in een inrichting als bedoeld in artikel 3.2.1 van het Vuurwerkbesluit;

    • c. arbeid, bestaande uit het verwerken, verpakken en herverpakken van professioneel vuurwerk in een inrichting als bedoeld in artikel 3.2.1 van het Vuurwerkbesluit.

Artikel 4.17c. Verstrekken gegevens bij aanvraag certificaat

  • 1 De aanvrager van een certificaat als bedoeld in artikel 4.17b verstrekt aan de minister of, indien de minister een certificerende instelling heeft aangewezen, de certificerende instelling, bij de eerste aanvraag van het certificaat de volgende gegevens:

    • a. een afschrift van het diploma, bedoeld in artikel 4.17b, eerste lid, onder a;

    • b. een overzicht van de werkzaamheden verricht in de periode, bedoeld in artikel 4.17b, eerste lid, onder c.

  • 2 Bij een hernieuwde aanvraag van een certificaat als bedoeld in het eerste lid, verstrekt de aanvrager de volgende gegevens:

    • a. een afschrift van het diploma, bedoeld in het eerste lid, onder a;

    • b. een overzicht van de werkzaamheden verricht in de periode, bedoeld in artikel 4.17b, eerste lid, onder d.

  • 3 Het gestelde in het eerste en tweede lid, onder b, geldt niet voor de aanvrager, bedoeld in artikel 4.17b, eerste lid, laatste zin,

Artikel 4.17d. Gegevens werkplan professioneel vuurwerk

Het werkplan, bedoeld in artikel 4.8a, eerste lid, van het besluit omvat tenminste de gegevens, bedoeld in bijlage VB bij deze regeling.

Paragraaf 4.3. Verbod recirculatie

Artikel 4.18. Verbod recirculatie

  • 1 Het is verboden lucht die, als gevolg van werkzaamheden of de aanwezigheid van een stof op de arbeidsplaats, een stof als bedoeld in het vierde lid bevat, opnieuw in circulatie te brengen naar een arbeidsplaats waar de betreffende stof niet aanwezig is.

  • 2 Het is verboden de lucht, bedoeld in het eerste lid, opnieuw op dezelfde arbeidsplaats in circulatie te brengen, tenzij de werkgever aantoont dat de concentratie van een stof als bedoeld in het vierde lid in de lucht die wordt toegevoerd aan de arbeidsplaats, ten hoogste één tiende deel van de voor die stof vastgestelde grenswaarde bedraagt.

  • 3 Indien voor een stof als bedoeld in het vierde lid geen grenswaarde is vastgesteld, bedraagt, voor de toepassing van het tweede lid, de concentratie van de stof in de lucht die wordt toegevoerd aan de arbeidsplaats ten hoogste één tiende deel van de door de werkgever naar de huidige stand van de wetenschap en inzichten vastgestelde waarde.

Paragraaf 4.4. Wettelijke grenswaarden

Artikel 4.19. Gevaarlijke stoffen

  • 2

De resultaten van de beoordeling, bedoeld in artikel 4.2, eerste lid, van het besluit worden voor elke stof waarvoor overeenkomstig het eerste lid een grenswaarde is vastgesteld, getoetst aan die grenswaarde. De toetsing vindt plaats volgens een voor dat doel geschikte genormaliseerde methode.

Artikel 4.19a. Biologische grenswaarden

Als grenswaarde als bedoeld in artikel 4.8b, tweede lid van het besluit, wordt voor lood vastgesteld: 70 µg/100 ml bloed.

Artikel 4.20. Kankerverwekkende en mutagene stoffen

  • 2 De resultaten van de beoordeling, bedoeld in artikel 4.2, eerste lid, van het besluit worden voor elke stof waarvoor overeenkomstig het eerste lid een grenswaarde is vastgesteld, getoetst aan die grenswaarde. De toetsing vindt plaats volgens een voor dat doel geschikte genormaliseerde methode.

Paragraaf 4.4a. Nadere voorschriften over het werken met lood

Artikel 4.20a. Meetfrequentie en analyse van lood in de lucht

  • 1 In het kader van de beoordeling, bedoeld in artikel 4.2, van het besluit wordt de concentratie van lood in de lucht om de drie maanden gemeten. Er kan worden volstaan met eenmaal per jaar meten, indien er geen verandering in de werkmethoden en de omstandigheden van de blootstelling plaatsvindt, en

    • a. het loodgehalte in het bloed van geen enkele werknemer, gemeten overeenkomstig artikel 4.10b van het besluit, meer bedraagt dan 60 µg/100 ml bloed, of

    • b. uit twee opeenvolgende voorafgaande metingen is gebleken, dat de concentratie van lood in de lucht minder bedraagt dan 100 µg/m3 lucht of dat de omstandigheden van de blootstelling niet merkbaar variëren.

  • 2 De bepaling van de concentratie van lood in de lucht, als bedoeld in het eerste lid, geschiedt met behulp van de atomaire arbsorptiespectrometrie of een andere analysemethode, die gelijkwaardige resultaten oplevert.

Artikel 4.20b. Controle van lood in het bloed

  • 1 In het kader van de beoordeling, bedoeld in artikel 4.2 van het besluit, worden de werknemers ten minste tweemaal per jaar in de gelegenheid gesteld tot het meten van het loodgehalte in het bloed.

  • 2 De frequentie van het meten van het loodgehalte in bloed kan worden teruggebracht tot eenmaal per jaar, indien het loodgehalte van geen enkele werknemer meer bedraagt dan 50 µg/100 ml bloed en uit de twee opeenvolgende voorafgaande metingen is gebleken dat de concentratie van lood in de lucht minder bedraagt dan 100 µg/m³ lucht.

  • 4 De resultaten van de meting, bedoeld in het eerste lid, worden getoetst aan de grenswaarde, bedoeld in artikel 4.19a. De toetsing vindt plaats volgens een voor dat doel geschikte genormaliseerde methode.

Paragraaf 4.5. Meetmethodes asbest

Artikel 4.22. Monsterneming

Monsters worden genomen uit de individuele ademzone van de werknemers, dat wil zeggen binnen een halve bol met een straal van 300 mm frontaal voor het gezicht en gemeten vanaf het midden van een lijn, die de oren verbindt.

Artikel 4.23. Te gebruiken materialen

Bij monsterneming wordt gebruik gemaakt van:

  • a. membraanfilters van gemengde esters van cellulose of cellulosenitraat, met een poriëngrootte van 0,8 tot 1,2 micrometer met gedrukte vierkanten en een doorsnede van 25 mm en een optimale belasting van 100/400 vezels per mm²;

  • b. een open filterhouder, voorzien van een cilindervormige kap die zich tussen 33 en 44 mm voor het filter bevindt, waardoor een cirkelvormig oppervlak van ten minste 20 mm doorsnee wordt blootgesteld, waarvan de kap bij het gebruik naar beneden is gericht;

  • c. een draagbaar pompje met batterijvoeding dat de werknemer tijdens de monsterneming meedraagt, waarvan de luchtsnelheid regelmatig is en wordt afgesteld op 1 liter per minuut ± 5%; deze luchtsnelheid blijft tijdens de periode van de monsterneming gehandhaafd binnen ± 10% van aanvankelijke stroomsnelheid, waarbij voor de duur van de monsterneming een marge van 2% is toegestaan.

Artikel 4.24. Vezeltelling

  • 1 De voor de vezeltelling te gebruiken binoculaire microscoop heeft de volgende kenmerken:

    • a. Koehler-verlichting;

    • b. onder de voorwerptafel is een centreerring, een Abbe- of achromatische fasecontrastcondensor ingebouwd, waarbij het fasecontrast onafhankelijk van het mechanisme van de condensorcentrering wordt ingesteld;

    • c. een positief par-focaal achromatisch fasecontrastobjectief, met een vergroting van 40 maal en met een numerieke opening van 0,65 tot 0,70 en een fase-ring-absorptie van 65 tot 85%;

    • d. een algeheel gecompenseerd oculair met een vergroting van 12,5;

    • e. ten minste één oculair is geschikt voor een graticule en moet te focussen zijn;

    • f. een Walton-Beckett ringvormige oculairgraticule met een zichtbare diameter in het objectvlak van 100 micrometer, ± 2 micrometer, bij gebruik van het gespecificeerde objectief en oculair, en geverifieerd met een micrometer op een voorwerptafel.

  • 2 De microscoop wordt aan het begin van de dag van gebruik opgesteld volgens de voorschriften van de fabrikant, waarbij de waarnemingsgrens wordt gecontroleerd aan de hand van een fase-contrastproefplaatje. De codes op de AIA-proefglaasjes of op de blokken op het HSE/NLP/Mark 2 proefglaasje zijn bij gebruik volgens de door de fabrikant aangegeven wijze zichtbaar tot aan code 5 respectievelijk blok 5.

Artikel 4.25. Voorschriften bij telling

Telling van de vezels op het filter, bedoeld in artikel 4.24, vindt plaats volgens de onderstaande voorschriften:

  • a. alleen telbare vezels worden geteld; onder telbare vezel wordt verstaan een vezel die voldoet aan de definitie van een vezel, bedoeld in artikel 4.37, eerste lid, onder e, van het besluit die geen deeltje met een maximum diameter groter dan 3 micrometer raakt;

  • b. telbare vezels waarvan de twee uiteinden zich binnen de graticulezone bevinden, worden als één vezel geteld;

  • c. telbare vezels waarvan zich één uiteinde binnen de graticulezone bevindt, worden als een halve vezel geteld;

  • d. een vezelcluster dat over zijn lengte op één of meer plaatsen stevig en niet gespleten schijnt te zijn maar dat op andere plaatsen in afzonderlijke vezels uiteen schijnt te vallen, is één telbare vezel indien het voldoet aan de definitie van een vezel, bedoeld in artikel 4.37, eerste lid, onder e, van het besluit; de diameter wordt gemeten dwars door het niet-gespleten deel en niet door het gespleten deel;

  • e. bij vezelclusters in de vorm van een bundel, waarin de afzonderlijke vezels elkaar raken of kruisen, worden deze vezels apart geteld indien zij voldoende van elkaar kunnen worden onderscheiden om vast te stellen dat zij voldoen aan de definitie van een vezel; wanneer dit niet het geval is, dan is de bundel een telbare vezel, indien hij als geheel aan de definitie voldoet;

  • f. het filter dan wel een deel daarvan wordt op een voorwerpglaasje geplaatst, doorzichtig gemaakt volgens de acetontriacetinemethode en met een dekglaasje bedekt;

  • g. graticulezones waar zal worden geteld, worden a-select in het hele blootgestelde oppervlak van het filter gekozen;

  • h. indien meer dan een achtste van een graticulezone is bedekt met een vezelcluster dan wel deeltjes wordt de graticulezone overgeslagen en wordt een andere zone geteld;

  • i. er worden 100 vezels geteld, waarbij minimaal 20 graticulezones worden onderzocht of er worden 100 graticulezones onderzocht.

Artikel 4.26. Berekening

  • 1 Het gemiddelde aantal vezels per graticulezone wordt berekend door het aantal getelde vezels te delen door het aantal onderzochte graticulezones. De bijdrage tot het tellen als gevolg van vlekken op het filter en verontreiniging wordt beneden 3 vezels per 100 graticulezones gehouden en wordt gemeten met behulp van blancofilters.

  • 2 De concentratie van vezels in de lucht is (het gemiddeld aantal vezels per graticulezone x de gehele blootgestelde zone van het filter)/(graticulezone x doorgeleid luchtvolume).

Paragraaf 4.6. Deskundig toezicht asbestsloop

Artikel 4.27. Afgifte certificaat van vakbekwaamheid verwijdering asbest en crocidoliet

  • 1 Een certificaat van vakbekwaamheid verwijdering asbest en crocidoliet als bedoeld in artikel 4.54, vierde lid, van het besluit wordt door de minister of, indien de minister een certificerende instelling heeft aangewezen, de certificerende instelling, afgegeven indien de aanvrager:

    • a. in het bezit is van een diploma van een opleiding die voldoet aan de artikelen 1.3 tot en met 1.8 en opleidt tot de eindtermen, bedoeld in bijlage VIII bij deze regeling;

    • b. op de hoogte is van de laatste stand van de techniek.

  • 2 Een certificaat als bedoeld in het eerste lid, wordt afgegeven voor een periode van ten hoogste drie jaar.

Artikel 4.28. Verstrekken gegevens bij aanvraag certificaat

  • 1 De aanvrager van een certificaat als bedoeld in artikel 4.27 verstrekt aan de minister of, indien de minister een certificerende instelling heeft aangewezen, aan de certificerende instelling, bij de eerste aanvraag een afschrift van het diploma, bedoeld in artikel 4.27, eerste lid.

  • 2 Bij een hernieuwde aanvraag voor een certificaat als bedoeld in het eerste lid, verstrekt de aanvrager de volgende gegevens:

    • a. een afschrift van het diploma, bedoeld in het eerste lid;

    • b. relevante gegevens met betrekking tot zijn beroepservaring op het gebied van het slopen en verwijderen van asbest.

Paragraaf 4.7. Bijzondere voorschriften asbest

Artikel 4.29. Vrijstelling verwerken, bewerken en in voorraad houden

Ten behoeve van het verwerken en in voorraad houden van asbesthoudende pakkingen en afdichtingen van verbrandingsmotoren, bedoeld om te functioneren onder hoge temperaturen en hoge druk, die tot 1 januari 1995 in gebruik zijn genomen en waarvoor vervanging door niet of minder schadelijke stoffen niet mogelijk is, wordt tot 1 januari 2005 vrijstelling verleend van artikel 4.41, tweede en derde lid, van het besluit.

Artikel 4.30. Uitzonderingen slopen

  • 1 Als categorieën van werkzaamheden, als bedoeld in artikel 4.42, vijfde lid, van het besluit, worden aangewezen:

    • a. het verwijderen van asbest- dan wel crocidoliethoudende pakkingen dan wel delen daarvan uit procesinstallaties dan wel verwarmingstoestellen met een nominale belasting lager dan 2250 kilowatt;

    • b. het verwijderen van asbestcement- dan wel crocidoliethoudende waterleidingbuizen, gasleidingbuizen, rioolleidingbuizen en mantelbuizen of delen daarvan, voorzover zij deel uitmaken van het ondergrondse openbare gas- water- en rioolleidingnet;

    • c. het verwijderen van asbest- dan wel crocidoliethoudende rem- en frictiematerialen;

    • d. het verwijderen van hechtgebonden asbest- dan wel crocidoliethoudende geklemde vloerplaten onder verwarmingstoestellen;

    • e. het verwijderen van asbest- dan wel crocidoliethoudende beglazingskit uit kassen.

  • 2 Op de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid onder a, zijn de artikelen 4.54, tweede en vierde lid, en 4.55, eerste lid, onder c, d en g, van het besluit niet van toepassing indien wordt voldaan aan het voorschrift dat de betrokken werkzaamheden, voor zover zij plaatsvinden in het kader van het periodiek onderhoud van installaties tijdig worden gemeld aan een daartoe aangewezen ambtenaar als bedoeld in artikel 24, eerste lid, van de wet, waarbij, indien dit bekend is, wordt aangegeven op welke locaties de betrokken werkzaamheden zullen worden uitgevoerd. Voor zover de werkzaamheden, bedoeld in de vorige volzin, bestaan uit het verwijderen in de buitenlucht van door het gebruik niet-aangehechte asbesthoudende plaatpakkingen en spiraalgewonden pakkingen dan wel delen daarvan, zijn de artikelen 4.19, onderdelen e en f, 4.20, eerste tot en met het vierde lid, 4.51, 4.52 en 4.53 van het besluit niet van toepassing.

  • 3 Op de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid onder b, zijn niet van toepassing:

    • a. artikel 4.19, onderdelen e en f, van het besluit voor zover het de verplichting betreft om de plaatsen waar met asbest wordt gewerkt te markeren door waarschuwingsborden;

    • b. 4.20, vierde lid, van het besluit voor zover het de beschikbaarheid van douches betreft, en

    • c. de artikelen 4.52, 4.53, 4.54, vierde lid, en 4.55, eerste lid, onder c, d en g, van het besluit.

  • 4 Op de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, onder c, zijn de artikelen 4.54, tweede en vierde lid, en 4.55, eerste lid, onder c, d en g, van het besluit, niet van toepassing.

  • 5 Op de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, onder d, zijn de artikelen 4.54, vierde lid, en 4.55, eerste lid, onder c, d en g, van het besluit, niet van toepassing.

  • 6 Op de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, onder e, zijn de artikelen 4.19, onderdelen e en f, 4.52, 4.53, 4.54, tweede en vierde lid, en 4.55, eerste lid, onder c, d en g, van het besluit niet van toepassing.

  • 7 De uitvoering van de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, vindt plaats overeenkomstig een deugdelijke werkmethode, die is gebaseerd op een doeltreffende beoordeling van het blootstellingsniveau en zodanige beheersmaatregelen bevat dat blootstelling zoveel mogelijk wordt voorkomen.

Paragraaf 4.8. Werken met zandsteen

Terugwerkende kracht

Voor deze paragraaf is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2004, 232, datum inwerkingtreding 03-12-2004, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze paragraaf. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-11-2003.

Dit onderdeel vervalt.

Artikel 4.31. Afgifte certificaat zandsteenbedrijf

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Een certificaat zandsteenbedrijf als bedoeld in artikel 4.60, derde lid, van het besluit wordt door de minister of, indien de minister een certificerende instelling heeft aangewezen, de certificerende instelling, afgegeven indien de werknemers van de aanvrager die zijn belast met het be- of verwerken van zandsteen een opleiding tot natuurbesteenbewerker met goed gevolg hebben afgerond.

  • 2 Een certificaat als bedoeld in het eerste lid, wordt afgegeven voor een periode van ten hoogste vier jaar.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2004, 232, datum inwerkingtreding 03-12-2004, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-11-2003.

Dit onderdeel vervalt.

Artikel 4.32. Verstrekken gegevens bij aanvraag certificaat

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

De aanvrager van een certificaat als bedoeld in artikel 4.31 verstrekt aan de minister of, indien de minister een certificerende instelling heeft aangewezen, aan de certificerende instelling, bij de aanvraag de volgende gegevens:

  • a. een deugdelijke administratie waarin de persoonlijke gegevens van de werknemers die zijn belast met het be- of verwerken van zandsteen alsmede de gegevens met betrekking tot de door hun gevolgde opleiding, bedoeld in artikel 4.31, eerste lid, zijn opgenomen;

  • b. beschrijvingen van de werkmethoden en beheersmaatregelen voor de be- en verwerking van zandsteen.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2004, 232, datum inwerkingtreding 03-12-2004, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-11-2003.

Dit onderdeel vervalt.

Paragraaf 4.8a. Vluchtige organische stoffen

Artikel 4.32a. Lijmen en verven in binnensituaties

  • 1 Als werkzaamheden als bedoeld in artikel 4.62b van het besluit worden aangewezen handelingen in woningen of andere gebouwen, bestaande uit:

    • a. het lijmen van bekleding op vloeren, trappen, wanden of plafonds van de betreffende woningen of andere gebouwen, inclusief de voorbewerking;

    • b. het aanbrengen van verf, lak, beits, vernis of vulmiddel op bestanddelen van en bekleding van vloeren in de betreffende woningen of andere gebouwen, inclusief de voorbewerking;

    • c. het aanbrengen van olie- of wasachtige producten en het aanbrengen van een parketimpregneermiddel op parket of anderszins houten bestanddelen van, en bekleding van vloeren in de betreffende woningen of andere gebouwen, inclusief de voorbewerking.

  • 2 Het eerste lid, onder b, is niet van toepassing op handelingen in woningen of andere gebouwen, bestaande uit:

    • a. het voorbewerken van muren of andere bestanddelen van de betreffende woningen of andere gebouwen op plaatsen waar deze muren of andere bestanddelen ernstig verontreinigd zijn door brand- of rookschade of door nicotineaanslag;

    • b. het voorbewerken in de zin van versterken van sterk poreuze of poederende bestanddelen van de betreffende woningen of andere gebouwen;

    • c. het repareren met behulp van verf of lak van beschadigingen aan stalen constructies bij nieuwbouw van woningen of andere gebouwen;

    • d. het geheel of gedeeltelijk herstellen van historische afwerkings- of toplagen in een techniek die gelijk is aan of overeenkomt met die historische afwerking, waarbij deze herstelwerkzaamheden gericht zijn op herstel of instandhouding van een architectuurhistorische eenheid binnen een beschermd monument in de zin van de Monumentenwet 1988;

    • e. het aanbrengen van traditioneel imitatieschilderwerk, zoals marmer- en houtnerfschilderwerk, alsmede het vergulden met behulp van goudverf, exclusief de voorbewerking;

    • f. het aanbrengen van een product op beglazingskit in gebouwen voorzover deze opgeleverd zijn voor 1 januari 2001, teneinde deze kit geschikt te maken voor de toepassing van watergedragen verfproducten.

  • 3 Producten die worden gebruikt bij de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, onder a, bevatten ten hoogste 5 gram vluchtige organische stoffen per kilogram product.

  • 4 Producten die worden gebruikt bij de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, onder b, voor zover het betreft het aanbrengen van muurverf, bevatten ten hoogste 75 gram vluchtige organische stoffen per liter product.

  • 5 Producten die worden gebruikt bij de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, onder b, voor zover het betreft het aanbrengen van overige verf en andere genoemde producten, zijn watergedragen, uitsluitend met water te verdunnen, en bevatten ten hoogste 125 gram vluchtige organische stoffen per liter product.

  • 6 Producten die worden gebruikt bij de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, onder c, bevatten ten hoogste 125 gram vluchtige organische stoffen per liter product.

  • 7 Met ingang van 1 januari 2002 bedragen de gehaltes aan vluchtige organische stoffen van producten als bedoeld in het vierde en vijfde lid, 60 respectievelijk 100 gram per liter product.

  • 8 Met ingang van 1 januari 2002 bedraagt het gehalte aan vluchtige organische stoffen van producten als bedoeld in het zesde lid 100 gram per liter product.

Artikel 4.32b. Offsetdrukken

  • 1 Als werkzaamheden als bedoeld in artikel 4.62b van het besluit worden aangewezen:

    • a. het drukken met behulp van een offsetpers;

    • b. het dagelijks reinigen van machines of machineonderdelen, gereedschappen of materialen die worden gebruikt bij offsetdruk;

    • c. het niet-dagelijks reinigen van machines of machineonderdelen, gereedschappen of materialen die worden gebruikt bij offsetdruk.

  • 2 Het vochtwater dat wordt gebruikt bij de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, onder a, bevat ten hoogste 8 volumeprocenten isopropylalcohol of andere mono-alcoholen bij automatische doseersystemen en ten hoogste 10 volumeprocenten bij handmatige doseersystemen en bij rotatie-offsetpersen die voor het eerst in gebruik zijn genomen vóór 1 januari 1985.

  • 3 Producten die worden gebruikt bij de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, onder b, bevatten ten hoogste 0,1 volumeprocenten gehalogeneerde koolwaterstoffen of monoaromaten met een dampspanning van meer dan 0,1 millibar bij 20 °C en hebben een vlampunt van ten minste 55 °C.

  • 4 Producten die worden gebruikt bij de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, onder c, bevatten ten hoogste 0,1 volumeprocenten gehalogeneerde koolwaterstoffen of monoaromaten met een dampspanning van meer dan 0,1 millibar bij 20 °C.

Artikel 4.32c. Zeefdrukken

  • 1 Als werkzaamheden als bedoeld in artikel 4.62b van het besluit worden aangewezen:

    • a. het reinigen van machines of machineonderdelen, gereedschappen of materialen die worden gebruikt bij zeefdruk;

    • b. het zeefdrukken van papier en karton dat is bestemd voor toepassingen in binnenruimten en dat zwaarder is dan 135 gram per vierkante meter.

  • 2 Producten die worden gebruikt bij de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, onder a, bevatten ten hoogste 0,1 volumeprocenten gehalogeneerde koolwaterstoffen of monoaromaten met een dampspanning van meer dan 0,1 millibar bij 20 °C en hebben een vlampunt van ten minste 21 °C.

  • 3 Producten die worden gebruikt bij de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, onder b, bevatten ten hoogste 150 gram vluchtige organische stoffen per kilogram product.

Artikel 4.32d. Illustratiediepdrukken

  • 2 Producten die worden gebruikt bij de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, bevatten ten hoogste 0,1 volumeprocenten gehalogeneerde koolwaterstoffen of monoaromaten met een dampspanning van meer dan 0,1 millibar bij 20 °C en hebben een vlampunt van ten minste 55 °C.

Artikel 4.32e. Verpakkingsdiepdrukken en flexodrukken

  • 1 In dit artikel wordt verstaan onder:

    a. lakkeren:

    het aanbrengen van een lak op een flexibel materiaal of van een kleefstof op een flexibel materiaal ten behoeve van de latere afsluiting van dat materiaal;

    b. lamineren of cacheren:

    het hechten van twee of meer flexibele materialen tot een laminaat.

  • 2 Als werkzaamheden als bedoeld in artikel 4.62b van het besluit worden aangewezen:

    • a. het drukken, lakkeren, lamineren of cacheren met behulp van een verpakkingsdiepdrukpers, flexopers, lakkeer-, lamineer- of cacheermachine die niet is aangesloten op een afzuigsysteem;

    • b. het reinigen van machines of machineonderdelen, gereedschappen of materialen die worden gebruikt bij de werkzaamheden, bedoeld onder a, tenzij deze werkzaamheden worden uitgevoerd met behulp van een afgesloten installatie of een installatie die wordt afgezogen;

    • c. het lamineren of cacheren met behulp van een lamineer- of cacheermachine die niet is aangesloten op een installatie voor terugwinning of vernietiging van vluchtige organische stoffen;

    • d. het drukken of lakkeren van papier en karton met behulp van een flexodrukpers of lakkeermachine die niet is aangesloten op een installatie voor terugwinning of vernietiging van vluchtige organische stoffen;

    • e. het reinigen van machines of machineonderdelen, gereedschappen of materialen die worden gebruikt bij de werkzaamheden, bedoeld onder c en d, tenzij deze werkzaamheden worden uitgevoerd met behulp van een afgesloten installatie of een installatie die wordt afgezogen.

  • 3 Producten die worden gebruikt bij de werkzaamheden, bedoeld in het tweede lid, bevatten ten hoogste 50 gram vluchtige organische stoffen per kilogram product.

  • 4 Het derde lid is niet van toepassing op de producten die worden gebruikt bij de werkzaamheden, bedoeld in het tweede lid, onder c, d en e, indien daarbij bijzondere eisen aan de kwaliteit of bestendigheid van het gefabriceerde product worden gesteld, mits op jaarbasis het gewicht van de vluchtige organische stoffen van de producten die worden gebruikt bij de werkzaamheden, bedoeld in het tweede lid, onder c, d en e, ten hoogste 80% bedraagt van het gewicht van de opgebrachte vaste stof.

Artikel 4.32f. Herstellen autoschade

  • 2 Als werkzaamheden als bedoeld in artikel 4.62b van het besluit worden aangewezen:

    • a. het aanbrengen of toepassen van primer, surfacer, sealer of 1- en 2-laags aflaksystemen of van speciale dan wel overige producten als bedoeld in bijlage VIIIA bij deze regeling, ten behoeve van het herstellen van lakschade of vernieuwing van laklagen op onderdelen van motorrijtuigen;

    • b. het reinigen van gereedschappen die worden gebruikt bij de werkzaamheden, bedoeld onder a, of oppervlakken van onderdelen van motorrijtuigen ten behoeve van de herstel- of vernieuwingswerkzaamheden, bedoeld onder a.

  • 3 Het tweede lid is niet van toepassing op werkzaamheden ten behoeve van het herstellen van lakschade of het vernieuwen van laklagen op onderdelen van motorrijtuigen die zijn gebouwd vóór 1970;

  • 4 Producten die worden gebruikt bij de werkzaamheden, bedoeld in het tweede lid, bevatten in gebruiks- of spuitklare vorm, ten hoogste het gehalte aan vluchtige organische stoffen dat met betrekking tot deze producten is vastgesteld bij bijlage VIIIA bij deze regeling.

Artikel 4.32g. Coating van timmerwerk in binnensituaties

  • 1 In dit artikel wordt verstaan onder coating: een product dat opgebracht wordt op een oppervlak om een decoratief, beschermend of ander functioneel effect te verkrijgen.

  • 2 Als werkzaamheden als bedoeld in artikel 4.62b van het besluit worden aangewezen werkzaamheden in binnensituaties bestaande uit:

    • a. het aanbrengen van een coating op delen van nieuw vervaardigde buitendeuren, kozijnen, ramen, binnenspouwbladen, gevelvullende elementen en overig geveltimmerwerk, voorzover zij zijn vervaardigd van hout of een daarmee gelijk te stellen of vergelijkbaar materiaal, als onderdeel van het productieproces;

    • b. het aanbrengen van een coating op delen van nieuw vervaardigde binnentrappen, voorzover zij zijn vervaardigd van hout of een daarmee gelijk te stellen of vergelijkbaar materiaal, als onderdeel van het productieproces.

  • 3 Coatings die worden gebruikt bij de werkzaamheden, bedoeld in het tweede lid, onder a en b, bevatten ten hoogste 150 gram vluchtige organische stoffen per liter gebruiksklaar product.

  • 4 Het derde lid is niet van toepassing op het aanbrengen van een coating op delen van de in het tweede lid genoemde producten, voorzover die producten zijn vervaardigd van houtsoorten waarbij door het aanbrengen van een coating, als bedoeld in het derde lid, inhoudstoffen kunnen vrijkomen.

Artikel 4.32h. Gelijkstelling vervangende producten

Met de in de artikelen 4.32a, derde tot en met zesde lid, 4.32b, tweede tot en met vierde lid, 4.32c, tweede en derde lid, 4.32d, tweede lid, 4.32e, derde lid, 4.32f, vierde lid en 4.32g, derde lid, bedoelde producten worden gelijkgesteld producten, die rechtmatig zijn vervaardigd en in de handel zijn gebracht in een andere lidstaat van de Europese Unie dan wel rechtmatig zijn vervaardigd in een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij de overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte, en die voldoen aan eisen die een beschermingsniveau bieden dat ten minste gelijkwaardig is aan het niveau dat met de nationale eisen wordt nagestreefd.

Paragraaf 4.9.

Hoofdstuk 5. Beeldschermarbeid

Artikel 5.1. Apparatuur en meubilair

Apparatuur en meubilair, in gebruik bij het verrichten van beeldschermwerk, voldoen aan ergonomische eisen, waarbij in ieder geval in acht wordt genomen dat:

  • a. de tekens op het beeldscherm voldoende scherp, duidelijk van vorm en voldoende groot zijn, met voldoende afstand tussen de tekens en de regels;

  • b. het beeld op het scherm stabiel is;

  • c. de luminantie van of het contrast tussen de tekens en de achtergrond gemakkelijk door de gebruiker is bij te stellen;

  • d. het beeldscherm vrij te plaatsen en gemakkelijk verstelbaar en kantelbaar is;

  • e. het beeldscherm vrij is van voor de gebruiker hinderlijke glans en spiegelingen;

  • f. het toetsenbord hellend kan worden geplaatst en geen geheel vormt met het beeldscherm;

  • g. er voor het toetsenbord voldoende ruimte is voor handen en armen van de gebruiker;

  • h. het toetsenbord een mat oppervlak heeft;

  • i. de indeling van het toetsenbord en de vorm van de toetsen zijn gericht op vergemakkelijking van het gebruik;

  • j. de symbolen op de toetsen voldoende contrastrijk zijn en vanuit een normale werkhouding voldoende leesbaar;

  • k. de werktafel of het werkvlak een comfortabele houding van de gebruiker mogelijk maakt en een reflectiearm oppervlak heeft, voldoende groot is en een flexibele opstelling van beeldscherm, toetsenbord, documenten en accessoires mogelijk maakt;

  • l. een voor het werk noodzakelijke documenthouder stabiel en regelbaar is, en zodanig geplaatst dat oncomfortabele hoofd- en oogbewegingen tot een minimum zijn beperkt.

Artikel 5.2. Inrichting van de werkplek

De omgeving waarin het beeldschermwerk wordt verricht en de inrichting van de werkplek voldoen aan ergonomische eisen, waarbij in ieder geval in acht wordt genomen dat:

  • a. de verlichting van de werkruimte zorgt voor voldoende licht en een passend contrast tussen beeldscherm en omgeving, rekening houdende met de aard van het werk en de visuele behoeften van de gebruiker;

  • b. mogelijke verblinding en hinderlijke reflecties op de werkplek worden vermeden;

  • c. er geen directe verblinding en hinderlijke reflecties op het beeldscherm optreden;

  • d. de ramen zijn uitgerust met passende instelbare helderheidswering om de intensiteit van het licht dat op de werkplek valt te verminderen;

  • e. het geluid dat de apparatuur voortbrengt geen verstoring van de aandacht en het gesproken woord veroorzaakt;

  • f. de apparatuur geen voor de werknemers hinderlijke warmte voortbrengt;

  • g. de vochtigheidsgraad steeds toereikend is.

Artikel 5.3. Programmatuur

De programmatuur die wordt gebruikt bij het verrichten van beeldschermwerk voldoet aan ergonomische eisen, waarbij in ieder geval in acht wordt genomen dat:

  • a. de programmatuur is aangepast aan de te verrichten taak;

  • b. de programmatuur gemakkelijk te gebruiken en aan te passen is aan het kennis- en ervaringsniveau van de gebruiker;

  • c. er zonder medeweten van de gebruiker geen gebruik wordt gemaakt van een kwantitatief of kwalitatief controlemechanisme;

  • d. de systemen de gebruiker gegevens verschaffen over de werking ervan;

  • e. de systemen de informatie zichtbaar maken in een vorm en een tempo die zijn aangepast aan de gebruiker.

Hoofdstuk 6. Arbeid onder overdruk

Paragraaf 6.1. Certificatie

ArtikelAanwijzingscriteria certificerende instelling 6.1

  • 2 Als certificerende instelling als bedoeld in artikel 6.16, derde lid, zesde lid, onderscheidenlijk zevende lid, van het besluit, is aangewezen een instelling die:

    • a. op grond van een daartoe door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vastgestelde regeling een examen behorend bij de opleiding duikploegleider, duiker of duikmedische begeleiding bij de brandweer afneemt;

    • b. op grond van een daartoe door de Minister van Defensie vastgestelde regeling een opleiding duikploegleider, duiker of duikmedische begeleiding bij het Ministerie van Defensie verzorgt en de bijbehorende examens afneemt.

  • 3 Als certificerende instelling als bedoeld in het tweede lid kan tevens worden aangewezen een opleidingsinstelling die een opleiding verzorgt die tot doel heeft personen op te leiden die uit hoofde van een bedrijf of beroep:

    • a. arbeid als duikploegleider verrichten of zullen gaan verrichten;

    • b. duikarbeid verrichten of zullen gaan verrichten;

    • c. duikers adequaat medisch begeleiden of zullen gaan begeleiden,

      en die voldoet aan de artikelen 1.3 tot en met 1.8 en de artikelen 6.2, 6.3, 6.4, 6.5, en 6.6

Artikel 6.2. Verstrekken gegevens

Een certificerende instelling als bedoeld in artikel 6.1, eerste en derde lid verstrekt aan de minister op diens verzoek alle informatie met betrekking tot de door haar verzorgde opleiding en stelt hem tijdig op de hoogte van voorgenomen wijzigingen van de inhoud van de opleiding en het bijbehorende examen.

Artikel 6.3. Afgifte certificaat duikploegleider, duikarbeid en duikmedische begeleiding

  • 2 Een certificaat duikploegleider, duikarbeid of duikmedische begeleiding als bedoeld in het eerste lid, dat door een lidstaat van de Europese Unie anders dan Nederland of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of de Zwitserse bondsstaat is voorgeschreven en dat naar oordeel van de minister of, indien de minister een certificerende instelling heeft aangewezen, de certificerende instelling, qua vereist niveau van vakbekwaamheid gelijkwaardig is, wordt gelijkgesteld aan de certificaten, bedoeld in het eerste lid.

  • 3 Een certificaat als bedoeld in het eerste lid wordt afgegeven voor een periode van ten hoogste 2 jaar.

  • 4 Op het certificaat worden de volgende gegevens vermeld:

    • a. de categorie duikploegleider, duikarbeid onderscheidenlijk duikmedische begeleiding;

    • b. de geldigheidsduur;

    • c. de geldigheidsvoorwaarden.

Artikel 6.3a. Afgifte certificaat duikerarts

  • 1 Een certificaat als bedoeld in artikel 6.14a, derde lid, van het besluit, wordt door de minister of, indien de minister een certificerende instelling heeft aangewezen, de certificerende instelling, afgegeven indien de aanvrager:

    • a. in het bezit is van het certificaat van vakbekwaamheid arbeids- en bedrijfsgeneeskunde, bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van het besluit;

    • b. met goed gevolg het examen, behorend bij de opleiding, bedoeld in artikel 6.1, eerste lid, heeft afgelegd, en

    • c. blijk heeft gegeven over voldoende relevante en actuele kennis en beroepservaring te beschikken.

  • 2 Een certificaat als bedoeld in het eerste lid is geldig voor een periode van ten hoogste twee jaar; na afloop van die periode kan de geldigheidsduur van een certificaat op aanvraag telkens met ten hoogste twee jaar worden verlengd, indien de aanvrager kan aantonen dat hij de noodzakelijke kennis heeft bijgehouden en in de afgelopen periode nodige ervaring als duikerarts heeft gehad.

  • 3 De aanvrager van een certificaat verstrekt aan de minister of, indien de minister een certificerende instelling heeft aangewezen, de certificerende instelling, de relevante gegevens met betrekking tot opleiding, diploma's en kennis en beroepservaring als bedoeld in het eerste lid.

  • 4 Op de certificaten, bedoeld in het eerste lid, worden de volgende gegevens vermeld:

    • a. de categorie duikerarts;

    • b. de geldigheidsduur, en

    • c. de geldigheidsvoorwaarden.

Artikel 6.4. Vergoeding

Voor de afgifte van een certificaat als bedoeld in de artikelen 6.3 en 6.3a is een vergoeding verschuldigd van ten hoogste € 273, bijkomende kosten en BTW alsmede opleidings- en examenkosten daaronder niet begrepen.

Paragraaf 6.2. Opleidingen

Artikel 6.5. Categorieën opleidingen

  • 2 Een opleiding als bedoeld in artikel 6.1, tweede en derde lid, omvat:

    • a. een opleiding duikploegleider;

    • b. een of meer van de volgende categorieën van duikarbeid:

      • 1º. duikarbeid met Self-contained Underwater Breathing Apparatus (SCUBA);

      • 2º. duikarbeid met Surface Supply Equipment;

      • 3º. duikarbeid met droge duikklok, of

    • c. een of meer van de volgende categorieën van duikmedische begeleiding bij duikarbeid:

Artikel 6.6

Een opleiding als bedoeld in artikel 6.5 leidt ten minste op tot de eindtermen behorende bij de desbetreffende categorie arbeid als duikploegleider, duikarbeid, duikmedische begeleiding respectievelijk uitvoering van onderzoeken als bedoeld in artikel 6.14a, eerste en tweede lid, van het besluit, bedoeld in bijlage IX bij deze regeling.

Paragraaf 6.3. Arbeidsgezondheidskundig onderzoek duikers

Artikel 6.7. Inhoud arbeidsgezondheidskundig onderzoek

Het arbeidsgezondheidskundig onderzoek, bedoeld in artikel 6.14a, eerste en tweede lid, van het besluit, vindt plaats met inachtneming van het bepaalde in bijlage IXA bij deze regeling.

Paragraaf 6.4. Vrijstelling

ArtikelVrijstelling certificaat duikarbeid leerlingen 6.8

Als sportduikbrevet als bedoeld in artikel 6.31, tweede lid, van het besluit wordt aangewezen een geldig brevet NOB**, afgegeven door de Nederlandse onderwatersportbond, dan wel een naar het oordeel van de minister gelijkwaardig brevet.

Hoofdstuk 7. Arbeidsmiddelen

Paragraaf 7.2. Hijs- en hefwerktuigen en hijs- en hefgereedschappen aan boord van schepen

Artikel 7.4. Modellen certificaten beproevingen en onderzoekingen

Als modellen van de certificaten, bedoeld in artikel 7.29, negende lid, van het besluit worden vastgesteld de modellen van de certificaten, bedoeld in artikel 25, derde lid, van het Verdrag betreffende de arbeidsveiligheid en gezondheid in havenarbeid (1979).

Artikel 7.5. Model register

Als model van het register, bedoeld in artikel 7.29, tiende lid, van het besluit wordt vastgesteld het model, bedoeld in artikel 25, tweede lid, van het Verdrag betreffende de arbeidsveiligheid en gezondheid in havenarbeid (1979).

Paragraaf 7.3. Certificatie machinisten hijskranen en funderingsmachines

Artikel 7.6. Categorieën torenkranen, mobiele kranen en mobiele hei-installaties

  • 1 Een persoon is in het bezit van een certificaat van vakbekwaamheid als bedoeld in artikel 7.32, eerste lid, onder a, van het besluit indien hij een torenkraan, mobiele kraan of mobiele hei-installatie als omschreven in de onderdelen a tot en met c, bedient:

    a. torenkraan:

    torenvormige hijskraan waarvan het maximumbedrijfslastmoment 10 tonmeter of meer bedraagt of de giek 20 meter of hoger boven het vlak van de ondersteuning van de kraan bevestigd is;

    b. mobiele kraan:

    verrijdbare, niet aan een vaste baan gebonden hijskraan die geen torenkraan is en waarvan het maximumbedrijfslastmoment 10 ton-meter of meer bedraagt, met uitzondering van:

    • 1º. een op een voertuig bevestigde laadkraan die uitsluitend ingericht is of althans uitsluitend wordt gebruikt voor het laden en lossen van de laadbak van het voertuig of een samenstel van voertuigen;

    • 2º. een grondverzetmachine die ontgravingen maakt en direct daarop aansluitend leidingwerk in die ontgravingen legt of ten behoeve van het uitvoeren van grondverzetwerkzaamheden ondersteuningsschotten plaatst;

    c. mobiele hei-installatie:

    verrijdbare of verrolbare funderingsmachine die is ingericht of bestemd om palen of andere langwerpige voorwerpen in de grond te maken, te drijven of daaruit te verwijderen alsmede om met een en ander rechtstreeks verband houdende verrichtingen uit te voeren, met inbegrip van het met een maximumbedrijfslastmoment van 10 tonmeter of meer verplaatsen van lasten.

  • 2 Met betrekking tot een certificaat als bedoeld in het eerste lid, worden onderscheiden

    • a. een certificaat van vakbekwaamheid voor machinisten van torenkranen, onderverdeeld in de categorieën:

      • 1°. mobiele torenkraan;

      • 2°. toptorenkraan;

      • 3°. loopkattorenkraan;

    • b. een certificaat van vakbekwaamheid voor machinisten van mobiele kranen, onderverdeeld in de categorieën:

      • 1°. mobiele kraan op rupsen;

      • 2°. autotruck/ruwterreinkraan/wegterreinkraan;

      • 3°. grondverzetmachine met hijsfunctie;

      • 4°. autolaadkraan;

      • verreiker met hijsfunctie.

    • c. een certificaat van vakbekwaamheid voor machinisten van mobiele hei-installaties, onderverdeeld in de categorieën:

      • 1°. mobiele hei-installatie met leiders;

      • 2°. mobiele hei-installatie met makelaar en tafel;

      • 3°. mobiele hei-installatie met trilblok;

      • 4°. mobiele hei-installatie met schroefboorpaalmachine.

Artikel 7.7. Afgifte certificaat van vakbekwaamheid

  • 1 Een certificaat als bedoeld in artikel 7.6 wordt door de minister of, indien de minister een certificerende instelling heeft aangewezen, de certificerende instelling, afgegeven indien de aanvrager:

    • a. in het bezit is van een diploma van een opleiding die voldoet aan de artikelen 1.3 tot en met 1.8 en opleidt tot de eindtermen met betrekking tot de bediening van een kraan of heistelling van de desbetreffende categorie, bedoeld in bijlage XB bij deze regeling;

    • b. in een periode van vijf jaar, direct voorafgaand aan een hernieuwde aanvraag van een certificaat als bedoeld in de aanhef, ten minste twee jaar ervaring heeft opgedaan met de bediening van een kraan van de desbetreffende categorie, waarvan ten minste een half jaar valt in de laatste drie jaar van de periode van vijf jaar, en

    • c. de ervaring, bedoeld onder b, kan aantonen overeenkomstig de aanwijzingen van de certificerende instelling, of

    • d. indien niet aan onderdeel b en c wordt voldaan, met goed gevolg een praktijktoets heeft afgelegd, waaruit blijkt dat hij over de vereiste vakbekwaamheid beschikt.

  • 2. Een certificaat als bedoeld in het eerste lid, wordt afgegeven voor een periode van ten hoogste vijf jaar.

Artikel 7.8. Verstrekken gegevens bij aanvraag certificaat

De aanvrager van een certificaat als bedoeld artikel 7.6 verstrekt aan de minister of, indien de minister een certificerende instelling heeft aangewezen, aan de certificerende instelling, bij de eerste aanvraag een afschrift van het diploma, bedoeld in artikel 7.7, eerste lid, onder a.

Hoofdstuk 8. Veiligheids- en Gezondheidssignalering

Artikel 8.2. Permanente signalering

  • 1 De signalering met betrekking tot een verbod, een waarschuwing en een gebod, alsmede de signalering met betrekking tot de lokalisatie en de identificatie van reddings- of hulpmiddelen geschiedt permanent door middel van borden.

  • 2 De signalering voor de lokalisatie en identificatie van brandbestrijdingsmateriaal geschiedt permanent door middel van borden of een veiligheidskleur.

  • 4 De signalering van gevaren van stoten tegen obstakels en van vallen van personen geschiedt permanent door middel van een veiligheidskleur of borden.

  • 5 De markering van verkeerswegen geschiedt permanent door middel van een veiligheidskleur.

Artikel 8.3. Occasionele signalering

  • 1 De signalering van gevaarlijke gebeurtenissen, de oproep van personen voor een specifieke actie, alsmede de dringende evacuatie van personen geschiedt occasioneel, door middel van een lichtsignaal, een akoestisch signaal of een mondelinge mededeling.

  • 2 Het leiden van personen die handelingen verrichten waarbij een gevaar bestaat, geschiedt occasioneel door middel van hand- of armseinen of mondelinge mededelingen.

Artikel 8.4. Vrije keuze van signalering

  • 1 Bij gelijke doeltreffendheid van de signalering bestaat een vrije keuze tussen:

    • a. de lichtsignalen, de akoestische signalen of de mondelinge mededeling;

    • b. het hand- of armsein of de mondelinge mededeling;

    • c. een veiligheidskleur of een bord voor het signaleren van gevaar van struikelen, of vallen door hoogteverschil.

  • 2 De volgende signaleringswijzen kunnen gelijktijdig worden gebruikt:

    • a. het lichtsignaal en het akoestisch signaal;

    • b. het lichtsignaal en de mondelinge mededeling;

    • c. het hand- of armsein en de mondelinge mededeling.

  • 3 De doeltreffendheid van een signalering mag niet in het gedrang worden gebracht door de aanwezigheid van een andere signalering of van andere factoren die de zicht- of hoorbaarheid verstoren, een slecht ontwerp, een ontoereikend aantal, een slechte plaatsing, een slechte staat of een slechte werking van de signaleringsmiddelen of signaleringsvoorzieningen.

Artikel 8.5. Gebruik van kleuren

Voor zover signalering geschiedt door middel van een veiligheidskleur wordt:

  • a. met de kleur rood aangeduid:

    • 1°. een verbodssignaal;

    • 2°. gevaar of alarm;

    • 3°. identificatie en lokalisatie van brandbestrijdingsmateriaal en brandweeruitrusting;

  • b. met de kleur geel of oranje-geel aangeduid een waarschuwingssignaal;

  • c. met de kleur blauw aangeduid een gebodssignaal;

  • d. met de kleur groen aangeduid:

    • 1°. een reddingssignaal of een eerste hulp-signaal;

    • 2°. een veilige situatie.

Artikel 8.6. Noodinstallatie

Signaleringen die een energiebron behoeven, zijn voorzien van een noodinstallatie voor het geval dat deze energiebron uitvalt, behalve indien het te signaleren gevaar ophoudt te bestaan bij het uitvallen van de energie.

Artikel 8.7. Controle licht- en geluidssignalen

  • 1 De licht- en geluidssignalen zijn voor de ingebruikneming op hun goede werking en reële doeltreffendheid gecontroleerd. Die controle wordt nadien voldoende vaak herhaald.

  • 2 Een licht- of geluidssignaal geeft bij inwerkingstelling het begin van een actie aan: de duur ervan is zo lang als de actie vereist.

  • 3 De licht- en geluidssignalen worden na ieder gebruik onmiddellijk opnieuw in werking gesteld.

Artikel 8.8. Bescherming specifieke werknemers

Indien de betrokken werknemers een beperkt gehoor- of gezichtsvermogen hebben, onder meer door het dragen van individuele beschermende uitrusting, dienen adequate aanvullende maatregelen of vervangingsmaatregelen te worden genomen.

Artikel 8.9. Algemene eisen veiligheidsborden

  • 1 De pictogrammen waarvan veiligheidsborden zijn voorzien, zijn zo eenvoudig mogelijk en voor het begrip overbodige details worden weggelaten.

  • 2 De borden zijn gemaakt van materiaal met een zo groot mogelijke schokvastheid en weerbestendigheid.

  • 3 De borden bezitten dusdanige afmetingen en kleur- en lichttechnische eigenschappen dat zij goed zichtbaar en gemakkelijk te begrijpen zijn.

Artikel 8.10. Soorten borden

  • 1 Verbodsborden kenmerken zich door een ronde vorm, een zwart pictogram op witte achtergrond, rode rand en balk die van links naar rechts over het pictogram loopt onder een hoek van 45° ten opzichte van de horizontale lijn, waarbij de rode kleur ten minste 35% van het oppervlak van het bord beslaat.

  • 2 Waarschuwingsborden kenmerken zich door een driehoekige vorm, een zwart pictogram op gele achtergrond en een zwarte rand, waarbij de gele kleur ten minste 50% van het oppervlak van het bord beslaat.

  • 3 Gebodsborden kenmerken zich door een ronde vorm, een wit pictogram op blauwe achtergrond, waarbij de blauwe kleur ten minste 50% van het oppervlak van het bord beslaat.

  • 4 Reddingsborden kenmerken zich door een rechthoekige of vierkante vorm, wit pictogram op groene achtergrond, waarbij de groene kleur ten minste 50% van het oppervlak van het bord beslaat.

  • 5 Borden in verband met het brandbestrijdingsmateriaal kenmerken zich door een rechthoekige of vierkante vorm en een wit pictogram op rode achtergrond, waarbij de rode kleur ten minste 50% van het oppervlak van het bord beslaat.

  • 7 De gebruikte pictogrammen mogen licht afwijken van of meer gedetailleerd zijn dan de pictogrammen van de borden, bedoeld in bijlage XIA bij deze regeling. De betekenis ervan is dan evenwel dezelfde en verschillen of aanpassingen maken de betekenis niet onduidelijk.

Artikel 8.11. Plaatsing van borden

  • 1 De borden worden, rekening houdend met eventuele obstakels, op passende hoogte en op een passende plaats ten opzichte van het gezichtsveld geïnstalleerd, hetzij bij de toegang tot een zone waar een algemeen risico bestaat hetzij in de onmiddellijke nabijheid van een bepaald risico of het te signaleren object, en wel op een goed verlichte en gemakkelijk toegankelijke en zichtbare plaats.

  • 2 Bij slechte natuurlijke verlichtingsomstandigheden worden fluorescerende kleuren, reflecterende materialen of kunstlicht gebruikt.

  • 3 Een bord wordt verwijderd zodra de situatie die de aanwezigheid ervan rechtvaardigt, niet meer bestaat.

Artikel 8.12. Reservoirs gevaarlijke stoffen

  • 1 Reservoirs die gebruikt worden bij werkzaamheden met dan wel de opslag van:

    • a. gevaarlijke enkelvoudige stoffen als omschreven in de richtlijn nr. 67/548/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 27 juni 1967 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen (PbEG L 196), of

    • b. gevaarlijke meervoudige stoffen als omschreven in de richtlijn nr. 1999/45/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 31 mei 1999 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke preparaten (PbEG L 200), alsmede zichtbare leidingen die de onder a dan wel b, bedoelde stoffen bevatten of waardoor deze stoffen worden getransporteerd, zijn voorzien van de in de onder a dan wel b, bedoelde richtlijnen voorgeschreven gevaarssymbolen.

  • 2 Het vorige lid is niet van toepassing op reservoirs die worden gebruikt bij werkzaamheden van korte duur of die vaak wisselen van inhoud mits er toereikende alternatieve maatregelen worden genomen, met name op het gebied van voorlichting of opleiding, die hetzelfde beschermingsniveau garanderen.

  • 3 De in het eerste lid bedoelde gevaarssymbolen kunnen:

    • a. worden vervangen door waarschuwingsborden als weergegeven in artikel 8.10 met hetzelfde pictogram of symbool;

    • b. worden aangevuld met extra informatie zoals de naam of de formule van de gevaarlijke stof en met bijzonderheden over de gevaren;

    • c. voor het transport van reservoirs op de arbeidsplaats worden aangevuld met of vervangen door borden die krachtens de Wet milieugevaarlijke stoffen dan wel de Wet vervoer gevaarlijke stoffen van toepassing zijn voor het transport van gevaarlijke stoffen.

Artikel 8.13. Aanbrengen van signalering op reservoirs

De signalering bedoeld in artikel 8.12 wordt aangebracht op de zichtbare zijden in de vorm van hard materiaal, zelfklevend materiaal of verf.

Artikel 8.14. Plaatsing op reservoirs

  • 2 De op leidingen gebruikte gevaarssymbolen en gevaarsbenamingen worden zichtbaar en voldoende herhaald aangebracht in de nabijheid van de meest gevaarlijke plaatsen, zoals kleppen en aansluitingspunten.

Artikel 8.15. Signalering bij opslag gevaarlijke stoffen

  • 1 De signalering van plaatsen, lokalen of afgesloten ruimten die worden gebruikt voor de opslag van aanzienlijke hoeveelheden gevaarlijke stoffen geschiedt door een passend waarschuwingsbord als bedoeld in artikel 8.10 of door gevaarssymbolen en gevaarsbenamingen als bedoeld 8.12 tenzij, rekening houdend met artikel 8.9, derde lid, wat de afmeting betreft, de gevaarssymbolen en gevaarsbenamingen van de afzonderlijke verpakkingen of op de reservoirs ter zake volstaan.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde borden of gevaarssymbolen en gevaarsbenamingen worden bij de opslagruimte of op de toegangsdeur tot de opslagruimte geplaatst.

Artikel 8.16. Wijze van gebruik lichtsignalen

Rekening houdend met de gebruiksomstandigheden veroorzaakt het door een signaal uitgezonden licht een aan de omgeving aangepast lichtcontrast dat niet tot verblinding mag leiden maar voldoende zichtbaar is.

Artikel 8.17. Uniformiteit

  • 1 Het lichtoppervlak dat een signaal uitzendt, is uniform van kleur of bevat een pictogram op een bepaalde achtergrond.

  • 3 Wanneer het signaal een pictogram bevat, voldoet dit aan artikel 8.10.

Artikel 8.18. Bijzondere lichtsignalen

  • 1 Wanneer een voorziening een continu en een onderbroken signaal kan uitzenden, wordt het onderbroken signaal gebruikt om ten opzichte van het continue signaal aan te geven dat het gaat om een situatie die een groter gevaar inhoudt of waarbij de gewenste of verplichte interventie of actie met grotere spoed moet worden uitgevoerd.

  • 2 Wanneer een onderbroken lichtsignaal wordt gebruikt in plaats of ter completering van een geluidssignaal, is de code van het signaal identiek.

  • 3 Een voorziening om een lichtsignaal uit te zenden in geval van groot gevaar, wordt speciaal in het oog gehouden of uitgerust met een reservelamp.

Artikel 8.19. Vereisten geluidssignalen

  • 1 Een geluidssignaal:

    • a. heeft een geluidsniveau dat duidelijk hoger is dan het niveau van het omgevingslawaai, zodat het goed hoorbaar is, doch niet te luid of pijnlijk voor de oren;

    • b. is gemakkelijk herkenbaar;

    • c. is gemakkelijk te onderscheiden van een ander geluidssignaal en andere omgevingsgeluiden.

  • 2 Wanneer een voorziening een geluidssignaal met een variabele en een vaste frequentie kan uitzenden, wordt de variabele frequentie gebruikt om ten opzichte van de vaste frequentie aan te geven dat het gaat om een situatie die een groter gevaar inhoudt of waarbij de gewenste of verplichte interventie of actie met grotere spoed moet worden uitgevoerd.

  • 3 Het geluid van een ontruimingssignaal is continu.

Artikel 8.20. Algemene vereisten inzake de mondelinge mededeling

  • 1 De mondelinge mededeling vindt plaats tussen een spreker of zender en een of meer toehoorders, en wel in de vorm van korte teksten, woordgroepen of afzonderlijke woorden, eventueel gecodeerd.

  • 2 De mondelinge boodschappen zijn zo kort, eenvoudig en duidelijk mogelijk.

  • 3 De mondelinge mededeling is direct door middel van gebruik van de menselijke stem of indirect door middel van de menselijke stem of spraaksynthese, verspreid door een middel ad hoc.

Artikel 8.21. Gebruikte taal

De betrokken personen kennen de gebruikte taal zodanig dat zij de boodschap correct kunnen uitspreken en begrijpen en zich al naar gelang van de boodschap op passende wijze kunnen gedragen op het vlak van de veiligheid of de gezondheid.

Artikel 8.22. Algemene vereisten inzake hand en armseinen

  • 1 Een hand- of armsein is precies en eenvoudig en bestaat uit een breed gebaar.

  • 2 Het gelijktijdig gebruik van beide armen verloopt symmetrisch en geeft slechts één enkel signaal weer.

Artikel 8.23. Seingever

  • 1 De seingever geeft met behulp van hand- en armseinen besturingsinstructies door aan de ontvanger van de seinen.

  • 2 De seingever wijdt zijn aandacht uitsluitend aan het geven van de besturingsinstructies en de veiligheid van de werknemers die zich in de nabijheid bevinden.

  • 3 De seingever kan de gehele besturingsoperatie zien, zonder daarbij door de handeling gehinderd te worden.

  • 4 Wanneer niet aan de in het derde lid, genoemde voorwaarden kan worden voldaan, worden een of meer bijkomende seingevers ingeschakeld.

Artikel 8.24. Ontvanger van seinen

De ontvanger van de seinen zet de in uitvoering zijnde transportbeweging stil om nieuwe instructies te vragen, wanneer hij de ontvangen orders niet met de nodige veiligheidsgaranties kan uitvoeren.

Artikel 8.25. Kenbaarheid seingever

De seingever is makkelijk herkenbaar voor de ontvanger van de seinen.

Artikel 8.26. Voorkomen onduidelijkheid seinen

De in bijlage XIB bij deze regeling opgenomen hand- en armseinen, worden gebruikt in de daarbij vermelde situaties, waarbij deze geen afbreuk doen aan het gebruik van andere van toepassing zijnde codes, met name in bepaalde bedrijvigheidssectoren, waarmee dezelfde handelingen worden aangeduid.

Artikel 8.27. Signalering van obstakels en gevaarlijke plaatsen

  • 1 De signalering van gevaar door stoten tegen obstakels, door vallende voorwerpen of personen, geschiedt door middel van geel, afgewisseld met zwart, of rood afgewisseld met wit, binnen de bebouwde zones van het bedrijf of de inrichting waartoe de werknemer in het kader van zijn werk toegang heeft.

  • 2 De gele en zwarte of rode en witte banden worden onder een hoek van circa 45° aangebracht en hebben ongeveer dezelfde afmetingen.

Artikel 8.28. Afstemming signalering op obstakel of gevaarlijke plaats

De afmetingen van de signalering houden rekening met de afmeting van het gesignaleerde obstakel of de gesignaleerde gevaarlijke plaats.

Artikel 8.29. Vereisten inzake markering van verkeerswegen

  • 1 Wanneer de bescherming van de werknemers dat vereist, worden de verkeerswegen op de arbeidsplaats voor voertuigen duidelijk door doorlopende strepen met een goed zichtbare kleur aangegeven.

  • 2 Bij het aanbrengen van de strepen wordt rekening gehouden met de nodige veiligheidsafstanden tussen de voertuigen die er kunnen rijden en elk voorwerp dat zich in de nabijheid en tussen de voetgangers en de voertuigen kan bevinden.

Hoofdstuk 9. Overgangs- en Slotbepalingen

Artikel 9.1. Vergoeding

  • 2 Voor het bepalen van het tarief per certificaat worden de duur van de onderzoeken, bedoeld in het eerste lid, en het aantal en de soort van de verrichtingen die daarbij worden uitgevoerd alsmede de aard en de hoogte van de bijkomende kosten zo nauwkeurig mogelijk omschreven.

Artikel 9.2. Vergoeding extra kosten certificatie en wijze van betaling

  • 1 Voor zover ten gevolge van een verzoek of handeling dan wel nalaten van de aanvrager van een certificaat als bedoeld in deze regeling, extra kosten worden gemaakt in verband met de afgifte van het certificaat, worden deze kosten doorberekend aan de aanvrager.

  • 2 De kosten verbonden aan de afgifte van een certificaat, voor zover de afgifte gebeurt door de minister, worden bij de aanvraag voldaan door overmaking op gironummer 552712 (Postbank), ten name van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Postbus 90801, 2509 LV te 's-Gravenhage. Indien de minister voor de afgifte van een certificaat een certificerende instelling heeft aangewezen, worden de kosten, verbonden aan de afgifte van het certificaat, bij de aanvraag voldaan overeenkomstig de aanwijzingen van de instelling.

  • 3 Met ingang van 1 december 1999 wordt in het tweede lid “gironummer 552712 (Postbank)” vervangen door: bankrekeningnummer 19.23.21.366 (Rabobank).

Artikel 9.2a. Overgangsbepalingen certificering arbodiensten

  • 1 Voor de toepassing van deze regeling wordt een arbodienst ten behoeve waarvan op het moment van inwerkingtreding van de Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 12 juni 1998, nr. ARBO/AIS/98/01120, Directie Arbeidsomstandigheden tot wijziging van de Arbeidsomstandighedenregeling in verband met de verzelfstandiging van de certificering van arbodiensten (Stcrt. 111) op grond van artikel 31a van de wet een certificaat was verleend, aangemerkt als een gecertificeerde arbodienst. De voorschriften die aan het certificaat waren verbonden zijn daarbij van overeenkomstige toepassing.

  • 2 De arbodienst, bedoeld in het eerste lid, gaat zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval binnen vier maanden na aanwijzing van een certificerende instelling als bedoeld in artikel 2.7, een relatie aan met zo een instelling. De arbodienst doet hiervan mededeling aan de minister.

  • 3 Een arbodienst als bedoeld in het eerste lid, haalt binnen twee maanden na aanwijzing van een certificerende instelling als bedoeld in artikel 2.7, het dossier af bij de minister en stelt dit dossier zo spoedig mogelijk ter beschikking van de certificerende instelling waarmee hij een relatie aangaat.

  • 4 Arbodiensten die op het moment van inwerkingtreding van de regeling, bedoeld in het eerste lid, een verzoek om certificaatverlening bij de minister hebben ingediend en waarvan de behandeling nog niet is afgerond, dragen het verzoek om certificaatverlening zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval binnen twee maanden, over aan de op grond van artikel 2.7 aangewezen certificerende instelling.

Artikel 9.2b. Overgangsbepaling Commissie voor advies inzake bezwaar en beroep

Op een bezwaar- of beroepschrift op grond van de wet en de Wet op de (re)ïntegratie arbeidsgehandicapten, dat voor 1 januari 2002 door Onze Minister is ontvangen, is paragraaf 1.5 van toepassing zoals deze luidde op de dag voorafgaande aan die datum.

Artikel 9.2c. Overgangsbepaling certificering vakbekwaamheid professioneel vuurwerk

  • 1 Het vakbekwaamheidsbewijs inzake het bezigen van professioneel vuurwerk dat is afgegeven vóór 3 augustus 2000 wordt tot en met 31 december 2002 gelijkgesteld met een certificaat van vakbekwaamheid als bedoeld in artikel 4.17b, eerste lid, indien de bezitter van een dergelijk bewijs zich vóór 1 april 2002 heeft laten inschrijven bij een opleiding als bedoeld in artikel 417b, eerste lid, onder a.

  • 2 Het vakbekwaamheidsbewijs, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onder a, van de Beleidsregels vergunning professioneel vuurwerk, wordt aangemerkt als diploma als bedoeld in artikel 4.17b, eerste lid, onder a.

  • 3 Artikel 4.17b, eerste lid, onder c, geldt niet tot en met 31 december 2002, mits de aanvrager in een periode van vijf jaar, direct voorafgaand aan de eerste aanvraag van een certificaat als bedoeld in artikel 4.17b, eerste lid,

    • a. als bezitter van een vakbekwaamheidsbewijs dat is afgegeven vóór 3 augustus 2000 tenminste tien maal de desbetreffende soort arbeid heeft verricht of

    • b. als bezitter van een vakbekwaamheidsbewijs als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onder a, van de Beleidsregels vergunning professioneel vuurwerk tenminste tien maal de desbetreffende soort arbeid heeft verricht of

    • c. onder toezicht van een persoon als bedoeld onder a of b tenminste tien maal de desbetreffende soort arbeid heeft verricht.

Artikel 9.2d. Overgangsbepaling certificering duikploegleiders

  • 1 Artikel 6.3, eerste lid, geldt ten aanzien van de ploegleider, bedoeld in artikel 6.16, derde lid, van het besluit, met uitzondering van de ploegleider bij de brandweer, niet tot 1 januari 2004 mits de aanvrager van het certificaat duikploegleider blijk heeft gegeven te beschikken over voldoende relevante en actuele kennis en beroepservaring

  • 2 Artikel 6.3, eerste lid, geldt ten aanzien van de ploegleider bij de brandweer niet tot 1 januari 2005 mits de aanvrager van het certificaat duikploegleider blijk heeft gegeven te beschikken over voldoende relevante en actuele kennis en beroepservaring.

Artikel 9.2e. Overgangsbepaling certificering duikerartsen

Artikel 6.3a, eerste lid, onder a en b, geldt niet mits de aanvrager in een periode van een jaar, direct voorafgaand aan de eerste aanvraag van een certificaat als bedoeld in artikel 6.3a, eerste lid, tenminste 10 personen belast met het verrichten van duikarbeid, heeft gekeurd.

Artikel 9.3. Intrekking oude op de wet gebaseerde regelingen

De volgende regelingen worden ingetrokken:

  • a. de regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 21 december 1987, inzake de aanwijzing van jeugdige krantenbezorgers,

  • b. de regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 22 september 1987, (Stcrt. 197)

  • c. de Regeling Adviescommissie bezwaar en beroep arbeidsomstandigheden.

Artikel 9.5. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Arbeidsomstandighedenregeling.

Deze regeling zal met de toelichting en de bijlagen in de Staatscourant worden gepubliceerd.

's-Gravenhage, 12 maart 1997

De

Staatssecretaris

voornoemd,

w.g. F.H.G. de Grave

Bijlage I. behorend bij artikel 1.10

Gegevens ten behoeve van de schriftelijke mededeling van een arbeidsongeval, bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet 1998

1. Werkgever

Naam:

Adres:

(geen Postbusnummer)

Postcode en plaats:

Registratienummer Kamer van Koophandel:

(voorzover van toepassing)

Aantal werkzame personen:

2. Getroffene(n)

Naam:

Adres:

Postcode en woonplaats:

Geboortedatum en geslacht:

Nationaliteit:

De getroffene is: werknemer/stagiair/uitzendkracht/leerling/student/overig 1

Datum indiensttreding:

Soort letsel:

Plaats van het letsel:

Noodzaak ziekenhuisopname: ja/nee*

Dodelijke afloop: ja/nee*

Vermoedelijke verzuimduur:

3. Omstandigheden van het arbeidsongeval

Plaats van het arbeidsongeval:

Indien het arbeidsongeval niet plaatsvond op het adres van de werkgever tevens:

Naam bedrijf (voorzover van toepassing):

Adres:

Postcode en plaats:

Datum en tijdstip arbeidsongeval:

Direct voorafgaand aan het arbeidsongeval door getroffene verrichte werkzaamheden:

Aard van het arbeidsongeval:

Eventueel betrokken arbeidsmiddelen of stoffen:

Bijlage IA. , behorend bij artikel 2.0

In het veiligheidsbeheerssysteem, bedoeld in artikel 2.5a, tweede lid, van het besluit komen aan de orde:

  • a. die onderdelen van het algemene managementsysteem waartoe de organisatorische structuur, de verantwoordelijkheden, de gebruiken, de procedures, de toegepaste werkmethoden en productiemethoden en de hulpmiddelen behoren welke het mogelijk maken het beleid ter voorkoming van zware ongevallen te bepalen en uit te voeren;

  • b. de organisatie en het personeel: de taken en verantwoordelijkheden van het personeel dat op alle organisatorische niveaus bij het beheersen van de risico’s van zware ongevallen is betrokken, het onderkennen van de behoeften aan opleiding van dat personeel, de organisatie van die opleiding en de deelname daaraan door het personeel, de aannemers en de onderaannemers;

  • c. de identificatie van de gevaren en de beoordeling van de risico’s van zware ongevallen, bedoeld in artikel 2.5b, eerste lid, van het besluit;

  • d. het toezicht op de uitvoering: de vaststelling en de toepassing van procedures en instructies voor de beheersing van de veiligheid van de bedrijfsvoering, met inbegrip van het onderhoud van de installaties en de tijdelijke onderbrekingen;

  • e. de wijze waarop wordt gehandeld bij wijzigingen: de vaststelling en de toepassing van procedures voor de planning van wijzigingen met betrekking tot het bedrijf of de inrichting of een onderdeel daarvan of de toegepaste werkmethoden en productiemethoden dan wel met betrekking tot het ontwerpen van nieuwe werkmethoden of productiemethoden;

  • f. de planning voor noodsituaties: de vaststelling en de toepassing van procedures voor de systematische identificatie van noodsituaties alsmede voor het uitwerken, beoefenen, en toetsen van de noodplannen. Bij het oefenen van noodplannen worden alle werknemers op de locatie betrokken, met inbegrip van relevante aannemers en onderaannemers;

  • g. het toezicht op de prestaties: de vaststelling en de toepassing van procedures voor de permanente beoordeling van de inachtneming van de doelstellingen van het beleid ter voorkoming van zware ongevallen en van het veiligheidsbeheerssysteem, alsmede de invoering van regelingen voor onderzoek en correctie bij het niet in acht nemen daarvan. Tot deze procedures behoren het systeem voor de melding van zware ongevallen en bijna-ongevallen, met name die waarbij de beschermende maatregelen hebben gefaald, het onderzoek daarnaar en de nazorg, een en ander op grond van de ervaringen uit het verleden;

  • h. audits en beoordeling: de vaststelling en de toepassing van procedures voor de systematische periodieke evaluatie van het beleid ter voorkoming van zware ongevallen en van de doeltreffendheid en van de deugdelijkheid van het veiligheidsbeheerssysteem alsmede voor de met documenten gestaafde analyse door de werkgever van de resultaten van het gevoerde beleid, van het veiligheidsbeheerssysteem en van de actualisering daarvan.

Bijlage IB. , behorend bij artikel 2.0c

Het intern noodplan als bedoeld in artikel 2.5c van het besluit bevat de volgende gegevens en beschrijvingen:

  • a. de naam en functie van de personen die bevoegd zijn om noodprocedures in werking te laten treden en van de persoon die belast is met de leiding en coördinatie van de maatregelen ter bestrijding van een ongeval binnen het bedrijf of inrichting;

  • b. de naam en functie van de persoon die verantwoordelijk is voor de contacten met de voor het externe noodplan verantwoordelijke autoriteiten;

  • c. voor voorzienbare omstandigheden of gebeurtenissen die een doorslaggevende rol kunnen spelen bij het ontstaan van een zwaar ongeval, een beschrijving van de te nemen maatregelen ter beheersing van de toestand of de gebeurtenis en ter beperking van de gevolgen daarvan, met inbegrip van een beschrijving van de beschikbare veiligheidsuitrusting en middelen;

  • d. de maatregelen ter beperking van het risico voor personen binnen het bedrijf of de inrichting, waaronder het alarmsysteem en de gedragsregels bij het afgaan van het alarm;

  • e. de regelingen om de autoriteit die verantwoordelijk is voor het in werking laten treden van het externe noodplan bij een ongeval snel in te lichten, de inlichtingen die onmiddellijk moeten worden verstrekt en de regelingen voor het verstrekken van uitvoeriger inlichtingen, wanneer deze beschikbaar komen;

  • f. de regelingen om de werknemers op te leiden voor het vervullen van de taken die van hen verwacht worden en indien nodig de coördinatie hiervan met de externe hulpdiensten;

  • g. de regelingen voor de verlening van steun aan externe bestrijdingsmaatregelen.

Bijlage II. , behorend bij artikel 1.16

1. Deze lijst wordt aangehaald als: Arbolijst 2004.

2. De in de bijlage begrepen bedrijfsmiddelen die in aanmerking kunnen komen voor de regeling, dienen de aangegeven bestemming te hebben voor zover aangegeven en ten minste te bestaan uit de bestanddelen vermeld achter ‘en bestaande uit’; indien zij uit deze bestanddelen bestaan mogen de bestanddelen vermeld achter ‘(eventueel)’ daaraan worden toegevoegd. Tot die bestanddelen kunnen tevens gerekend worden voorzieningen (zoals leidingen, appendages en meet- en regelapparatuur) die technisch noodzakelijk zijn voor en uitsluitend dienstbaar zijn aan deze bedrijfsmiddelen en derhalve geen zelfstandige betekenis hebben.

3. De Arbolijst is afgestemd op de VAMIL-lijst. Dit komt onder meer tot uiting in overeenkomstige eisen ten aanzien van geluid en het gebruik van biologisch-afbreekbare olie. Aldus moeten bedrijfsmiddelen waarvoor een beroep wordt gedaan op de regeling en waarvan het eventuele hydraulische systeem meer dan drie liter olie bevat, gevuld zijn met biologisch-afbreekbare en niet-toxische olie (zie in dat verband ook de VAMIL-lijst).

Als onvoldoende voorzorgsmaatregelen worden genomen, kan een aantal bedrijfsmiddelen van de Arbolijst, ongewenste milieu-effecten veroorzaken. Denkbaar is bijvoorbeeld dat – ter voorkoming van de blootstelling van werknemers – schadelijke stoffen worden geloosd in het oppervlaktewater of worden geëmitteerd in de buitenlucht. Bedoelde bedrijfsmiddelen zijn in de Arbolijst gemarkeerd met het symbool #. Het verdient aanbeveling – alvorens men tot aanschaf van zo’n bedrijfsmiddel overgaat – eerst contact op te nemen met de gemeentelijke of provinciale milieudienst.

De met een asterisk gemarkeerde bedrijfsmiddelen dienen, overeenkomstig de daarvoor geldende EEG-richtlijnen, vergezeld te zijn van een EG-verklaring van overeenstemming en van een gebruiksaanwijzing, die beide zijn opgesteld in de Nederlandse taal.

De Arbolijst 2004 bestaat voor een deel uit bedrijfsmiddelen die ook al op de voorgaande Arbolijsten (1998 tot en met 2003) voorkwamen. Nieuwkomers op de lijst zijn met een uitroepteken gemarkeerd (ook bedrijfsmiddelen met een enigszins gewijzigde omschrijving zijn voorzien van een uitroepteken).

In enkele gevallen heeft de regeling betrekking op een onderdeel van een groter bedrijfsmiddel. Alleen indien een bepaald type van het beoogde bedrijfsmiddel wordt aangeschaft, komen de kosten daarvan in aanmerking voor een beroep op de regeling; het geheel waartoe het bedrijfsmiddel behoort daarentegen komt niet voor een beroep op de regeling in aanmerking. Om nu in de praktijk verwarring te voorkomen, wordt bij sommige bedrijfsmiddelen het beroep op de regeling aan een maximumbedrag gebonden.

Categorie-indeling

De bedrijfsmiddelen op deze lijst zijn ingedeeld in de volgende categorieën:

S.Investeringen ter voorkoming dan wel vermindering van de blootstelling aan toxische en andere stoffen.

L. Investeringen ter voorkoming dan wel vermindering van de blootstelling aan lawaai.

F. Investeringen ter voorkoming dan wel vermindering van de blootstelling aan fysieke belasting en ter bevordering van de reïntegratie.

Diverse op de lijst voorkomende bedrijfsmiddelen bieden meer dan één arbovoordeel. In die gevallen is het bedrijfsmiddel toegedeeld aan een van de hiervoor genoemde categorieën.

Bedrijfsmiddelen

1. Investeringen ter voorkoming/vermindering van de blootstelling aan toxische en andere stoffen

#*S 006 Ventilatiesysteem voor kapsalons

bestemd voor: het afzuigen van stoffen en dampen afkomstig van haarverzorgingsproducten en het aanvoeren van zuivere lucht,

bestaande uit:

– geluidsarme afzuigvoorzieningen nabij behandelplaatsen van voldoende capaciteit;

– leidingen;

– instelvoorziening afzuig- en aanvoercapaciteit;

– voorverwarmingsvoorziening voor aan te voeren verse lucht (met warmtewisselaar).

*S 007 Cirkelzaag met schuiftafel (formaatzaag) volgens norm NEN-EN 1870-1:1999

bestemd voor: het onder goede arbeidsomstandigheden op maat zagen van hout, houtachtige plaatmaterialen en kunststofplaten,

verder bestaande uit:

– afzuigpunten die zodanig zijn uitgevoerd dat de stofemissiewaarde maximaal 1 mg/m3 lucht bedraagt;

– (eventueel) aansluitleiding op bestaande afzuiginstallatie;

– (eventueel) automatische klepregeling.

*S 008 Freesmachine met één verticale as (tafelfreesmachine) volgens norm NEN-EN 848-1:1998

bestemd voor: het onder goede arbeidsomstandigheden frezen van hout en houtachtige materialen,

verder bestaande uit:

– afzuigpunten die zodanig zijn uitgevoerd dat de stofemissiewaarde maximaal 1 mg/m3 lucht bedraagt;

– (eventueel) aansluitleiding op bestaande afzuiginstallatie;

– (eventueel) automatische klepregeling.

*S 009 Vlakbank met handvoeding volgens norm NEN-EN 859:1997

bestemd voor: het onder goede arbeidsomstandigheden vlakken en strijken van hout en houtachtige materialen,

verder bestaande uit:

– afzuigpunt, zodanig uitgevoerd dat stofemissiewaarde maximaal 1 mg/m3 lucht bedraagt;

– (eventueel) aansluitleiding op bestaande afzuiginstallatie;

– (eventueel) automatische klepregeling.

#*S 010 Bronafzuiging verfmeng- en verfbereidingstafels kapsalons

bestemd voor: het afzuigen van stoffen en dampen afkomstig van haarverzorgingsproducten en verven,

verder bestaande uit:

– bereidingstafel van voldoende capaciteit;

– leidingen;

– schakelaar afzuigvoorziening;

– instelvoorziening aanvoercapaciteit.

*S 011 Industriële stofzuiger of veeg-schrob-zuigmachine

bestemd voor: het opzuigen en verzamelen van stof, gruis, spanen enz. en/of het afzuigen tijdens (machinale) bewerkingen,

bestaande uit:

– onderstel op wielen;

– ventilator, (eventueel) turbine;

– filter in omkasting;

– bewaking filtervervuiling;

– afvalcontainer;

– (eventueel) bestuurderszitplaats;

– (eventueel) vloerbevochtigingssysteem;

– (eventueel) schrobsysteem;

– (eventueel) reinigingsset (buizen, slang en mondstukken).

Het geluid, gemeten volgens NEN-EN-ISO 3744: 1995, bedraagt maximaal 75 dB(A).

Toepassing:

bij hout-, steen-, metaal- en kunststofbewerking

stofzuiger met ten minste M (C) of gelijkwaardige beschermingsgraad; het filter is zodanig uitgevoerd dat de stofemissiewaarde maximaal 0,2 mg/m3 lucht bedraagt.

bij asbestsanering

stofzuiger met ten minste H (K1) of gelijkwaardige beschermingsgraad.

*S 014 Verticale platenzaag volgens norm NEN-EN 1870-2:1994

bestemd voor: het onder goede arbeidsomstandigheden op maat zagen van hout, houtachtige plaatmaterialen en kunststofplaten,

verder bestaande uit:

– afzuigpunten, zodanig uitgevoerd dat de stofemissiewaarde maximaal 1 mg/m3 lucht bedraagt;

– (eventueel) aansluitleiding op bestaande afzuiginstallatie;

– (eventueel) automatische klepregeling.

*S 015 Eenzijdige pennenbank met schuiftafel volgens norm NEN-EN 1218-1:1999

bestemd voor: het onder goede arbeidsomstandigheden maken van houten pennen,

verder bestaande uit:

– afzuigpunten die zodanig zijn uitgevoerd dat de stofemissiewaarde maximaal 1 mg/m3 lucht bedraagt;

– optimale afscherming snijgereedschappen;

– (eventueel) aansluitleiding op bestaande afzuiginstallatie;

– (eventueel) automatische klepregeling.

#*S 016 Verfmengtafel en/of verfuitlektafel met bronafzuiging

bestemd voor: het zonder blootstelling aan schadelijke stoffen hanteren (mengen) van verf (verfblikken),

bestaande uit:

– metalen onderstel;

– werkblad/rooster met aan de achterzijde een kast met afzuigopeningen;

– filter;

– aansluitleiding op een afzuigsysteem;

– (eventueel) geluidsarme ventilator;

– (eventueel) lekbakken;

– (eventueel) trolley voor blikken.

*S 017 Oplosmiddelenfiltratie- en luchtzuiveringsunit

bestemd voor: het reinigen van met schadelijke (niet-kankerverwekkende) stoffen of gassen vervuilde lucht en voor het recirculeren van de gereinigde lucht,

bestaande uit:

– onderstel met omkasting (eventueel verrijdbaar);

– (centrale) geluidsarme ventilator;

– (eventueel) afzuigarmen;

– luchtzuiveringsunit met filter(s) voor stofdeeltjes en/of actief koolfilter(s) (eventueel met voor- en nafilter) voor dampen;

– regelunit voor de afzuigcapaciteit;

– (eventueel) teller voor aantal bedrijfsuren (noodzakelijk voor het vervangen van het actief koolfilter);

– (eventueel) signaalfunctie voor het vervangen van de filter door een drukfiltersysteem of elektrochemische gasdetector;

– geluidbeperkende voorzieningen.

*S 018 Vierzijdige schaafmachine volgens norm Ontw. NEN-EN 12750:1997

bestemd voor: het onder goede arbeidsomstandigheden profileren (schaven) van hout,

verder bestaande uit:

– afzuigpunten, zodanig uitgevoerd dat de stofemissiewaarde maximaal 1 mg/m3 lucht bedraagt;

– (eventueel) aansluitleiding op bestaande afzuiginstallatie;

– (eventueel) automatische klepregeling.

*S 019 Vandiktebank voor eenzijdige bewerking volgens norm NEN-EN 860:1997

bestemd voor: het onder goede arbeidsomstandigheden op dikte schaven van hout,

verder bestaande uit:

– afzuigpunt, zodanig uitgevoerd dat de stofemissiewaarde minder is dan 1 mg/m3 lucht;

– (eventueel) aansluitleiding op bestaande afzuiginstallatie;

– (eventueel) automatische klepregeling.

*S 028 Hand- en hoekstukkenreiniger

bestemd voor: het machinaal reinigen, desinfecteren en/of steriliseren van tandheelkundige hand- en hoekstukken,

bestaande uit:reiniger of combinatie van reinigers specifiek bestemd voor reiniging, desinfectie en/of sterilisatie van tandheelkundige hand- en hoekstukken.

#*S 029 Neerwaartse-luchtstromingsvoorziening

bestemd voor: het verdrijven van schadelijke stoffen en dampen in de lucht via een neerwaartse luchtstroom,

bestaande uit:

– luchtaanvoer- en luchtafvoersysteem met filters;

– luchtkwaliteitscontrolesysteem of manometerindicator die filterwerking bewaakt;

– (eventueel) cabine.

– (eventueel) verwarmingsinstallatie.

*S 030 Gesloten wassysteem voor zeefdrukramen

bestemd voor: het automatisch wassen (verwijderen van drukinkten) uit zeefdrukramen,

bestaande uit:

– gesloten ombouw met laad- en losdeur;

– reinigingsmiddelpomp;

– doseerinrichting;

– reinigingsmiddelreservoir;

– opvang voor vervuild reinigingsmiddel;

– aftap voor vervuild reinigingsmiddel;

– drukregelaar t.b.v. onderdruk in spoelruimte;

– raamhouders of raamtransportinrichting.

*S 032 Tipafzuiging soldeerdamp

bestemd voor: het onder goede arbeidsomstandigheden solderen, door afzuigen van soldeerdampen direct aan de tip van de soldeerbout,

bestaande uit:

– afzuigbuisje te monteren op het verwarmingselement van de soldeerbout;

– flexibele verbindingsslangen;

– aansluiting op bestaande afzuiginstallatie;

– (eventueel) vaste buizen;

– (eventueel) verbindingsstukken;

– (eventueel) geluidsarm filter- en afzuigsysteem.

#*S 033 Vatenreinigingsinstallatie

bestemd voor: het in een gesloten systeem reinigen van met chemicaliën vervuilde vaten,

bestaande uit:

– reinigingskast;

– reinigingsapparatuur;

– transportinrichting;

– (eventueel) afzuiginstallatie.

#*S 035 Elektrische reinigingsinstallatie

bestemd voor: het door verhitting reinigen van metalen voorwerpen,

bestaande uit:

– frame;

– reinigingskamer;

– naverbrandingskamer;

– besturing.

*S 036 Sterilisatiesysteem

bestemd voor: het bij lage temperatuur steriliseren van medisch instrumentarium, zonder gebruik van toxische stoffen,

bestaande uit:

– behuizing;

– sterilisatiekamer;

– vacuümpomp;

– besturings- en controlesysteem.

*S 037 Formalineverdunningsautomaat

bestemd voor: het volautomatisch verdunnen van geconcentreerde formaline, zonder dat formalinedamp vrijkomt,

bestaande uit:

– ijkvat;

– aanmaaktank;

– aftaptank;

– pompen en kleppen;

– omkasting met waarschuwingsindicator voor gelekte vloeistof.

*S 038 Ventilatieunit leesruimte

bestemd voor: de stofafvoer in sorteer- en controleruimten voor land- en tuinbouwproducten,

bestaande uit:

– schone-luchtvoorziening;

– stofafzuigvoorziening;

– (eventueel) verwarmingsvoorziening;

– (eventueel) leescabine.

*S 039 Inhalatievoorziening

bestemd voor: het toedienen van anesthetica zonder dat behandelaar eraan blootstaat,

bestaande uit:

– dubbelmasker;

– afzuigvoorziening;

– flexibele slangen;

– debietmeter.

S 040 Roetfilter voor dieselmotoren van mobiele machines

bestemd voor: opvangen van roet uit dieselmotoren,

bestaande uit: poreus keramisch roetfilter dat – na verbranding van het roet – kan worden hergebruikt.

#*S 042 Afzuigbank met filtering

bestemd voor: de afzuiging en neerslag van stof afkomstig van de droge bewerking van steenmaterialen,

bestaande uit:

– dichte stalen werktafel met houten werkblad;

– ingebouwd filtersysteem met pomp- en sproei-installatie ter reiniging van het filter.

*S 044 Leliewortelsnijder

bestemd voor: het stofvrij met een messenbalk snijden van leliebollenwortels

bestaande uit:

– frame;

– behuizing;

– rollenset;

– messenbalk;

– vacuümzuiger;

– afvoerband.

*S 045 Diabolosorteerder

bestemd voor: het stofvrij in verschillende eindmaten sorteren van aardappelen, witlofpennen, bollen, uien, sjalotten etc.,

bestaande uit:

frame;

– dubbele diabolosorteerketting;

– aandrijving;

– tussenelevator;

– opvoerelevator;

– (eventueel) leestafel.

#*S 047 Dampafzuigapparatuur

bestemd voor: het afvoeren van dampen van een ontsmettingsbad voor bollen en knollen, uit de verwerkingsruimte,

bestaande uit:

– zuigmonden;

– transportbuizen;

– ventilator;

– (eventueel) filterinstallatie.

*S 048 Watervernevelingsinstallatie

bestemd voor: het beperken van stofverspreiding bij het grondvrijmaken van wortelpruiken van agrarische producten, door luchtbevochtiging

bestaande uit: watervernevelingssysteem.

*S 050 Profileermachine

bestemd voor: het onder goede arbeidsomstandigheden profileren van kozijnhout met meer assen tegelijkertijd,

bestaande uit:

– afzuigpunten die zodanig zijn uitgevoerd dat de stofemissiewaarde maximaal 1 mg/m3 lucht bedraagt;

– optimale afscherming snijgereedschappen;

– (eventueel) aansluitleiding op bestaande afzuiginstallatie;

– (eventueel) automatische klepregeling.

– freesassen;

– vast doorvoersysteem.

*S 052 Dubbelmaskersysteem

bestemd voor: het met geringe blootstelling aan anesthetica chirurgisch behandelen van patiënten,

bestaande uit:

– dubbelmasker;

– afzuigeenheid;

– flexibele slangen;

– stroommeter.

#*S 053 Ozonsysteem

bestemd voor: het opwekken van ozon voor oxidatie en desinfectie,

bestaande uit:

– ozongenerator;

– koeling;

– ozon-watermengsysteem.

#*S 054 Reinigingsmachine voor metalen voorwerpen

bestemd voor: het met water reinigen,

bestaande uit:

– invoertrechter;

– wastrommel met borstels;

– hete-luchtdroger.

#*S 055 Automatisch houtbewerkingsstation

bestemd voor: het onder goede arbeidsomstandigheden bewerken van hout,

bestaande uit:

– CNC- bewerkingscentrum;

– geluidwerende omkasting;

– houtstofafzuiging;

– (eventueel) geïntegreerde stofafzuiging in gereedschap.

De afzuiging is zodanig uitgevoerd dat de stofemissiewaarde maximaal 1 mg/m3 lucht bedraagt.

Het geluid op de bedieningsplaats, gemeten volgens de norm NEN-EN-ISO 11203:1996, bedraagt maximaal 80 dB(A).

*S 056 Gemechaniseerde vacuümtester

bestemd voor: het controleren van verpakkingen op het vereiste vacuüm,

bestaande uit:

– invoerinrichting;

– sterwiel;

– meetpunt met sensor;

– verdeel- en afvoerinrichting.

#*S 057 Hoogvacuümafzuigsysteem voor handgereedschap

bestemd voor: het met geringe stofbelasting uitvoeren van houtbewerking met handgereedschappen,

bestaande uit:

– voorafscheider;

– filter;

– stofopvangbussen;

– hoogvacuümventilator;

– leidingstelsel met verschillende aansluitpunten;

– slangen;

– start- en stopautomaat.

De afzuiging is zodanig uitgevoerd dat de stofemissiewaarde maximaal 1 mg/m3 lucht bedraagt. Er wordt geen afgezogen lucht naar werkruimte terug gevoerd.

#*S 059 Houtstofafzuiginstallatie volgens norm prEN 12779:1997

bestemd voor: het afzuigen van houtstof afkomstig van houtbewerking,

bestaande uit:

– afzuiginstallatie met ventilator;

– filtereenheid met reststofemissie van < 0,2 mg/m3);

– opvang houtstof;

– controle- en beveiligingssysteem voor retourlucht;

– voorzieningen voor het meten en sturen van de luchtstroom;

– bewakingssystemen voor juiste werking, en voorkoming van brand en ontploffing conform de Atex richtlijn

Bij het bedrijfsmiddel behoort een opleveringsprotocol van de fabrikant van luchtzuiveringssystemen.

*S 060 Elektronische lengtemeter voor tandheelkundige wortelkanalen

bestemd voor: het zonder gebruik van röntgenstraling opmeten van de lengte van een tandheelkundig wortelkanaal,

bestaande uit:elektronisch meetapparaat met toebehoren.

*S 061 Vernietigingscontainer narcotica (drugs)

bestemd voor: het zonder schadelijke blootstelling vernietigen van narcotica (drugs),

bestaande uit:

– metalen container op poten;

– shredder op bovenzijde container, toegankelijk via trap;

– roerwerken;

– wateraansluiting met flotter- en niveauregeling;

– ontluchting met koolstoffilters;

– leuningen langs bovenzijde container.

#S 062 LPG-installatie voor vorkheftrucks

bestemd voor: de emissievermindering van vorkheftrucks met brandstofmotor,

bestaande uit:

– LPG-installatie;

– lucht-brandstofregeling;

– katalysator.

*S 063 Poederafzuigsysteem

bestemd voor: het afzuigen van overtollig antismetpoeder in drukkerijen,

bestaande uit:

– afzuigpijpen;

– pomp-filtersysteem.

#*S 064 Breedbandschuurmachine

bestemd voor: het met geringe stofbelasting schuren van houten producten,

bestaande uit:

– boven- en/of onderschuureenheid;

– transportband;

– afzuiging;

– (eventueel) afzuigleiding op bestaande afzuiginstallatie.

De emissie blijft onder de 0,5 mg/m3 lucht.

*S 065 Warmtebeeldcamera

bestemd voor: het met geringe rook- en warmtebelasting opsporen van brandhaarden en mogelijke slachtoffers,

bestaande uit:warmtedetecterende camera.

*S 066 Buidelband (tot buis deformeerbare transportband)

bestemd voor: het stofvrij transport van stoffige materialen,

bestaande uit:

– rubberen transportband met aan buitenzijde massief driehoekige profielen;

– bijbehorend ophang- en sluitmechanisme.

*S 069 Harsinjectie-installatie

bestemd voor: het toepassen van kunststofharsen zonder blootstelling aan toxische stoffen,

bestaande uit:

– harsinjectiemachine;

– gesloten mallen;

– vacuümpomp.

*S 070 Kippenlaadmachine

bestemd voor: het met geringe stofbelasting en fysieke belasting verzamelen van kippen,

bestaande uit:

– containerwagen;

– laadmachine.

*S 071 Voedselrestenafvoersysteem

bestemd voor: het zonder stank- en besmettingsgevaar afvoeren van voedselresten in grote keukens,

bestaande uit:

– stortrechter met automatische afsluiter;

– leidingsysteem;

– vacuümeenheid;

– ondergrondse-opslagtank.

*S 072 Vernevelrobot

bestemd voor: het met geringe blootstelling van de werknemers, vernevelen van gewasbestrijdingsmiddelen

bestaande uit:

– frame pompeenheid;

– schijfvernevelaar;

– accu(s);

– leidingen/slangen;

– regeleenheid/besturingseenheid;

– (eventueel) semi- of volautomatische verplaatsingseenheid.

!*S 080 Tankreinigingssysteen

bestemd voor: het zonder toxische blootstelling reinigen van tanks,

bestaande uit:

– toevoerpomp met filter;

– tankwasmachine;

– pompwagen.

!*S 081 UV-droger

bestemd voor: het voorkomen van blootstelling aan toxische oplosmiddelen bij het drogen van grafische UV-inkt.

bestaande uit:

– UV-lamp(en);

– doorvoersysteem met koeling en afzuiging;

– (eventueel); losse UV-unit voor plaatsing in bestaande warme luchtdroger.

!*S 082 Desinfecteringsautomaat

bestemd voor: het met UV-licht desinfecteren van eieren,

bestaande uit:

– frame;

– UV-lampenset;

– afschermingen.

!*S 083 Plamuurmengmachine

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting mengen van tweecomponten plamuur,

bestaande uit:

– verrijdbaar onderstel;

– hydraulisch systeem;

– hefplateaus;

– bedieningskast.

!*S 084 Controle en beveiligingssysteem reststofmeting conform PrEN 12779:1997

bestemd voor: Continue meting en bewaking van de reststofemissie om te kunnen voldoen aan de MAC-waarde voor houtstofemissie,

bestaande uit:

– meetapparatuur;

– beveiligingssysteem;

– bewakingsregistratie.

!*S 085 Gecombineerde platen/formaatzaagmachine

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting zagen van hout, houtachtige plaatmaterialen en kunststofplaten,

bestaande uit:

– zaagblad;

– voorritszaag;

– variabele toerentalinstelling;

– parallelbegeleiding;

– drukbalk;

– elektrische hoekverstelling;

– digitale uitlezing;

– afzuigpunten zodanig uitgevoerd dat de stofemissie waarde maximaal 1 mg/m3 bedraagt;

– (eventueel) aansluiting op bestaande afzuiginstallatie;

– (eventueel) automatische klepregeling;

– (eventueel) af en aanvoersysteem voor materiaal/werkstuk.

2. Investeringen ter voorkoming/vermindering van de blootstelling aan lawaai

L 001 Geluidarm snijgereedschap

bestemd voor: het beperken van het geluid dat vrijkomt bij gebruik van houtbewerkingsmachines,

bestaande uit:

– vrijwel gesloten, rond draaglichaam;

– (eventueel) klemstukken en verwisselbare messen.

Het gereedschap voldoet aan het gestelde van norm NEN-EN 847-1:1997. Het is voorzien van de aanduiding MAN.

*L 003 Verstekzaag met geluidomkasting

bestemd voor: het onder verstek zagen van metalen profielen,

bestaande uit:

– verstekzaag met automatische zaagvoeding;

– volledige omkasting.

Het geluid op de bedieningsplaats, gemeten volgens de norm NEN-EN-ISO 11203:1996 bedraagt maximaal 80 dB(A).

L 006 Geluidsmantel om heiblok

bestemd voor: het reduceren van geluid bij heiwerkzaamheden,

bestaande uit: geluidsmantel die (eventueel in combinatie met een speciale heimuts) het geluid – blijkens een meetrapport – met minimaal 15 dB(A) reduceert (eventueel uitgebreid met geluiddempende paalmantel).

*L 007 Bestuurbare unit voor horizontale boringen

bestemd voor: het gestuurd boren van gaten voor kabels en leidingen,

bestaande uit:

– onderstel op rupsbanden;

– boormast met boormotor;

– aandrijving op onderstel door dieselmotor/hydrauliek;

– bedieningskast.

Het geluid op een afstand van 2 m van de in werking zijnde machine (bedrijfsstand) bedraagt – gemeten volgens EN/ISO-normen – maximaal 85 dB(A).

*L 008 Breedbandontbraammachine

bestemd voor: het onder goede arbeidsomstandigheden ontbramen van metalen platen,

bestaande uit:

– slijpwals;

– tegengesteld draaiende staalborstels;

– afzuiging;

– droog- of natfilter;

– (eventueel) was- en drooginrichting.

Het geluid van de belaste breedbandontbraammachine, gemeten volgens de norm ISO 3744 t/m 3747, bedraagt maximaal 80 dB(A).

*L 009 Bewerkingsmachine aluminium profielen

bestemd voor: het bewerken van dunwandige profielen bij acceptabel geluidsniveau,

bestaande uit:

– bewerkingseenheid;

– volledig geïntegreerde geluidsomkasting met automatische opening en sluiting voor de profielen.

Het geluid van de belaste machine, gemeten volgens de norm EN ISO 11202 bedraagt maximaal 77 dB(A).

*L 010 Geluidreducerend aan- en afvoersysteem

bestemd voor: het met relatief weinig geluid aan- en afvoeren van materiaal in een transportsysteem,

bestaande uit:

– aan- en afvoertafels;

– dwarstransportsysteem;

– omkasting voorzien van geluidreducerend materiaal;

– mechanische in- en uitvoeropeningen die geluidsemissie beperken.

Het transportgeluid wordt met minimaal 10 dB gereduceerd.

!*L 015 Geluidsarme resthoutverkleiningsmachine

bestemd voor: met een acceptabel geluidsniveau verspanen van houtafval,

bestaande uit:

– hydraulisch aggregaat;

– uitwisselbare messen;

– elastisch opgehangen motor;

– overbelasting beveiliging;

– schakelkast;

– uitwisselbare zeef;

– schuiver;

– stofafzuigvoorziening.

Het geluid op de bedieningsplaats, gemeten volgens de norm NEN EN ISO 11203:1996 bedraagt maximaal 75 dB(A).

3. Investeringen ter voorkoming/vermindering van de blootstelling aan fysieke belasting en ter bevordering van de reïntegratie

F 001 Chauffeursstoel voor bedrijfswagens

bestemd voor: het in een goede houding besturen/bedienen van voertuigen,

bestaande uit: stoel die blijkens een certificaat tenminste voldoet aan de specificaties van BGZ-Wegvervoer (Kwaliteitsmerk) en de norm NEN 5518:2000.

*F 002 Verstelbare werk- of behandeltafel

bestemd voor: het in een goede houding verrichten van werkzaamheden aan, werkstukken, goederen, voorwerpen patiënten of dieren.

bestaande uit:

– onderstel;

– werkblad(eventueel) voorzien van klem- opspaninrichting voor het vastzetten van belading;

– verstelinrichting met bedieningsorgaan;

en ten minste één van de volgende mechanismen:

– elektrische aandrijving;

– hydraulische aandrijving;

– gasveersysteem;

– schroefspindels met slinger.

– pneumatische aandrijving;

*F 003 Hydraulische pluklift

bestemd voor: het op goede werkhoogte plukken van champignons,

bestaande uit:

– hangend platform;

– hydraulische cilinders met een hydropomp;

– twee-handenbeveiligingsbediening.

– (eventueel) aandrijving

*F 006 Manipulator (positioneerder)

bestemd voor: het in een goede positie brengen van te bewerken voorwerpen door deze over twee of drie assen (x-, y- en z-as) en/of via rotatie te bewegen. Deze manipulator mag zelf geen bewerking uitvoeren,

bestaande uit:

– kantel-, draai en/of liftconstructie;

– kleminrichting;

– (eventueel) overnameconstructie (voor veilig uit de baan overnemen en weer in de baan plaatsen van producten).

*F 009 Stroverdeler

bestemd voor: het automatisch verstrooien van een pak/baal stro,

bestaande uit:

– roterende schijf met messen;

– aanvoerinrichting;

– transportrails met ophangbeugels;

– afstandsbediening.

F 010 Spraakherkenningssysteem

bestemd voor: het met mondelinge commando’s bedienen van elektrische apparatuur,

bestaande uit: microfoon/speaker, eventueel headset, draadgebonden interface of infraroodzender of radiozender (software uitgezonderd).

*F 011 Hijs- en railsysteem

bestemd voor: het met geringe fysieke inspanning (horizontaal) verplaatsen van goederen in een productieproces, met tilhulpen voor laden en lossen,

bestaande uit:

– op hoogte gemonteerd monorail systeem;

– (eventueel) trolleywagens;

– (eventueel) lastverlichtende hulpmiddelen.

*F 013 Opper- en bestratingsmachine (uitgevoerd als: mini -knik, -schrank, -wiellader)

bestemd voor: het met geringe fysieke inspanning transporteren en plaatsen van o.a. straatstenen, tegels, trottoirbanden en putten,

bestaande uit:

– zelfrijdend onderstel met een geïnstalleerd vermogen van minder dan 25 kW;

– (eventueel) accessoires.

Het geluid van de machine, gemeten op de bedieningsplaats volgens de Europese richtlijn 89/514/EEG, bedraagt maximaal 85 dB(A).

F 014 Stahulp / Ergonomische kruk

bestemd voor: het ontlasten van de benen en rug op werkplekken waar langdurig wordt gestaan en zittend werk niet (altijd) kan,

bestaande uit:

– vast of inklapbaar frame op voet;

– (eventueel) zwenkwielen;

– verstelinrichting (bijvoorbeeld met gasveer);

– zitting (eventueel) met (automatische) neigingverstelling;

– (eventueel) rugleuning met (automatische) neigingverstelling.

*F 016 Kluitenrooimachine

bestemd voor: het met geringe fysieke inspanning rooien en/of verplaatsen van bomen en struiken met kluit,

bestaande uit:

– motorvoertuig;

– rooiarm;

– hydraulische installatie;

– rooimessen;

– bestuurdersstoel van waaruit goed zicht bestaat op zowel weg als rooiplek.

*F 018 Opkar

bestemd voor: het met geringe fysieke inspanning oppakken, transporteren en weer lossen van een pakket stenen van zo’n 50 stuks,

bestaande uit:

– wagen met één wiel;

– twee handgrepen met bedieningsorganen;

– door een elektromotor aangedreven hefbordes met linkswerkende tanden;

– accu-pak.

F 022 Draaitafel met inmeetmal voor deuren

bestemd voor: het met geringe fysieke inspanning pasmaken en inhangen van deuren,

bestaande uit:

– draaitafel met vergrendelinrichting;

– inmeetmal;

– (eventueel) deurtransporteur

– (eventueel) speciale handschaafmachine volgens norm NEN-EN 50144-1:1998;

– (eventueel) speciale handzaagmachine volgens norm NEN-EN 50144-1:1998.

*F 023 Elektrische trekker/verplaatser voor bijvoorbeeld stoelen of bedden

besttaande uit: het uitvoeren van verpleegkundige werkzaamheden met geringe fysieke inspanning; bijvoorbeeld verplaatsen van stoelen (waarop zich een persoon bevindt), bedden of (rol)containers.

bestaande uit:

– verrijdbaar en elektrisch aangedreven onderstel;

– accu's;

– stuurhefboom met handgrepen;

– bedieningspaneel.

*F 026 Verrijdbare en kantelbare bewerkingstafel

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting bewerken van producten,

bestaande uit:

– frame met kantelbaar tafelblad;

– (eventueel) met daarin gemonteerde hefwieltjes;

– (eventueel) verrijdbaar onderstel;

– handbediende kantelinrichting;

– (eventueel) werkstukklemmen;

– (eventueel) automatisch schroefaggregaat;

– (eventueel) booreenheid;

– (eventueel) freesaggregaat;

– (eventueel) beslagmagazijn.

*F 027 Automatische kisten/containerwasser met kantelinrichting

bestemd voor: het met geringe fysieke inspanning reinigen van kisten of containerbakken,

bestaande uit:

– frame met wassproei-inrichting;

– (eventueel) borstelmachine;

– frame met elektrische of pneumatische wassproei-inrichting;

– (eventueel) kantelmechanisme;

– installatie voor aan- en afvoer;

– (eventueel) stoominrichting;

– (eventueel) geluidsomkasting;

– (eventueel) afvoer grondresten.

!*F 028 Hefwagen (met de hand verplaatsbaar)

bestemd voor: het op een goede werkhoogte brengen/houden van producten,

bestaande uit:

– op wielen gemonteerd onderstel;

– mechanisch, elektrisch, of hydraulisch instelbaar tafelblad / instelbare vork;

– (eventueel) beveiliging tegen knelgevaar.

– (eventueel) met duw/trekbeugel;

– (eventueel) kantelbeveiliging

*F 038 Mechanische blokken/panelensteller

bestemd voor: het met geringe fysieke inspanning, mechanisch plaatsen van blokken of panelen,

bestaande uit:verrijdbare grijp- en hefinrichting.

*F 041 Kuilfrees

bestemd voor: het losfrezen van ruwvoer uit kuilhoop en via vijzel/transportkettingsysteem afvoeren,

bestaande uit:

– freessysteem;

– transportsysteem;

– elektrisch of hydraulisch liersysteem.

*F 043 Aanbouwhulpstukken voor opper- en bestratingmachines

bestemd voor: het verlichten van de fysieke inspanning bij bestratingswerkzaamheden

Zie F 013.

*F 044 Elektrisch-verstelbare aankleedtafel

bestemd voor: het in een goede houding verzorgen van kleuters en peuters,

bestaande uit:

– in hoogte verstelbaar tafelblad;

– hefinrichting met elektromotor;

– veiligheidsvoorzieningen;

– (eventueel) ombouw/aanbouw;

– (eventueel) traplade;

– (eventueel) wasbak;

– (eventueel) babybad.

*F 046 Mechanische kaassnijmachine

bestemd voor: het met geringe fysieke inspanning mechanisch snijden van kaas,

bestaande uit: elektrisch aangedreven, afgeschermd mes, gevat in een op-en-neer-gaand raam.

*F 048 Lichtgewichtportaalkraan met transportwagen

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting plaatsen, wegnemen, laden en lossen van grafmonumenten,

bestaande uit:

– aluminium draagbalk;

– twee staanders;

– loopkat met (eventueel) kettingtakel;

– horizontaalversteller;

– transportwagen;

– (eventueel)hydraulische bediening;

– (eventueel) brandstofmotor.

!F 049 Doorwerksysteem voor (rol)steigers

bestemd voor: het onder slechte weersomstandigheden doorwerken,

bestaande uit:

– draagconstructie;

– bespannings(afschermings)doek/zeil/folie;

– (erventueel) ophaal- en neerlaatsysteem;

– (eventueel) randkap.

*F 050 Trekkenwanden

bestemd voor: het met geringe fysieke inspanning hijsen van decors in theaters,

bestaande uit:

– lierwerken met elektromotoren;

– elektronische besturing.

Het maximale investeringsbedrag, dat voor de regeling in aanmerking komt, bedraagt € 17.500,-- per trek.

*F 053 Hoogwerker met verticale hefinrichting

bestemd voor: het in een goede houding verrichten van werkzaamheden op plaatsen met minimaal beschikbare vloeroppervlak met verticale hefrichting.

bestaande uit:

– verrijdbaar onderstel;

– werkbak op mast of schaar gemonteerd;

– hydraulische pomp;

– cilinders;

– elektrische aandrijving;

– (eventueel) accu's.

F 054 Winkelbalie/kassameubel met zitmogelijkheid

bestemd voor: het in een goede houding verrichten van balie en/of kassawerkzaamheden,

bestaande uit:

– een meubel die een juiste zit- en werkhouding mogelijk maakt;

– (eventueel) vijfvlaks bioptic infraroodscanner.

*F 060 Reachtruck met bewegingvolgende zitplaats

bestemd voor: het in ergonomisch-verantwoorde houding verrichten van hefwerkzaamheden op een vlakke en verharde vloer,

bestaande uit:

– elektrisch aangedreven basiswerktuig;

– kantelende zitplaats of cabine die het zicht op de heflast vergemakkelijkt.

F 065 Chauffeursstoel in bussen

bestemd voor: het in goede houding besturen/bedienen van bussen,

bestaande uit: stoel die blijkens een certificaat tenminste voldoet aan de specificaties van BGZ-Wegvervoer (Kwaliteitsmerk) en de norm NEN-EN 5526:1999.

*F 068 Platenlift

bestemd voor: het met geringe fysieke inspanning omhoog en in de juiste positie brengen van platen,

bestaande uit:

– verrijdbaar onderstel;

– telescopische mast;

– oplegconstructie;

– hefinrichting;

– (eventueel) zijarm;

– (eventueel) venster- en glashouder;

– (eventueel) kantelinrichting.

F 069 Inschietwagen t.b.v. oven

bestemd voor: het in- en uitladen van producten in de oven,

bestaande uit:

– voorziening in de oven;

– inschietwagen met platen en wieltjes.

– (eventueel) rails;

– (eventueel) elektrische aandrijving

*F 072 Morteltransportmachine

bestemd voor: het met geringe fysieke inspanning (stofvrij) verplaatsen van droge of natte mortel van silo naar werkplek,

bestaande uit:

– spuitpomp;

– compressor;

– slang.

*F 073 Pakketteermachine voor straatstenen

bestemd voor: het met geringe fysieke inspanning opnemen en pakketteren van straatstenen,

bestaande uit:

– pakketteerinrichting met omsnoeringsapparaat;

– (eventueel) voorraadbunker;

– (eventueel) spoelinstallatie;

– (eventueel) weegunit;

– (eventueel) richtinstallatie;

– (eventueel) formeertafel;

– (eventueel) palletlift;

– (eventueel) afzetlift;

– (eventueel) buffervoorraadbaan.

F 074 Vrachtautocabine (voor inzameling van huisvuil)

bestemd voor:het ergonomisch-verantwoord en met gereduceerde blootstelling aan geluid inzamelen van huisvuil,

bestaande uit:

– laag chassis en naar voren geplaatste cabine;

– lage inwerp/tilhoogte;

– lage ergonomische in- en uitstap; voldoet aan de specificaties van de norm NEN 5518:2000 (3.3.2);

– naar beneden te zetten chauffeursstoel die voldoet aan F 001 in deze lijst;

– vlakke cabinevloer met stahoogte over de gehele breedte;

– (eventueel) automatische schuifdeur.

Het maximale investeringsbedrag dat voor de regeling in aanmerking komt, bedraagt 35 % van de investering met een maximum van € 25.000.

*F 075 Opbouw-/montagehoogwerker voor kasconstructies

bestemd voor: het met geringe fysieke inspanning opbouwen en afmonteren van tuinbouwkassen,

bestaande uit:

– onderstel met rupsen en een frame met een schaarconstructie;

– werkplateau, uitgevoerd in trapvorm, uitschuifbaar tot ca. 12 m breedte;

– hekwerk op werkplateau;

– radiografische bediening;

– aandrijvingseenheid;

– (eventueel) lastkraan voor hijsen.

*F 080 Lichte kraan op aanhanger of chassis (maximaal moment 10.000 kg.m)

bestemd voor: het met geringe fysieke inspanning bedienen van een hijskraan bij bijvoorbeeld dak(dekkers)werkzaamheden,

bestaande uit:

– mast met hydraulisch instelbaar giekdeel;

– (eventueel) handmatige snelverstelling;

fysieke inspanning;

– motor;

– hydraulisch of elektrisch aangedreven draaikrans;

– (eventueel) chassis;

– (eventueel) aggregaat;

– kabelwindas;

– radiografische besturing voor alle bedrijfsfuncties;

– (eventueel) accessoires.

Het geluid op de bedieningsplaats bij het hoogst toelaatbare toerental bedraagt maximaal 90 dB(A).

*F 081 Automatische afkortinstallatie volgens NEN-EN 1870-10:1996

bestemd voor: het met geringe fysieke inspanning afkorten van alle soorten en maten profielen van hout of kunststof,

bestaande uit:

– automatische aanvoerbaan met loopwagen en opduwbuffer;

– automatische afkortzaag voorzien van afschermhek;

– afvoerbaan;

– besturingsunit.

*F 082 Machinale vloerafwerker

bestemd voor: het met geringe fysieke inspanning gladmaken van pas gestorte, cement-gebonden vloeren,

bestaande uit:

– motor;

– hydrostaatpomp voor rijaandrijving;

– hydroliekpomp(en);

– assen;

– bedieningsbenodigdheden;

– ventielbesturingssysteem;

– telescooparm;

– voorzetkoppelsysteem;

– egaliseer(voorzet)inrichting.

F 083 Combi-wagen

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting transporteren, voorbehandelen en bossen van bloemen,

bestaande uit:

– aluminium transportwagen;

– polyester bak en rek;

– kantelmechanisme.

F 087 In hoogte verstelbare kinderstoel

bestemd voor: het met geringe fysieke inspanning verzorgen van kinderen,

bestaande uit: verstelbare kinderstoel (eventueel) met verwijderbaar voorblad.

*F 089 Automatische belader en ontlader van lasersnijmachinewerkstukken

bestemd voor: het met geringe fysieke inspanning beladen en ontladen van werkstukken op een lasersnijmachine,

bestaande uit:

– casettesysteem (compact magazijn) met palletplaatsen;

– kolom met zwenkarmen – draaibaar en in hoogte verstelbaar – met vacuüm zuignappen en een hefrek;

– computerbesturing.

*F 091 Automatische eiercontainerbelader

bestemd voor: het met geringe fysieke inspanning plaatsen van stapels van eiertrays in een container met verschillende niveaus,

bestaande uit:

– metalen ombouw;

– in- en uitrijplateau voor respectievelijk lege en volle eiercontainers;

– motoren;

– luchtcilinders;

– sensoren;

– bedieningspaneel met noodstop.

*F 092 Hydraulische knipmachine

bestemd voor: het met geringe inspanning op maat knippen van stenen,

bestaande uit:

– accu;

– hydraulische cilinder;

– handgreep;

– wiel en een zwenkwiel met rem;

– steenoplegplateau;

– hydrauliekpomp;

– messen;

– bedieningsunit.

*F 093 Hefsteiger

bestemd voor: het op juiste hoogte werkzaamheden uitvoeren, waarbij zowel mensen als materieel op ideale werkhoogte worden gebracht,

bestaande uit:

– grondframe of zelfrijdend chassis;

– aandrijfmotoren;

– één of twee masten;

– platform.

*F 094 Robotmachine voor het verplaatsen van bloempotten

bestemd voor: het met geringe fysieke inspanning verplaatsen van gevulde bloempotten ten behoeve van teelt en het sorteren op groeiresultaat,

bestaande uit:

– metalen staanders met draagbalk;

– metalen beweegbare vorken;

– bedieningspaneel;

– transportband;

– elektromotoren.

*F 095 Los- en laadsysteem voor (aanhang)wagen

bestemd voor: het met geringe fysieke inspanning laden en lossen van goederen van een (aanhang)wagen met ingebouwd hydraulisch/elektrisch systeem (geen ‘drempel’ naar laadvloer),

bestaande uit:

– hydraulisch/elektrisch afzet- of kantelsysteem;

– (eventueel) aanhangwagen;

– (eventueel) lier.

*F 097 Rotatiestapelaar

bestemd voor: het met geringe inspanning oppakken, roteren en stapelen van allerlei plaatmateriaal,

bestaande uit:

– hefsysteem met vacuüm of mechanisch aangedreven grijpers;

– besturing;

– roterende kolom.

*F 098 Zelfrijdende mechanische fruitoogstmachine

bestemd voor: het met geringe fysieke inspanning oogsten van fruit,

bestaande uit:

– machine met horizontale en verticale transport- en verzamelbanden;

– kistenvuller;

– kistenwagen.

*F 099 (Kuubs)kistenvuller

bestemd voor:

  • a. het met geringe fysieke inspanning vullen van kisten;

  • b. het met geringe fysieke inspanning – en zonder beschadiging, stortkegels en hinderlijke valhoogtes – laag voor laag vullen van palletkisten

bestaande uit:

ad a.

– vulband;

– aandrijfmotoren;

– (eventueel) afloopplaat;

– toevoerband met steunpoot;

– kistentafel;

– losplaat;

– (eventueel) kistenpositioneerder.

ad b.

– frame;

– verstelbare toevoerband;

– (eventueel) verstelbare verticale vulband(en);

– sensoren;

– PLC-besturing;

– (eventueel) draaiplateau voor de kist;

– (eventueel) watertank;

– (eventueel) middelen;

– (eventueel) kistontstapelaar.

*F 100 (Kuubs)kistenlediger

bestemd voor: het automatisch kantelen van kisten,

bestaande uit:

– grijp-, hef- en kantelinrichting;

– elektromotor;

– (eventueel) watertank;

– (eventueel) opvulkussen;

– doseersysteem;

– bedieningsmiddel.

*F 101 Kledingtransporteur

bestemd voor: het met geringe fysieke inspanning horizontaal transporteren van kleerhangers met kledingstukken,

bestaande uit:

– elektrisch aangedreven transportmechanisme;

– transportketting met meenemer;

– besturingskast;

– (eventueel) in hoogte instelbare ophangpunten.

*F 102 Laadvloersysteem in bedrijfswagens

bestemd voor: het met geringe inspanning uitvoeren van van horizontaal transport van goederen in de laadruimte,

bestaande uit:

– aangedreven vloertransporteur;

– bedieningsunit.

*F 103 Vouwplatform

bestemd voor: het met geringe fysieke inspanning openvouwen van een laadklep,

bestaande uit: elektrisch-hydraulisch aangedreven platform met drukveren.

*F 104 Mechanisch aangedreven haspel

bestemd voor: het met geringe inspanning op- en afrollen van bijvoorbeeld slang of zeil op een haspel,

bestaande uit:

– haspel;

– motor.

*F 105 Pneumatische afstandsbediening voor aanhangwagenkoppelingen

bestemd voor: het koppelen en ontkoppelen van aanhangwagens bij vrachtwagens,

bestaande uit:

– schakelset;

– cilinderset.

*F 106 Inzamelvoertuig ten behoeve van het legen van afvalcontainers

bestemd voor: het met geringe inspanning oppakken en legen van (huisvuil)containers,

bestaande uit:

– truckchassis met grijparmbelading;

– compactor;

– container (bedienbaar vanuit de cabine).

*F 107 Personen- en goederenlift voor bus respectievelijk bestelwagen tot 3500 kg

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting doen plaatsnemen van personen (bijvoorbeeld in een rolstoel) dan wel laden van goederen,

bestaande uit: hydraulisch laadplatform.

F 109 Automatische transmissie voor voertuigen (m.u.v. landbouwtrekkers)

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting koppelen en schakelen,

bestaande uit: transmissie met geautomatiseerde bediening voor schakeling en koppeling.

Het maximale investeringsbedrag dat voor de regeling in aanmerking komt, bedraagt € 4.600,–.

*F 111 Vulmachine met ontstapelaar voor emmers en fusten

bestemd voor:het met geringe fysieke belasting ontstapelen en vullen met water van emmers/fusten,

bestaande uit:

– aanvoer-bufferband;

– afvoer-bufferband;

– vulstation;

– (eventueel) doseereenheid.

*F 112 Automatische afrijbalk

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting egaliseren van een aarden baan (hulpstuk voor wiellader),

bestaande uit:

– laserbesturing;

– egaliseerblad;

– cilinders;

– geleiding;

– afwerkmessen;

– hydraulische besturing;

– snelwisselsysteem.

*F 113 Wasselecteermachine

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting selecteren uit kluwen wasgoed van één stuk,

bestaande uit:

– aan- en afvoerbanden;

– bewegende arm met grijper, gecontroleerd door sensor.

*F 114 Evacuatievoorziening

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting vervoeren van personen (in [rol]stoel of ligbed) over traptreden.

*F 115 Volautomatische reuzelverwijderaar

bestemd voor: het volautomatisch verwijderen van de reuzellaag uit de binnenzijde van een karkas,

bestaande uit:

– bovenconstructie met frame;

– reuzelverwijderarmen, gepositioneerd door servo-aandrijving.

*F 116 Automatische wasinrichting voor rubberdoeken en tegendrukcilinders

bestemd voor: het automatisch reinigen van rubberdoeken en tegendrukcilinders,

bestaande uit:

– reinigingselement;

– scherm voor de programmakeuze;

– reinigingsmiddelverdeler;

– compressor.

*F 117 Automatisch drukplaatwisselsysteem

bestemd voor: het automatisch verwijderen van een oude plaat en inbrengen van een nieuwe,

bestaande uit:

– platenhouder of platenmagazijnen(en);

– automatische plaatklemmen;

– servomotoren;

– software.

*F 118 Stapelkeerder

bestemd voor: het met geringe fysieke inspanning draaien van stapels materiaal,

bestaande uit:

– hydraulische hefinrichting;

– platform of vork;

– draai-inrichting.

*F 119 Radijsbosmachine

bestemd voor: het automatisch bossen van radijs,

bestaande uit:

– radijsbosopneemgedeelte;

– selectie- en bindapparaat;

– opvoermechanisme;

– (eventueel) fustbewaarplaats.

F 120 Hoogslaper/stapelbed

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting in bed leggen van kinderen

bestaande uit:

– hoogslaper/stapelbed;

– (eventueel) wegschuifbare of wegklapbare zijkant.

F 121 Voorziening voor rolstoelgebruikers die mobiele arbeidsmiddelen voor hen toegankelijk en bestuurbaar maakt

bestemd voor: het toegankelijk maken van mobiele arbeidsmiddelen voor rolstoelen, zodanig dat de rolstoelgebruikers als volwaardig chauffeur van zulke arbeidsmiddelen kunnen fungeren,

bestaande uit: voorziening die rolstoelgebruikers in staat stelt zelfstandig plaats te nemen in mobiele arbeidsmiddelen en die hen in staat stelt deze te besturen vanuit de rolstoel.

*F 122 Kledinglift

bestemd voor: het met geringe fysieke inspanning verticaal transporteren van trolleys met goederen/kledingstukken naar verschillende etages,

bestaande uit:

– bedieningskast;

– hefwagen;

– trolleywagen(s);

– geleidingen;

– aandrijfmechanisme voor hefwagens;

– liftschacht met beveiliging.

*F 123 Nekknipper

bestemd voor: het volautomatisch openen van de nek van en het doorsnijden van de wervelverbinding tussen hoofd en rug van een varkenskarkas,

bestaande uit:

– frame;

– snij-unit met speciaal mes;

– elektromechanische aandrijving en computerbesturing;

– sensoren (Remote Diagnostic System).

*F 124 Endeldarmboor

bestemd voor: het volautomatisch lossnijden van de endeldarm en het daarop droppen in een varkenskarkas,

bestaande uit:

– frame;

– snij-unit met speciaal mes en dubbel vacuümcircuit;

– elektromechanische aandrijving en computerbesturing;

– sensoren (Remote Diagnostic System).

*F 125 Voorsnijder

bestemd voor: het volautomatisch klieven van het schaambeen in een varkenskarkas,

bestaande uit:

– single frame;

– snij-unit met speciaal mes;

– elektromechanische aandrijving en computerbesturing;

– sensoren (Remote Diagnostic System).

*F 126 Buik- en borstopener

bestemd voor: het volautomatisch openen van de buik en het in tweeën delen van het borstbeen in een varkenskarkas,

bestaande uit:

– frame met bovenliggende bevestigingsconstructie;

– twee snij-units, één voor de buik en één voor de borst;

– elektromechanische aandrijving en computerbesturing;

– sensoren (Remote Diagnostic System).

*F 127 Transport- en hulpmiddel voor zware wielen

bestemd voor: het met geringe fysieke inspanning monteren of verwisselen van zware wielen,

bestaande uit:verrijdbaar raamwerk met hefinrichting.

F 128 Hoge box

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting in de box leggen of uit de box nemen van kinderen,

bestaande uit:

– box met aangepaste hoge bodem en beperkte diepte;

– (eventueel) wegschuifbare of wegklapbare zijkant.

F 129 Gewasklemsysteem

bestemd voor: het geleiden van hooggroeiende, vruchtdragende gewassen,

bestaande uit:

– metalen gewashaak;

– gewasklemmen;

– rubberen inzetstukken.

*F 130 Magazijnsysteem

bestemd voor: het met geringe fysieke inspanning opbergen en uitnemen van materiaal en/of goederen,

bestaande uit:

– magazijnstelling met beweegbare vakken en/of laden;

– (eventueel) in hoogte verstelbare werkopening;

– (eventueel) programmeerbare ladeuitnemer.

*F 133 Lichte graafmachine

bestemd voor: het met geringe fysieke inspanning verrichten van graafwerk,

bestaande uit:

– zelfrijdend onderstel met een geïnstalleerd vermogen van minder dan 15 kW;

– zwenkbare graafarm;

– (eventueel) bestuurderszitplaats met bedieningsinrichting.

– (eventueel) cabine.

Het geluid van de machine, gemeten op de bedieningsplaats volgens de Europese richtlijn 89/514, bedraagt maximaal 80 dB(A).

F 135 Omsnoeringseenheid (Palletwikkelaar of krimpfoliemachine)

bestemd voor: het met geringe fysieke inspanning wikkelen of krimpen van folie, net of wikkellint om onder andere beladen pallets.

bestaande uit:

– (eventueel verrijdbare) rolhouder voor folie, net of wikkellint;

– (eventueel) draaibaar palletplateau of een rond het palletplateau roterende rolhouder;

– (eventueel) kettingtransportsysteem;

– (eventueel) folie-afrolmechanisme met folietrekgrijpers.

*F 136 Minikiepwagen op rupsbanden

bestemd voor: het met geringe fysieke inspanning transporteren van grond, puin, hout, etc.,

bestaande uit:

– zelfrijdend onderstel met een geïnstalleerd vermogen van maximaal 10 kW;

– kiepbare laadbak.

F 137 Mestkoppeling

bestemd voor: het snel en eenvoudig aanbrengen van een verbinding tussen mestkelder en giertank,

bestaande uit:

– twee koppeldelen;

– uitwendig bedienbare afsluiter.

– (eventueel) mechanisch hefboomsysteem

*F 138 Kooloogstmachine

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting oogsten van kool,

bestaande uit:

– motor/aandrijving;

– hydraulisch systeem;

– frame;

– (eventueel) kniel/ziteenheid;

– (eventueel) rijregeling voor de trekker;

– (eventueel) snij-unit;

– (eventueel) tuig.

*F 139 Kraankar

bestemd voor: het met geringe fysieke inspanning vervoeren, plaatsen en wegnemen van grafmonumenten

bestaande uit:

– zelfrijdende kar met hoge draagkracht en groot laadvlak;

– hydraulische, draaibare kraan met hefvermogen van ca. 300 kg;

– stabiele steunen tegen omkantelen.

*F 140 Ingaasrobot

bestemd voor: het automatisch inpakken van boomkluiten,

bestaande uit:

– hydraulische cilinders;

– PLC-besturing;

– geleidingen;

– snij-inrichting.

*F 142 Schroefmachine zonder slageenheid

bestemd voor: het zonder slagmechanisme aandraaien van moeren op de benodigde spanning,

bestaande uit: pneumatische of elektrische schroefmachine.

*F 145 Momentsleutel (CNC-gestuurd)

bestemd voor: met geringe fysieke inspanning aandraaien van boutverbindingen,

bestaande uit:

– transportvoorziening/frame;

– mechanisch of elektrisch schroefgedeelte;

– elektronische besturing.

*F 146 Motorenmontagesysteem

bestemd voor: het via elektronische besturing voortbewegen en afleveren van motoren op transportwagens,

bestaande uit:

– transportwagens met (eventueel) hoogte- en (eventueel) verdraaiingsinrichting;

– elektronische besturing;

– contacten in werkvloer en/of spanningsrails.

*F 147 Automatische kleppensteller

bestemd voor: het met geringe fysieke inspanning stellen van motorkleppen,

bestaande uit:

– schroefgedeelte;

– elektronische besturing;

– productopnemer.

#*F 149 Silo-installatie bakkerijgrondstoffen

bestemd voor: het met geringe fysieke inspanning aanvoeren en opslaan van bakkerijgrondstoffen,

bestaande uit:

– silo met maximale capaciteit van 25.000 kg;

– elektronische inhoudsmeting;

– weegtoestel;

– leidingenstelsel met aansluiting voor bulkwagen;

– (eventueel) op maat gemaakte deksel, gemonteerd tussen weegschaal en deegkuip, voorzien van aspiratiesysteem.

*F 150 Elektromechanische spoorrailwisselsteller (Local Powered Moving Machine)

bestemd voor: het met geringe fysieke inspanning omleggen van wisseltongen,

bestaande uit:

– behuizing;

– elektrische bediening/aandrijving;

– mechanische overbrenging met kruk-sleufmechanisme;

– stangenset.

*F 151 Automatische bakken(ont)stapelaar

bestemd voor: het mechanisch (ont)stapelen van (pallets met) bakken,

bestaande uit:

– vast frame;

– opdrukmechanisme of (ont)stapelsysteem;

– (eventueel) wegzetsysteem en elektronisch regelsysteem;

– (eventueel) transportbanen.

*F 152 Beweegbare melkputvloer

bestemd voor: het op de ideale werkhoogte brengen van de melker,

bestaande uit:

– loopplateau;

– hoogteverstellingsmechanisme;

– geleidingsmechanisme;

– ophangconstructie.

*F 153 Stokkenuitzetvoorziening op plantmachine

bestemd voor: het met geringe fysieke inspanning zetten van (tonkin)stokken tijdens het planten van bomen,

bestaande uit: in bomenplantmachine ingebouwde stokkenzetter.

*F 154 Automatiseringsvoorziening grupstal

bestemd voor: het met geringe fysieke inspanning melken en verzorgen van dieren,

bestaande uit:

– railsysteem;

– automatisch krachtvoerverstrekkingssysteem (rails, voerlorrie, vul- en laadstation);

– automatisch koeherkenningssysteem (antennes en transponders);

– afname-apparatuur (melkstroomindicator, aandrijving,en bedieningspaneel);

– automatisch vastzetsysteem.

*F 155 Wied-, plant- of gewasverzorgingswagen(werktuig)

bestemd voor: het met geringe fysieke inspanning dicht op het maaiveld verrichten van agrarische werkzaamheden,

bestaande uit:

– (eventueel zelfrijdend) onderstel op wielen;

– (eventueel) zonnescherm;

– (eventueel) verstelbare stoeltjes en voetsteunen, of ergonomisch gevormde bedden, of verende hangtuigen;

– (eventueel) weer- en windbescherming.

*F 156 Elektrische wiellader

bestemd voor: het met geringe fysieke inspanning laden, lossen en transporteren van materialen,

bestaande uit:

– aangedreven onderstel op vier wielen;

– accu’s;

– (eventueel) laadapparatuur;

– (eventueel) hulpstukken.

*F 157 Onderhoudslift windturbine

bestemd voor: het verticaal verplaatsen van mensen en goederen in windturbinemast,

bestaande uit:

– vaste liftinstallatie;

– ophangconstructie;

– geleidingsconstructie.

*F 158 Machinistenlift voor torenkraan

bestemd voor: het brengen van de torenkraanmachinist naar zijn bedieningscabine,

bestaande uit:

– liftinstallatie;

– ophangconstructie met boven- en onderbordes;

– geleidingsconstructie.

*F 159 Stek-, teelt-, transport- en plantsysteem

bestemd voor: het met geringe fysieke inspanning kweken van plantstekken,

bestaande uit:

– containers;

– (eventueel) containertransportsysteem;

– (eventueel) stekuitstrooi-inrichting;

– plantkar.

*F 160 Tulpenbolplantmachine

bestemd voor: het automatisch sorteren, oriënteren en plaatsen van tulpenbollen,

bestaande uit:

– bolkamer;

– bolpakker;

– grippers;

– aandrijving;

– elektronica.

*F 163 Doorschuifvaatwasser

bestemd voor: het met geringe fysieke inspanning reinigen van vuile vaat,

bestaande uit:

– onder druk werkende dubbelwandige vaatwasmachine;

– (eventueel) met dubbelwandige bovenkap met afzuiging.

F 164 Aluminium ondersteuningssysteem

bestemd voor: het ondersteunen van in aanbouw zijnde constructies,

bestaande uit:

– aluminium staanders/stempels;

– aluminium ramen;

– aluminium spindels.

*F 165 Rem-rijssysteem

bestemd voor: het onderbreken van het rijsproces van deegwaren,

bestaande uit:

– geïsoleerde rem-rijskast;

– koel- en verwarmingsinstallatie;

– elektrische bevochtiginginstallatie;

– elektrotechnische installatie en computerbesturing.

F 167 Vorkheftruck met stabilisatiesysteem

bestemd voor: het met geringe fysieke inspanning verbeteren van de rijkwaliteit en rijstabiliteit van heftrucks, onder meer ter voorkoming van kantelgevaar,

bestaande uit: elektronisch en/of hydraulisch stabiliteitssysteem.

Het maximale investeringsbedrag dat voor de regeling in aanmerking komt, bedraagt:

– bij elektrische uitvoering 100 % van de investering;

– bij uitvoering met verbrandingsmotor 50 % van de investering.

F 168 Champignonplukwagen

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting plukken van champignons,

bestaande uit:

– verrijdbaar onderstel;

– plukframe;

– snijbakje;

– plukrek.

*F 170 Automatisch melksysteem

bestemd voor: het zonder fysieke belasting melken,

bestaande uit:

– melkboxen;

– robotmelksysteem;

– speenlocaliseersensoren;

– besturingssysteem.

*F 171 Mobiele lift

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting tillen, plaatsen en verplaatsen van goederen/voorwerpen,

bestaande uit:

– onderstel met zwenkwielen en luchtbanden;

– hefmast;

– verwisselbare bevestigingshulpstukken.

F 172 Afstandsregelautomaat voor vrachtwagens

bestemd voor: het automatisch aanhouden van een constante afstand tot de voorganger,

bestaande uit:

– inrichting met sensoren;

– instelknoppen aan stuur voor afstand en rijsnelheid.

F 173 Geleidesysteem voor vrachtwagens

bestemd voor: het afgeven van een akoestisch signaal in een vrachtwagencabine indien de vrachtwagen een ononderbroken streep op het wegdek overschrijdt,

bestaande uit:

– inrichting met sensoren;

– instelknoppen aan het stuur.

*F 174 Vrachtauto-airconditioning

bestemd voor:vrachtwagencabines, ook indien vrachtwagenmotor niet draait,

bestaande uit:

– koelaccumulator;

– bedieningspaneel;

– filters.

*F 179 Maaltijdportioneerstation

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting samenstellen van maaltijden in een assemblagekeuken,

bestaande uit:

– bestaande uit: roestvrij stalen behuizing met roestvrijstalen opbouw;

– verlichtingsvoorziening;

– koelsysteem met kanalenstelsel en ventilatoren;

– neerklapbare dienbladgeleiderail aan bedieningszijde;

– bedieningspaneel;

– automatische dienbladlowerator;

– (eventueel) toespijskoeling.

*F 180 Mechanische klem

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting hijsen van bouwmaterialen,

bestaande uit:

– hefboommechanisme;

– (eventueel) netbeveiliging;

– (eventueel) stangenbeveiliging;

– (eventueel) kettingbeveiliging.

F 181 Bloempottenwagen

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting gelijktijdig opnemen en verplaatsen van een aantal (bloem)potten,

bestaande uit:

– metalen uitwisselbare vork;

– framewerk met as en wielen;

– bak voor contragewicht.

*F 182 Bandenmontagestraat

bestemd voor:het met geringe fysieke belasting monteren en demonteren van band-velgcombinaties,

bestaande uit:

– aanvoerrollenbaan met wiellift;

– energiewand;

– afdruktafel met beweegbaar plateau;

– volautomatisch bandenstation met veiligheidskap;

– wielkantelsysteem;

– wielcentreerlift.

*F 184 12-pulsige transformator-gelijkrichter

bestemd voor: het reduceren van het magnetisch veld nabij een transformator-gelijkrichter die gezondheidsschade kan veroorzaken,

bestaande uit:

– transformator;

– transformatoromkasting;

– elektrisch circuit c.q. diodes voor gelijkrichting;

– condensatorbatterij.

F 185 Veiligheidsscherm

bestemd voor: het in zeer korte tijd afsluiten met een scherm van balie of vergelijkbare werkplek,

bestaande uit:

– scherm;

– besturing;

– aandrijving.

*F 189 Coniferenrondsteekmachine

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting rondsteken van coniferen,

bestaande uit:

– twee hydraulische steekschoppen;

– elektronische hoogtemeter;

– centreerinrichting;

– (eventueel) bevestiging aan landbouwtrekker.

*F 190 Zelfrijdende (hydraulische) plateauwagen

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting verrichten van werkzaamheden op verschillende hoogten in straten van bijvoorbeeld magazijnen,

bestaande uit:

– verrijdbaar onderstel;

– traploos in hoogte instelbaar plateau;

– elektrische aandrijving;

– besturingsinrichting op plateau;

– anti-kantelvoorziening.

*F 191 Kantensnijmachine voor champignonteelt

bestemd voor: machinaal oogsten van champignons,

bestaande uit:

– roestvrijstalen frame;

– motoren met cirkelmessen.

F 196 Lichtgewicht bollencontainer

bestemd voor: waterbroei van snijbloemen, met geringe fysieke belasting,

bestaande uit:

– lichtgewicht container;

– lichtgewicht inlegbodem voorzien van plantgaten.

*F 199 Mobiele werkbank

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting verplaatsen en gebruiken van werkbank en gereedschap,

bestaande uit:

– verrijdbare werkbank met bankschroef;

– elektrische aandrijving;

– afsluitbare kast met gereedschap;

– opbergruimte;

– (eventueel) trekhaak voor rollende lasten.

F 201 Snel verstelbare zit/sta-balie

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting in hoogte verstellen van een balie (van zit- naar stahoogte vv), met inbegrip van de monitors,

bestaande uit:

– onderstel;

– werkblad;

– verstelmechaniek;

– bedieningsorgaan.

*F 202 CAD/CAM-Freessysteem voor kronen en bruggen

bestemd voor: het maken van onderstructuren voor kronen en bruggen van gebitten,

bestaande uit:

– laserscansysteem of verwarmde mondcamera-scansysteem;

– CAD (Computer Added Design)-systeem;

– freessysteem.

*F 203 Steksteekmachine

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting planten van stekken,

bestaande uit:

– machineframe met aangedreven grijporganen;

– aanvoersysteem voor nog te planten stekken;

– transportband met positioneerinrichting voor fust waarin de stekken geplant worden.

*F 204 Elektrisch in hoogte verstelbaar bed

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting tillen van bedlegerigen of het opmaken van het bed,

bestaande uit:

– hoog/laagbed met elektrische verstelmogelijkheden;

– (eventueel) zwenkbare papegaai.

– (eventueel) matras.

*F 205 Actieve of passieve tillift / stalift / douchestoel met tilmogelijkheid

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting verzorgen van patiënten/cliënten die de behandeling vrijwel passief ondergaan,

(de patiënt/cliënt ondergaat de handeling passief of is de verzorger behulpzaam, bij deze behandeling),

bestaande uit:

– verrijdbaar onderstel;

– hefconstructie (eventueel) met tilband;

– (eventueel) kanteljuk;

– (eventueel) elektrische aandrijving;

– (eventueel) demontabel.

*F 206 Actieve tillift of stalift

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting verplaatsen van patiënten/cliënten vanuit bed, rolstoel, toilet, bad etc. naar elders, of van zittende/liggende in staande houding (de patiënt/cliënt is de verzorger bij deze handeling behulpzaam),

bestaande uit:

– verrijdbaar onderstel;

– hefconstructie;

– (eventueel) elektrische aandrijving;

– (eventueel) demontabel.

*F 207 Plafondtilsystemen

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting verplaatsen van patiënten/cliënten vanuit bed, rolstoel, toilet, bad etc. naar elders,

bestaande uit:

– plafondrails;

– loopkat met elektrische hijsmotor;

– (eventueel) elektrische loopkataandrijving voor horizontale verplaatsing.

*F 208 Kindertillift

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting verplaatsen van kinderen, vanuit bed, rolstoel, toilet, bad etc. naar elders,

bestaande uit:

– verrijdbaar onderstel;

– hefconstructie met tilband;

– (eventueel) kanteljuk;

– (eventueel) elektrische aandrijving;

– (eventueel) demontabel.

F 209 Verrijdbare sta- en loopbeugel

bestemd voor: patiënten/cliënten die wel kunnen staan maar moeite hebben met opstaan en lopen,

bestaande uit:

– verrijdbaar onderstel;

– handgrepen;

– (eventueel) stoeltje.

F 210 Flexibel-bruikbare beugels en steunen voor toilet-, douche- of badruimte

bestemd voor: patiënten/cliënten die wel kunnen staan maar moeite hebben met opstaan en lopen,

bestaande uit: beugels en steunen die horizontaal en/of verticaal langs wand zijn te verschuiven.

*F 211 Elektrisch in hoogte verstelbare douche/badbrancard

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting douchen of baden van bedlegerigen,

bestaande uit:

– verrijdbaar douche/badbrancard met elektrische verstelmogelijkheden;

– (eventueel) met douchestoel.

*F 212 In hoogte verstelbaar bad

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting douchen of baden van patiënten/cliënten,

bestaande uit: bad met elektrisch of hydraulisch bewegingswerk.

*F 213 WC-bril met spoel- en föhninstallatie

bestemd voor:toiletgang van patiënten/cliënten,

bestaande uit:

– wc-bril;

– warm-watersproei-arm;

– föhn.

#*F 215 Vorkheftruck

bestemd voor: het onder goede arbeidsomstandigheden bedienen van een heftruck,

bestaande uit:

– verrijdbaar onderstel met hefinrichting;

– dubbele set pedalen of met de chauffeur meedraaiende set pedalen;

– hefmast;

– tractieaccu’s;

– draaibare stoel;

– geïntegreerde mastbediening op of nabij armleuning;

Het maximale investeringsbedrag dat voor de regeling in aanmerking komt, bedraagt:

– bij elektrische uitvoering 75 % van de investering;

– bij verbrandingsmotor 40 % van de investering.

*F 216 Automatisch watergeefsysteem voor champignons

bestemd voor: de waterdosering van champignonsteeltbedden,

bestaande uit:

– wagen op rail;

– spuitmast;

– kabelaandrijving;

– computerbesturing.

*F 217 Tapijtverwijdertafel

bestemd voor: de tapijtverwijdering van computertegels,

bestaande uit:

– verrijdbaar stalen frame;

– slede;

– hydraulisch aggregaat met cilinders;

– schakelkast met besturing;

– (eventueel) hefapparaat.

*F 218 Automatische citruspers

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting persen van citrusvruchten,

bestaande uit:

– voorraadkorf;

– aanvoereenheid vruchten;

– snij-inrichting;

– persinrichting;

– afvoereenheid schillen.

*F 219 Luchttafel

bestemd voor: het met geringe fysieke inspanning verplaatsen van stapels papier, karton, kunststof plaatmateriaal etc.

bestaande uit:

– tafel met luchtnippels;

– luchtaansluiting;

– pomp voor blaaslucht.

*F 221 Mosselopvis- en vangstverwerkingssysteem

bestemd voor: het ledigen van netten zonder het met de hand aanpikken van ‘uitkap’haken,

bestaande uit:

– hydraulische lier ter bediening van visbokken;

– aanpassing vistuig;

– vangstverwerker bestaande uit spoeleenheid met trechter.

Het maximale investeringsbedrag dat voor de regeling in aanmerking komt, bedraagt € 70.000.

F 222 Tulpenbakverplaatser

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting kweken en oogsten van tulpen,

bestaande uit:

– verrijdbaar onderstel;

– bloembollenbakkendrager.

F 224 Zichtsysteem

bestemd voor: het voor de bestuurder zichtbaar maken van dat deel van de omgeving van zijn voer- of werktuig dat door het voer- of werktuig aan zijn oog wordt onttrokken,

bestaande uit:

– camera(s);

– monitor bij bestuurdersplaats;

– (eventueel) met waarschuwingssignaal.

#*F 226 Gesloten hef- of reachtruckcabine

bestemd voor: het onder goede arbeidsomstandigheden bedienen van een hef- of reachtruck, onder meer in diepvriesruimten,

bestaande uit:

– gesloten cabine (eventueel geveerd);

– voor- en achterruitwisser;

– (eventueel) dubbel glas;

– (eventueel) verwarmde ruiten;

– (eventueel) verwarming (eventueel met thermostaat);

– (eventueel) intercom..

*F 227 Op luchtlaag verplaatsbaar matras

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting - en zo pijnloos mogelijk - verplaatsen van patiënten,

bestaande uit:

– luchtbed;

– compressor;

– luchttoevoerslang.

*F 228 Productentelmachine

bestemd voor: het tellen van producten,

bestaande uit:

– zelfvullende telmachine;

– automatische vulband;

– fustaanreikend hefapparaat.

*F 229 Heftruckvorkversteller

bestemd voor: het zonder fysieke belasting veranderen van de afstand tussen de vorktanden van een vorkheftruck,

bestaande uit:

– frame;

– cilinder;

– vorken.

*F 230 Vacuümtransportsysteem

bestemd voor: het volautomatisch transporteren van granulaten en poeders naar kunststofverwerkende machines,

bestaande uit:

– centrale vacuümpomp(en);

– zelfreinigend(e) stoffilter(s);

– afscheider(s);

– besturingseenheid.

F 231 Verhoogde bodem met schuifladen voor bedrijfswagens tot 3500 kg

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting uitnemen/terug plaatsen van gereedschappen en of materialen uit laadruimten van bedrijfswagens tot 3500 kg zonder de bedrijfswagen te betreden,

bestaande uit:

– ondervloer;

– lade(n);

– (eventueel) kast(en);

– bovenvloer.

F 233 Bank/tafelcombinatie t.b.v. kinderverzorging

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting verzorgen van aan een tafel zittende kinderen,

bestaande uit:

– tafels;

– bankelementen;

– accessoires (kinderzitjes, verbindingselementen, opstapje, wielenset).

*F 238 Trilplaat

bestemd voor: het verdichten van grond- en straatwerk, en asfalt,

bestaande uit:

– trilplaat met motor;

– excentrisch geplaatst gewicht;

– trillingsarme dissel.

*F 239 Elektrische uitzetvork

bestemd voor: met geringe fysieke belasting verplaatsen van potplanten,

bestaande uit:

– metalen frame;

– elektrisch verstelbare insteekbeugels;

– bedieningsschakelaar;

– (eventueel) accu(’s) met snellader 6 V 4 Ah;

– (eventueel) bevestigingsconstructie aan een elektrisch voertuig.

*F 240 Pelsmachine

bestemd voor: voor het onthuiden (pelzen) van pelsdieren,

bestaande uit:

– poothaken;

– snij-inrichting ter opening van het kadaver;

– trekinrichting voor het onthuiden.

*F 241 Chrysantenoogstrobot

bestemd voor: het automatisch oogsten van chrysanttakken,

bestaande uit:

– kniprobot met grijpers;

– afsnij-inrichting;

– transportbanden;

– cameraselectie;

– sorteereenheid;

– bosmachine.

*F 242 Rijaandrijving chrysantenoogster

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting verplaatsen van een chrysantenoogstmachine,

bestaande uit:

– motor met regelbaar toerental;

– aandrijfwiel met vrijloopvergrendeling;

– bedieningshandgreep met rijrichtingkeuze.

*F 243 Sorteer- en bosmachine

bestemd voor: het sorteren en verzamelen van bloemen,

bestaande uit:

– inlegplaats;

– kwaliteitsbeoordelingscamera;

– bosautomaat.

*F 244 Stoeltjeslift

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting doen verplaatsen van verpleegde personen langs trappen,

bestaande uit:

– railsysteem;

– geleide stoel;

– elektrische aandrijving.

*F 245 Doekinsteekinrichting

bestemd voor: het automatisch insteken (invoeren) en eventueel verder verwerken van doek,

bestaande uit:

– (eventueel) insteekeenheid;

– insteekmachine;

– (eventueel) een sprei-, vouw- en stapelinrichting

– (eventueel) voorraadrail.

*F 246 Bundelstation

bestemd voor: voor het met geringe fysieke belasting sorteren, verpakken en bundelen van kleine hoeveelheden hout,

bestaande uit:

– sorteerstation;

– opbossingseenheid;

– omsnoeringseenheid.

*F 247 Verticale opsluitbank met hefsteiger

bestemd voor: met het geringe fysieke belasting samenstellen van in een verticaal vlak opgestelde bouwelementen,

bestaande uit:

– verticale tafel;

– drukelementen (eventueel automatisch verplaatsbaar);

– personenlift/steiger;

– hekwerk op begane-grondniveau automatisch ingeklapt.

*F 248 Automatisch-bediende pasbril

bestemd voor: oogmeting met infrarood afstandsbediening, ter vermindering van fysieke belasting,

bestaande uit:

– eenheid met elektrisch bediende lenssterktewisselingen;

– pc-eenheid met infraroodmuis.

*F 249 Niet-zelfrijdende oogstinrichting

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting oogsten en/of verplaatsen van gewassen met ondergronds gewasdeel,

bestaande uit:

– snijwielen;

– opvoerband;

– kluitensnijmachine;

– ingaasmachine;

– oppotmechanisme;

– afvoersysteem;

– (eventueel) een opslag.

*F 250 Zelfrijdende schudmachine

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting oogsten van vruchten uit bomen,

bestaande uit:

– zich zelf voortbewegende wagen;

– schudmachine;

– zeilen met ondersteuning;

– lopende band;

– opvoerband;

– kistenwagen.

*F 252 Banketklimaatcel/Deegremconditioneringscel

bestemd voor: het in korte tijd koelen van banket- en deegproducten (het deeg kan in delen worden uitgenomen en afgebakken),

bestaande uit:

– geïsoleerde ruimte (niet in steenachtig materiaal uitgevoerd);

– koelinstallatie;

– klimaatbesturing.

*F 253 Watergootsysteem

bestemd voor: het horizontaal transporteren van (glas)tuinbouwproducten,

bestaande uit:

– pomp(en);

– filter(s);

– pompput (niet in steenachtig materiaal uitgevoerd);

– goot (niet in steenachtig materiaal uitgevoerd);

– elevator;

– (eventueel) filterinstallatie;

– (eventueel) stortbak.

*F 254 Gelijkstoottriltafel

bestemd voor: het met geringe fysieke inspanning gelijkstoten van bladen in een stapel,

bestaande uit:

– tafel met kiepinrichting;

– trilvoorziening;

– (eventueel) zijpanelen;

– afstrijkwals;

– knelbeveiliging op afschermpanelen.

*F 255 Knip- en buiginstallatie voor wapeningsstaal

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting knippen en buigen van wapeningsstaal,

bestaande uit:

– automatisch intreksysteem;

– meetsysteem;

– buigeenheid;

– verzamelwagen voor geknipte en gebogen staven.

*F 257 Uitgifte- en/of innamesysteem bibliotheekartikelen

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting verstrekken, innemen, sorteren, transporteren en/of opbergen van bijvoorbeeld boeken en tijdschriften op bibliotheken,

bestaande uit:

– detectie- en registratie-apparatuur;

– (eventueel) sorteer- en opslagfaciliteit;

– (eventueel) transportinrichting;

– (eventueel) balievoorziening.

*F 258 Dozenopzetter

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting formeren van dozen,

bestaande uit:

– vouwmachine;

– aan- en afvoervoorziening;

– (eventueel) tape-eenheid;

– (eventueel) wikkeleenheid;

– (eventueel) opzetraam met zuignappen;

– (eventueel) inpakvoorziening.

*F 260 Elektronisch opmeetsysteem voor de bouwnijverheid

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting opmeten van bouwkundige situaties ter vereenvoudiging van bijvoorbeeld het inhangen van deuren en ramen, en het plaatsen van aanrechtbladen,

bestaande uit:

– meeteenheid;

– opslagmogelijkheid meetgegevens;

– doorgeefmogelijkheid meetgegevens aan CAD-systeem van bewerkingsmachines.

*F 261 Kantelsysteem cabines van mobiele werktuigen

bestemd voor: het ergonomisch-verantwoord bedienen van bijvoorbeeld funderingsmachines en hijskranen,

bestaande uit:

– kantelframe;

– cilinder.

*F 262 Boorschraper

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting reinigen van grondboren,

bestaande uit:

– doorlaatpijp;

– hydromotor;

– draaikrans en rondsel;

– schraapborstel.

*F 263 Boorautomaat voor daksystemen

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting gelijktijdig boren van verschillende gaten,

bestaande uit:

– verrijdbaar frame;

– boorhamers;

– verstelinrichting boorhamers.

*F 264 Smeltkamer voor vaten

bestemd voor: het – via verwarming – met geringe fysieke belasting ledigen van vaten,

bestaande uit:

– smeltkamer met verwarming;

– in- en uitvoervoorziening;

– leegsysteem..

*F 265 Elektrische serveerwagen

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting serveren van koffie, thee en andere consumptiewaren,

bestaande uit:

– verrijdbare serveerwagen;

– elektrische aandrijving;

– (eventueel) accessoires.

*F 266 Fileermachine voor platvis

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting fileren van platvis,

bestaande uit:

– aanvoer- en meetinrichting;

– positioneerinrichting;

– snij-inrichting;

– fileerinrichting.

*F 267 Leg- en opneemwerktuig aspergefolie

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting leggen en opnemen van folie op aspergebedden,

bestaande uit:

– verrijdbaar onderstel;

– foliegeleide-inrichting;

– (eventueel) motoraandrijving;

– (eventueel) zitplaatsen.

*F 268 Mobiele draaibank voor vrachtwagenremschijven

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting verspanen (vlak maken) van het oppervlak van remschijven,

bestaande uit:

– mobiele draaibank;

– montagebeugel ter bevestiging van draaibank aan naaf;

– aandrijving.

*F 269 Bloemenhoesmachine

bestemd voor: bloemen met geringe fysieke belasting van een hoes voorzien,

bestaande uit:

– opneemband;

– hoesopnemer;

– teruglegeenheid;

– hoesbinder.

*F 270 Ladderafneemrek brandweerwagens

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting afnemen van zich op het dak van een brandweerauto bevindend materieel, zoals ladders

bestaande uit:

– metalen frame;

– elektrisch of hydraulisch kantel- en schuifsysteem.

*F 271 Automatische zakkenopener

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting openen, legen en afvoeren van zakken met stortgoed,

bestaande uit:

– transportband;

– snijmessen op zwenkarmen;

– zakkencompactor.

*F 272 Tomatenplantenophangsysteem

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting behandelen van tomatenplanten,

bestaande uit:samenstel van tomatenhaken.

*F 275 Automatische bloembollenscheider

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting scheiden van zieke bloembollen van gezonde,

bestaande uit:

– stortbak;

– elevator;

– verenkelaar;

– röntgendetectiemethode;

– sorteerdeel met afvoerbanden.

*F 276 Oriëntatiesnijmachine voor champignons

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting oriënteren en snijden van champignons,

bestaande uit:

– spreideenheid;

– oriëntatiemodule;

– snijmodule.

*F 278 Landbouwtrekker

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting besturen en bedienen van een mobiel werktuig ten behoeve van grondbewerking, transport, en land- en tuinbouw,

bestaande uit:

– landbouwtrekker;

– op schokbrekers gel- of luchtdempers afgeveerde cabine;

– luchtgeveerde stoel met bediening van de van de landbouwtrekkerfuncties in de armleuning.

– Hydraulisch systeem dient voorzien te zijn van olie die biologisch afbreekbaar en niet-toxisch is.

Het maximale investeringsbedrag – inclusief de kosten van de luchtgeveerde stoel – dat voor de regeling in aanmerking komt, bedraagt 35% van de investering met een maximum van € 25.000.

*F 279 Voermengwagen

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting mengen van ruwvoer en het voederen van rundvee met dit mengsel,

bestaande uit:

– verrijdbaar aangedreven onderstel;

– cabine;

– freesvoorziening;

– invoertunnel;

– menggedeelte;

– afvoervoorziening;

– cabine.

*F 280 Strooi- en veegmachine

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting vegen van ligboxen en roosters, en het strooien van zaagsel,

bestaande uit:

– verrijdbare machine met aandrijving en stuurinrichting;

– veeggedeelte met borstel;

– voorraadbak met strooi-inrichting.

*F 281 Barkstrooier

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting strooien van afdekmiddelen op kweekgrond,

bestaande uit:

– voorraadbunker;

– aanvoervijzel;

– snarentransportband;

– elektrische aandrijving.

*F 282 Kuilafmaakmachine

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting verwijderen van de zandlaag van voerkuilen,

bestaande uit:

– frame;

– hydraulische lier;

– afstandbediening;

– grondschuif.

*F 284 Sondeerbuisschroever

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting in en uit elkaar schroeven van sondeerbuizen,

bestaande uit:

– luchtcilinder;

– spanelementen;

– hydromotor;

– (eventueel) buizencarrousel;

– (eventueel) opneem- en plaatsingseenheid.

*F 285 Kledingmerker

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting merken van (te reinigen) kleding,

bestaande uit:

– printer;

– perskussen (al dan niet met de hand bediend);

– snij-inrichting;

– (eventueel) verwarmingselement.

*F 286 Aspergeschilmachine

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting schillen van asperges,

bestaande uit:

– aan- en afvoerinrichting;

– opneem- en terugplaatsvoorziening;

– schilinrichting.

*F 287 Plantrobot

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting verplanten van ‘persplanten’,

bestaande uit:

– plantenbakleger;

– verenkelaar;

– planter;

– bestuur- en regeleenheid.

*F 288 Pelsopspanmachine

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting spannen van pelzen op droogplanken,

bestaande uit:

– pneumatische opspaninrichting;

– nietapparaat;

– besturingseenheid.

*F 289 Oprolinstallatie voor vlasvezels

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting oprollen van uit vlas gewonnen vezels,

bestaande uit:

– zwingelinstallatie;

– oproller;

– installatie voor inpakken, etiketteren en afvoeren van rollen.

*F 290 Ergonomische kapperswerkplek

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting uitvoeren van kapperswerkzaamheden,

bestaande uit:

– ergonomische kappersstoel;

– in hoogte verstelbare waseenheid;

– trolley;

– in hoogte verstelbare kappersfiets.

*F 291 Gewaswortelsnijmachine

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting op maat brengen van een gewaskluit alvorens hem te potten,

bestaande uit:

– elektrische aandrijving;

– stempels en matrijzen;

– draaischijven met messenhouders en messen.

*F 293 Verspaningsloze breekinstallatie

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting breken en monteren van lagerkappen,

bestaande uit:

– breekeenheid;

– montagestation;

– doorvoertransportsysteem.

*F 294 Mobiele werkstoel

bestemd voor: het zich zittend in een bureau/werkstoel verplaatsen van werknemers die slecht ter been zijn,

bestaande uit:

– rijdend onderstel;

– mogelijkheid de stoel met de voeten te verplaatsen;

– hoogteverstelinrichting;

– rem;

– oprichtfunctie.

*F 295 Loopplaten

bestemd voor: het maken van een goed begaanbaar looppad op de bouwplaats,

bestaande uit:

– panelen (loopvloerelementen);

– ondersteuningselementen.

*F 296 Oogstband

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting transporteren van geoogst fruit,

bestaande uit:

– draadband met dwarsstrippen, bestaande uit koppelbare delen;

– elektrische aandrijving;

– ondersteuningen.

!*F 300 Oogstwagen met lossysteem

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting oogsten tuinbouwproducten,

bestaande uit:

– elektrische aandrijving;

– wagen;

– laad en los systeem;

– oogstbak met onderstel;

– duw,- bedieningsbeugel;

– besturingskast;

– (eventueel) padherkenningsregeling.

!*F 301 Hoekdetectie voor voertuigen

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting manoeuvreren van vrachtauto's en distributievoertuigen,

bestaande uit:

– sonarsensoren;

– akoestische waarschuwing en signalering.

!*F 302 Apparatensteekwagen

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting transporteren van lasten over hellingen en trappen zoals bij het bezorgen van witgoed vaten en kratten,

bestaande uit:

– metalen frame;

– verticaal zwenkbaar plateau;

– elektrische aandrijving;

– geremde wielen;

– in hoogte verstelbare handgrepen met bediening;

– veiligheidsband;

– hefinrichting met handlier.

!*F 303 Coupagemachine voor vloerbedekking

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting afrollen, meten, snijden, oprollen en inpakken van vloerbedekking,

bestaande uit:

– af, en oprolmechanisme;

– meetinrichting;

– snij-inrichting.

!*F 304 Verplaatsbaar hekwerk/platform voor het werken op rieten daken

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting leggen van rieten daken,

bestaande uit:

– aluminium hekwerk;

– dakhelling verstelinrichting;

– bevestigingssteun met haken;

– (eventueel) platform met kantplank.

!*F 305 Opklapbare kraambox voor zeugen

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting verzorgen van zeugen,

bestaande uit:

– opklapbare kraambox;

– wand of vloersteun met voerbak.

!*F 306 Eierpalletbelader

bestemd voor: het met geringe fysieke inspanning opnemen en plaatsen van eiertrays op pallets,

bestaande uit:

– metalen frame;

– invoertransportbaan voor gestapelde eiertrays;

– tussenvellenmagazijn;

– motoren;

– sensoren;

– bedieningspaneel met noodstop.

!*F 307 Semi automatisch eiertray liftapparaat

bestemd voor: het met geringe fysieke inspanning plaatsen van gestapelde eiertrays.

bestaande uit:

– balancer;

– pneumatisch systeem;

– lastopnemer.

!*F 308 Eierinpakautomaat

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting inpakken van dozen met eieren.

bestaande uit:

– metalen ombouw;

– invoertransportbaan;

– uitvoertransportband;

– dozengrijper;

– motoren en sensoren;

– bedieningspaneel.

!*F 309 Verrijdbare snoeimachine

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting snoeien van laagstaande gewassen,

bestaande uit:

– onderstel op wielen;

– door motor aangedreven snoeischaar;

– afvalverzamelaar met container;

– hoogte verstelinrichting.

!*F 310 Eenschijfs-vloerbewerkingsmachine

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting bewerken van vloeren,

bestaande uit:

– onderstel op wielen;

– traploos verstelbare steel;

– schrobsysteem;

– anatomisch gevormd handgreep met bediening;

– (eventueel) zuigaggregaat;

– (eventueel) spray apparaat en/of schuimcompressor.

!*F 311 Hangende stapelaar-ontstapelaar voor plantcontainers

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting stapelen en ontstapelen van plantcontainers,

bestaande uit:

– verrijdbaar frame aan bovenrail;

– hef en plaatsinginrichting.

!*F 312 Automatisch transportmiddel voor plantcontainers

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting transporteren van plantcontainers in de kassenbouw,

bestaande uit:

– rijdend frame;

– hefinrichting;

– door elektromotor aangedreven onderstel;

– (eventueel) geleiderail.

!*F 313 Postkar

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting transporteren van interne post,

bestaande uit:

– elektrische aandrijving;

– elektronische besturing;

– verrijdbaar frame;

– (eventueel) accessoires;

– accu(s).

!*S/F 314 Zaagvoertuig voor wegen en vloeren

bestemd voor: het onder goede arbeidsomstandigheden zagen in asfalt-, betonwegen en vloeren,

bestaande uit:

– hydraulische zaagunit;

– watervoorziening;

– vrachtwagenchassis met tussenbak;

– luchtgeveerde stoel(en).

!*F 315 Basculedrager

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting transport van goederen waarbij de last op een moeilijk bereikbare plaats wordt gebracht,

bestaande uit:

– transportunit motoraandrijving;

– bevestigingspunt aan de hijskraanhaak;

– basculesysteem;

– goederendrager;

– (eventueel) vacuümsysteem.

!*F 316 Spenen reinigingsinstallatie

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting reinigen en desinfecteren van spenen van melkvee,

bestaande uit:

– borstelunit;

– transformator;

– besturingsunit;

– doseerinstallatie;

– kabel (geleide)rail;

– wasbox.

!*F 317 Spinaziemaaier

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting maaien van spinazie en wegleggen op een zwad,

bestaande uit:

– messenbalk;

– invoerhaspel;

– onderband en twee dwarsbanden;

– hydraulische aandrijving;

– 3-puntsaanbouw voor bevestiging aan tractor.

!*F 318 Lepels met rollen voor een heftruck

bestemd voor: vermindering fysieke belasting (stapelen lasten) bij het transport van goederen,

bestaande uit:

– twee scharnierende opzetstukken voor bevestiging aan de heftruck;

– lepels met rollen.

!*F 319 Championsorteermachine

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting sorteren op grootte van champignons,

bestaande uit:

– roestvrijstalen frame op wielen;

– PVC gatenbanden;

– weeginrichting;

– dwarsafvoer-inrichting.

!*F 320 Werkstukstapelaar/ontstapelaar

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting in een productieproces automatisch stapelen van werkstukken,

bestaande uit:

– stalen hef- en positioneerinrichting;

– transportsysteem;

– afschuifsysteem.

!*F 321 Automatisch roulerend teelgootsysteem

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting telen van gewassen,

bestaande uit:

– in hoogte verstelbaar en verrijdbare goten;

– optrek-afduwunits;

– watergeefsysteem;

– draingoot.

!*F 322 Pakkettensorteersysteem

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting oriënteren, positioneren en transporteren van pakketten,

bestaande uit:

– aanvoer bandtransporteurs;

– invoerwerkplek met bi-directioneel rollenbed;

– automatisch gedoseerde aanvoer;

– invoer bandtransporteur;

– hoofdtransporteur;

– ketting met wagentjes;

– kiepschaal;

– bandtransporteur;

– glijgoten.

!*F 323 Sloten/bermmaaimachine met meedraaiende cabine

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting maaien van sloten en bermen,

bestaande uit:

– basiswerktuig;

– verlengde maaiarm;

– klepel of slootmaaier;

– met werktuig meedraaiende cabine.

!F 324 Verfopbrengapparaat

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting aanbrengen van verf, beits of olie op houtdelen.

bestaande uit:

– Inklapbare onderstel;

– behuizing met afsluitbare kleppen;

– afvoer voor overtollig materiaal;

– bruggen met verfrolhouders en kwastgeleiders;

– kwasten, verfrolhouders en borstels.

!*F 325 Glaslattenboorautomaat

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting boren in glaslatten met automatische af- en aanvoer,

bestaande uit:

– boormachine;

– oplegtafel met transportbanden;

– transportband met meenemer voor transport boorunit;

– pneumatische aanslag;

– afvoertafel met transportbanden;

– besturingsunit voor het bepalen van de steekmaat.

!*F 326 Hijs en kantelunit voor deuren en kozijnen

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting hijsen en kantelen van deuren en kozijnen,

bestaande uit:

– verrijdbare wagens;

– opbouw;

– pneumatische hefinrichting;

– op voetstuk geplaatste uitschuifbare mast en giek;

– handlier;

– (eventueel) afstandsteunen;

– (eventueel) laddersteunen

– (eventueel) goothaken;

– (eventueel) optrekinrichting.

!*F/Rsi 327 Bloembossen wikkelautomaat

bestemd voor: het met geringe fysieke inspanning bossen van bloemen,

bestaande uit:

– meerijdend met de bloemverwerkingslijn wikkelmechanisme;

– rotatiearm;

– elektronische/pneumatische besturing;

– (eventueel) aan en afvoerinrichting.

!*F/Rsi 328 Oogstsysteem voor bloemen

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting oogsten van tulpen,

bestaande uit:

– oogstband;

– elektrische werkhoogte verstelinrichting;

– elektrische besturing;

– transportbufferband;

– bandbocht;

– levelband.

!*F 329 Waterpascabine

bestemd voor: het onder goede arbeidsomstandigheden bedienen van voertuigen,

bestaande uit:

– cabine;

– hydraulische cilinders;

– elektronische waterpasregelaar;

– luchtgeveerde stoel.

!*F 330 Draai-inrichting voor de bedieningplaats van voertuigen

bestemdvoor; het verminderen van de fysieke belasting bij de bediening van een landbouwtrekker,

bestaande uit:

– luchtgeveerde stoel;

– draaiplateau;

– stuurinrichting;

– pedalen;

– handels.

!*F 331 Roosterschuif in de melkveehouderij

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting schoonhouden van vloerroosters,

bestaande uit:

– roosterschuif;

– aandrijfmechanisme.

!*F 332 Doseerinstallatie voor vloeibare verbetermiddelen brood

bestemd voor: het met geringe fysieke inspanning doseren van vloeibare broodverbetermiddelen,

bestaande uit:

– behuizing;

– transferpomp met membraam;

– volumetrische doseerpomp;

– buffertank met niveaucontrole;

– elektronische besturing.

!*F 333 Bereidingstallatie vloeibare deeg

bestemd voor: het met geringe fysieke inspanning bereiden van deeg,

bestaande uit:

– gistcontainer;

– doseerpomp;

– debietcontrole;

– (eventueel) CIP reinigingsinrichting;

– (eventueel) ringleiding;

– (eventueel) niveaumeting tank.

!*F 334 Doseerinstallatie pekel voor deegbereiding

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting doseren van pekel t.b.v. de deegbereiding,

bestaande uit:

– silo voor droogzout opslag;

– schroef- of spiraaltransporteur;

– aanmaaktank;

– weeginrichting voor water en zout;

– membraanpomp;

– (eventueel) transportleiding.

!*F 335 Telewash-systeem 125 2004

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting schoonmaken van ramen,

bestaande uit:

– waterzuiveringsinstallatie;

– telescoopstelen.

!*F 336 Stronkensnijmachine

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting ontstronken van kool,

bestaande uit:

– onderstel met verstelbare poten;

– draaibaar tafelblad met vulringen;

– instelbaar snijmes;

– aandrukwiel;

– elektrische aandrijving.

!*F 337 Uienplanter

bestemd voor: het met geringe fysieke inspanning planten van uitje, knoflook of sjalotten.

bestaande uit:

– doseersysteem;

– plantvoeten;

– onderstel op wielen;

– (eventueel) zonnescherm;

– (eventueel) verstelbare stoeltjes;

– (eventueel) voetsteunen;

– (eventueel) verende hangtuigen;

– (eventueel) weer- en windbescherming.

!*F 338 (Her)bestratingsmachine

bestemd voor: het met geringe fysieke inspanning leggen van bestratingen inclusief het schoonmaken en sorteren van straatstenen.

bestaande uit:

– zelfrijdende onderwagen op rubber rupskettingen;

– aandrijfeenheid;

– schoonmaak en sorteerinrichting;

– stortbak;

– instelbare keperbalk

– vacuüm hef- en plaatsingsysteem.

!*F 339 Melkcarrousel opstelling

bestemd voor: het met verminderde fysieke belasting melken van vee.

bestaande uit:

– op werkhoogte geplaatst draaiplateau;

– hydraulische aandrijving;

– staanplaats met halsbeugels voor het vee;

– vacuümpomp en melkpomp;

– melkmeters met automatische afname;

– pulsatoren;

– (eventueel) krachtvoer doseerinstallatie.

!*F 340 Gesplitste leesband

bestemd voor: het lezen van producten met beperkte reikafstand.

bestaande uit:

– een aanvoerband;

– twee leesbanden.

!*F 341 Airconditioning voor stuurhuis van werkvaartuigen

bestemd voor: verbetering werkklimaat in het stuurhuis van werkvaartuigen voor de kust- en binnenvaart.

bestaande uit:

– Airconditioningsinstallatie.

! F * 342 Gedenksteenmobiel

bestemd voor: het verminderen van fysieke belasting bij het transport en positioneren van gedenkstenen.

bestaande uit:

– smalspoor tractor;

– frame met lastdrager;

– hefkraan.

!*F 343 Buisraildrager met folielegger

bestemd voor: het verminderen van fysieke belasting bij het leggen van folie in de glastuinbouw onder verwarmingsbuizen.

bestaande uit:

– verrijdbaar frame;

– handgreep;

– hydraulische hefinrichting;

– buisgeleidewielen.

!*F 344 Hefboomspanner voor het leggen van vloerbedekking

bestemd voor: de vermindering van de fysieke belasting bij het tapijtleggen.

bestaande uit:

– spanner;

– koffer met accessoires;

– spankoppen.

!* F345 Spuitinstallatie t.b.v. voorbehandeling van wanden en plafonds

bestemd voor: het met geringe fysieke belasting voorbehandelen van wanden en plafonds.

bestaande uit:

– elektrisch/hydraulisch aangedreven pomp;

– container;

– hogedrukslang;

– airless spuitpistool.

!*F 346 Lift en herkenningssysteem voor pakkettensortering

bestemd voor: het herkennen en in elektrische vorm beschikbaar maken van informatie op pakketten,

bestaande uit:

– camera(s);

– bandtransporteur.

!*F 347 Brancard voor dieren. 028 2004

bestemd voor: het met geringe fysieke inspanning vervoeren van veterinaire patiënten.

bestaande uit:

– in hoogte verstelbare en verrijdbare mobiele tafel;

!*F 348 Hoogte instelbare wastafelconbinatie

bestemd voor: het geringe fysieke inspanningbehandelen van rolstoel-, en minder valide patiënten.

bestaande uit:

– Hoog-laag frame, elektrisch aangedreven;

– wastafel;

– kraan spiegel;

– planchet;

– afvoer.

Bijlage III. behorend bij artikel 3.1

Model kennisgeving bouwwerk

  • 1 Aard van het bouwwerk:

  • 2 Volledig adres van de bouwplaats:

    • Telefoon:

    • Fax:

  • 3 Namen en adressen van de betrokken partijen

    • a

      • Opdrachtgever(s)

      • Naam:

      • Adres:

      • Postcode/plaats:

      • Contactpersoon:

      • Telefoon:

      • Fax:

    • b

      • Ontwerpende partij(en)

      • Naam:

      • Adres:

      • Postcode/plaats:

      • Contactpersoon:

      • Telefoon:

      • Fax:

    • c

      • Coördinator(en) in de ontwerpfase

      • Naam:

      • Adres:

      • Postcode/plaats:

      • Contactpersoon:

      • Telefoon:

      • Fax:

    • d

      • Uitvoerende partij(en)

      • Naam:

      • Adres:

      • Postcode/plaats:

      • Contactpersoon:

      • Telefoon:

      • Fax:

    • e

      • Coördinator(en) in de uitvoeringsfase

      • Naam:

      • Adres:

      • Postcode/plaats:

      • Contactpersoon:

      • Telefoon:

      • Fax:

  • 4 Vermoedelijke aanvangsdatum van de bouwwerkzaamheden:

  • 5 Vermoedelijke bouwtijd:

  • 6 Vermoedelijke maximum aantal werknemers dat gelijktijdig op de bouwplaats aanwezig zal zijn:

  • 7 Vermoedelijk aantal werkgevers en zelfstandigen op de bouwplaats:

  • 8 Namen van reeds geselecteerde ondernemingen:

  • 9 Datum van kennisgeving:

  • 10 Handtekening opdrachtgever:

Bijlage IIIA. behorend bij artikel 3.9, onderdeel b

De informatie, bedoeld in artikel 3.9, onderdeel b, betreft voor zover van toepassing:

  • a. een locatiekaart waarop de inter- en intrafieldpijpleidingen alsmede de onder water afgewerkte boorgaten zijn aangeduid;

  • b. algemene tekeningen van ligging en plattegrond van het mijnbouwwerk op het land, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onderdeel a, of de opbouw en configuratie van de mijnbouwinstallatie, bedoel in artikel 3.6, eerste lid, onderdelen b, c en d;

  • c. voor- en zijaanzichten van het mijnbouwwerk;

  • d. een stroomdiagram dat het gehele behandelingsproces van delfstoffen omvat met een massabalans;

  • e. tekeningen van pijpen, instrumentatie voor de processystemen en de ondersteunende systemen (deze tekeningen worden alleen op verzoek van een ambtenaar als bedoeld in artikel 24 van de wet opgestuurd);

  • f. tekeningen van gevarenzones;

  • g. oorzaak- en gevolgtekeningen die behoren bij de alarm- en insluitsystemen;

  • h. tekeningen van de aanleg en situering van brand- en gasdetectiesystemen;

  • i. tekeningen van brandbeschermende voorzieningen;

  • j. tekeningen van reddingsmiddelen en ontsnappingsroutes;

  • k. Heating Ventilation Air Conditioning (HVAC)-tekeningen;

  • l. een diagram van alle oproep-, alarmerings- en communicatiesystemen;

  • m. tekeningen van de indeling van het oproep- en alarmsysteem;

  • n. een beschrijving van het elektrisch systeem aan de hand van een één-lijndiagram waarop de noodsystemen zijn aangegeven;

  • p. de locatie en capaciteit van opslagplaatsen voor gevaarlijke stoffen;

  • q. de locatie van opslagplaatsen voor chemische stoffen, en

  • r. de locatie van opslagplaatsen voor ontplofbare stoffen.

Bijlage IIIB. behorend bij artikel 3.9, onderdeel c

De informatie met betrekking tot het brandbestrijdingsplan, bedoeld in artikel 3.9, onderdeel c, betreft:

  • 1. een plattegrond van het mijnbouwwerk, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, en, voor zover nodig, een situatieschets van elk van de op het mijnbouwwerk aanwezige installaties, verblijven of overige lokalen, waarop zijn aangegeven:

    • a. de plaatsen en ruimten waar stoffen, voor welke verhoogd brandgevaar bestaat, worden verkregen, behandeld, verwerkt, gebezigd, vervoerd of opgeslagen zomede de plaatsen en ruimten, waar stoffen, die direct of indirect gevaar voor ontploffing kunnen veroorzaken, worden verkregen, behandeld, verwerkt, gebezigd, vervoerd of opgeslagen, met de naaste omgeving daarvan;

    • b. de plaatsen, waar gas of vloeistof, eventueel ter verbranding, wordt afgevoerd;

    • c. de plaatsen waar handbediende en automatische brandmeldinstallaties met bijbehorende alarmsignalen zijn geïnstalleerd; de soort signalering dient te worden vermeld;

    • d. de plaatsen, waar brandblusinstallaties of grote blusmiddelen zijn opgesteld, met vermelding van type, soort (handbediend of automatisch) en capaciteit van elk der installaties en middelen;

    • e. het globale aantal en de soort handbrandblusapparaten per ruimte; de plaatsen, waar pompen voor de bluswatervoorziening zijn opgesteld, de capaciteit van deze pompen, de plaatsen waar hydranten en brandslangen aanwezig zijn en brandslangen aan de bluswaterleiding kunnen worden aangesloten;

    • f. indien het brandbestrijdingsplan betrekking heeft op een mijnbouwwerk op het land als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onderdeel a: de aanwezigheid van vijvers en sloten, indien bluswater zonodig aan het oppervlaktewater zal worden onttrokken;

  • 2. de organisatie van de brandbestrijdingsdienst;

  • 3. de wijze van brandmelding en van alarmering;

  • 4. de regeling van de hulpverlening bij brand of ontploffing;

  • 5. gegevens betreffende ademhalingsbeschermingsmiddelen voor de met het bestrijden van brand belaste personen.

  • 6. Indien het brandbestrijdingsplan betrekking heeft op een mijnbouwwerk op het land als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onderdeel a moet op de plattegrond, bedoeld in het eerste lid, onder a, bovendien zijn aangegeven de plaats, waar zich een brandweerkazerne bevindt, en moet het plan gegevens bevatten betreffende het aantal en soort van de grote mobiele brandbluseenheden in die kazerne.

Bijlage IIIC. behorend bij artikel 3.9, onderdelen f en i

Het onderzoek, bedoeld in artikel 3.9, onderdelen f en i, met betrekking tot het mijnbouwwerk op het land, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder a of iedere vast opgestelde mijnbouwinstallatie, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder b betreft ten aanzien van:

  • A. het voorontwerprapport:

    • I. het identificeren en evalueren van gevaren en de daarmee samenhangende risico's van de verschillende overwogen ontwerpopties;

    • II. van het gekozen ontwerp:

      • -

        het vaststellen van beheersmaatregelen die risico's uitsluiten of verminderen;

      • -

        het evalueren van risicoverminderende systemen;

      • -

        het vaststellen van noodzakelijke beheerssystemen, en

      • -

        het evalueren van voorlopige berekeningen van overdruk ten gevolge van explosies.

  • B. het gedetailleerd ontwerp, opstarten en gebruik:

    • -

      het beoordelen van de toepasbaarheid en, indien nodig, het herzien van het voorontwerprapport;

    • -

      het vaststellen van de soort, de kans, de gevolgen, de frequentie en de combinaties van gevaren en de daarmee samenhangende risico's;

    • -

      het aantonen dat de opgeslagen hoeveelheid koolwaterstoffen geminimaliseerd is;

    • -

      het evalueren van definitieve berekeningen van overdruk ten gevolge van explosies;

    • -

      het aantonen van de doeltreffendheid van de geïnstalleerde systemen;

    • -

      het aantonen dat het risico van brand, hittestraling, ontploffing en het vrijkomen van giftige gassen of dampen geminimaliseerd is;

    • -

      het aantonen dat de veiligheidssystemen doeltreffend beschermd zijn;

    • -

      het aantonen dat de algemene preventie principes in het ontwerp zijn meegenomen;

    • -

      het aantonen dat de kans op binnentreden van rook of gas in de accommodatieruimten geminimaliseerd is;

    • -

      het aantonen dat de kwaliteit van de in te ademen lucht in de accommodatieruimten is gewaarborgd;

    • -

      het aantonen dat de evacuatie-, ontsnappings-, en reddingssystemen doeltreffend zijn;

    • -

      het evalueren van de doelgerichtheid en de doeltreffendheid van procedures en beheersmaatregelen gedurende de constructie activiteiten;

    • -

      het evalueren van de bestaande systemen van toezicht ten aanzien van de werkzaamheden;

    • -

      het evalueren van de procedures voor het in gebruik nemen van het boorwerk of de vast opgestelde mijnbouwinstallatie.

  • C. het addendum gebruik:

    • -

      het beoordelen van de toepasbaarheid en, indien nodig, het herzien van het gedetailleerd ontwerp, opstarten en gebruik;

    • -

      het nagaan of alle aanbevelingen uit doorlichtingen, inspecties of het onderzoek naar voorvallen, ongevallen en klachten zijn uitgevoerd; en

    • -

      het nagaan of alle veranderingen, bevindingen, conclusies en aanbevelingen van de verschillende doorlichtingen en inspecties op schrift zijn vastgelegd.

  • D. het addendum grote wijzigingen:

    • -

      het beoordelen van de toepasbaarheid en, indien nodig, het herzien van het addendum gebruik;

    • -

      het vaststellen van het soort, de kans, de gevolgen, de frequentie en de combinaties van gevaren en de daarmee samenhangende risico's;

    • -

      het uitvoeren van een risico-analyse van de voorgestelde grote wijzigingen;

    • -

      het evalueren van de doelgerichtheid en de doeltreffendheid van procedures en beheersmaatregelen gedurende de constructie activiteiten; en

    • -

      het aantonen van de doelgerichtheid en de doeltreffendheid van alle beheerssystemen.

  • E. het addendum verlaten en verwijderen:

    • -

      het vaststellen van het soort, de kans, de gevolgen, de frequentie en de combinaties van gevaren en de daarmee samenhangende risico's;

    • -

      het uitvoeren van een risico-analyse van de verwijderingsmethoden en -technieken;

    • -

      het aantonen van de doelgerichtheid en de doeltreffendheid van alle beheerssystemen; en

    • -

      het aantonen dat de hoeveelheid koolwaterstoffen, toxische stoffen en chemische stoffen geminimaliseerd is.

Bijlage IIID. behorend bij artikel 3.9, onderdelen f en i

Het onderzoek, bedoeld in artikel 3.9, onderdelen f en i, met betrekking tot iedere als een geheel verplaatsbare mijnbouwinstallatie als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onderdeel c en iedere andere verplaatsbare installatie met behulp waarvan boorgaten worden geboord of werkzaamheden in of aan een bestaand boorgat worden uitgevoerd als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onderdeel d betreft ten aanzien van:

  • A. het gedetailleerd ontwerp, opstarten en gebruik:

    • -

      het vaststellen van het soort, de kans, de gevolgen, de frequentie en de combinaties van gevaren en de daarmee samenhangende risico's;

    • -

      het aantonen dat de opgeslagen hoeveelheid koolwaterstoffen geminimaliseerd is;

    • -

      het aantonen van de doeltreffendheid van de geïnstalleerde systemen;

    • -

      het aantonen dat het risico van brand, hittestraling, ontploffing en het vrijkomen van giftige gassen of dampen geminimaliseerd is;

    • -

      het evalueren van definitieve berekeningen van overdruk ten gevolge van explosies;

    • -

      het aantonen dat de veiligheidssystemen doeltreffend beschermd zijn;

    • -

      het aantonen dat de algemene preventie principes in het ontwerp zijn meegenomen;

    • -

      het aantonen dat de kans op binnentreden van rook of gas in de accommodatieruimten geminimaliseerd is;

    • -

      het aantonen dat de kwaliteit van de in te ademen lucht in de accommodatieruimten is gewaarborgd;

    • -

      het aantonen dat de evacuatie-, ontsnappings-, en reddingssystemen doeltreffend zijn;

    • -

      het evalueren van de bestaande systemen van toezicht ten aanzien van de werkzaamheden;

    • -

      het evalueren van de procedures voor het in gebruik nemen en het verwijderen van de als een geheel verplaatsbare mijnbouwinstallatie als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onderdeel c of andere verplaatsbare mijnbouwinstallatie met behulp waarvan boorgaten worden geboord of werkzaamheden in een bestaand boorgat worden uitgevoerd als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onderdeel d;

  • B. het addendum gebruik:

    • -

      het beoordelen van de toepasbaarheid en, indien nodig, het herzien van het gedetailleerd ontwerp, opstarten en gebruik;

    • -

      het nagaan of alle aanbevelingen uit doorlichtingen, inspecties of het onderzoek naar voorvallen, ongevallen en klachten zijn uitgevoerd; en

    • -

      het nagaan of alle veranderingen, bevindingen, conclusies en aanbevelingen van de verschillende doorlichtingen en inspecties op schrift zijn vastgelegd.

  • C. het addendum grote wijzigingen:

    • -

      het beoordelen van de toepasbaarheid en, indien nodig, het herzien van het addendum gebruik;

    • -

      het vaststellen van het soort, de kans, de gevolgen, de frequentie en de combinaties van gevaren en de daarmee samenhangende risico's;

    • -

      het uitvoeren van een risico-analyse van de voorgestelde grote wijzigingen;

    • -

      het evalueren van de doelgerichtheid en de doeltreffendheid van de procedure en de beheersmaatregelen gedurende de constructieactiviteiten; en

    • -

      het aantonen van de doelgerichtheid en de doeltreffendheid van alle beheerssystemen.

Bijlage IIIE. behorend bij artikel 3.14

De informatie met betrekking tot het noodplan, bedoeld in artikel 3.14, betreft:

  • a. een beschrijving van de organisatiestructuur van de werkgever en de en verantwoordelijke personen in geval van nood alsmede een overzicht van hun taken en bevoegdheden;

  • b. een beschrijving van de organisatie van de personen belast met het gebruik van en het geoefend zijn in het gebruik van evacuatie-, ontsnappings- en reddingsmiddelen alsmede de personen belast met speciale taken bij het evacueren en redden van personen op een mijnbouwinstallatie;

  • c. de wijze van alarmering;

  • d. de regeling van de hulpverlening;

  • e. het aantal, soort en type evacuatie-, ontsnappings-, en reddingsmiddelen, alsmede de persoonlijke reddingsmiddelen die op de mijnbouwinstallatie in gebruik zijn;

  • f. de criteria voor de capaciteit van bijstandschepen en helikopters, inclusief de reactietijd daarvan;

  • g. het aantal personen, dat ervaren is in het gebruik van het materieel, bedoeld in onderdeel e en f van deze bijlage;

  • h. een schematische overzichtstekening waarop de evacuatie-, ontsnappings- en reddingsmiddelen op de mijnbouwinstallatie zijn aangegeven;

  • i. het soort en de frequentie van de te houden oefeningen;

  • j. de te nemen maatregelen ter verzekering van de veiligheid en gezondheid van met reddingswerk belaste personen, met name met het oog op de aan het verrichten van reddingswerk in een atmosfeer, waarin verstikkende of giftige gassen aanwezig zijn, of in een met radioactieve stoffen besmette atmosfeer verbonden gevaren.

Bijlage IVA. behorend bij artikel 4.1, onder t

Veiligheids- en gezondheidsverklaring 10

Toestand van de ladingzone

  • -

    De gehele ladingzone is niet veilig voor mensen en niet veilig voor vuur.

  • -

    De ladingtanks zijn gesloten.

Ligplaats

Niet aan de werf of het reparatiebedrijf.

Binnen de 25 meter van de ladingzone mag geen vuur aanwezig zijn of naar redelijke verwachting kunnen ontstaan

Toegestane werkzaamheden

  • 1 Koud werk buiten of boven de ladingzone en in K3-ruimten buiten de ladingzone.

  • 2 Werk met vuur tenminste 25 meter buiten de ladingzone, echter niet in K3-ruimten.

Veiligheids- en gezondheidsverklaring 11

Toestand van de ladingzone

  • -

    De gehele ladingzone is niet veilig voor mensen en niet veilig voor vuur.

  • -

    De ladingtanks zijn gesloten en verzegeld.

Ligplaats

Het schip mag naar de werf of het reparatiebedrijf. Echter alleen naar een veilige ligplaats (= een ligplaats waar binnen een afstand van 25 meter van de ladingzone geen vuur aanwezig is of naar redelijke verwachting kan ontstaan).

Binnen de 25 meter van de ladingzone mag geen vuur aanwezig zijn of naar redelijke verwachting kunnen ontstaan.

Toegestane werkzaamheden

  • 1 Koud werk buiten of boven de ladingzone en in K3-ruimten buiten de ladingzone.

  • 2 Werk met vuur ten minste 25 meter buiten de ladingzone, echter niet in K3-ruimten.

Veiligheids- en gezondheidsverklaring 12/1

Toestand van de ladingzone

  • -

    Een gedeelte van de ruimten binnen de ladingzone is niet veilig voor mensen en niet veilig voor vuur.

  • -

    Een gedeelte van de ruimten binnen de ladingzone is veilig voor mensen en niet veilig voor vuur

  • -

    Een gedeelte van de ladingzone is aangemerkt als zijnde veilig voor mensen en veilig voor vuur.

In het laatste geval is de Veiligheids- en gezondheidsverklaring 12/1 een voorloper van de Veiligheids- en gezondheidsverklaring 12/2.

Deze Veiligheids- en gezondheidsverklaring 12/2 kan pas worden uitgereikt indien sinds de uitreiking van de Veiligheids- en gezondheidsverklaring 12/1 ten minste 6 uren zijn verstreken. In deze periode mag zich geen wijziging voordoen in de toestand van de gehele ladingzone.

Ligplaats

Het schip mag naar de werf of het reparatiebedrijf.

Binnen de 25 meter van de ladingzone mag geen vuur aanwezig zijn of naar redelijke verwachting kunnen ontstaan.

Toegestane werkzaamheden

  • 1 Koud werk buiten of boven de ladingzone en in K3-ruimten buiten de ladingzone.

  • 2 Koud werk in een deel van de ladingzone. Het van toepassing zijn van aangegeven werkzaamheden is afhankelijk van de toestand van de ladingzone en wordt aan de hand van die toestand bepaald.

  • 3 Werk met vuur ten minste 25 meter buiten de ladingzone, echter niet in K3-ruimten.

Veiligheids- en gezondheidsverklaring 12/2

Toestand van de ladingzone

  • -

    Een gedeelte van de ruimten binnen de ladingzone is niet veilig voor mensen en niet veilig voor vuur.

  • -

    Een gedeelte van de ruimten binnen de ladingzone is veilig voor mensen en niet veilig voor vuur

  • -

    Een gedeelte van de ladingzone is zowel veilig voor mensen als veilig voor vuur.

De Veiligheids- en gezondheidsverklaring 12/2 kan pas worden uitgereikt indien gebleken is dat de ruimten waarin met vuur moet worden gewerkt veilig voor mensen en veilig voor vuur zijn gebleven, terwijl ook in de toestand van de andere ruimten binnen de ladingzone geen wijziging mag zijn opgetreden.

Daarnaast moeten er ten minste 6 uren verstreken zijn na het uitreiken van de bijbehorende Veiligheids- en gezondheidsverklaring 12/1.

Ligplaats

Het schip mag naar de werf of het reparatiebedrijf.

Binnen de 25 meter van de ladingzone mag geen vuur aanwezig zijn of naar redelijke verwachting kunnen ontstaan.

Toegestane werkzaamheden

  • 1 Koud werk boven of buiten de ladingzone en in K3-ruimten buiten de ladingzone.

  • 2 Koud werk in een deel van de ladingzone. Het van toepassing zijn van aangegeven werkzaamheden is afhankelijk van de toestand van de ladingzone en wordt aan de hand van die toestand bepaald.

  • 3 Werk met vuur in een deel van de ladingzone. Het van toepassing zijn van aangegeven werkzaamheden is afhankelijk van de toestand van de ladingzone en wordt aan de hand van die toestand bepaald.

  • 4 Werk met vuur ten minste 25 meter buiten de ladingzone, echter niet in K3-ruimten.

Veiligheids- en gezondheidsverklaring 13/1

Toestand van de ladingzone

  • -

    De gehele ladingzone is veilig voor mensen en niet veilig voor vuur.

Aangezien echter de Veiligheids- en gezondheidsverklaring 13/1 de voorloper is van de Veiligheids- en gezondheidsverklaring 13/2 zal men er voor zorg moeten dragen dat de gehele ladingzone veilig voor vuur is. De Veiligheids- en gezondheidsverklaring 13/2 kan pas worden uitgereikt indien sinds de uitreiking van de Veiligheids- en gezondheidsverklaring 13/1 ten minste 6 uren zijn verstreken. In deze periode mag zich geen wijziging voordoen in de toestand van de gehele ladingzone.

Ligplaats

Het schip mag naar de werf of het reparatiebedrijf. Binnen de 25 meter van de ladingzone mag geen vuur aanwezig zijn of naar redelijke verwachting kunnen ontstaan.

Toegestane werkzaamheden

  • 1 Koud werk buiten of boven de ladingzone en in K3-ruimten buiten de ladingzone.

  • 2 Koud werk in de gehele ladingzone.

  • 3 Werk met vuur ten minste 25 meter buiten de ladingzone, echter niet in K3-ruimten.

Veiligheids- en gezondheidsverklaring 13/2

Toestand van de ladingzone

  • -

    De gehele ladingzone is veilig voor mensen en veilig voor vuur.

Deze vastgestelde toestand is ongewijzigd gebleven na de uitreiking van de bijbehorende Veiligheids- en gezondheidsverklaring 13/1. Daarnaast moeten er ten minste 6 uren verstreken zijn na het uitreiken van de bijbehorende Veiligheids- en gezondheidsverklaring 13/1.

Ligplaats

Het schip mag overal ligplaats nemen

Toegestane werkzaamheden

  • 1 Koud werk buiten of boven de ladingzone en in K3-ruimten buiten de ladingzone.

  • 2 Koud werk in de gehele ladingzone.

  • 3 Werk met vuur in, boven en buiten de gehele ladingzone echter niet in K3-ruimten buiten de ladingzone.

Veiligheids- en gezondheidsverklaring 20

Toestand van de ladingzone

  • -

    De ladingzone is geheel of gedeeltelijk veilig voor mensen en veilig voor vuur.

Ligplaats

Het schip mag overal ligplaats nemen

Toegestane werkzaamheden

  • 1 Koud werk buiten of boven de ladingzone en in K3-ruimten buiten de ladingzone.

  • 2 Koud werk in gehele, of in een deel van de ladingzone. Het van toepassing zijn van aangegeven werkzaamheden is afhankelijk van de toestand van de ladingzone en wordt aan de hand van die toestand bepaald.

  • 3 Werk met vuur in besloten ruimten buiten de ladingzone, echter niet in K3-ruimten buiten de ladingzone.

  • 4 Werk met vuur boven en buiten de gehele ladingzone.

  • 5 Werk met vuur in de gehele, of in een deel van de ladingzone. Het van toepassing zijn van aangegeven werkzaamheden is afhankelijk van de toestand van de ladingzone en wordt aan de hand van die toestand bepaald.

Veiligheids- en gezondheidsverklaring 31

Toestand van de ladingzone

  • -

    De gehele ladingzone is veilig voor mensen en niet veilig voor vuur.

Ligplaats

Het schip mag overal ligplaats nemen

Toegestane werkzaamheden

  • 1 Koud werk buiten of boven de ladingzone en in K3-ruimten buiten de ladingzone.

  • 2 Koud werk in de gehele ladingzone.

  • 3 Werk met vuur buiten of boven de ladingzone echter niet in K3-ruimten buiten de ladingzone.

Veiligheids- en gezondheidsverklaring 32

Toestand van de ladingzone

  • -

    Een gedeelte van de ladingzone is veilig voor mensen en niet veilig voor vuur.

  • -

    Het resterende gedeelte van de ladingzone is veilig voor mensen en veilig voor vuur.

Ligplaats

Het schip mag overal ligplaats nemen.

Toegestane werkzaamheden

  • 1 Koud werk buiten of boven de ladingzone en in K3-ruimten buiten de ladingzone.

  • 2 Koud werk in de gehele ladingzone.

  • 3 Werk met vuur buiten of boven de ladingzone, echter niet in K3-ruimten buiten de ladingzone.

  • 4 Werk met vuur in een deel van de ladingzone. Het van toepassing zijn van aangegeven werkzaamheden is afhankelijk van de toestand van de ladingzone en wordt aan de hand van die toestand bepaald.

Veiligheids- en gezondheidsverklaring 33

Toestand van de ladingzone

  • -

    De gehele ladingzone is veilig voor mensen en veilig voor vuur.

Ligplaats

Het schip mag overal ligplaats nemen.

Toegestane werkzaamheden

  • 1 Koud werk buiten of boven de ladingzone en in K3-ruimten buiten de ladingzone.

  • 2 Koud werk in de gehele ladingzone.

  • 3 Werk met vuur in, boven of buiten de ladingzone, echter niet in K3-ruimten buiten de ladingzone.

Veiligheids- en gezondheidsverklaring A/30

Toestand van de ladingzone

  • -

    De K3-ruimten buiten de ladingzone zijn veilig voor vuur.

De toestand van de ruimten binnen de ladingzone wordt op deze Veiligheids- en gezondheidsverklaring niet opgenomen.

Toegestane werkzaamheden

  • 1 Koud werk in K3-ruimten buiten de ladingzone.

  • 2 Werk met vuur in K3-ruimten buiten de ladingzone.

De Veiligheids- en gezondheidsverklaring A/30 is een zogenaamde “Combinatie Veiligheids- en gezondheidsverklaring”. Dat betekent, dat een Veiligheids- en gezondheidsverklaring A/30 nooit alleen afgegeven mag worden. Altijd zal dit moeten gebeuren in combinatie met een Veiligheids- en gezondheidsverklaring, welke de toestand van de ladingzone aangeeft.

Veiligheids- en gezondheidsverklaring A4

Deze Veiligheids- en gezondheidsverklaring is bedoeld om een Veiligheids- en gezondheidsverklaring welke zijn geldigheid heeft verloren weer geldig te maken

Toestand van de ladingzone

De toestand van de ladingzone is gelijk aan de toestand zoals die vermeld wordt op de Veiligheids- en gezondheidsverklaring die door het uitreiken van de Veiligheids- en gezondheidsverklaring A4 zijn geldigheid herkrijgt.

De modellen, bedoeld in deze bijlage, liggen ter inzage in de bibliotheek van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Bijlage IVB. behorend bij de artikelen 4.11, 4.12 en 4.13

Als model meldingsformulier, behorend bij artikel 4.11 en 4.13 wordt vastgesteld Model A.

Dit model betreft reparatiewerkzaamheden aan, op of in tankschepen waarbij werk met vuur boven de ladingzone en/of werk met vuur in een deel van de ladingzone plaatsvindt zonder dat de daartoe voorgeschreven veiligheids- en gezondheidsverklaring is uitgereikt.

Als model meldingsformulier, behorend bij artikel 4.12 en 4.13 wordt vastgesteld Model B.

Dit model betreft afwijking van de voorwaarde op de Veiligheids- en gezondheidsverklaring 10-11-12/1-12/2 en 13/1 dat binnen een afstand van 25 meter van de ladingzone geen vuur aanwezig mag zijn noch naar redelijke verwachting kan ontstaan.

Reparatiewerkzaamheden aan of op tankschepen waarbij werk met vuur buiten de ladingzone, echter binnen 25 meter van die ladingzone, plaatsvindt zonder dat de daartoe voorgeschreven veiligheids- en gezondheidsverklaring is uitgereikt

De modellen, bedoeld in deze bijlage, liggen ter inzage in de bibliotheek van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Bijlage IVC. behorend bij artikel 4.14, eerste lid, onder a

Eindtermen van de opleiding gasdeskundige

Algemeen

1.

Het herkennen van alle gevaren, het beoordelen van de risico's verbonden aan het schoonmaken, onderhouden, herstellen, verbouwen en slopen van tankschepen.

2.

De cursist kan de eigenschappen en de gevaarsaspecten van de K0-, K1-, K2-, K3-, KT- en T-vloeistoffen noemen.

3.

De cursist kan de situaties waarin iedere veiligheids- en gezondheidsverklaring wordt toegepast noemen, herkennen en aangeven welke beperkingen iedere veiligheids- en gezondheidsverklaring bevat.

4.

De cursist kan de situaties waarin als bedoeld in de artikelen 4.11 en 4.12 van de Arneidsomstandighedenregeling, waarin een meldingsformulier wordt toegepast noemen en herkennen.

5.

De cursist dient te beschikken over voldoende kennis van de Engelse en Nederlandse taal en de terminologie van het vakgebied.

6.

De cursist dient te beschikken over voldoende kennis van de mogelijke reparatiemethoden van een scheepswerf (of sloop/reparatiebedrijf) en het werken met las- en snijapparatuur in relatie tot de mogelijke risico's.

7.

De cursist dient te beschikken over voldoende kennis van schoonmaakmethoden toegepast aan boord van tankschepen, de apparatuur die daarbij pleegt te worden gebruikt en van de internationaal aanvaarde regels m.b.t. definiëring veilige tankatmosfeer in relatie tot de mogelijke risico's.

8.

De cursist dient te beschikken over voldoende kennis van indeling, bouw, constructie en uitrusting van tankschepen.

9.

De cursist dient te beschikken over een diploma van de Middelbare veiligheidskundige opleiding en van een diploma van een met goed gevolg afgelegd examen middelbaar beroepsonderwijs op technisch of chemisch terrein dan wel van een met goed gevolg afgelegd examen lager beroepsonderwijs op technisch of chemisch terrein, aangevuld met de schakelcursus Middelbare veiligheidskundige tot het niveau waarop toelating tot de Middelbaar veiligheidskundige opleiding mogelijk is.

Wettelijk kader

10

De cursist dient kennis te hebben van de bestaande arbeidsbeschermende voorschriften op het gebied van gevaarlijke stoffen/preparaten in het algemeen en op het gebied van gevaarlijke stoffen/preparaten aan boord van tankschepen in het bijzonder zoals opgenomen in de Arbeidsomstandighedenwet 1998, het Arbeidsomstandighedenbesluit en de Arbeidsomstandighedenregeling, de artikelen 4.1 tot en met 4.13.

11

De cursist dient kennis te hebben van de beleidsregels over werken in besloten ruimten, de beleidsregels over het veilig werken op, aan of in tankschepen en de brochure Besloten ruimten (juli 1996).

12

De cursist dient kennis te hebben van de wettelijke grenswaarden (inclusief de wettelijke grenswaarden van stoffen), de beleidsregels met betrekking tot bestuurlijke grenswaarden en onder verantwoording van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid uitgegeven publicaties.

13

De cursist kan de instanties noemen die de controle op de naleving van voornoemde wettelijke voorschriften uitvoeren.

Taken

14

De cursist kan de taken van een gasdeskundige noemen, toelichten en verrichten.

15

De cursist kan een werkplan voor het schoonmaken, onderhouden, herstellen, verbouwen en slopen van tankschepen samenstellen, toelichten en beoordelen op risico's voor gezondheid en veiligheid.

Herkenning van het gevaar en risicobeoordeling

16

De cursist dient te beschikken over voldoende kennis om het gevaar van explosie, brand, vergiftiging, verstikking, bedwelming en zuurstofverrijking van stoffen of preparaten die met tankschepen vervoerd plegen te worden te kunnen beoordelen.

17

De cursist kan de gevaren voor de gezondheid bij het schoonmaken, onderhouden, herstellen, verbouwen en slopen van tankschepen herkennen en de risico's beoordelen.

18

Indien van een stof of preparaat de chemische identiteit bekend is kan de cursist bepalen of deze stof of preparaat onder deze regelgeving valt en welk onderzoek noodzakelijk is.

19

De cursist moet etikettering van stoffen en preparaten kunnen interpreteren.

20

De cursist moet veiligheidsinformatiebladen van stoffen en preparaten kunnen interpreteren.

Risicobeheersing

21

De cursist kan het doel en de werking van maatregelen ter beperking van het risico bij het schoonmaken, onderhouden, herstellen, verbouwen en slopen van tankschepen uitleggen en toelichten.

Arbeidshygiëne

22

De cursist kan globaal de doelstellingen en de uitwerking van de arbeidshygiënische strategie met betrekking tot het schoonmaken, onderhouden, herstellen, verbouwen en slopen van tankschepen weergeven en toelichten

Metingen

23

De cursist dient te beschikken over voldoende kennis om een monster van een stof/preparaat te kunnen nemen om zodoende de chemische samenstelling en het vlampunt te kunnen laten bepalen.

24

De cursist dient te beschikken over voldoende kennis van te gebruiken meetapparatuur (onder meer zuurstofmeter, explosiemeter, meetapparatuur ten behoeve van concentratiemeting gezondheidsschadelijke stoffen) en het werkingsprincipe daarvan om daarmee de ruimteconcentratie van relevante dampen/gassen te kunnen bepalen.

25

De cursist kan een visuele inspectie van een ruimte op een tankschip verrichten, en kan de waarde van deze inspectie correct beoordelen.

26

De cursist kan de resultaten van de verschillende typen monsternemingen/analyses weergeven, toelichten en aangeven wat dit voor gevolgen heeft voor de toegestane werkzaamheden.

Bijlage V. behorende bij artikel 4.16, eerste lid, onder a

Eindtermen opleidingen springmeesters

Categorie A: algemene en eenvoudige springwerken

  • 1 De cursist heeft het overzicht over het hele vakgebied springtechniek en de opleidingsmogelijkheden.

  • 2 De cursist heeft kennis van de relevante wet- en regelgeving.

  • 3 De cursist beschikt over een technische opleiding op minimaal LBO-niveau met 2 jaar praktijkervaring, waarvan 1 jaar in relatie staat tot sloopwerkzaamheden.

  • 4 De cursist heeft kennis van springtechniek, springstoffen en de eigenschappen dan wel uitwerkingen ervan op materialen en constructies, schokgolfwerking in de lucht, water en in de bodem, uitwerking dan wel gevaren voor mens en omgeving en van veilige afstanden.

  • 5 De cursist heeft kennis van springketens en ontstekingscircuits, de verschillende soorten springstoffen, ladingen, ontstekingsmiddelen, ontstekers, ontstekingssystemen, ontstekingstoestellen, meet- en testapparatuur, de uitwerking voor mens en omgeving en veilige afstanden.

  • 6 De cursist heeft inzicht in de verschillende springobjecten, constructies, de beoordeling en herkenning en het selectief toepassen van bezwijkmechanismen en breukcriteria, de soort, methode, plaatsing en berekening van ladingen, ontstekingssystemen, -methoden, -volgorde en -circuits, afdekking, uitwerking en gevaren voor mens en omgeving, veilige afstanden en de inhoud van een springplan.

  • 7 De cursist heeft vaardigheid in het gebruik van springstoffen, het samenstellen van ladingen en het aanleggen dan wel testen van ontstekingscircuits of -toestellen.

  • 8 De cursist heeft inzicht in methoden van transport, opslag, afvoer en vernietiging van springstoffen.

Aanvullend

Categorie B: springen van gebouwen en hoge bouwwerken

  • 1 De cursist heeft in relatie tot gebouwen en hoge bouwwerken kennis van de uitwerking van springstoffen op constructies, schokgolfwerking in de lucht, water en in de bodem, uitwerking of gevaren voor mens en omgeving en van veilige afstanden.

  • 2 De cursist heeft kennis van bij gebouwen en hoge bouwwerken toe te passen springketens en ontstekingscircuits, de verschillende soorten springstoffen, ladingen ontstekingsmiddelen, ontstekers, ontstekingssystemen, ontstekingstoestellen, meet- en testapparatuur, de uitwerking voor mens en omgeving en veilige afstanden.

  • 3 De cursist heeft inzicht in de bij gebouwen en hoge bouwwerken voorkomende constructies, de beoordeling en herkenning en het selectief toepassen van bezwijkmechanismen en breukcriteria, de soort, methode, plaatsing en berekening van ladingen, ontstekingssystemen, -methoden, -volgorde en -circuits, afdekking, uitwerking en gevaren voor mens en omgeving, veilige afstanden en de inhoud van een springplan.

  • 4 De cursist heeft vaardigheid in het opstellen en uit (doen) voeren van een compleet springplan voor een gebouw of hoog bouwwerk en de totale organisatie daaromheen.

Categorie C: springen onder water

  • 1 De cursist heeft in relatie tot springen onder water kennis van de uitwerking van springstoffen op constructies, schokgolfwerking in de lucht, water en in de bodem, uitwerking of gevaren voor mens en omgeving en van veilige afstanden.

  • 2 De cursist heeft kennis van bij springen onder water toe te passen springketens en ontstekingscircuits, de verschillende soorten springstoffen, ladingen ontstekingsmiddelen, ontstekers, ontstekingssystemen, ontstekingstoestellen, meet- en testapparatuur, de uitwerking voor mens en omgeving en veilige afstanden.

  • 3 De cursist heeft inzicht in de bij springen onder water voorkomende constructies, de beoordeling en herkenning en het selectief toepassen van bezwijkmechanismen en breukcriteria, de soort, methode, plaatsing en berekening van ladingen, ontstekingssystemen, -methoden, -volgorde en -circuits, afdekking, uitwerking en gevaren voor mens en omgeving, veilige afstanden en de inhoud van een springplan.

  • 4 De cursist heeft vaardigheid in het opstellen en uit (doen) voeren van een compleet springplan voor springen onder water en de totale organisatie daaromheen.

Categorie D: springen in open groeven

  • 1 De cursist heeft in relatie tot springen in open groeven kennis van de uitwerking van springstoffen op constructies, schokgolfwerking in de lucht, water en in de bodem, uitwerking of gevaren voor mens en omgeving en van veilige afstanden.

  • 2 De cursist heeft kennis van bij springen in open groeven toe te passen springketens en ontstekingscircuits, de verschillende soorten springstoffen, ladingen ontstekingsmiddelen, ontstekers, ontstekingssystemen, ontstekingstoestellen, meet- en testapparatuur, de uitwerking voor mens en omgeving en veilige afstanden.

  • 3 De cursist heeft inzicht in de bij springen in open groeven voorkomende constructies, de beoordeling en herkenning en het selectief toepassen van bezwijkmechanismen en breukcriteria, de soort, methode, plaatsing en berekening van ladingen, ontstekingssystemen, -methoden, -volgorde en -circuits, afdekking, uitwerking en gevaren voor mens en omgeving, veilige afstanden en de inhoud van een springplan.

  • 4 De cursist heeft vaardigheid in het opstellen en uit (doen) voeren van een compleet springplan voor springen in open groeven en de totale organisatie daaromheen.

Bijlage VA. behorend bij artikel 4.17b, eerste lid, onder a

Eindtermen opleidingen professioneel vuurwerk
  • 1 Definities

    In deze bijlage wordt verstaan onder:

    • -

      professioneel vuurwerk: vuurwerk, niet zijnde consumentenvuurwerk 2;

    • -

      consumentenvuurwerk: vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik 3;

    • -

      groot vuurwerk: professioneel vuurwerk dat bestemd is voor gebruik tijdens een evenement of voorstelling;

    • -

      pyrotechnische speciale effecten: professioneel vuurwerk dat bestemd is voor gebruik tijdens een evenement of voorstelling met geringe publieksafstanden en waarvan door de fabrikant en/of importeur is aangegeven dat het voor dit gebruik geschikt is;

    • -

      werken met: het tot ontbranding brengen, ten behoeve daarvan ter plaatse opbouwen, installeren, monteren, assembleren en na ontbranding verwijderen, alsmede het bewerken, verwerken, verpakken, herverpakken, voormonteren, monteren en assembleren van professioneel vuurwerk in een inrichting als bedoeld in artikel 3.2.1 Vuurwerkbesluit;

    • -

      deskundige: een persoon die over zodanige theoretische en praktische vakbekwaamheid beschikt dat hij in staat is om op een veilige en adequate wijze met professioneel vuurwerk te kunnen werken;

    • -

      grondige kennis: parate kennis die nodig is om veilig met professioneel vuurwerk te kunnen werken (feitenkennis), alsmede inzicht om deze kennis toe te kunnen passen in alle voorkomende situaties, zowel bekende als nieuwe en onbekende situaties;

    • -

      kennis: informatie waarvan de deskundige op de hoogte dient te zijn, en waarvan de deskundige dient te weten dat deze van belang is voor het werken met professioneel vuurwerk.

    Voor het onderscheid tussen consumentenvuurwerk en professioneel vuurwerk zijn niet de kenmerken (eigenschappen of samenstelling), maar de bestemming van het vuurwerk beslissend. Indien er sprake is van vuurwerk dat niet voldoet aan de eisen voor consumentenvuurwerk, levert dat een indicatie op dat het professioneel vuurwerk betreft.

    Consumentenvuurwerk wordt (beschouwd als) professioneel vuurwerk als dat vuurwerk wordt bestemd voor gebruik tijdens een voorstelling of evenement (met uitzondering van het tot ontbranding brengen tussen 31 december 10.00 uur en 1 januari 02.00 uur en met uitzondering van het tot ontbranding brengen van fopschertsvuurwerk gedurende het gehele jaar) of als consumentenvuurwerk wordt bewerkt ten behoeve van een evenement of voorstelling.

  • 2 Eindtermen professioneel vuurwerk (algemeen)

    • 2.1 Wetgeving

      De deskundige dient kennis te hebben van de geldende wet- en regelgeving die betrekking heeft op het werken met professioneel vuurwerk. Hiertoe behoort in ieder geval de regelgeving op het gebied van:

      • arbeidsveiligheid (arbeidsomstandighedenwetgeving);

      • externe veiligheid;

      • milieu (Vuurwerkbesluit, Wet milieubeheer);

      • vervoer en verpakking van ontplofbare stoffen (ADR / VLG);

      • wettelijke aansprakelijkheid;

      • locale regelgeving: Algemene plaatselijke verordening

      Toelichting

      In algemene zin zijn met het oog op de veiligheid en de gezondheid van belang de Arbeidsomstandighedenwet 1998, het Arbeidsomstandighedenbesluit en de Arbeidsomstandighedenregeling; voor het werken met professioneel vuurwerk in het bijzonder zijn dit het Vuurwerkbesluit, artikel 4.8a Arbobesluit, de artikelen 4.17a, b, c en d en 9.2c Arboregeling en de Wet explosieven voor civiel gebruik. De Wet explosieven voor civiel gebruik is niet van toepassing op pyrotechnische artikelen (artikel 2, aanhef en onder b.).

      Grootvuurwerkbedrijven voeren aan en gebruiken klasse 1 stoffen, waaronder zwart buskruit. Op deze stoffen is laatstgenoemde wet wel van toepassing. Vervoer en verpakking van professioneel vuurwerk komen aan de orde in de Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen.

    • 2.2 Pyrotechniek algemeen

      De deskundige dient kennis te hebben van de verschillende aspecten van de pyrotechniek.

      • 2.2.1. Geschiedenis en ontwikkeling

        De deskundige dient kennis te hebben van de geschiedenis en ontwikkeling van pyrotechnische effecten. Hij dient kennis te hebben van de processen waardoor onder meer licht-, knal- en flitseffecten worden veroorzaakt en waardoor de voortstuwing en uitstoot van projectielen wordt bewerkstelligd. De deskundige dient ook op de hoogte te zijn van nieuwe ontwikkelingen op het gebied van pyrotechniek, in het bijzonder met betrekking tot professioneel vuurwerk.

        Toelichting

        In de pyrotechniek wordt gebruik gemaakt van specifieke grondstoffen, te weten oxidatoren, reductoren en hulpstoffen. Hij dient inzicht te hebben in de toepassingsgebieden en karakteristieke eigenschappen van deze grondstoffen, alsook in de kenmerken waaraan de grondstoffen herkend kunnen worden, zoals kleur, vorm etc. Daarbij aantekenend dat enkele veel gebruikte oxidatoren wit zijn zodat deze op kleur niet te onderscheiden zijn.

      • 2.2.2 Pyrotechnische mengsels

        De deskundige dient kennis te hebben van de eigenschappen van pyrotechnische mengsels die in professioneel vuurwerk worden toegepast. Tevens dient hij inzicht te hebben in de redenen waarom bepaalde mengsels worden gebruikt en in de effecten die met die mengsels gecreëerd kunnen worden. Hij dient te weten welke mengsels gebruikt kunnen worden voor rook-, geluid (knal en fluit)-, licht-, vertragingseffecten en voor de uitstoot of voortstuwing van projectielen. Met name kennis over de toepassing van zwart buskruit (massa explosief ) is hierbij van belang, alsook ervaring met zwart buskruit. In het bijzonder verdient aandacht de samenstelling van zwart buskruit, de mogelijke variaties in samenstelling, de toepassingen van de diverse samenstellingen van zwart buskruit en hun eigenschappen.

      • 2.2.3 Materiaaleigenschappen met betrekking tot gevoeligheid

        De deskundige dient grondige kennis te hebben van begrippen als slag-, stoot- en wrijvingsgevoeligheid, vochtgevoeligheid, ontsteektemperatuur en gevoeligheid voor statische elektriciteit en welke invloed deze gevoeligheden hebben op de manier waarop met professioneel vuurwerk gewerkt moet worden om integrale (arbeids- en externe) veiligheid te garanderen.

    • 2.3 Veiligheid en gezondheid

      De deskundige dient kennis hebben van de verschillende aspecten van veiligheid en gezondheid, het voorkomen van inademen of inslikken bij het werken met professioneel vuurwerk.

      • 2.3.1 Veilig werken

        De deskundige dient een grondige kennis te hebben van de manier waarop veilig gewerkt moet worden met professioneel vuurwerk. Vereist is een grondige kennis van:

        • -

          de benodigde materialen die gevaarsaspecten hebben voor veiligheid en gezondheid;

        • -

          een goede voorbereiding (procedures);

          een rustige manier van werken;

        • -

          de juiste werkkleding en persoonlijke beschermingsmiddelen;

        • -

          gereedschappen;

        • -

          controle van de gebruikte explosieveilige elektrische apparatuur (NPR 7910-2);

        • -

          het gebruik en hanteren van (kleine) blusmiddelen;

        • -

          duidelijke afspraken over werkverdeling en verantwoordelijkheden.

        De deskundige dient te kunnen werken aan de hand van procedures en checklisten en dient deze ook te kunnen opstellen. Toelichting Het werken met procedures en checklisten die opgesteld zijn op basis van ervaring kan er voor zorgen dat eerder voorgekomen problemen zich niet herhalen.

        Toelichting

        Het werken met procedures en checklisten die opgesteld zijn op basis van ervaring kan er voor zorgen dat eerder voorgekomen problemen zich niet herhalen.

      • 2.3.2 Calamiteiten

        Een calamiteit is een ongewenste gebeurtenis waarbij gevaar voor gezondheid en veiligheid bestaat. De deskundige dient te beschikken over grondige kennis en vaardigheid met betrekking tot de wijze waarop gehandeld moet worden bij calamiteiten.

        Toelichting

        Hoewel openbare diensten zoals ambulancedienst, brandweer en politie bij calamiteiten voor een bepaald deel de verantwoordelijkheid op zich zullen nemen, ligt de eindverantwoordelijkheid voor het vuurwerk bij de deskundige.

      • 2.3.3 Brandveiligheid

        De deskundige dient inzicht te hebben in situaties waarbij brandend materiaal tot veiligheidsproblemen kan leiden. Hij dient de aanwezige brandblusmiddelen te kunnen hanteren.

      • 2.3.4 Beschermingsmiddelen

        De deskundige dient een grondige kennis te hebben van de benodigde persoonlijke beschermingsmiddelen, zoals veiligheidshelm, gehoorbescherming, brandwerende handschoenen (afsteken professioneel vuurwerk met toorts), overall, veiligheidsschoenen, gelaatsmasker, adembescherming (dit zowel in verband met giftige grondstoffen als met verbrandingsproducten vrijkomend niet alleen als gas maar ook in rookdeeltjes als barium, strontium etc.). Hij dient ook te weten in welke omstandigheden de betreffende beschermingsmiddelen moeten worden gebruikt.

  • 3 Eindtermen groot vuurwerk

    • 3.1. Materiaalkennis

      De deskundige dient een grondige kennis te hebben van materialen die bij het werken met groot vuurwerk toegepast worden. Het gaat hierbij zowel om de hulpmiddelen en de materialen waarin of waarop het vuurwerk tot ontbranding wordt gebracht, als om de pyrotechnische mengsels (zelfontbranding, zijn temperatuur-, stoot- en slaggevoelig), halffabrikaten en complete artikelen.

      • 3.1.1 Soorten groot vuurwerk

        De deskundige dient een grondige kennis te hebben van de verschillende soorten groot vuurwerk, zoals grond-, laag- en hoogvuurwerk, watervuurwerk, fonteinen, Romeinse kaarsen, ‘flowerbeds’, vuurpijlen en mortierbommen en op welke wijze daarmee veilig kan worden gewerkt.

        Toelichting

        Alleen door op de hoogte te zijn van de grote verscheidenheid aan artikelen en toegepaste constructies en de verscheidenheid in opbouw, en vooral door ervaring te hebben met de effecten die hiermee kunnen worden bereikt, is hij in staat om een voorstelling of evenement zo goed en zo veilig mogelijk uit te voeren.

      • 3.1.2 Gereedschap en hulpmiddelen

        De deskundige dient kennis te hebben van het gereedschap en de hulpmiddelen die gebruikt worden tijdens het werken met groot vuurwerk.

        Kennis is nodig van gereedschap en materiaal dat gebruikt kan worden voor het bouwen van rekken waarop vuurwerk gemonteerd moet worden, voor het bouwen van stellages, mortierrekken, houders voor fonteinen, Romeinse kaarsen, etc.

        Toelichting

        Niet alleen het monteren van de pyrotechnische artikelen maar ook de stevigheid van stellages is van belang.

      • 3.1.3 Materiaal

        Grondige kennis is nodig waar het gaat om gereedschap dat gebruikt wordt bij het verwerken van pyrotechnische mengsels en half- en eindfabrikaten van groot vuurwerk.

        Toelichting

        Omdat vooral bij het werken met mengsels en halffabrikaten de kans op ontsteking door vonken groot is, wordt hierbij gebruik gemaakt van speciaal vonkvrij gereedschap. In deze fase van het werken met groot vuurwerk moet extra aandacht besteed worden aan de manier van werken. Welk gereedschap gebruiken bij/voor welk materiaal.

      • 3.1.4 Inspectie van materialen

        De deskundige dient grondige kennis te hebben van de benodigde materialen alsook de inspectie van die materialen te kunnen uitvoeren. Hij dient kennis te hebben van veel voorkomende gebreken en hoe die geconstateerd kunnen worden. Dit betreft het controleren van vuurwerkartikelen op scheuren, lekkage van kruit, gebroken lont, opengescheurde omhullingen, inwerking van vocht, gebroken vuurpijlstokken, etc.

        Toelichting

        Door het grondig inspecteren van de te gebruiken artikelen wordt voorkomen dat onnodig gevaarlijke situaties ontstaan.

      • 3.1.5. Mortieren - materiaalkeuze

        De deskundige dient een grondige kennis te hebben om een uit oogpunt van veiligheid verantwoorde materiaalkeuze voor mortieren, lengte van de buis en type mortierbom te kunnen maken.

        Toelichting

        Saluutschoten kunnen bijvoorbeeld beter niet afgeschoten worden uit stalen mortieren, terwijl meerslagsbommen beter niet uit kartonnen mortieren verschoten kunnen worden. Bij het gebruik van stalen mortieren, dienen deze naadloos te zijn uitgevoerd, gelet op scherfwerking bij detonatie van een mortierbom in het mortier. De lengte van de mortieren is van belang voor de hoogte die het projectiel moet behalen.

      • 3.1.6 Mortieren – plaatsing

        De deskundige dient een grondige kennis te hebben van het gebruik van mortierbuizen, het vastzetten en ingraven van buizen, onderlinge afstanden tussen mortierbuizen, al dan niet van dezelfde diameter en het gebruik van mortieren in zogenaamde mortierrekken.

        Toelichting

        Indien het veld het toelaat kunnen mortieren direct in de grond ingegraven worden. Het is echter ook mogelijk de mortieren in zogenaamde oliedrums te zetten waarna de drums opgevuld kunnen worden met zand. Een andere mogelijkheid is het gebruik van goed verankerde houten mortierrekken.

      • 3.1.7 Mortieren – inspectie

        De deskundige dient een grondige kennis te hebben van de manier waarop mortierbuizen geïnspecteerd moeten worden. Kritieke punten van een buis, zoals vervorming, scheuren, corrosie etc., moeten bekend zijn.

        Toelichting

        In mortierbuizen ontstaan zeer hoge, kortstondige drukken door sterke explosies. Het is daarom van groot belang dat ze telkens voor gebruik grondig geïnspecteerd worden op onregelmatigheden.

      • 3.1.8 Mortieren – disfunctionering

        De deskundige dient een grondige kennis te hebben van de oorzaken en effecten van disfunctionering van losse mortieren en van in groepsverband opgestelde mortieren, alsmede van de maatregelen die genomen moeten worden om disfunctionering te voorkomen.

        Onder disfunctioneren wordt verstaan het niet goed functioneren, waarbij gevaar voor gezondheid en veiligheid bestaat.

      • 3.1.9. Ontstekingsmiddelen

        De deskundige dient een grondige kennis te hebben van de verschillende ontstekingsmiddelen. Grondige kennis is vereist van het handmatig tot ontbranding brengen van vuurwerkartikelen door middel van lont. Kennis is vereist van de verscheidenheid aan lontsoorten, de toepassingen voor de verschillende trage en of snelle lontsoorten en de toepassingswijze. Kennis is nodig van de opbouw en de werking van elektrische ontstekers. Kennis is nodig van de toepassing van de randapparatuur waarmee ontstekers kunnen worden aangestuurd. Dit kan variëren van eenvoudige schietkasten tot radiografisch of computergestuurde afvuurinstallaties. Dit houdt tevens in dat de deskundige niet slechts op de hoogte is van de ontwikkelingen op het gebied van de pyrotechniek maar ook van geavanceerde afvuurinstallaties.

        Toelichting

        Computergestuurd vuurwerk komt met name voor bij pyrotechnische speciale effecten; kennis over de toepassing van deze apparatuur is noodzakelijk.

      • 3.1.10 Halffabrikaten en losse pyrotechnische middelen

        De deskundige dient een grondige kennis te hebben van mogelijke halffabrikaten en losse pyrotechnische middelen, bijvoorbeeld zwart buskruit en losse sterren.

    • 3.2 Het werken met groot vuurwerk

      De deskundige dient een grondige kennis en vaardigheid te bezitten ten aanzien van het veilig tot ontbranding brengen van groot vuurwerk. Hierbij is naast het feitelijk tot ontbranding brengen, ook het proces er omheen – van voorbereiding tot afbouw en nazorg – inbegrepen.

      • 3.2.1 Werkplan

        De deskundige dient een grondige kennis en vaardigheid te bezitten met betrekking tot het opstellen van het werkplan, bedoeld in artikel 4.8a, eerste lid, van het Arbobesluit en het overleggen van het werkplan bij de aanvraag om toestemming van gedeputeerde staten, bedoeld in artikel 3.3.4, eerste lid, van het Vuurwerkbesluit.

        Toelichting

        Het opstellen van een werkplan dwingt de deskundige tot een grondige voorbereiding waarbij tevens de mogelijkheid ontstaat om (van te voren) overleg te plegen over de show, hetzij met collega's, hetzij met gedeputeerde staten die toestemming moeten geven, hetzij met de andere betrokken instanties, bedoeld in artikel 3.3.4, vierde en vijfde lid, van het Vuurwerkbesluit (gedeputeerde staten die de toepassingsvergunning hebben verleend; de betrokken luchtvaartdienst, de commandant van de regionale brandweer en de burgemeester van de gemeente waar het vuurwerk tot ontbranding wordt gebracht), hetzij, ter plaatse van het tot ontbranding brengen, met de Arbeidsinspectie.

      • 3.2.2 Opbouwen van shows

        De deskundige dient grondige kennis en vaardigheid te bezitten met betrekking tot de wijze waarop een show moet worden opgebouwd. Dit omvat alle aspecten met betrekking tot voorbereiding, uitvoering en afbouw van de show.

      • 3.2.3 Opbouwen van shows – gereed maken terrein

        De deskundige dient grondige kennis en vaardigheid te hebben met betrekking tot het gereedmaken van het terrein.

        Toelichting

        Onnodige obstakels dienen te worden verwijderd en het terrein moet worden afgezet om de show veilig te kunnen opbouwen. Gedurende het tot ontbranding brengen is het mogelijk dat brandend materiaal op de grond terecht komt. Daarom moet brandbaar materiaal zoveel mogelijk verwijderd worden. Ook obstakels die het rondlopen tijdens het tot ontbranding brengen belemmeren dienen zoveel mogelijk te worden verwijderd.

      • 3.2.4 Opbouwen van shows - opslag en verladen van vuurwerkartikelen

        De deskundige dient een grondige kennis en vaardigheid te bezitten met betrekking tot veiligheidsaspecten bij het uitladen en de opslag van vuurwerkartikelen.

        Toelichting

        Er dient altijd rekening gehouden te worden met de mogelijkheid dat artikelen tijdens transport beschadigen, waardoor kruit kan vrijkomen. Kruit op de laadvloer kan tot ontsteking komen wanneer zware dozen daarover geschoven worden. Aangezien tijdens het verladen grote hoeveelheden explosief materiaal bij elkaar liggen, is dit bijzonder gevaarlijk. In dit verband moet onder grote hoeveelheden worden verstaan een zodanige hoeveelheid dat ontsteking een ernstige calamiteit tot gevolg kan hebben. Het tot ontbranding brengen van flowerbeds die omgekeerd zijn vervoerd kan tot ongelukken leiden. Verder moet een veilige plaats gecreëerd zijn waarin de pyrotechnische artikelen voor of tijdens de vuurwerkshow veilig kunnen worden opgeslagen.

      • 3.2.5 Opbouwen van shows – delen van shows en stellages

        De deskundige dient kennis en vaardigheid te bezitten met betrekking tot de manier waarop delen van de show vooraf kunnen worden voorbereid en het vooraf opbouwen van stellages.

        Toelichting

        Met name stellages waarop afbeeldingen zijn aangebracht die bestaan uit onderling met snellont doorverbonden fonteinen worden vooraf geassembleerd.

      • 3.2.6 Opbouwen van shows – losse mengsels etc.

        De deskundige dient een grondige kennis en vaardigheid te hebben met betrekking tot de gevaarsaspecten voor milieu en gezondheid, het veilig kunnen omgaan met losse pyrotechnische mengsels, sterren, halffabrikaten en eindfabrikaten.

        Toelichting

        Vooral het werken met losse pyrotechnische middelen in combinatie met half- en eindfabrikaten kan een gevaarlijke situatie opleveren. Daarom is het noodzakelijk dat gewerkt wordt aan de hand van werkprocedures.

      • 3.2.7 Opbouwen van shows - opstellen van opstellingen

        De deskundige dient grondige kennis en vaardigheid te bezitten met betrekking tot het opstellen van de opstellingen, zodat die tijdens het afvuren goed en veilig blijven staan.

        Toelichting

        Mortieren dienen bijvoorbeeld te worden ingegraven in de grond of in grote zandbakken. Mortierrekken en rekken voor Romeinse kaarsen dienen goed vastgezet te worden. Grote, hoge opstellingen dienen bijvoorbeeld met staalkabels zodanig vastgezet te worden dat sterke wind geen gevaar kan veroorzaken.

      • 3.2.8 Opbouwen van shows – opstellen van vuurwerkartikelen

        De deskundige dient een grondige kennis en vaardigheid te bezitten met betrekking tot het klaarzetten van de vuurwerkartikelen, het opstellen van stellages, het laden van mortieren, het klaarzetten van vuurpijlen, Romeinse kaarsen, het doorverbinden van lonten etc.

        Toelichting

        Rekening moet worden gehouden met bijvoorbeeld de mogelijkheid dat artikelen voortijdig tot ontbranding kunnen komen.

      • 3.2.9 Opbouwen van shows – handmatig tot ontbranding brengen

        De deskundige dient een grondige kennis en vaardigheid te bezitten met betrekking tot het handmatig tot ontbranding brengen van alle vormen van groot vuurwerk.

        Toelichting

        Het feit dat de afsteker bij het handmatig tot ontbranding brengen zeer dicht bij het functionerende vuurwerkartikel staat, brengt extra risico ten opzichte van het niet met de hand afsteken met zich mee. De toorts of fakkel dient wind- en regenbestendig te zijn en niet een te grote vlam te hebben.

      • 3.2.10 Opbouwen van shows – elektrische ontstekers

        Grondige kennis en vaardigheid is vereist met betrekking tot het aansluiten en het veilige gebruik van elektrische ontstekers.

        Toelichting

        Voor het elektrisch controleren en doormeten is het noodzakelijk dat de circuits van serie- en parallelschakelingen doorgerekend kunnen worden om te kunnen vaststellen of het circuit de juiste weerstand heeft. Voorkomen dient te worden dat door neervallende stukken leidingen kunnen worden beschadigd.

      • 3.2.11 Tot ontbranding brengen van vuurwerkartikelen - algemeen

        De deskundige dient een grondige kennis en vaardigheid te bezitten met betrekking tot het tot ontbranding brengen van grootvuurwerkartikelen. Dit omvat het handmatig en elektrisch tot ontbranding brengen en de taakverdeling tussen de verschillende deskundigen onderling en tussen de deskundige en de personen die onder zijn voortdurend toezicht werkzaam zijn.

      • 3.2.12 Tot ontbranding brengen van vuurwerkartikelen – bijzondere situaties

        De deskundige dient kennis en vaardigheid te bezitten met betrekking tot het tot ontbranding brengen van groot vuurwerk in bijzondere situaties.

        Toelichting

        Vuurwerkshows kunnen opgebouwd worden op bijvoorbeeld pontons, bruggen of gebouwen, waarbij elke situatie speciale veiligheidsaspecten heeft.

      • 3.2.13 Tot ontbranding brengen van vuurwerkartikelen – weigeraars

        De deskundige dient een grondige kennis en vaardigheid te bezitten met betrekking tot het veilig omgaan met weigeraars.

        Toelichting

        Weigeraars moeten in de eerste plaats gemarkeerd worden en mogen nooit opnieuw tot ontbranding worden gebracht. Afhankelijk van de wettelijke regelingen die zijn verbonden aan het vervoer van groot vuurwerk dat niet tot ontploffing is gekomen, moet worden bepaald hoe de weigeraars afgevoerd zullen worden.

      • 3.2.14 Afbouwen van shows – algemeen

        De deskundige dient een grondige kennis en vaardigheid te bezitten met betrekking tot het afbouwen van shows met inbegrip van het opruimen en het eventueel vernietigen van onderdelen. Onder vernietigen dient in dit verband te worden verstaan op dusdanige wijze te behandelen dat voor onbevoegden hergebruik onmogelijk is.

      • 3.2.15 Afbouwen van shows – weigeraars

        De deskundige dient een grondige kennis en vaardigheid te bezitten met betrekking tot het veilig verwijderen en onschadelijk maken van weigeraars.

        Toelichting

        Vastgesteld moet worden waar weigeraars zijn geweest. Na het optreden van een weigeraar dient een wachttijd in acht genomen te worden, waarna besloten wordt op welke wijze het artikel onschadelijk gemaakt moet worden. Het opruimen van weigeraars, hetgeen een zeer gevaarlijke bezigheid is, omdat niet bekend is waarom het vuurwerkartikel niet is afgegaan, dient met speciale zorg te gebeuren.

  • 4 Eindtermen pyrotechnische speciale effecten

    • 4.1. Materiaalkennis

      3.1. is van overeenkomstige toepassing.

      • 4.1.1 Soorten pyrotechnische speciale effecten

        De deskundige dient een grondige kennis te hebben van de verschillende soorten vuurwerk en van de wijze waarop deze veilig tot ontbranding kunnen worden gebracht.

        Uitgangspunt is dat slechts gebruik wordt gemaakt van artikelen en zogenaamde tweecomponentenmengsels zoals deze worden aangeleverd door indoor-fabrikanten.

        Toelichting

        De toepassing van pyrotechniek in theaters brengt vele beperkingen met zich mee vanwege het gevaar voor mens en omgeving. Om die reden wordt alleen gebruik gemaakt van speciale, als ‘indoor-pyrotechnics’ ontwikkelde artikelen.

      • 4.1.2 Gereedschap en hulpmiddelen

        De deskundige dient kennis te hebben van het gereedschap en de hulpmiddelen die gebruikt worden tijdens het werken met pyrotechnische speciale effecten.

        Toelichting

        In het algemeen dient zoveel mogelijk gebruik gemaakt te worden van commercieel verkrijgbare installaties die zijn ontwikkeld voor het zo veilig mogelijk werken met pyrotechnische speciale effecten. In eigen beheer gefabriceerde opstellingen vragen extra aandacht voor veiligheid.

      • 4.1.3 Materiaal

        3.1.3 is van overeenkomstige toepassing.

      • 4.1.4 Inspectie van materialen

        3.1.4 is van overeenkomstige toepassing.

      • 4.1.5 Elektrische ontstekers

        Grondige kennis is vereist van elektrische ontstekers voor vuurwerkartikelen. Dit betreft aspecten zoals de opbouw van ontstekers en randapparatuur waarmee ze worden aangestuurd.

        Toelichting

        De diverse randapparatuur kan variëren van eenvoudige schietkasten tot op afstand gestuurde en computergestuurde aanstuurinstallaties. Het gebruik van elektrische ontstekers brengt extra productkennis met zich mee, maar is voor ‘indoor’-toepassingen onontkoombaar en noodzakelijk en vraagt om die reden een grondige kennis. Ook dient de deskundige op de hoogte te zijn van geavanceerde afvuurinstallaties.

      • 4.1.6 Losse pyrotechnische middelen

        De deskundige dient een grondige kennis te hebben van losse pyrotechnische middelen zoals de zogenaamde tweecomponentensystemen en de effecten die ermee gecreëerd kunnen worden.

        Toelichting

        Uit veiligheidsoverwegingen worden pyrotechnische middelen zoveel mogelijk kant en klaar geleverd in de vorm van zogenaamde tweecomponentensystemen, waarvan de twee componenten afzonderlijk veel minder gevaarlijk zijn en pas in gemengde toestand als pyrotechnisch middel toegepast kunnen worden.

    • 4.2. Het werken met pyrotechnische speciale effecten

      3.2 is van overeenkomstige toepassing.

      • 4.2.1 Werkplan

        3.2.1 is van overeenkomstige toepassing.

      • 4.2.2 Opbouwen van theatershows

        3.2.2 is van overeenkomstige toepassing.

      • 4.2.3 Opbouwen van theatershows – gereed maken theater

        3.2.3 is van overeenkomstige toepassing.

      • 4.2.4 Opbouwen van theatershows – opslag en verladen van vuurwerkartikelen

        3.2.4 is van overeenkomstige toepassing.

      • 4.2.5 Opbouwen van theatershows – opstelling

        De deskundige dient een grondige kennis en vaardigheid te bezitten met betrekking tot het gereed maken van de vuurwerkartikelen, het opstellen van stellages, het laden van aanstuurinrichtingen, het klaarzetten van artikelen, etc.

        Toelichting

        Tijdens het opbouwen dienen onbevoegde personen geweerd te worden om de show veilig te kunnen opbouwen. Onbevoegde personen zijn zij, die niet in het bezit zijn en/of niet onder voortdurend toezicht staan van een persoon, die in het bezit is van een certificaat van vakbekwaamheid professioneel vuurwerk dat is afgegeven door Onze Minister of een certificerende instelling. Zij worden geweerd door een afzetting (lint) en waarschuwingsborden met het opschrift explosieve stoffen. Rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat een artikel voortijdig tot ontbranding kan komen.

      • 4.2.6 Opbouwen van theatershows – losse mengsels etc.

        3.2.6 is van overeenkomstige toepassing.

      • 4.2.7 Opbouwen van theatershows – elektrische ontstekers

        Grondige kennis en vaardigheid is vereist met betrekking tot het aansluiten en het veilige gebruik van elektrische ontstekers.

        Toelichting

        Voor het elektrisch controleren en doormeten is het noodzakelijk dat de circuits van serie- en parallelschakelingen doorgerekend kunnen worden om te kunnen vaststellen of het circuit de juiste weerstand heeft. Voorkomen dient te worden dat door neervallende stukken leidingen kunnen beschadigen.

      • 4.2.8 Tot ontbranding brengen van pyrotechnische speciale effecten

        De deskundige dient een grondige kennis en vaardigheid te bezitten met betrekking tot het tot ontbranding brengen van vuurwerkartikelen. Dit omvat tevens de taakverdeling tussen de verschillende deskundigen onderling en de andere onder voortdurend toezicht van de deskundige werkzame personen.

        Toelichting

        Met betrekking tot de taakverdeling valt te denken aan het instellen van functies als controleurs, waarnemers en assistenten om een optimale veiligheid van een show te garanderen.

      • 4.2.9 Afbouwen van shows – algemeen

        3.2.14 is van overeenkomstige toepassing.

      • 4.2.10 Afbouwen van shows – weigeraars

        3.2.15 is van overeenkomstige toepassing.

Bijlage VB. behorend bij artikel 4.17d

Gegevens op te nemen in het werkplan professioneel vuurwerk, bedoeld in artikel 4.8a, eerste lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit

1. Werkzaamheden

  • A. Algemeen

    • a. de locatie (adres), de datum(s) en het (de) tijdstip(pen) waarop of waartussen het professioneel vuurwerk tot ontbranding wordt gebracht;

    • b. een omschrijving van de locatie (de indeling en inrichting) waar het tot ontbranding brengen zal plaatsvinden, met daarin aangegeven de punten waar (welke soort) professioneel vuurwerk tot ontbranding wordt gebracht;

    • c. de wijze van plaatsing en de ondergrond waarop wordt geplaatst;

    • d. de plaats waar op de onder a bedoelde locatie de opbouw, montage of assemblage van het professioneel vuurwerk plaatsvindt;

    • e. de plaats waar op de onder a bedoelde locatie professioneel vuurwerk tijdelijk wordt opgeslagen, voorafgaand aan de onder d bedoelde werkzaamheden en het tot ontbranding brengen ervan;

    • f. de naam van de persoon die in het bezit is van een certificaat van vakbekwaamheid professioneel vuurwerk als bedoeld in artikel 4.8a van het Arbeidsomstandighedenbesluit met betrekking tot de soort arbeid die hij verricht, en onder wiens voortdurend toezicht ter plaatse van het tot ontbranding brengen van het professioneel vuurwerk het tijdelijk opslaan, opbouwen, installeren, monteren, assembleren, afsteken en na ontbranding verwijderen van het vuurwerk plaatsvindt;

    • g. de namen, taken en opleiding van de personen, bedoeld in artikel 3.3.6, eerste lid, onder b, van het Vuurwerkbesluit door wie onder toezicht van de onder f bedoelde persoon het professioneel vuurwerk tijdelijk wordt opgeslagen, wordt opgebouwd, geïnstalleerd, gemonteerd, geassembleerd, tot ontbranding gebracht en na ontbranding verwijderd;

  • B. Specifiek

    • Groot vuurwerk

      • a. een opgave van de soorten groot vuurwerk die tot ontbranding worden gebracht, onder vermelding per soort van aantallen en de bijbehorende standaard veiligheidsafstand per soort;

      • b. de volgorde waarin het groot vuurwerk tot ontbranding wordt gebracht en de wijze waarop en, indien dit door middel van elektrische apparatuur plaatsvindt, met welke apparatuur;

      • c. de tijd die voor het tijdelijk opslaan en het opbouwen van het evenement benodigd is tot het moment van ontsteking en de tijd die nodig is voor het afbreken van het evenement na afloop van ontsteking;

    • Pyrotechnische speciale effecten

      een opgave van de soorten pyrotechnische speciale effecten die tot ontbranding worden gebracht onder vermelding van de hoeveelheden en de bijbehorende standaard veiligheidsafstanden per soort tot publiek en brandbare objecten;

2. Risico’s

  • a. een systematische beschrijving van de risico's van de werkzaamheden inclusief een inschatting van de kans op mogelijke ongevallen veroorzaakt door het afval en de weigeraars die het gevolg zijn van de werkzaamheden. Daarnaast een systematische beschrijving van de effecten van mogelijke ongevallen;

  • b. bij de beschrijving van de risico's wordt, als het groot vuurwerk betreft, de invloed van weersomstandigheden in acht genomen;

3. Maatregelen

  • A. Algemeen

    • a. de plaatsen waar de brandweer, de politie en de EHBO- of andere hulpdiensten aanwezig zijn;

    • b. de beschikbare brandbeveiligings- en brandblusmiddelen en de plaatsen waar deze middelen zijn opgesteld;

    • c. de op de onder 2 genoemde risico’s afgestemde maatregelen ter verkleining van de kans op een ongeval voor de personen door wie en onder wiens toezicht het vuurwerk wordt opgebouwd, geïnstalleerd, gemonteerd, geassembleerd, tot ontbranding gebracht en na ontbranding verwijderd;

    • d. de op de onder 2 genoemde risico’s afgestemde beschermingsmiddelen voor de personen door wie en onder wiens toezicht het vuurwerk wordt opgebouwd, geïnstalleerd, gemonteerd, geassembleerd, tot ontbranding gebracht en na ontbranding verwijderd.

  • B. Specifiek

    Groot vuurwerk

    • a. een kaart met daarop aangegeven de gebieden waar groot vuurwerk of overblijfselen daarvan kunnen neerkomen, de lijnen waarachter het publiek dient te blijven en de beschikbare vluchtroutes voor het publiek en de onder 1A, onder f en g bedoelde personen;

    • b. het markeren en afzetten van het gebied binnen de beschreven veiligheidsafstanden gerekend vanaf de plaats waar het groot vuurwerk tot ontbranding wordt gebracht;

    • c. de wijze waarop de locatie binnen de onder 4b genoemde lijnen wordt bewaakt en is afgebakend; d. een specifieke beschrijving van de weersomstandigheden waarbij het evenement (of onderdelen daarvan) geen doorgang zal vinden;

4. Ondertekening

Ondertekening van het werkplan door een persoon die in het bezit is van een certificaat van vakbekwaamheid professioneel vuurwerk als bedoeld in artikel 4.8a van het Arbeidsomstandighedenbesluit met betrekking tot de soort arbeid die wordt verricht.

Bijlage VI. behorend bij artikel 4.19, eerste lid

Lijst van wettelijke grenswaarden op grond van artikel 4.9 van het Arbeidsomstandighedenbesluit

Verklaring van de gebruikte letters en aanduidingen

CAS nummer

Om eenduidige identificatie te vergemakkelijken is bij elke stof het zogenoemde CAS nummer opgenomen, dat wil zeggen het nummer waaronder de stof door de "Chemical Abstract Service" is geregistreerd.

TGG

Tijd Gewogen Gemiddelde.

H (Huidopname)

Stoffen die relatief gemakkelijk door de huid kunnen worden opgenomen, hetgeen een substantiële bijdrage kan betekenen aan de totale inwendige blootstelling, hebben in de lijst een H-aanduiding. Bij deze stoffen moeten naast maatregelen tegen inademing ook adequate maatregelen ter voorkoming van huidcontact worden genomen.

Inhaleerbaar / respirabel stof

Voor stoffen die ook als deeltjes/aerosolen kunnen voorkomen geldt dat de grenswaarde betrekking heeft op de deeltjes bemonsterd als "inhaleerbaar stof", tenzij anders vermeld. Voor nadere definiëring van inhaleerbaar en respirabel stof en meetaspecten hiervan wordt verwezen naar NEN-norm NEN-EN 481: 1994.

Respirabele vezels

Respirabele vezels worden als volgt gedefinieerd: vezels die langer zijn dan 5 micrometer, met een diameter kleiner dan 3 micrometer en die een lengte/breedte-verhouding hebben van meer dan 3/1. Voor minerale wolvezels geldt nog het extra criterium dat de vezels korter moeten zijn dan 200 micrometer.

De hieronder vermelde grenswaarden gelden bij een temperatuur van 20° C en een druk van 101,3 kPa.

ISO-naam van de stof

CAS nummer

TGG 8 uur

mg/m3

TGG 15 min

mg/m3

H 4

Acetoncyaanhydrine

75-86-5

3,5

35

H

Allyl-2,3-epoxypropylether

106-92-3

0,5

Aniline

62-53-3

1

H

p-Aramide vezels 5

24938-64-5;

1 6

25035-37-4;

26125-61-1

Arseen en -verbindingen (als As) 7:

combinatie van alle anorganische verbindingen

0,05

0,1

wateroplosbare anorganische verbindingen

0,025

0,05

Bisfenol A

80-05-7

5 8

10 9

Bisfenol A

1675-54-3

5 10

diclycidylether 11

10 12

Broommethaan

74-83-9

1

H

1-Butanol

71-36-3

45

2-Butanon

78-93-3

590

H

2-(2-Butoxy-ethoxy)ethanol

112-34-5

50

H

iso-Butylmethacrylaat

97-86-9

59

n-Butylmethacrylaat

97-88-1

59

Cadmium en anorganische verbindingen (als Cd) 13

7440-43-9

0,005

Calciumsulfaat (respirable vezels)

10101-41-4

0,514

   

Carbonylfluoride en PTFE- pyrolyseproducten (als F)

353-50-4

1

Chloor

7782-50-5

3 15

2-Chloor-1,3-butadieen

126-99-8

18

H

Chloordioxide

10049-04-4

0,3

Chloorethaan

75-00-3

2600

Chloorfluorkoolwaterstoffen:

1-chloor-1,1-difluorethaan

75-68-3

8380

chloordifluormethaan

75-45-6

3600

chloorpentafluorethaan

76-15-3

6460

chloortrifluormethaan

75-72-9

8700

dichloordifluormethaan

75-71-8

5040

dichloorfluormethaan

75-43-4

43

1,2-dichloor-1,1,2,2-

76-14-2

7130

tetrafluorethaan

tetrachloordifluorethaan

76-12-0

850

trichloorfluormethaan

75-69-4

5600

1,1,2-trichloor-1,2,2-

76-13-1

1170

trifluorethaan

Chloroform

67-66-3

5

25

Chroom en chroomverbindingen 16

bij enkelvoudige blootstelling:

Chroom-metallisch

7740-47-3

0,5

Cr(III)-verbindingen

0,5

1

bij gecombineerde blootstelling:

zonder differentiatie naar type chroomverbinding 17

0,01

Cyclohexaan

110-82-7

875

Cyclohexanol

108-93-0

1

Cyclohexanon

108-94-1

50

H

Cyclohexylamine 18

108-91-8

5

         

1,2-Diaminoethaan 19

107-15-3

18

1,4-Dichloorbenzeen

106-46-7

150

300

1,1-Dichloorethaan

75-34-3

400

Dichloormethaan

75-09-2

350

1750

Dicyaan (oxalonitril)

460-19-6

220

   

Difenylamine

122-39-4

0,7 21

Difenylmethaan-4,4'- diisocyanaat

101-68-8

0,05

0,21

Dimethylamine

124-40-3

1,8

Dimethylformamide

68-12-2

15

H

1,4-Dioxaan

123-91-1

40

80

H

Distikstofmonoxide 22

10024-97-2

152

Enfluraan 23

13838-16-9

153

2-(2-Ethoxy-ethoxy)ethanol

111-90-0

180

H

ethyl-L-lactaat

       

Ethylacetaat

141-78-6

550

1100

Ethylacrylaat

140-88-5

20

H

Ethylamine

75-04-7

9

Ethylbenzeen

100-41-4

215

H

Ethyleenthioureum 24

96-45-7

0,024

Ethylmethacrylaat

97-63-2

48

Fenol

108-95-2

8

H

Fluor

7782-41-4

0,5

Fluoriden (anorganische,oplosbare) (als F)

3,5

Fluorwaterstof (als F)

7664-39-3

2,5

Formamide

75-12-7

16

Fosfine

7803-51-2

0,4

1,5

Ftaalzuuranhydride

85-44-9

1

2

Ftalaatverbindingen 25

5 26

10 27

Glycidylmethacrylaat

106-91-2

0,24

Halothaan

151-67-7

0,4128

   

n-Heptaan

142-82-5

1200

1600

2-Heptanon

110-43-0

233

3-Heptanon

106-35-4

163

Hexaan-isomeren (m.u.v. n-Hexaan):

2,2-dimethylbutaan

75-83-2

2,3-dimethylbutaan

79-29-8

2-methylpentaan

107-83-5

3-methylpentaan

96-14-0

n-Hexaan

110-54-3

90

Hexafluoraceton

684-16-2

0,05

 

H

Hexamethyleen diisocyanaat

822-06-0

0,04

0,14

1,6-Hexanolactam:

105-60-2

damp

20

stof

1

2-Hexanon

591-78-6

2

H

Houtstof 29 (niet allergeen)

2

2-Hydroxyethylacrylaat

818-61-1

0,24

2-Hydroxyethylmethacrylaat

868-77-9

0,24

2-Hydroxypropylmethacrylaat

923-26-2

0,24

Isofluraan 30

26675-46-7

153

Isoforondiisocyanaat

4098-71-9

0,05

0,19

2-Isopropoxyethanol

109-59-1

44

H

Isopropylglycidylether

4016-14-2

0,5

Koolmonoxide 31

630-08-0

29

Kwik (metaal) 32

7439-97-6

0,05

0,5

Kwikalkylverbindingen (als Hg) 33

0,01

0,02

H

Kwikverbindingen organisch

(fenylkwik en -verbindingen)

0,01

0,03

H

Kwikzouten anorganisch

0,05

0,15

H

n-butyl-L-lactaat

138-22-7

20

   

2-ethylhexyl-L-lactaat

186817-80-1

4

   

ethyl-L-lactaat

97-64-3

20

   

isobutyl-L-lactaat

702-84-0

20

   

isopropyl-L-lacaat

63697-00-7

20

   

propyl-L-lacaat

53651-69-7

20

   

Lasrook

3,5 34

lindaan/HCH gamma-isomeer

58-89-9

4(µg/m3)

 

H

Lood en anorganische

7439-92-1

0,15

loodverbindingen

Mangaan en -verbindingen (als Mn)

7439-96-5

1

3

2-Methoxyethanol

109-86-4

1

H

2-(Methoxyethoxy)-ethanol

111-77-3

45

H

2-Methoxyethylacetaat

110-49-6

1,5

H

1-Methoxy-2-propanol 35

107-98-2

375

1-Methoxy-2-propylacetaat 36

108-65-6

550

Methylacrylaat

96-33-3

18

H

1-Methylbutylacetaat

626-38-0

530

2-Methylbutylacetaat

620-11-1

530

Methylchloride

74-87-3

52

Methylcyclohexanol (alle isomeren)

25639-42-3

50 37

5-Methyl-2-hexanon

110-12-3

233

5-Methyl-3-heptanon

541-85-5

133

Methylmethacrylaat 38

80-62-6

40

4-Methyl-2-pentanon

108-10-1

104

Methyl-tert-butylether

1634-04-4

180

360

Minerale wolvezels 39, waaronder glaswol, steenwol

2 40

en superfijne glasvezels

Naftaleen diisocyanaat

3173-72-6

0,04

0,18

n-Pentaan

109-66-0

1800

Pentaerythritol

115-77-5

5 41

10 42

iso-Pentylacetaat

123-92-2

530

n-Pentylacetaat

628-63-7

530

tert-Pentylacetaat

625-16-1

530

perchloormethylmercaptaan

594-42-3

0,01

   

Polyvinylchloride (stof)

9002-86-2

2,5 43

2-Propanol

67-63-0

650

2-Propoxyethanol

2807-30-9

44

H

2-iso-Propoxyethanol

109-59-1

44

H

2-Propoxyethylacetaat

20706-25-6

60

H

Pyridine

110-86-1

0,9

Respirabel PVC-stof

9002-86-2

0,544

   

Seleenhexafluoride (als Se)

7783-79-1

0,2

Seleenwaterstof (als Se)

5-7-7783

0,1

Seleen en -verbindingen (als Se)

7782-49-2

0,1

Stikstofdioxide

10102-44-0

4

Styreen

100-42-5

107

Talk (vrij van asbestvezels)

14807-96-6

1 45

o-, m- en p-terfenyl (mengsel)

26140-60-3

0,5

   

Tetrachloorethyleen

127-18-4

13846

   

Tetrahydrofuraan

109-99-9

300

H

Tetramethylsuccinonitril 47

3333-52-6

0,2

   

Thallium en in water oplosbare thalliumverbindingen

7440-28-0

0,0248

 

H

Thioureum

62-56-6

0,5

H

Tolueen

108-88-3

150

2,6-Tolueendiisocyanaat

91-08-7

0,04

0,15

2,4-Tolueendiisocyanaat

584-84-9

0,04

0,15

Tricarbonyl(eta-

12079-65-1

0,1

0,3

H

cyclopentadiënyl)mangaan (als Mn)

1,1,1-Trichloorethaan

71-55-6

555

Trichloorethyleen

79-01-6

190

538

Trichloorfenoxyazijnzuur (2,4,5-T)

93-76-5

149

   

Triethylamine

121-44-8

20

40

H

Trimethylamine

75-50-3

1

Vanadium-oxides (als V)

0,01

0,03

Vanadium-halides (als V)

0,01

0,03

Vanadium-sulfaat (als V)

1344-64-5

0,01

0,03

Vanadaten (als V)

0,01

0,03

Vanadium-metaal (als V)

7440-62-2

0,5

Vanadium-legeringen (als V)

0,5

Vanadium-carbide (als V)

12070-10-9

0,5

Xyleen 50 (o-, m- en p-isomeren)

1330-20-7

210

H

         

IJzerpantacarbonyl

13463-40-6

0,05

(gemeten als FE)

       

IJzerzout van dicyclopentadieen

102-54-5

0,151

   
         

Zwaveldioxide

5-9-7446

5

Zwavelkoolstof

75-15-0

30

H

Bijlage VII. behorend bij artikel 4.20 eerste lid

Lijst van wettelijke grenswaarden voor kankerverwekkende stoffen op grond van artikel 4.16 van het Arbeidsomstandighedenbesluit

Verklaring van de gebruikte letters en aanduidingen

CAS nummer

Om eenduidige identificatie te vergemakkelijken is bij elke stof het zogenoemde CAS nummer opgenomen, dat wil zeggen het nummer waaronder de stof door de "Chemical Abstract Service" is geregistreerd.

TGG

Tijd Gewogen Gemiddelde.

H (Huidopname)

Stoffen die relatief gemakkelijk door de huid kunnen worden opgenomen, hetgeen een substantiële bijdrage kan betekenen aan de totale inwendige blootstelling, hebben in de lijst een H-aanduiding. Bij deze stoffen moeten naast maatregelen tegen inademing ook adequate maatregelen ter voorkoming van huidcontact worden genomen.

Inhaleerbaar / respirabel stof

Voor stoffen die ook als deeltjes/aerosolen kunnen voorkomen geldt dat de grenswaarde betrekking heeft op de deeltjes bemonsterd als "inhaleerbaar stof", tenzij anders vermeld. Voor nadere definiëring van inhaleerbaar en respirabel stof en meetaspecten hiervan wordt verwezen naar NEN-norm NEN-EN 481: 1994.

Respirabele vezels

Respirabele vezels worden als volgt gedefinieerd: vezels die langer zijn dan 5 micrometer, met een diameter kleiner dan 3 micrometer en die een lengte/breedte-verhouding hebben van meer dan 3/1. Voor minerale wolvezels geldt nog het extra criterium dat de vezels korter moeten zijn dan 200 micrometer.

De hieronder vermelde grenswaarden gelden bij een temperatuur van 20° C en een druk van 101,3 kPa.

ISO-naam van de stof

CAS nummer

TGG 8 uur

mg/m3

TGG 15 min

mg/m3

H

Aflatoxines

0,005 52

Arseenpentoxide (als As)

1303-28-2

0,025

0,05

Arseentrioxide (als As)

1327-53-3

0,025

0,05

Arseenzuur (als As)

7778-39-4

0,025

0,05

in water oplosbare zouten van arseenzuur

0,025

0,05

(als As)

in water onoplosbare zouten van arseenzuur

0,05

0,1

(als As)

Bariumchromaat (als Cr)

10294-40-3

0,025

Benzeen

71-43-2

3,25

H

Benzine 53

240

480

1,3-Butadieen

106-99-0

46,2

Cadmiumchloride (als

10108-64-2

0,005

Cd)

Cadmiumoxide

1306-19-0

0,005

(rook)(als Cd)

Cadmiumsulfaat (als

10124-36-4

0,005

Cd)

Calciumchromaat (als Cr)

13765-19-0

0,01

Carbadox

5-7-6804

0,003

Chroom III chromaat (als Cr)

24613-89-6

0,01

Chroom (VI)-oplosbare verbindingen

0,025

0,05

H

Chroomtrioxide (als Cr)

1333-82-0

0,025

0,05

1,2-Dibroomethaan

106-93-4

0,002

1,2-Dichloorethaan

107-06-2

7 54

2,2'-Dichloor-4,4'-

101-14-4

0,02 55

H

Methyleendianiline

Epichloorhydrine

106-89-8

1,9 56

1,2-Epoxypropaan

75-56-9

6 57

Ethyleenoxide

75-21-8

0,84

Hardhoutstof 58

2

Hexachloorbenzeen

118-74-1

0,03

Keramische vezels

0,5 59

Loodchromaat (als Cr)

7758-97-6

0,025

2-Methylaziridine

75-55-8

0,6 60, 61

4,4'-

101-77-9

0,2

H

Methyleendianiline

2-Nitropropaan

79-46-9

0,036 62

N-nitrosodimethylamin

e 62-75-9

0,001 63

Silicium(di)oxide:

kwarts

14808-60-7

0,075 64

cristoballiet

14464-46-1

0,075 65

tridymiet

15468-32-3

0,075 66

Strontiumchromaat (al Cr)

s 7789-06-2

0,01

1,2,3-Trichloorpropaa

n 96-18-4

0,108

H

Vinylbromide

593-60-2

0,012

Vinylchloridemonomeer

75-01-4

7,77

Zinkchromaat (als Cr)

13530-65-9

0,01

Bijlage VIII. behorend bij artikel 4.27, eerste lid, onder a

Opleiding deskundig toezicht asbestsloop

Eindtermen

Algemeen

  • 1 De cursist kan de verschillende soorten asbest en asbesthoudend materiaal noemen.

  • 2 De cursist kan de verschillende toepassingen van asbest of asbesthoudend materiaal noemen en kan de situaties waarin het wordt en werd toegepast noemen en herkennen.

Wettelijk kader

  • 3. De cursist dient kennis te hebben van de bestaande arbeidsbeschermende voorschriften op het gebied van asbest in het algemeen en op het gebied van het slopen of verwijderen van asbest in het bijzonder.

  • 4. De cursist dient kennis te hebben van de beleidsregels over asbest.

  • 5. De cursist kan werkzaamheden uitvoeren volgens de eisen uit een V&G-plan.

  • 6. De cursist kan werkzaamheden uitvoeren conform de eisen uit een sloopvergunning.

  • 7. De cursist is op de hoogte van de voorschriften voor het omgaan met asbesthoudend afval en kan deze voorschriften toepassen.

  • 8. De cursist dient kennis te hebben van de milieuvoorschriften die gelden bij het slopen of verwijderen van asbest.

  • 9. De cursist kan de instanties noemen die de controle op de naleving van voornoemde wettelijke voorschriften uitvoeren.

Taken

  • 10. De cursist kan de taken van een Deskundig Toezichthouder Asbestsloop noemen, toelichten en verrichten.

  • 11. De cursist kan een werkplan voor het slopen of verwijderen van asbest samenstellen, beoordelen en toelichten.

Risicoherkenning en -beoordeling

  • 12. De cursist kan de risico's voor de gezondheid bij het slopen of verwijderen van asbest herkennen en beoordelen.

  • 13. De cursist kan de risico's voor het milieu bij het slopen of verwijderen van asbest herkennen en beoordelen.

Risicobeheersing

  • 14. De cursist kan het doel en de werking van maatregelen ter beperking van de emissie van asbeststof bij het slopen of verwijderen van asbest uitleggen, toelichten en deze maatregelen uitvoeren.

  • 15. De cursist kan het doel en de werking van de maatregelen ter beperking van de blootstelling van werknemers aan asbeststof bij het slopen of verwijderen van asbest uitleggen, toelichten en deze maatregelen uitvoeren.

  • 16. De cursist kan het deskundig asbestverwijderingsbedrijf positioneren in de wettelijke context.

  • 17. De cursist kan het doel, de werking en het beoogd effect van de maatregelen ter beperking van de emissie van asbeststof tijdens en na het slopen of verwijderen van asbest in het milieu uitleggen, toelichten en deze maatregelen uitvoeren.

Kwaliteitswaarborging

  • 18. De cursist kan de systematiek van de kwaliteitswaarborgingssystemen duidelijk maken.

  • 19. De cursist kan de relaties tussen certificerende instellingen en het gecertificeerde bedrijf mogelijk maken.

  • 20. De cursist kan de samenhang aangeven tussen de BRL 5050, BRL 5052, het Asbestverwijderingsbesluit en het Arbeidsomstandighedenbesluit.

  • 21. De cursist kan het beoordelingsprogramma van de certificerende instellingen uiteenzetten.

  • 22. De cursist kan de kwaliteit van de bij het slopen of verwijderen van asbest gebruikte hulpmiddelen beoordelen.

  • 23. De cursist is op de hoogte van de systematiek van keuring en beheersing van materiaal zoals vastgelegd in de BRL 5050.

  • 24. De cursist is op de hoogte van de meldingsplicht en kan de aan de BRL 5050 verbonden meldingsplicht uitvoeren.

  • 25. De cursist is op de hoogte van het beleid dat door de certificerende instellingen wordt gehanteerd in verband met de (periodieke) kwaliteitscontrole en kan beoordelen of een praktijkaudit aan de formele eisen voldoet.

  • 26. De cursist kan de betekenis van VCA-certificering aanduiden.

  • 27. De cursist kan de betekenis van ISO-9000 certificering aanduiden.

  • 28. De cursist kan de betekenis van BRL 5052-certificering aanduiden.

  • 29. De cursist kan de betekenis van STERLAB-accreditatie aanduiden

Arbeidshygiëne

  • 30. De cursist kan globaal de doelstellingen en de uitwerking van de arbeidshygiënische strategie met betrekking tot het slopen of verwijderen van asbest weergeven en toelichten

Milieuhygiëne

  • 31. De cursist kan globaal de doelstellingen van het milieuhygiënisch beleid met betrekking tot het slopen of verwijderen van asbest weergeven en toelichten.

Technieken

  • 32. De cursist kan het doel, de werking en de arbeidshygiënische aspecten van verschillende technieken ter verwijdering van asbest of asbesthoudend materiaal uitleggen en deze technieken hanteren.

Metingen

  • 33. De cursist kan de onderdruk in het containment (de plek waar het verwijderen van asbest wordt verricht en die is afgeschermd van de overige ruimten) bepalen.

  • 34. De cursist kan een visuele inspectie van een van asbest gesaneerde ruimte verrichten, en kan de waarde van deze inspectie inschatten.

  • 35. De cursist kan de geldende voorschriften voor monsterneming ten behoeve van de concentratiemeting asbeststof in de lucht en de gehele meetprocedure weergeven en toelichten.

Vaardigheden voor het geven van leiding en het houden van toezicht

  • 36. De cursist kan werknemers die betrokken zijn bij het verwijderen van asbest volgens het werkplan instrueren.

  • 37. De cursist kan aan werknemers die betrokken zijn bij het verwijderen van asbest, de risico's van asbeststof en de maatregelen ter beperking van de emissie en de blootstelling duidelijk maken en desbetreffende werknemers corrigeren.

  • 38. De cursist kan opdrachtgevers en derden voorlichten.

  • 39. De cursist kan bij het verwijderen van asbest toezicht houden en indien nodig corrigerend optreden. Calamiteiten

  • 40. De cursist kan in het geval van een calamiteit bij het verwijderen van asbest deze onderkennen, beheersen en handelend optreden.

  • 41. De cursist kan na het optreden van een calamiteit aanvullende maatregelen ter voorkoming van herhaling nemen.

Bijlage VIIIA. behorend bij artikel 4.32f, tweede lid, onder a en vierde lid

Maximale hoeveelheid vluchtige organische stoffen (VOS) in producten toegestaan bij het herstellen van lakschade of het vernieuwen van laklagen op onderdelen van motorrijtuigen

Groepen

VOS 67 in het gebruiks-/spuitklare mengsel

Spuitenreinigers

850 gr/liter

Oppervlaktereinigers

200 gr/liter

Washprimers

780 gr/liter

Primer surfacer,

540 gr/liter

1 of 2 component

 

Sealer

540 gr/liter

1-laags aflaksysteem

420 gr/liter

en chassiscoating

 

2-laagsaflaksysteem bestaande uit:

420 gr/liter 68

basiskleurlak en blanke lak

 

Speciale producten 69

840 gr/liter

Overige producten 70

150 gr/liter

Bijlage IX. Arboregeling behorend bij artikel 6.6

  • A. A. Eindtermen ten aanzien van de afgifte van een certificaat duikarbeid met betrekking tot de soort arbeid die wordt verricht:

    Bij de duikopleiding voor de categorie duikarbeid waartoe de cursist wordt opgeleid worden in elk geval de volgende leerdoelstellingen onderscheiden en onderwezen:

    Duikarbeid categorie A als bedoeld in artikel 6.5, tweede lid, onderdeel b, onder 1:

    • -

      elementaire natuurkunde, fysiologie, en kennis van duikerziekten en de daaraan verbonden EHBO-procedures;

    • -

      werking en onderhoud van, en duiken met diverse SCUBA-apparatuur volgens het navolgende schema:

      • *

        op een diepte tot 20 meter: ten minste 700 minuten inwatertijd waarvan ten minste 300 minuten op een diepte tussen 10 en 20 meter, en

      • *

        op een diepte van 20 meter of meer: ten minste 200 minuten inwatertijd met ten minste een duik tot op een diepte van meer dan 28 meter;

    • -

      decompressiemethoden;

    • -

      theorie met betrekking tot onderwatertechniek en -veiligheid;

    • -

      bijzondere gevaren onder water en veiligheidsprocedures;

    • -

      zeemanschap bestaande uit: nautische theorie en elementaire meteorologie;

    • -

      onderwatercommunicatie en -navigatie;

    • -

      schiemanswerk en tuigage (rigging);

    • -

      inspectie en rapportage;

    • -

      zoek- en werkmethoden;

    • -

      gebruik van de hefballon (lifting);

    • -

      relevante wet- en regelgeving.

    Duikarbeid categorie B als bedoeld in artikel 6.5, tweede lid, onderdeel b, onder 2:

    • -

      De vaardigheden genoemd bij categorie A, uitgebreid met voor het gebruik van luchtvoorziening van de oppervlakte relevante theorie alsmede werking en onderhoud van, en duiken met diverse duikapparatuur met luchtvoorziening van de oppervlakte (SSE), zodanig dat de duikminuten van categorie A en B te zamen ten minste de volgende tijd bedragen:

      • *

        op een diepte tot 20 meter: ten minste 1600 minuten inwatertijd waarvan ten minste 400 minuten tussen 10 en 20 meter,

      • *

        op een diepte tussen 20 en 40 meter: ten minste 250 minuten inwatertijd waarvan ten minste 100 minuten op een diepte tussen 30 en 40 meter in ten minste acht duiken met een bodemtijd van ten minste 10 minuten per duik, en

      • *

        op een diepte tussen 40 en 50 meter: ten minste 150 minuten waarvan ten minste drie duiken in open water en met een totale bodemtijd van ten minste 75 minuten;

    • -

      decompressiemethoden, inclusief werking en bediening van de decompressietank; - meer uitgebreide kennis van schiemanswerk en tuigage (rigging);

    • -

      werken met de videocamera;

    • -

      theorie en gebruik van mechanisch, hydraulisch en elektrisch onderwatergereedschap;

    • -

      duiken uit de natte duikklok en daarbij optreden als duiker en bellman met de daarbij behorende noodprocedures;

    • -

      theorie met betrekking tot dynamische positioneringssystemen;

    • -

      theorie en gebruik van het heetwaterpak;

    • -

      relevante regelgeving.

    Duikarbeid categorie C als bedoeld in artikel 6.5, tweede lid, onderdeel b, onder 3:

    Voor de opleiding van deze categorie duikarbeid geldt als minimale vooropleidingseis ten minste één jaar in het bezit zijn van een duikcertificaat categorie B alsmede ten minste 50 uren duikarbeid hebben verricht van deze categorie.

    Daarnaast worden de volgende leerdoelstellingen onderscheiden en onderwezen:

    • -

      natuurkunde, fysiologie en kennis van duikerziekten met de daaraan verbonden EHBO-procedures voor mengselgasduiken;

    • -

      theorie met betrekking tot decompressietank (gassystemen, gasbewaking, brandbestrijding, sanitaire systemen, communicatie en noodprocedures);

    • -

      het bedienen van een decompressietank en het uitvoeren van alle hiervoor noodzakelijke procedures;

    • -

      werken als lid van de oppervlakte- en de duikploeg bij zowel bounce- als verzadigingsduiken;

    • -

      het uitvoeren als duiker en bellman van procedures voor in- en uitsluizen (lock-out) en vervoer onder druk (transport under pressure (TUP)) volgens het vereiste programma;

    • -

      het uitvoeren van ten minste drie bounceduiken met de duikklok tot respectievelijk 55, 75 en 100 meter;

    • -

      het uitvoeren van ten minste één saturatieduik;

    • -

      theorie met betrekking tot de duikklok (gassystemen, scrubbers, verwarming, communicatie en het ballasten);

    • -

      het bedienen van de droge duikklok inclusief het uitvoeren van de noodzakelijke controles en noodprocedures;

    • -

      theorie met betrekking tot gasterugwinningssystemen en overlevingsapparatuur;

    • -

      relevante regelgeving.

  • B. B. Eindtermen ten aanzien van de afgifte van een certificaat duikmedische begeleiding met betrekking tot de soort arbeid die wordt verricht

    De volgende leerdoelstellingen worden onderscheiden en onderwezen:

    Ten aanzien van het certificaat EHBO duikarbeid, bedoeld in artikel 6.5, tweede lid, onderdeel c, onder 1:

    • -

      EHBO en cardiopulmonaire resuscitatie;

    • -

      specifieke medische risico's met betrekking tot het duiken;

    • -

      natuurkundige aspecten;

    • -

      anatomie en fysiologie;

    • -

      pathologie en duikerziekten;

    • -

      diagnostiek;

    • -

      preventie;

    • -

      benodigde minimum praktijkervaring.

    Ten aanzien van het certificaat MAD A, bedoeld in artikel 6.5, tweede lid, onderdeel c, onder 2:

    • -

      EHBO en cardiopulmonaire resuscitatie;

    • -

      specifieke medische risico's met betrekking tot het duiken;

    • -

      natuurkundige aspecten;

    • -

      anatomie en fysiologie;

    • -

      pathologie en duikerziekten;

    • -

      diagnostiek;

    • -

      neurologisch onderzoek;

    • -

      behandeling (decompressieziekten en longembolie);

    • -

      gebruik zuurstofkoffer;

    • -

      preventie;

    • -

      benodigde minimum praktijkervaring.

    Voor de opleiding tot dit certificaat geldt als eis een EHBO-diploma met cardiopulmonaire resuscitatie aantekening.

    Ten aanzien van het certificaat MAD B, bedoeld in artikel 6.5, tweede lid, onderdeel c, onder 3:

    • -

      uitgebreid lichamelijk onderzoek;

    • -

      subcutaan, intramusculair en intraveneus injecteren;

    • -

      hechten van wonden;

    • -

      uitvoering thoraxpunctie;

    • -

      inbrenging blaascatheter;

    • -

      inbrenging intraveneus infuus en uitvoering infuusbeleid;

    • -

      kunstmatig mechanisch beademen;

    • -

      intuberen;

    • -

      inbrenging maagsonde;

    • -

      rectale ontluchting;

    • -

      benodigde minimum praktijkervaring.

    Voor de opleiding tot dit certificaat geldt als eis een geldig certificaat MAD A

  • C. C. Eindtermen ten aanzien van de afgifte van een certificaat duikploegleider

    De volgende leerdoelstellingen worden onderscheiden en onderwezen:

    • 1. Wetgeving

    • 2. `Natuurkunde

      • Theorie gassen (zuurstof, nitrox);

      • Praktijk gassen (ademgasmeting, zuurstofniveau, gasanalyse-apparatuur);

      • Produktinformatiebladen.

    • 3. Duikmedische kennis/vaardigheden

      • Noodzakelijke EHBO-middelen en personeel;

      • Ongevalsmanagement.

    • 4. Operationele zaken

      • Veiligheid en gezondheid;

      • Kwaliteitszorg;

      • Documentatie en registratie;

      • Materieelbeheer;

      • Uitvoering, contractbewaking en organisatie;

    • 5. Leidinggeven, waaronder leidinggeven in crisissituaties.

    Vooropleidingseisen duikploegleidersopleiding

    • 1. minimumleeftijd: 24 jaar;

    • 2. certificaat duikarbeid met betrekking tot de soort arbeid die wordt verricht of equivalent;

    • 3. MAD-A-certificaat of equivalent;

    • 4. minimaal 2 jaar ervaring als luchtduiker en tenminste 100 werkduiken;

    • 5. in de 2 jaar voorafgaand aan de cursus tenminste 30 werkduiken hebben gemaakt, of aan tenminste 30 werkduiken leiding hebben gegeven, of een combinatie van beide.

  • D. D. Eindtermen ten aanzien van de afgifte van certificaten duikerarts met betrekking tot de soort arbeid die wordt verricht

    Deze eindtermen zijn samengesteld in overeenstemming met "Training standards for Diving and Hyperbaric medicine" van de "Joint Medical Subcommittee" van de "European Diving Technology Committee" (EDTC).

    1. Categorieën certificaten:

    • I. certificaat duikerarts A

    • II. certificaat duikerarts B

    2. Eindtermen per categorie

    I

    II

    1

    Fysiologie en Pathologie

    71

    Hyperbare fysica

    B

    C

    - gaswetten en gevolgen op de anatomie

    Duikmedische fysiologie

    B

    C

    - functionele anatomie

    - longfunctie

    - gehoor- en evenwicht

    - warmteregulatie.

    Hyperbare pathofysiologie

    B

    C

    - duikreflex

    - blackout mechanisme inclusief apneu

    - psychologie

    - arbeid en uithoudingsvermogen onder water

    - decompressie theorie en ontstaan van bellen

    Hyperbare pathologie

    B

    C

    - acute aandoeningen (barotraumata,decompressieziekte)

    - chronische aandoeningen (lange termijn effecten)

    Hyperbare zuurstof en behandelingstabellen

    -

    C

    Zuurstofintoxicatie

    A

    C

    Inerte-gaseffecten (narcose, HPNS)

    A

    C

    Medicamenten onder druk

    B

    C

    Overige pathologie (hypothermie, verdrinking,

    A

    C

    ongevallen onder water)

    Dodelijke duikongevallen

    A

    C

           

    2

    Duiktechnologie en veiligheid

    Kennis van operationele

    A

    B

    duikprocedures

    Kennis van duikapparatuur

    A

    C

    Kennis van duiktabellen

    A

    C

    Wetgeving en standaards

    B

    C

    Veiligheidsplanning en monitoring

    A

    C

           

    3

    Duikmedische geschiktheid

    Medische criteria en contraindicaties voor

    C

    C

    duikmedische geschiktheid

    Diagnostisch onderzoek van de duiker

    C

    C

    Wetgeving en standaards van de

    C

    C

    duikmedische keuring nationaal en

    internationaal

           

    4

    Duikongevallen

    Duikongevallen en -incidenten

    A

    C

    Behandeling van duikongevallen

    A

    C

    Revalidatie en vervolg na een duikongeval

    B

    C

           

    5

    Overig

    Duikmedisch onderzoek nationaal en internationaal

    -

    C

           

    6

    Praktische training

    Duikmedische geschiktheid voor werken onder overdruk

    -

    +

    Praktische ervaring in de eerste hulp bij duikongevallen ter

    -

    +

    plaatse

    Praktische ervaring in de behandeling van duikongevallen

    -

    +

    Introductie en demonstratie professioneel duiken

    +

    +

    Demonstratie behandeling duikongeval in compressiefaciliteit

    +

    +

    De duur van de cursus is minimaal voor:

    I

    25 lesuren + 3 praktijk uren

    II

    60 lesuren + praktijkstage

    3. Kwaliteitscontrole

    Ter vernieuwing van het certificaat zijn nodig:

    • I. minimaal tien keuringen per jaar en deelname aan minimaal een herhalingscursus per twee jaar;

    • II. continue ervaring op duikmedisch gebied en deelname aan en/of participatie in een cursus of congres.

Bijlage IXA. behorend bij artikel 6.7

Met betrekking tot het arbeidsgezondheidskundig onderzoek van personen die duikarbeid, caissonarbeid, of overige arbeid onder overdruk verrichten:

Een persoon die wordt belast met het verrichten van duikarbeid, caissonarbeid en overige arbeid onder overdruk:

  • -

    moet onbelemmerd zijn werkzaamheden onder overdruk kunnen uitvoeren, onder fysiek zware omstandigheden kunnen zwemmen/lopen, communiceren en de verantwoordelijkheid psychisch aankunnen;

  • -

    mag zichzelf of een ander lid van het team niet in gevaar brengen door een medische aandoening bij werkzaamheden onder overdruk zoals bewustzijnsverlies, oriëntatieverlies of paniekaanval;

  • -

    mag geen aandoening hebben die ten gevolge van arbeid onder overdruk kan verergeren;

  • -

    mag geen aandoening hebben die aanleiding kan geven tot het ontstaan van een duikerziekte zoals decompressieziekte of barotrauma.

De keuring voor aanvang van de arbeid onder overdruk dient door een duikerarts met het certificaat duikerarts B uitgevoerd te worden in een voldoende toegerust centrum om alle aspecten te kunnen onderzoeken. Periodieke keuringen kunnen ook door artsen met het certificaat duikerarts A worden uitgevoerd. Na een doorgemaakte duikerziekte - zoals decompressieziekte, luchtembolie of aandoening genoemd als absolute contra-indicatie dient het medisch onderzoek plaats te vinden door een duikerarts met het certificaat duikerarts B.

Ten minste dienen de volgende aspecten onderzocht te worden:

CI

Onderzoek/Biometrie

1

Infectieziekten

- indien

R

onbehandeld

2

Endocriene organen

- diabetes mellitus

A

3

Psychische aandoeningen

- Psychosyndromen en psychotische

A

toestandsbeelden

- claustrofobie

A

4

Zenuwstelsel

* baseline

- episoden van bewustzijnsverlies, convulsies,

neurologische status

gezichtsverlies, verlies motoriek

* visus

en/of oriëntatie

A

- duizeligheid

A

- epilepsie

A

5

Tractus circulatorius

* ergometrie

- septumdefecten

A

- angina pectoris

A

- decompensatio

A

cordis

- myocard infarct

A

- arrythmiën

R

- hypertensie

R

6

Tractus respiratorius

* 1ste keuring : X-thorax

- luchtembolie

A

* longfunctieonderzoek

- CARA

A

7

Tractus digestivus

- hiatus herniae/abdominale hernia

R

- acute en/of chronische hepatitis of -

A

pancreatitis

- haemorrhoiden

R

8

Tractus urogenitalis

* urineonderzoek

- aandoeningen met abnormale

A

nierfunctie

9

Keel-Neus-Oor

* toonaudiogram

- chronische otitis media

A

- middenoor plastieken

A

- M. Ménière

A

- mastoiditis

A

- gebitstoestand (losse elementen)

R

10

Haematologie

* volledig

- thallassaemia major

A

bloedbeeld incl. Hb,

Ht en leucocyten

* glucose

* sikkelcel

uitsluiten op indicatie

11

Overige aandoeningen

- maligniteit

R

CI (contraindicatie): A = absoluut, R = relatief (meestal tot correctie)

Bijlage XB. behorend bij artikel 7.7, eerste lid, onder a

  • 1 Eindtermen met betrekking tot torenkranen van de categorieën mobiele torenkraan, toptorenkraan of loopkat-torenkraan

    • a het met torenkranen van de betrokken categorie kunnen uitvoeren van alle bewegingen teneinde werkzaamheden te kunnen verrichten waarvoor deze machines bestemd zijn;

    • b het kunnen werken met hijstabellen van torenkranen van de betrokken categorie;

    • c het kunnen beoordelen van de bodemgesteldheid onder en in de omgeving van torenkranen;

    • d het kunnen werken op en met dragline-schotten;

    • e het met torenkranen van de betrokken categorie kunnen uitvoeren van door middel van genormaliseerde hand- en armseinen en anderszins gegeven opdrachten tot het verplaatsen van zich zowel binnen als buiten gezichtsbereik bevindende lasten, in soort en gewicht verschillend, waarbij twee of meer kraanbewegingen tegelijkertijd worden uitgevoerd;

    • f het door middel van genormaliseerde hand- en armseinen en anderszins kunnen geven van opdrachten tot het verplaatsen van lasten;

    • g het globaal kunnen bepalen van de massa van lasten;

    • h het kunnen aanslaan van lasten;

    • i het kunnen inschatten van de invloed van weersomstandigheden;

    • j het kunnen inspecteren van torenkranen van de betrokken categorie en de ondersteuning (zoals kraanbanen en schotten), met inbegrip van de beveiligingen, alsmede het kunnen onderkennen en lokaliseren van storingen en gebreken aan de betrokken torenkranen, ondersteuning en beveiligingen, en het kunnen verrichten van eenvoudige herstelwerkzaamheden overeenkomstig de fabrikanteninstructies;

    • k het kunnen onderkennen van slijtageverschijnselen aan het hijsgereedschap en de hijsmiddelen;

    • l het kunnen uitvoeren van de volgende onderhoudswerkzaamheden:

      • 1°. het smeren van torenkranen;

      • 2°. het verversen van de olie, zoals van de verbrandingsmotor en van het hydraulisch systeem;

      • 3°. het schoonmaken van de in diverse systemen voorkomende filters;

      • 4°. het afstellen van in torenkranen voorkomende aandrijfsystemen en remmen;

      • 5°. het vernieuwen van de staalkabels;

      • 6°. het verrichten van eenvoudige herstelwerkzaamheden aan kraanbanen;

    • m het kunnen nemen van passende veiligheidsmaatregelen;

    • n het kunnen schrijven van een eenvoudig rapport en het kunnen bijhouden van een kraanboek;

    • o kennis hebben van:

      • 1°. de beveiliging van torenkranen;

      • 2°. de verschillende soorten torenkranen, de wijze van opstellen en in gebruik stellen hiervan, en de gebruiksmogelijkheden van elke soort;

      • 3°. de aan de ondergrond en kraanbanen, waarop torenkranen werken, te stellen eisen;

      • 4°. het materieel en gereedschappen, zoals die bij het werken met of aan torenkranen werden gebruikt, alsmede het onderhoud van dat materieel en gereedschappen, de normen tot afkeuring daarvan en de voorschriften voor opslag;

    • p enige kennis hebben van:

      • 1°. de werking en het onderhoud van de in torenkranen in gebruik zijnde aandrijfsystemen en apparatuur;

      • 2°. de leer van hydrauliek en pneumatiek, de toepassing en het onderhoud van in torenkranen toegepaste hydraulische en pneumatische systemen;

      • 3°. natuurkunde en mechanica;

      • 4°. elektriciteit in het algemeen en elektrische installaties van torenkranen;

      • 5°. het berekenen van lasten;

      • 6°. de invloed van de weersomstandigheden;

      • 7°. de voor een machinist van een torenkraan van belang zijnde wettelijke bepalingen en andere voorschriften zoals normbladen;

      • 8°. de organisatie op bouwplaatsen en de taak, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van een machinist van een torenkraan, een opzichter en een uitvoerder.

  • 2 Eindtermen met betrekking tot mobiele kranen van de categorieën mobiele kraan op rupsen, autotruck/ruwterrein-kraan/wegterreinkraan, grondverzetmachine met hijsfunctie of autolaadkraan

    • a Het met mobiele kranen van de betrokken categorie en de daarbij behorende hulpmiddelen, zoals hulpgieken, kunnen uitvoeren van alle bewegingen teneinde werkzaamheden te kunnen verrichten waarvoor deze machines bestemd zijn;

    • b het kunnen werken met hijstabellen van mobiele kranen van de betrokken categorie;

    • c het kunnen beoordelen van de bodemgesteldheid onder en in de omgeving van mobiele kranen;

    • d het kunnen werken op en met dragline-schotten;

    • e het met mobiele kranen van de betrokken categorie kunnen uitvoeren van door middel van genormaliseerde hand- en armseinen en anderszins gegeven opdrachten tot het verplaatsen van zich zowel binnen als buiten gezichtsbereik bevindende lasten, in soort en gewicht verschillend, waarbij twee of meer kraanbewegingen tegelijkertijd worden uitgevoerd;

    • f het door middel van genormaliseerde hand- en armseinen en anderszins kunnen geven van opdrachten tot het verplaatsen van lasten;

    • g het globaal kunnen bepalen van de massa van lasten;

    • h het kunnen aanslaan van lasten;

    • i het kunnen inschatten van de invloed van weersomstandigheden;

    • j het kunnen inspecteren van mobiele kranen van de betrokken categorie met de daarbij behorende hulpmiddelen en de ondersteuning (zoals schotten), met inbegrip van de beveiligingen, alsmede het kunnen onderkennen en lokaliseren van storingen en gebreken aan de betrokken mobiele kranen met de daarbij behorende hulpmiddelen, de ondersteuning en de beveiligingen en het kunnen verrichten van eenvoudige herstelwerkzaamheden overeenkomstig de fabrikanteninstructies;

    • k het kunnen onderkennen van slijtageverschijnselen aan het hijsgereedschap en de hijsmiddelen;

    • l het kunnen uitvoeren van de volgende onderhoudswerkzaamheden:

      • 1°. het smeren van mobiele kranen;

      • 2°. het verversen van de olie, zoals van de verbrandingsmotor en van het hydraulisch systeem;

      • 3°. het schoonmaken van de in diverse systemen voorkomende filters;

      • 4°. het afstellen van in mobiele kranen voorkomende aandrijfsystemen en remmen;

      • 5°. het vernieuwen van de staalkabels;

    • m het kunnen nemen van passende veiligheidsmaatregelen;

    • n het kunnen schrijven van een eenvoudig rapport en het kunnen bijhouden van een kraanboek;

    • o kennis hebben van:

      • 1°. de beveiliging van mobiele kranen;

      • 2°. de verschillende soorten mobiele kranen, de wijze van opstellen en in gebruik stellen hiervan, en de gebruiksmogelijkheden van elke soort;

      • 3°. de aan de ondergrond, waarop mobiele kranen werken, te stellen eisen;

      • 4°. het materieel en gereedschappen, zoals die bij het werken met of aan mobiele kranen worden gebruikt, alsmede het onderhoud van dat materieel en gereedschappen, de normen tot afkeuring daarvan en de voorschriften voor opslag;

    • p enige kennis hebben van:

      • 1°. de werking en het onderhoud van de in mobiele kranen in gebruik zijnde aandrijfsystemen en apparatuur;

      • 2°. de leer van hydrauliek en pneumatiek, de toepassing en het onderhoud van in mobiele kranen toegepaste hydraulische en pneumatische systemen;

      • 3°. natuurkunde en mechanica;

      • 4°. elektriciteit in het algemeen en elektrische installaties van mobiele kranen;

      • 5°. het berekenen van lasten;

      • 6°. de invloed van de weersomstandigheden;

      • 7°. de voor een machinist van een mobiele kraan van belang zijnde wettelijke bepalingen en voorschriften zoals normbladen;

      • 8°. de organisatie op bouwplaatsen en de taak, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van een machinist van een mobiele kraan, een opzichter en een uitvoerder.

  • 3 Eindtermen met betrekking tot mobiele hei-installaties van de categorieën mobiele hei-installatie met leiders, mobiele hei-installatie met makelaar en tafel, mobiele hei-installatie met trilblok of mobiele hei-installatie met schroefboorpaalmachine

    • a Het met mobiele hei-installaties van de betrokken categorie kunnen uitvoeren van alle bewegingen teneinde werkzaamheden te kunnen verrichten waarvoor de machines bestemd zijn; hiertoe behoort ook het kunnen bedienen van de bij de betrokken mobiele hei-installaties toegepaste hulpapparatuur zoals diverse typen hei- en trilblokken;

    • b het kunnen werken met hijstabellen van mobiele hei-installaties van de betrokken categorie;

    • c het kunnen beoordelen van de bodemgesteldheid onder en in de omgeving van mobiele hei-installaties;

    • d het kunnen werken op en met dragline-schotten;

    • e het met mobiele hei-installaties van de betrokken categorie kunnen uitvoeren van door middel van genormaliseerde hand- en armseinen en anderszins gegeven opdrachten tot het verplaatsen van lasten, in soort en gewicht verschillend;

    • f het door middel van genormaliseerde hand- en armseinen en anderszins kunnen geven van opdrachten tot het verplaatsen van lasten;

    • g het globaal kunnen bepalen van de massa van lasten;

    • h het kunnen aanslaan en onder de stelling van de betrokken categorie brengen van lasten, en het kunnen stellen van heipalen, damwandprofielen, etcetera, zowel voor te lood als voor schoor heien;

    • i het kunnen inschatten van de invloed van weersomstandigheden;

    • j het kunnen inspecteren van mobiele hei-installaties van de betrokken categorie met de daarbij toegepaste hulpapparatuur en de ondersteuning (zoals schotten), met inbegrip van de beveiligingen, alsmede het kunnen onderkennen en lokaliseren van storingen en gebreken aan de betrokken mobiele hei-installaties met de daarbij toegepaste hulpapparatuur, de ondersteuning en de beveiligingen, en het kunnen verrichten van eenvoudige herstelwerkzaamheden overeenkomstig de fabrikanteninstructies;

    • k het kunnen onderkennen van slijtageverschijnselen aan het hijsgereedschap, de hijsmiddelen en de hulpapparatuur zoals de diverse hei- en trilblokken;

    • l het kunnen uitvoeren van de volgende onderhoudswerkzaamheden:

      • 1°. het smeren van mobiele hei-installaties en de hulpapparatuur;

      • 2°. het verversen van de olie, zoals van de verbrandingsmotor, van het hydraulische systeem en van de oliesystemen in de hulpapparatuur;

      • 3°. het schoonmaken van de in diverse systemen voorkomende filters;

      • 4°. het afstellen van in mobiele hei-installaties en de hulpapparatuur voorkomende aandrijfsystemen en remmen;

      • 5°. het vernieuwen van de staalkabels;

    • m het kunnen nemen van passende veiligheidsmaatregelen;

    • n het kunnen schrijven van een eenvoudig rapport en het kunnen bijhouden van een onderhouds-/controlelijst;

    • o kennis hebben van:

      • 1°. de beveiliging van mobiele hei-installaties;

      • 2°. de verschillende soorten mobiele hei-installaties, de wijze van opstellen en in gebruik stellen hiervan, en de gebruiksmogelijkheden van elke soort;

      • 3°. de aan de ondergrond, waarop mobiele hei-installaties werken, te stellen eisen;

      • 4°. de beginselen van de grondmechanica, het palenplan, de soorten palen en damwandprofielen met hun toepassingsgebieden, de heimuts, etcetera;

      • 5°. het materieel en gereedschappen, zoals die bij het werken met of aan mobiele hei-installaties worden gebruikt, alsmede het onderhoud van dat materieel en gereedschappen, de normen tot afkeuring daarvan en de voorschriften voor opslag;

    • p enige kennis hebben van:

      • 1°. de werking en het onderhoud van de in mobiele hei-installaties in gebruik zijnde aandrijfsystemen en apparatuur;

      • 2°. de werking en het onderhoud van bij mobiele hei-installaties toegepaste hulpapparatuur zoals diverse hei- en trilblokken;

      • 3°. de leer van hydrauliek en pneumatiek, de toepassing en het onderhoud van in mobiele hei-installaties toegepaste hydraulische en pneumatische systemen;

      • 4°. natuurkunde en mechanica;

      • 5°. elektriciteit in het algemeen en elektrische installaties van mobiele hei-installaties;

      • 6°. het berekenen van lasten;

      • 7°. de invloed van de weersomstandigheden;

      • 8°. de voor een machinist van een mobiele hei-installatie van belang zijnde wettelijke bepalingen en andere voorschriften zoals normbladen;

      • 9°. de organisatie op bouwplaatsen en de taak, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van een machinist van een mobiele hei-installatie, een opzichter en een uitvoerder.

Bijlage XIA. behorend bij artikel 8.10

1. Verbodsborden

Intrinsieke kenmerken:

  • -

    rond;

  • -

    zwart pictogram op witte achtergrond, rode rand en balk die van links naar rechts over het pictogram loopt onder een hoek van 45° ten opzichte van de horizontale lijn. De rode kleur beslaat ten minste 35% van het oppervlak van het bord.

Bijlage 52019.png
Verboden te roken
Bijlage 52020.png
Vuur, open vlam en roken verboden
Bijlage 52021.png
Verboden voor voetgangers
Bijlage 52022.png
Verboden met water te blussen
Bijlage 52023.png
Geen drinkwater
Bijlage 52024.png
Geen toegang voor onbevoegden
Bijlage 52025.png
Verboden voor transportvoertuigen
Bijlage 52026.png
Niet aanraken

2. Waarschuwingsborden

Intrinsieke kenmerken:

  • -

    driehoekig;

  • -

    zwart pictogram op gele achtergrond, zwarte rand. De gele kleur beslaat ten minste 50% van het oppervlak van het bord.

Bijlage 52027.png
Ontvlambare stoffen of hoge temperatuur
Bijlage 52028.png
Explosieve stoffen
Bijlage 52029.png
Giftige stoffen
Bijlage 52030.png
Bijtende stoffen
Bijlage 52031.png
Radioactieve stoffen of ioniserende straling
Bijlage 52032.png
Hangende lasten
Bijlage 52033.png
Transportvoertuigen
Bijlage 52034.png
Gevaar voor elektrische spanning
Bijlage 52035.png
Gevaar
Bijlage 52036.png
Laserstraal
Bijlage 52037.png
Oxiderende stoffen
Bijlage 52038.png
Niet-ioniserende straling
Bijlage 52039.png
Belangrijk magnetisch veld
Bijlage 52040.png
Struikelen
Bijlage 52041.png
Vallen door hoogteverschil
Bijlage 52042.png
Biologisch risico
Bijlage 52043.png
Lage temperatuur
Bijlage 52044.png
Schadelijke of irriterende stoffen 72
Bijlage 52045.png
Explosieve atmosfeer

3. Gebodsborden

Intrinsieke kenmerken:

  • -

    rond;

  • -

    wit pictogram op blauwe achtergrond. De blauwe kleur beslaat ten minste 50% van het oppervlak van het bord

Bijlage 52046.png
Oogbescherming verplicht
Bijlage 52047.png
Veiligheidshelm verplicht
Bijlage 52048.png
Gehoorbescherming verplicht
Bijlage 52049.png
Adembescherming verplicht
Bijlage 52050.png
Veiligheidsschoenen verplicht
Bijlage 52051.png
Veiligheidshandschoenen verplicht
Bijlage 52052.png
Veiligheidspak verplicht
Bijlage 52053.png
Gelaatsbescherming verplicht
Bijlage 52054.png
Individueel harnas verplicht
Bijlage 52055.png
Verplichte oversteekplaats (voetgangers)
Bijlage 52056.png
Algemeen gebod (eventueel samen met een ander bord

4. Reddingsborden

Intrinsieke kenmerken:

  • -

    rechthoekig of vierkant;

  • -

    wit pictogram op groene achtergrond. De groene kleur beslaat ten minste 50% van het oppervlak van het bord.

Bijlage 52057.png
Vluchtweg-nooduitgang
Bijlage 52058.png
Te volgen richting Wordt tezamen met één van de onderstaande borden gebruikt
Bijlage 52059.png
Eerste hulp
Bijlage 52060.png
Brancard
Bijlage 52061.png
Veiligheidsdouche
Bijlage 52062.png
Ogen spoelen
Bijlage 52063.png
Telefoon voor redding en eerste hulp

5. Borden in verband met het brandbestrijdingsmateriaal

Intrinsieke kenmerken:

  • -

    rechthoekig of vierkant;

  • -

    wit pictogram op rode achtergrond. De rode kleur beslaat ten minste 50% van het oppervlak van het bord.

Bijlage 52064.png
Brandslang
Bijlage 52065.png
Ladder
Bijlage 52066.png
Blusapparaat
Bijlage 52067.png
Telefoon voor brandbestrijding
Bijlage 52068.png
Te volgen richting (wordt tezamen met één van de bovenstaande borden gebruikt)

Bijlage XIB. behorend bij artikel 8.26

Hand en armseinen

A. Algemene Gebaren

Betekenis

Beschrijving

Illustratie

BEGIN

Pas op! Begin van commando

Beide armen zijn horizontaal gestrekt met de handpalmen naar boven

Bijlage 52069.png

STOP

Onderbreking

Einde van de beweging

 De rechterhand is opgeheven en de rechterhandpalm naar voren gehouden

Bijlage 52070.png

EINDE

Einde van de werkzaamheden

Beide handen zijn ter hoogte van de borst samengevoegd

Bijlage 52071.png

B. Verticale bewegingen

Betekenis

Beschrijving

Illustratie

HIJSEN

Met de opgeheven rechterarm en naar voren gebrachte rechterhandpalm wordt traag een cirkelbeweging gemaakt

Bijlage 52072.png

VIEREN

Met de naar beneden gerichte rechterarm en naar binnen gehouden rechterhandpalm wordt traag een cirkelbeweging gemaakt

Bijlage 52073.png

VERTICALE AFSTAND

De afstand wordt met de handen aangegeven

Bijlage 52074.png

C. Horizontale bewegingen

Betekenis

Beschrijving

Illustratie

VOORUIT

Beide armen worden gebogen, palmen worden naar binnen gehouden en met de voorarmen worden trage bewegingen naar het lichaam toe gemaakt

Bijlage 52075.png

ACHTERUIT

Beide armen worden gebogen, beide handpalmen worden naar buiten gehouden, met de voorarmen worden trage beweging van het lichaam af gemaakt

Bijlage 52076.png

NAAR RECHTS

ten opzichte van de signaalgever

Met de ongeveer horizontaal gestrekte rechterarm en de naar beneden gehouden rechterhandpalm worden trage, richting aanwijzende bewegingen gemaakt

Bijlage 52077.png

NAAR LINKS

ten opzichte van de signaalgever

Met de ongeveer horizontaal gestrekte linkerarm en de naar beneden gehouden linkerhandpalm worden trage richtingaanwijzende bewegingen gemaakt

Bijlage 52078.png

HORIZONTALE AFSTAND

De afstand wordt met de handen aangegeven

Bijlage 52079.png

D. Gevaar

Betekenis

Beschrijving

Illustratie

GEVAAR

Beide handen opgeheven, handpalmen naar voren

Bijlage 52080.png

SNELLE BEWEGING

De gecodeerde, bevelende gebaren ter aangeving van de beweging worden zeer snel uitgevoerd

 

TRAGE BEWEGING

De gecodeerde, bevelende gebaren ter aangeving van de bewegingen worden zeer langzaam uitgevoerd

 
  1. doorhalen wat niet van toepassing is ^ [1]
  2. Deze definitie is ontleend aan artikel 1.1.1, eerste lid, van het Vuurwerkbesluit. ^ [2]
  3. Zie het besluit van de Minister van Verkeer en Waterstaat van 4 januari 2002, nr. DGG/J- 01/008026, tot wijziging van de Beleidsregels vergunning professioneel vuurwerk (Stcrt. 6). ^ [3]
  4. Huidnotatie ^ [4]
  5. Betreft alleen respirabele vezels. ^ [5]
  6. Respirabele vezels per cm3 lucht, 8 uur. Deze waarde geldt vanaf 1-3-1999 ^ [6]
  7. Betreft alleen de verbindingen voorzover niet voorkomend op de SZW-lijst van kankerverwekkende stoffen ^ [7]
  8. Voor respirabel stof. ^ [8]
  9. Voor inhaleerbaar stof ^ [9]
  10. Voor respirabel stof. ^ [10]
  11. Deze stof kan overgevoeligheid veroorzaken. Huidcontact dient daarom vermeden te worden ^ [11]
  12. Voor inhaleerbaar stof ^ [12]
  13. Voor inhaleerbaar stof. Betreft alleen de verbindingen voorzover niet voorkomend op de SZW-lijst van kankerverwekkende stoffen ^ [13]
  14. Deze waarde treedt in werking met ingang van 1 maart 2004. ^ [14]
  15. Ceiling; in verband met een snel optredende toxische werking van de stof mag deze waarde op geen enkel moment worden overschreden. ^ [15]
  16. Betreft alleen de verbindingen voorzover niet voorkomend op de SZW-lijst van kankerverwekkende stoffen ^ [16]
  17. Wanneer aannemelijk kan worden gemaakt dat er grotendeels sprake is van oplosbare verbindingen, kan de normstelling voor chroom (VI)-oplosbare verbindingen worden toegepast (zie hiervoor bijlage VI bij deze regeling). ^ [17]
  18. Deze waarde geldt met ingang van 1 januari 2004. Tot die datum blijven de bestuurlijke grenswaarden van kracht. ^ [18]
  19. Deze stof kan overgevoeligheid veroorzaken. Huidcontact dient daarom vermeden te worden ^ [19]
  20. Deze waarde treedt in werking met ingang van 1 maart 2004. ^ [20]
  21. Deze waarde geldt vanaf 1-3-1999. ^ [21]
  22. Bij gelijktijdige blootstelling aan verschillende narcosegassen moet de som van alle afzonderlijke blootstellingsconcentraties als fractie van de afzonderlijke grenswaarden, kleiner zijn dan één. Deze additieregel treedt in werking met ingang van 1 mei 2000. ^ [22]
  23. Bij gelijktijdige blootstelling aan verschillende narcosegassen moet de som van alle afzonderlijke blootstellingsconcentraties als fractie van de afzonderlijke grenswaarden, kleiner zijn dan één. Deze waarde geldt met ingang van 1 mei 2000. ^ [23]
  24. Deze waarde geldt met ingang van 1 juni 2001. ^ [24]
  25. Betreft o-ftaalzuur en al zijn esters, met uitzondering van (esters van) de gehydrogeneerde vorm van o-ftaalzuur ^ [25]
  26. Voor respirabel stof. ^ [26]
  27. Voor inhaleerbaar stof. ^ [27]
  28. Deze waarde treedt in werking met ingang van 1 maart 2004. ^ [28]
  29. Betreft houtstof exclusief stof van hardhout. Zie voor de grenswaarde voor hardhoutstof bijlage VI van de Arbeidsomstandighedenregeling. ^ [29]
  30. Bij gelijktijdige blootstelling aan verschillende narcosegassen moet de som van alle afzonderlijke blootstellingsconcentraties als fractie van de afzonderlijke grenswaarden, kleiner zijn dan één. Deze waarde geldt met ingang van 1 mei 2000. ^ [30]
  31. Voor arbeidsperioden korter dan 8 uur per dag zijn de volgende concentraties toegestaan:
    • maximaal 174 mg/m3 gedurende 15 minuten;
    • maximaal 139 mg/m3 gedurende 30 minuten;
    • maximaal 70 mg/m3 gedurende 60 minuten;
    mits gedurende de werkdag bij de arbeid geen verdere blootstelling plaatsvindt. ^ [31]
  32. Voor vrouwen in de vruchtbare leeftijd geldt een wettelijke grenswaarde van 0,025 mg/m3 als TGG 8 uur. Kortdurende blootstelling gedurende 15 minuten aan maximaal 0,5 mg/m3 is toegestaan, mits het 8-uurs gemiddelde niet wordt overschreden. ^ [32]
  33. Vrouwen in de vruchtbare leeftijd dienen blootstelling zoveel mogelijk te vermijden. ^ [33]
  34. Deze waarde geldt met ingang van 1 januari 2003. ^ [34]
  35. Mits het commercieel product niet meer dan 5% van de β-isomeer bevat. ^ [35]
  36. Mits het commercieel product niet meer dan 5% van de β-isomeer bevat. ^ [36]
  37. Deze waarde geldt met ingang van 1 april 2002. ^ [37]
  38. Deze waarde geldt met ingang van 1 december 2001. ^ [38]
  39. Betreft alleen respirabele vezels. ^ [39]
  40. Respirabele vezels per cm3 lucht, TGG 8 uur. ^ [40]
  41. Voor respirabel stof. Deze waarde geldt vanaf 1-3-1999. ^ [41]
  42. Voor inhaleerbaar stof. Deze waarde geldt vanaf 1-3-1999. ^ [42]
  43. Voor inhaleerbaar stof. ^ [43]
  44. Deze waarde treedt in werking met ingang van 1 januari 2007. ^ [44]
  45. Voor respirabel talkstof. ^ [45]
  46. Deze waarde treedt in werking met ingang van 1 maart 2004. ^ [46]
  47. Tetramethylsuccinonitril is een stof die ontstaat als azobisisobutyronitril (AIBIN) ontleedt ten gevolge van verhitting. ^ [47]
  48. Deze waarde treedt in werking met ingang van 1 maart 2004. ^ [48]
  49. Deze waarde treedt in werking met ingang van 1 maart 2004. ^ [49]
  50. Blootstelling van zwangere vrouwen aan xyleen dient vermeden te worden. ^ [50]
  51. Deze waarde treedt in werking met ingang van 1 maart 2004. ^ [51]
  52. µg/m3. ^ [52]
  53. Als brandstof voor verbrandingsmotoren. ^ [53]
  54. Deze waarde geldt niet in perioden waarin productieprocessen worden stilgelegd en opnieuw worden opgestart ten behoeve van het plegen van onderhoud aan de installatie. Tijdens deze perioden dient de blootstellingsconcentratie zo laag mogelijk te zijn, maar in elk geval lager dan 20 mg/m3 (als TGG 8 uur), waarbij tevens aanvullende maatregelen genomen dienen te worden om de gezondheidsrisico's van blootstelling voor de betrokken werknemers zoveel mogelijk te beperken. Deze waarde geldt vanaf 1-3-1999. ^ [54]
  55. Deze waarde geldt met ingang van 1 april 2002. ^ [55]
  56. Deze waarde geldt niet in perioden waarin productieprocessen worden stilgelegd en opnieuw worden opgestart ten behoeve van het plegen van onderhoud aan de installatie. Tijdens deze perioden dient de blootstellingsconcentratie zo laag mogelijk te zijn, maar in elk geval lager dan 20 mg/m3 (als TGG 8 uur), waarbij tevens aanvullende maatregelen genomen dienen te worden om de gezondheidsrisico's van blootstelling voor de betrokken werknemers zoveel mogelijk te beperken. Deze waarde geldt vanaf 1-3-1999. ^ [56]
  57. Deze waarde geldt niet in perioden waarin productieprocessen worden stilgelegd en opnieuw worden opgestart ten behoeve van het plegen van onderhoud aan de installatie. Tijdens deze perioden dient de blootstellingsconcentratie zo laag mogelijk te zijn, maar in elk geval lager dan 19 mg/m3 (als TGG 8 uur), waarbij tevens aanvullende maatregelen genomen dienen te worden om de gezondheidsrisico's van blootstelling voor de betrokken werknemers zoveel mogelijk te beperken. Deze waarde treedt in werkin g met ingang van 1 april 2003. ^ [57]
  58. Definitie van hardhout volgens de International Agency for Research on Cancer (IARC) van hout op basis van botanische krakteristiek: hout van bedektzadigen=hardhout. ^ [58]
  59. Respirabele vezels per cm3 lucht, TGG 8 uur. ^ [59]
  60. µg/m3. ^ [60]
  61. Deze waarde geldt met ingang van 1 juni 2001. ^ [61]
  62. Deze waarde geldt met ingang van 1 juni 2001. Tot deze datum geldt een waarde van 3,6 mg/m3 ^ [62]
  63. Deze waarde geldt met ingang van 1 januari 2002. ^ [63]
  64. Voor respirabel stof. Voor de bouwnijverheid geldt een wettelijke grenswaarde van 0,15 mg/m3. ^ [64]
  65. Voor respirabel stof. ^ [65]
  66. Voor respirabel stof. ^ [66]
  67. Het VOS-gehalte is bepaald conform de methodiek ASTM – D 3960-96 voor gebruiksklare mengsels. ^ [67]
  68. Het gemiddelde wordt bepaald door het VOSgehalte per laag te hanteren in de formule (a. L1 + b.L2)/ ( a + b) Dit gemiddelde is gelijk aan of minder dan 420 gram/liter spuitklaar product. Hierbij is L1 het VOS-gehalte van de basiskleurlaag en L2 het VOS-gehalte van de blanke lak, waarbij a en b staan voor de aangemaakte hoeveelheid in gram van resp. L1 en L2. De hoeveelheden hebben betrekking op spuitklare producten en géén van de lagen mag méér VOS bevatten dan 480 gr/liter. ^ [68]
  69. Speciale producten zijn bedoeld voor speciale behandelingen (zoals bijvoorbeeld motorfietskleuren en speciale designkleuren waar inkten voor worden gebruikt die niet met een gewone basecoat gemaakt kunnen worden) en speciale toepassingen (bijvoorbeeld moeilijk hechtende ondergronden). Deze groep producten betreft ook additieven die worden toegevoegd aan bestaande producten om speciale effecten te realiseren zoals ruwheid, mattering, etc. Dit betekent dat producten waar deze specifieke additieven aan zijn toegevoegd het maximum gehalte aan VOS/liter van dat product kunnen overschrijden. Speciale reinigers (siliconen, lakverwijdering) zijn toegevoegd omdat zij niet onder de aangegeven spuitreinigers en oppervlaktereinigers vallen. De groep speciale producten bevat elastificeermiddelen, (ver)harders, versnellers/activeerders, vertragers, matteringsmiddelen, structuurmiddelen, effectmiddelen, antisiliconen, basisverf en inkt ten behoeve van speciale kleuren (design), matte lak, hechtprimer voor speciale kunststof- of metaalondergronden (waar geen gewone (wash)primer gebruikt kan worden), spuitbussen, uitspuitverdunning, kunststofreiniger, siliconenverwijderaar en lakverwijderaar. ^ [69]
  70. 4 Overige producten zijn: polijst- en poetsmiddelen, vulmiddelen, kitten, lijmen en plamuren. ^ [70]
  71. A = basis kennis; B = uitgebreide kennis; C = kennis op expert niveau. ^ [71]
  72. Bij wijze van uitzondering mag de achtergrond van dit bord oranje zijn, als de kleur gerechtvaardigd is omdat er een soortgelijk bord bestaat voor het wegverkeer. ^ [72]