Stb. 2010, 229, datum inwerkingtreding 23-06-2010, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2010.
1 De jonggehandicapte die over een maand recht heeft op inkomensvoorziening, heeft over
die maand recht op vakantiebijslag.
2 De vakantiebijslag bedraagt acht procent van het bedrag aan inkomensvoorziening waarop
recht bestond. De betaling van de vakantiebijslag vindt eenmaal per jaar plaats in
de maand mei, of, indien het recht op arbeidsondersteuning eerder dan in de maand
mei eindigt, in de desbetreffende maand.
3 Indien het percentage van de vakantiebijslag, bedoeld in artikel 15, eerste lid, van
de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, wordt gewijzigd, treedt dit gewijzigde
percentage in de plaats van het in het tweede lid genoemde percentage. Het gewijzigde
percentage wordt in aanmerking genomen over de inkomensvoorziening waarop recht bestaat
over het tijdvak aanvangende met de dag waarop de wijziging ingaat.
4 De vakantiebijslag wordt betaald zonder dat dit bij beschikking is vastgesteld.
5 Bij ministeriële regeling kunnen met betrekking tot het eerste lid nadere regels worden
gesteld.
6 Het eerste tot en met het derde lid is van overeenkomstige toepassing op de overlijdensuitkering,
bedoeld in artikel 2:56.