Regeling warmtebehandelingssytemen en eindproducten

[Regeling vervallen per 07-09-2003.]
Geraadpleegd op 29-11-2024.
Geldend van 01-01-2001 t/m 06-09-2003

Regeling warmtebehandelingssytemen en eindproducten

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

Gelet op de artikelen 18, tweede lid, en 28, eerste lid, van het Destructiebesluit 1996;

Besluit:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 07-09-2003]

In deze regeling wordt verstaan onder ’toezichthoudende ambtenaar’: een met toepassing van artikel 24 van de Destructiewet aangewezen ambtenaar.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 07-09-2003]

Hoog-risico-materiaal en laag-risico-materiaal van zoogdieren wordt zodanig verwarmd dat de deeltjes gedurende minimaal 20 minuten een inwendige temperatuur van ten minste 133° C hebben bij een druk van 3 bar en wordt verwerkt in een continu- of batchsysteem. Alvorens de warmtebehandeling wordt toegepast, wordt de deeltjesgrootte van het materiaal teruggebracht tot ten hoogste 50 mm.

Artikel 2a

[Regeling vervallen per 07-09-2003]

Artikel 2 is niet van toepassing op bloed en op het volgende laag-risico-materiaal:

  • a) laag-risico-materiaal dat wordt gebruikt voor de bereiding van voeder voor gezelschapsdieren;

  • b) laag-risico-materiaal bestemd voor voederen van dieren, waarvan de eigenaar of houder, dan wel een bedrijf dat voeder voor edelpelsdieren bereidt, op grond van artikel 13, vierde lid, van de Destructiewet van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport een daartoe strekkende ontheffing heeft ontvangen;

  • c) ontvette beenderen voor de vervaardiging van gelatine;

  • d) huiden en vellen voor de vervaardiging van gelatine, collageen en gehydrolyseerd eiwit, hoeven, hoorns en haar;

  • e) klieren, weefsel en organen voor de bereiding van farmaceutische producten;

  • f) bloedproducten;

  • g) melk- en zuivelproducten;

  • h) dierlijke afvallen van niet-herkauwers voor de vervaardiging van gesmolten vet, met uitzondering van bij die vervaardiging verkregen kanen;

  • i) laag-risico-materiaal van herkauwers voor de vervaardiging van gesmolten vet, met uitzondering van bij die vervaardiging verkregen kanen;

  • j) dierlijke afvallen voor de vervaardiging van producten ten aanzien waarvan kan worden gegarandeerd dat zij niet in de voedselketen voor mens of dier zullen komen en dat zij evenmin als meststoffen zullen worden gebruikt.

Artikel 2b

[Regeling vervallen per 07-09-2003]

  • 1 Het uit hoog-risico-materiaal en uit laag-risico-materiaal van herkauwers gesmolten vet, wordt zodanig gezuiverd dat het maximumgehalte aan nog resterende onoplosbare onzuiverheden niet meer dan 0,15 gewichtspercent bedraagt.

  • 2 Het eerste lid en artikel 2 zijn niet van toepassing op het uit hoog-risico-materiaal en uit laag-risico-materiaal van herkauwers gesmolten vet, voor zover dat vet wordt verwerkt met een methode die ten minste voldoet aan de criteria van één van de in bijlage II van beschikking nr. 99/534/EG van de Raad van de Europese Unie van 19 juli 1999, betreffende op de verwerking van bepaalde dierlijke afvallen toepasselijke maatregelen ter bescherming tegen overdraagbare spongiforme encefalopathieën en tot wijziging van beschikking 97/735/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen (PbEG L 204) beschreven procédés, of kan worden gegarandeerd dat het vet niet in de voedselketen voor mens of dier komt.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 07-09-2003]

  • 1 Monsters van de eindproducten van hoog-risico-materiaal die onmiddellijk na de warmtebehandeling van dat materiaal worden genomen, zijn vrij van hittebestendige ziekteverwekkende sporen van bacteriën.

  • 2 Monsters van de eindproducten die zijn verkregen door de verwerking van destructiemateriaal in een bedrijf, die worden genomen tijdens of na afloop van de opslag in het bedrijf, voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a. salmonella: afwezig in 25g, n=5, c=0, m=o, M=o;

    • b. enterobacteriaceae: n=5, c=2, m=10, M=3x102/g.

  • 3 Voor de toepassing van het tweede lid wordt verstaan onder:

    a. n:

    het aantal deelmonsters waaruit een monster bestaat;

    b. m:

    de drempelwaarde voor het aantal bacteriën;

    c. M:

    de maximumwaarde voor het aantal bacteriën;

    d. c:

    het aantal deelmonsters waarvoor de bacterietelling een resultaat tussen m en M te zien geeft.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 07-09-2003]

  • 1 De minister draagt ervoor zorg dat de analyses en de tests die de toezichthoudende ambtenaren doen uitvoeren naar aanleiding van monsters, genomen tijdens door hen verrichte periodieke inspecties of tijdens door hen verrichte, op aselecte steekproeven gebaseerde, periodieke controles in bedrijven geschieden volgens ter zake internationaal erkende methoden.

  • 2 De toezichthoudende ambtenaren bewaren de geregistreerde gegevens van de bedrijven betreffende de behandelingsduur, de temperatuur, de druk en deeltjesgrootte gedurende ten minste twee jaren.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 07-09-2003]

  • 1 De beheerder van een bedrijf neemt representatieve monsters van iedere verwerkte partij ten einde te kunnen nagaan of aan artikel 3 is voldaan en of er geen fysisch-chemische residuen in het eindproduct aanwezig zijn.

  • 2 De beheerder maakt aantekening van de door hem uitgevoerde controles op de eindproducten en bewaart de aantekeningen gedurende ten minste twee jaren.

  • 3 Hij zet een systeem op dat het mogelijk maakt een verband te leggen tussen een partij eindproducten die het bedrijf verlaat en het tijdstip waarop die partij is geproduceerd.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 07-09-2003]

  • 1 Indien uit een monsterneming als bedoeld in artikel 5, eerste lid, blijkt dat niet is voldaan aan artikel 3, stelt de beheerder de toezichthoudende ambtenaar daarvan onmiddellijk in kennis. De beheerder draagt ervoor zorg dat de vermoedelijk besmette partijen eindproducten het bedrijf niet verlaten zonder dat ten genoegen van de toezicht houdende ambtenaar is aangetoond dat wel is voldaan aan artikel 3.

  • 2 Indien uit een monster, genomen door de toezichthoudende ambtenaar, blijkt dat niet is voldaan aan artikel 3, verstrekt de beheerder, desgevraagd, aan de toezichthoudende ambtenaar informatie over de aard van het behandelde materiaal waarvan het monster is genomen of de partij waartoe het bemonsterde eindproduct behoort. De tweede volzin van het eerste lid is van toepassing.

  • 3 Partijen eindproducten als bedoeld in het eerste lid die niet meer kunnen worden verwerkt, worden niet gebruikt als diervoeder.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 07-09-2003]

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 07-09-2003]

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling warmtebehandelingssytemen en eindproducten.

Deze regeling zal met de daarbij behorende toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Staatssecretaris

van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Erica Terpstra